Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Aan adrenaline geen gebrek

recensie: De Kernploeg - A New Brain

Met A New Brain brengt de Kernploeg een nieuw geluid naar het musicalveld. Een musical met hits en missers die de hersenen scherp houdt.

Op eigen kracht een musical produceren: het lijkt een overambitieuze onderneming, maar Erwin Aarts heeft het voor elkaar gekregen. Zijn initiatief De Kernploeg belooft elke zomer onbekend werk te introduceren, en trapt af met William Finns A New Brain. In een loods op de NDSM werf is de intieme en rauwe sfeer voelbaar die de producties van het M-Lab destijds zo interessant maakten. In A New Brain zijn we deelgenoot van een grillige voorstelling die soms uit de bocht vliegt, en soms boven zichzelf uitstijgt.

A New Brain is geïnspireerd op Finns eigen ervaring met een levensbedreigende hersenoperatie. Componist Gordon Schwinn verlangt naar diepgang in zijn muziek, maar produceert kleurloze liedjes voor een kinderprogramma. De routine van zijn leven wordt ruw verstoord door een hersenaandoening en een operatie die hij misschien niet zal overleven. Wat volgt is een koortsdroomachtige revue waarin uitvergrote versies van vrienden, familieleden en verplegers figureren. We ontmoeten een overbezorgde moeder, een neurotische manager, een afwezige vriend, en zelfs een personage uit de kinderserie waar hij voor werkt. Met zijn ‘nieuwe brein’ volgt ook een nieuwe toon in de musical: hij kan zijn naasten weer met heldere blik zien en een nieuw beter leven ligt in het vooruitzicht.

Energiek en manisch

De doorgecomponeerde revuestijl is een aanwinst en een struikelblok in deze musical. Finns muziek heeft een energieke, manische kwaliteit die een gelaagdheid geeft aan de limbo waar Gordon zich in bevindt. Tegelijkertijd krijgt de voorstelling er zo’n snelheid door, dat het lastig wordt om alle verhaallijnen ademruimte te geven. Er is een afstand tussen Gordon en zijn vriend, een onzekerheid over zijn kunstenaarschap, en een pijnlijke familiegeschiedenis. Veel ruimte om deze conflicten uit te diepen en tot een crisis te laten komen, blijft uit. Met uitzondering van de relatie met zijn moeder komt Gordon niet echt tot nieuwe inzichten over de figuren in zijn leven. En dat terwijl regisseur Benno Hoogveld dit zo mooi suggereert in het eindbeeld: als een dirigent plaatst Gordon zijn naasten in de ruimte en laat ze in harmonie zingen. De vraag blijft hoe hij hier gekomen is: heeft hij zelf een volgende stap kunnen zetten in zijn relaties en zijn zelfbeeld, of heeft zijn hersenoperatie hem een heldere blik op zijn leven gegeven?

Excentrieke daklozen en predatory gays

Het enige personage dat in deze wereld kalm in het leven staat is Lisa, de excentrieke dakloze die in de levens van Gordons vriend Roger en moeder Mimi spookt. Ze is vrij van de deadlines en stress die Gordon beklemmen, en laat een alternatief zien: een leven met liefde en aandacht als leidraad. De twee karikaturale verplegers die Gordons hallucinaties bevolken zijn bedoeld als komische noot, maar slaan de plank mis. De broeder is een schoolvoorbeeld van een predatory gay: een homoseksueel personage die humoristisch wordt geacht door ongewenste avances te maken. Jammer, want anderzijds biedt A New Brain juist een verfrissend ongecompliceerd beeld van een homoseksuele relatie. Dat Gordon een relatie heeft met een andere man wordt nergens geproblematiseerd.

Voltreffer in de finale

De voltreffer van deze voorstelling ligt in handen van Lone van Roosendaal, die als Mimi opnieuw haar talent als musicalactrice bewijst. Na Gordons operatie ziet hij zijn moeder in een ander licht: de neurotische dame maakt plaats voor een vrouw die zich, op een gefantaseerde begrafenis van haar zoon, staande probeert te houden. Haar angst om dierbaren te verliezen en alleen achter te blijven is voelbaar onder haar decorum. Het maakt de neurose van de uitvergrote Mimi en Gordons wil om te blijven vechten begrijpelijk.

Al met al is A New Brain een voorstelling met successen en missers, maar bovenal een welkome afwisseling van de brandschone musicals in de grote zalen. Onbekende musicals met rauwe randjes, daar mogen er wel wat meer van komen. Met deze vuurdoop kan de Kernploeg daar in komende jaren in voorzien.

Theater / Voorstelling

Aan adrenaline geen gebrek

recensie: De Kernploeg - A New Brain

Met A New Brain brengt de Kernploeg een nieuw geluid naar het musicalveld. Een musical met hits en missers die de hersenen scherp houdt.

Op eigen kracht een musical produceren: het lijkt een overambitieuze onderneming, maar Erwin Aarts heeft het voor elkaar gekregen. Zijn initiatief De Kernploeg belooft elke zomer onbekend werk te introduceren, en trapt af met William Finns A New Brain. In een loods op de NDSM werf is de intieme en rauwe sfeer voelbaar die de producties van het M-Lab destijds zo interessant maakten. In A New Brain zijn we deelgenoot van een grillige voorstelling die soms uit de bocht vliegt, en soms boven zichzelf uitstijgt.

A New Brain is geïnspireerd op Finns eigen ervaring met een levensbedreigende hersenoperatie. Componist Gordon Schwinn verlangt naar diepgang in zijn muziek, maar produceert kleurloze liedjes voor een kinderprogramma. De routine van zijn leven wordt ruw verstoord door een hersenaandoening en een operatie die hij misschien niet zal overleven. Wat volgt is een koortsdroomachtige revue waarin uitvergrote versies van vrienden, familieleden en verplegers figureren. We ontmoeten een overbezorgde moeder, een neurotische manager, een afwezige vriend, en zelfs een personage uit de kinderserie waar hij voor werkt. Met zijn ‘nieuwe brein’ volgt ook een nieuwe toon in de musical: hij kan zijn naasten weer met heldere blik zien en een nieuw beter leven ligt in het vooruitzicht.

Energiek en manisch

De doorgecomponeerde revuestijl is een aanwinst en een struikelblok in deze musical. Finns muziek heeft een energieke, manische kwaliteit die een gelaagdheid geeft aan de limbo waar Gordon zich in bevindt. Tegelijkertijd krijgt de voorstelling er zo’n snelheid door, dat het lastig wordt om alle verhaallijnen ademruimte te geven. Er is een afstand tussen Gordon en zijn vriend, een onzekerheid over zijn kunstenaarschap, en een pijnlijke familiegeschiedenis. Veel ruimte om deze conflicten uit te diepen en tot een crisis te laten komen, blijft uit. Met uitzondering van de relatie met zijn moeder komt Gordon niet echt tot nieuwe inzichten over de figuren in zijn leven. En dat terwijl regisseur Benno Hoogveld dit zo mooi suggereert in het eindbeeld: als een dirigent plaatst Gordon zijn naasten in de ruimte en laat ze in harmonie zingen. De vraag blijft hoe hij hier gekomen is: heeft hij zelf een volgende stap kunnen zetten in zijn relaties en zijn zelfbeeld, of heeft zijn hersenoperatie hem een heldere blik op zijn leven gegeven?

Excentrieke daklozen en predatory gays

Het enige personage dat in deze wereld kalm in het leven staat is Lisa, de excentrieke dakloze die in de levens van Gordons vriend Roger en moeder Mimi spookt. Ze is vrij van de deadlines en stress die Gordon beklemmen, en laat een alternatief zien: een leven met liefde en aandacht als leidraad. De twee karikaturale verplegers die Gordons hallucinaties bevolken zijn bedoeld als komische noot, maar slaan de plank mis. De broeder is een schoolvoorbeeld van een predatory gay: een homoseksueel personage die humoristisch wordt geacht door ongewenste avances te maken. Jammer, want anderzijds biedt A New Brain juist een verfrissend ongecompliceerd beeld van een homoseksuele relatie. Dat Gordon een relatie heeft met een andere man wordt nergens geproblematiseerd.

Voltreffer in de finale

De voltreffer van deze voorstelling ligt in handen van Lone van Roosendaal, die als Mimi opnieuw haar talent als musicalactrice bewijst. Na Gordons operatie ziet hij zijn moeder in een ander licht: de neurotische dame maakt plaats voor een vrouw die zich, op een gefantaseerde begrafenis van haar zoon, staande probeert te houden. Haar angst om dierbaren te verliezen en alleen achter te blijven is voelbaar onder haar decorum. Het maakt de neurose van de uitvergrote Mimi en Gordons wil om te blijven vechten begrijpelijk.

Al met al is A New Brain een voorstelling met successen en missers, maar bovenal een welkome afwisseling van de brandschone musicals in de grote zalen. Onbekende musicals met rauwe randjes, daar mogen er wel wat meer van komen. Met deze vuurdoop kan de Kernploeg daar in komende jaren in voorzien.

Boeken / Fictie / Poezie

Botsende generaties

recensie: Truus Rozemond - Tussenruimte

De afwezigheid van een kindje, de woorden die niet gesproken worden en het scheppen van afstand – wat uiteindelijk tot een confrontatie leidt.

Truus Rozemond debuteerde in 2015 met Een verwaarloosd huis, een boek over mantelzorg. Inmiddels is haar tweede roman bij uitgeverij Magonia verschenen. Tussenruimte is een psychologische roman over familie, verlies en vervreemding.

In Tussenruimte laat Rozemond afwisselend twee mensen aan het woord: Egbert en zijn moeder Mieke. Egbert en Mieke hebben een moeizame relatie. Naarmate het verhaal vordert, komt de lezer steeds meer te weten over de achtergrond van deze personages. De beweegredenen van beiden komen aan bod en de lezer leert, door de interessante, uitgebreide gedachtegangen te volgen, twee kanten van het conflict kennen. Is er een schuldige aan te wijzen? Wat verbergt Mieke?

Het scheppen van afstand

Rozemond heeft goed gebruik gemaakt van haar kennis als psycholoog. De relatie tussen Egbert en Mieke staat centraal. Hierin zit een bepaalde afstand, die terugkomt in de titel, waar goed is over nagedacht. In het nawoord legt Rozemond uit waar ze dit vandaan heeft: ‘De titel Tussenruimte ontleen ik aan Martin Buber. Dit begrip komt uit zijn boek Ich und du uit 1923. Tussenruimte verwijst naar een beleving van ruimte en tijd in een ontmoeting waarin we werkelijk “zijn met de ander”.’

Een duidelijk moment van het creëren van deze afstand is wanneer Egbert zijn relatie met Anja, zijn vrouw, verbreekt, tot groot ongenoegen van zijn moeder. Mieke was erg gesteld op Anja en is het niet eens met zijn keuze. Een ander moment is wanneer het eerste kindje van Egbert en zijn nieuwe vriendin Annelies dood wordt geboren. Egbert mist de steun van zijn ouders, die niet genoeg begrip kunnen opbrengen voor dit verlies.

Egbert en Annelies krijgen hierna nog twee kinderen, die hun oma en opa van vaders kant nauwelijks leren kennen. Het gemis van het verloren kindje is nog steeds voelbaar en de kloof tussen Egbert en Mieke wordt steeds groter.

Wanneer Mieke een toenaderingspoging doet en haar zoon, schoondochter en kleinkinderen uitnodigt om bij haar vakantiehuisje in Lanzarote langs te komen, lopen de gemoederen hoog op. Egbert zal een manier moeten vinden om met zijn ouders om te gaan. Dit zet zijn relaties met beide vrouwen, Mieke en Annelies, op het spel.

Wat mooi is om te zien, is dat de personages een ontwikkeling doormaken. De lezer leeft met zowel Egbert als Mieke mee en het is niet eenvoudig om partij te kiezen. Dat hoeft gelukkig ook niet. Er is geen sprake van een ‘goed’ of een ‘slecht’ personage; voor beide standpunten valt wat te zeggen en zowel Mieke als Egbert begaat stommiteiten. Dit zorgt ervoor dat je als lezer je eigen familie onder de loep neemt.

Vluchten voor je problemen

Egbert vlucht, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij kan geen rust vinden en de frustratie lijkt hem op te breken. Ondertussen probeert Annelies te schipperen tussen Egbert en zijn ouders, terwijl de kinderen het naar hun zin lijken te hebben. Gaandeweg merkt Egbert dat hij eerst wat moet breken voordat het helen kan beginnen. Mieke schuift de schuld van haar gedrag af naar haar moeder, maar begint langzaamaan haar zoon steeds meer te begrijpen. Is de toenadering nog haalbaar, of is het te laat?

Rozemond heeft een paar gedichten in het boek opgenomen, die de emoties van de figuren weergeven. Ze kan naast schrijven ook dichten en het combineren van deze vormen geeft een extra dimensie aan het verhaal; de gedichten zijn als cadeautjes tussen de hoofdstukken door.

Tussenruimte is een zeer boeiende roman die goed ingaat op de psychologische ontwikkelingen van de personages, die ingewikkelde relaties met elkaar hebben. Een verhaal met diepgang.

Theater / Voorstelling

Geblinddoekt door een verlaten fabriek

recensie: Project Wildeman - Happiness Unlimited

Op een grijze en verregende zomeravond schuifelt een groepje mensen, geblinddoekt en gekleed in roze overall, over een verlaten industrieterrein in Amsterdam-Noord. Het zijn geen gegijzelden die hun executie tegemoet lopen, maar het publiek van Project Wildeman op weg naar hun nieuwe voorstelling Happiness Unlimited.

Tot 23 juli is het Over het IJ Festival gaande, wat het de moeite waard maakt om weer eens de pond te pakken en naar Amsterdam-Noord te togen. Over het IJ richt zich sterk op locatietheater, en laat Noord zich daar nu net goed voor lenen. Ook Happiness Unlimited van Project Wildeman (een muziektheatercollectief bestaande uit Milan Mes, Maarten Vinkenoog, Sven Hamerpagt en Robin Block) is gesitueerd op een indrukwekkende locatie: de voormalige en tegenwoordig leegstaande Draka-fabriek. Een enorm pand aan de oever van het IJ, dat prima zou kunnen figureren in een gangsterfilm.

Blinddoek om

Maar het draait in Happiness Unlimited niet om visuele pracht: het publiek wordt geblinddoekt en zal de oude fabriekshal als een geluidsinstallatie ervaren. Je wordt in deze voorstelling op je lichaam teruggeworpen. Soms loop je hand in hand met andere toeschouwers – uiteraard nooit wetend wie –  dan richt je je weer op lichten die vaag, als gedimde sterren, door je blinddoek heen schijnen. Je moet je bewuster worden van je andere zintuigen om Happiness Unlimited vol te kunnen beleven. Je wordt gevraagd om te gaan zitten, liggen, weer te staan en te dansen; om de bewustwording van je lichamelijkheid te activeren. De geluiden zijn ontspannend en de muziek is lekker.

Als ervaring is Happiness Unlimited daarmee geslaagd. Maar de makers willen iets te graag benadrukken dat we hier iets bijzonders aan het doen zijn; dat je je moet overgeven en je verbeelding de vrije loop moet laten. ‘Dit is een oefening in dromen,’ zo wordt er onder andere gesteld. Daarmee zijn de Wildemannen soms te sturend, alsof ze bang zijn dat het publiek zonder deze aanmoedigingen niet begrijpt wat het moet doen. Terwijl de geluiden en de muziek sterk genoeg zijn om parallel aan de visuele werkelijkheid, een wereld te creëren die droomachtig, prettig en geborgen is.

Filosofische inleiding

Happiness Unlimited is voorzien van een filosofische inleiding van Jonatan Bartling van het initiatief Zinnig Noord, een organisatie die zingevingsprojecten in Amsterdam-Noord organiseert. Bartling geeft de voorstelling zijn filosofische missie mee: onderzoeken waar het individu ophoudt en het collectief begint. Het blinddoeken is hierom een interessante zet: we ervaren onszelf normaal gesproken als een afgebakend lichaam, maar wanneer we dit lichaam niet kunnen zien moeten we ons veel sterker concentreren op wat buiten ons ligt. Daarmee treden we als het ware buiten ons lichaam. Hoewel deze inleiding best weet te boeien en ook zeker in lijn ligt met de voorstelling, is het ook weer een zoveelste uitdrukking van de makers om de voorstelling te willen uitleggen, wat eigenlijk vooral afleidt van de ervaring.

Desalniettemin is er ook nog veel om gewoon naar te luisteren. Zo sluit Happiness Unlimited sterk af, met een rauwe, energieke en luide finale die door de enorme loods heen galmt. Hier hoeft niks uitgelegd te worden, de performance spreekt voor zich.

Boeken / Non-fictie

Geschiedschrijving met de Franse slag?

recensie: Henk Wesseling - Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis

Het is bijna een anachronisme: historici die schrijven over de grote lijnen in de geschiedenis en dwarsverbanden leggen tussen tijdvakken. Emeritus hoogleraar H.L. Wesseling is zo’n historicus. Voor liefhebbers van deze manier van geschiedschrijving zal Wesselings nieuwste boek geen teleurstelling zijn.

Wesseling, die scriptiebegeleider van koning Willem Alexander was, laat zich niet afleiden door nodeloze details. Naar eigen zeggen zoekt hij bij het schrijven zelden iets op. Archieven vindt hij stoffig en vies. Hij schaamt zich niet voor zijn ledigheid. “Ik ben mij uit pure luiheid voor Frankrijk gaan interesseren.”

Een pose? Waarschijnlijk wel. Wesseling houdt nogal van relativeren – vooral van zichzelf. Maar wie bekend is met zijn werk kan zich lastig aan de indruk onttrekken dat het door hem zo gekoesterde nonchalante imago hooguit een overdrijving van de werkelijkheid is.

Uit de mode

Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis versterkt dat beeld nog maar eens. Wesseling gebruikt nauwelijks voetnoten of lange citaten en is gretig met lichtvoetige uitstapjes. Het leest alsof het in een namiddag in één ruk is opgeschreven, zo uit het hoofd.

Een typische Wesseling dus – en niet alleen wat betreft stijl. Zo behandelt hij ook in dit boek een groot tijdvak maar stelt tevens individuen centraal, hetgeen in de wetenschappelijke geschiedschrijving ook al een tijdje uit de mode is.

Familiegeschiedenis

De drie hoofdrolspelers zijn de Nederlands-Franse schilder Ary Scheffer, de intellectueel Ernest Renan en de katholieke en nationalistische militair Ernest Psichari. De laatste Ernest is de kleinzoon van de eerste, die weer getrouwd was met een nichtje van Ary Scheffer. Aan de hand van hun familiegeschiedenis beschrijft Wesseling het Frankrijk ten tijde van wat historici ‘de lange negentiende eeuw’ noemen, de periode van de Franse Revolutie (1789) tot de Eerste Wereldoorlog (1914).

Die vorm pakt niet overal even goed uit. Het eerste deel van het boek behandelt de carrière van Scheffer en de periode van de Franse Revolutie tot het revolutiejaar 1848. Deze twee verhaallijnen lijken echter wat kunstmatig aan elkaar geplakt. Vooruit, Scheffer was goed bevriend met het Huis van Orléans dat na de Julirevolutie van 1830 aan de macht kwam. Maar daar houdt de verwevenheid van de twee verhaallijnen ook wel mee op.

Familiaal contrast

Meer geslaagd is het tweede deel van het boek. De levens van Ernest Renan en zijn naar hem vernoemde kleinzoon, Ernest Psichari, symboliseren de politieke en culturele ontwikkelingen in Frankrijk. Renan, die van bescheiden afkomst was, werkte zich op tot een gerespecteerd intellectueel. Hij werd opgeleid tot priester maar viel van zijn geloof en verruilde het katholicisme voor een nieuw geloof: de wetenschap.

Renan brak in 1863 door met het controversiële boek La vie de Jesú waarin hij Jezus beschreef als bijzonder mens, maar – en dat maakte het boek controversieel – slechts als mens en dus ontdaan van alle goddelijkheid. Hij werd een idool van verlicht en progressief Frankrijk.

Het leven van kleinzoon Psichari kon haast geen groter contrast zijn met dat van zijn grootvader. Psichari was geen rationalistische denker, maar een kunstenaar en een man van actie. Hij werd een fel nationalist, verheerlijkte geweld en oorlog en kende aan het leger een mystieke waarde toe. Psichari koppelde zijn verering van Frankrijk aan de verering van God en bekeerde zich tot het katholicisme.

Te kort

Psichari is een representant van een stroming die in zijn tijd dominant was. Veel schrijvers en intellectuelen bekeerden zich tot het geloof en veel Fransen, meevarend op de golven van een ontwakend nationalisme, verlangden naar oorlog. Op 3 augustus 1914 kwam Psichari’s droom uit: de Grote Oorlog brak uit. Lang kon hij er niet van genieten. Binnen drie weken nadat Duitsland aan Frankrijk de oorlog had verklaard, sneuvelde hij.

Psichari was een fascinerend en tragisch figuur en leefde in een fascinerende en tragische tijd in Frankrijk. Wesseling besteedt er betrekkelijk weinig aandacht aan en maakt zich er wat makkelijk vanaf. Dat is zonde en onnodig. Over deze intrigerende periode aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog heeft hij al eens een boek geschreven (zijn debuut, Soldaat en krijger). Met gemak – en volledig uit het hoofd – had hij dus wat dieper op deze periode in kunnen gaan. Helaas heeft hij dat niet gedaan, maar voor wie daar meer over wil lezen kan altijd nog zijn debuut oppakken – hetgeen zeker geen straf is om te lezen.

Boeken / Non-fictie

Denken over het kwaad

recensie: Bettina Stangneth – Het kwade denken

De Duitse filosofe Bettina Stangneth schrijft met haar nieuwste boek Het kwade denken een meesterwerk. In navolging van Kant en Arendt geeft ze op daverende wijze een actuele beschrijving van het kwaad en maakt ze de ethiek actueler dan ooit.

Stangneth werd beroemd met haar boek Eichmann in Argentinië (2012), waarin ze aantoont dat Adolf Eichmann niet als voorbeeld kan gelden voor de ‘banaliteit van het kwaad’, zoals Hannah Arendt dat beschrijft. Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de Jodenvervolging in nazi-Duitsland, vluchtte na de oorlog naar Argentinië. Uiteindelijk werd hij opgespoord en terechtgesteld in Israël. Met de ‘banaliteit van het kwaad’ doelt Arendt op iemand die kwaad doet zonder dat hij daarbij die intentie heeft. Eichmann neemt ze als voorbeeld: hij was vooral bezig met het maken van carrière en het opvolgen van bevelen. Wat de gevolgen van zijn handelen waren heeft hij nooit overzien. Zijn handelen is overduidelijk kwaad – want hij heeft miljoenen mensen de dood in gejaagd – maar door het gebrek aan een besef daarvan ook ‘banaal’.

‘We zijn vrijer dan we willen’

Voor de moraal is denken vereist, zo stelde Kant. Alle mensen die over een rede beschikken weten wat goed is en wat fout. ‘Niets is zo simpel als de moraal’, begint Stangneth haar boek. Maar dit zorgt er niet direct voor dat iedereen juist handelt. De mens is namelijk zo absoluut vrij, dat hij een moreel onjuiste handeling kan voltrekken terwijl hij weet dat dit fout is. In een interview met de VPRO zegt de filosofe: “We zijn vrijer dan we willen.” We zijn dusdanig vrij, dat we onszelf voor de gek kunnen houden en kwaad kunnen doen, terwijl we weten dat het verkeerd is.

Stangneth laat zien waarom Eichmann niet ‘banaal’ kwaad was: hij dacht namelijk wel na. Ondergedoken in Argentinië heeft hij zitten broeden op het verhaal dat de slachtoffers het liefst zouden horen. Het werd een verhaal over een moeilijke jeugd en de slechte band met zijn vader. Dit, in combinatie met Arendts verhandeling over de banaliteit van het kwaad, heeft ervoor gezorgd dat we hem herinneren als een bijna zielige man die niet wist wat hij deed en slechts bij de groep wilde horen, ondanks het feit dat zijn verhaal een leugen was, zijn jeugd vredig en de band met zijn vader liefdevol.

Bevlogen waarschuwing

Stangneth legt in Het kwade denken in jip-en-janneketaal de Kantiaanse ’transcendentale eenheid van de apperceptie’ uit en gebruikt tal van metaforen om ook de niet-filosofisch geschoolde lezer bij de les te houden. Dat dit allebei lukt mag bijzonder knap genoemd worden. Ze schrijft zo vlot en bevlogen dat het lijkt alsof je niet een boek leest maar een college van haar bijwoont. En het lezen van Het kwade denken blijft niet zonder gevolgen. De lezer wordt direct aangesproken, de hele verhandeling lang. De ethiek staat namelijk onder druk. Hedendaagse filosofen bewegen wat rond in de samenleving en duiden hier en daar het een en ander, maar durven niet langer een ethisch oordeel te vellen.

Deze angst zien we ook breder binnen de maatschappij, waarschuwt de filosofe. Er worden minder discussies gevoerd omdat mensen zich te snel persoonlijk aangevallen voelen als iemand het niet eens is met hun mening. Zo is een trend ontstaan van het hebben van meningen die je niet langer hoeft te verdedigen met argumenten, maar die je mag hebben omdat het je recht is. Maar wat dat recht ons biedt, blijft op deze manier verborgen.

Stangneth gaat hier dan ook lijnrecht tegenin, omdat het überhaupt kunnen vormen van een oordeel volgt op het gebruik van de rede, die elk mens bezit. Wanneer hierover niet gecommuniceerd wordt en er dus geen gemeenschappelijke ruimte van veronderstelde waarheid overblijft om in te bewegen, verdwijnt ook de ondergrond voor het maken van een juiste keuze. ‘Waarheid is wat ons verbindt’, citeert Stangneth filosoof Karl Jaspers. In die gemeenschappelijke ruimte is mogelijkheid tot debat, tot leren van elkaar en tot oordelen over goed en kwaad. Als de moderne mens deze gemeenschappelijke grond doet wankelen, brengt hij zichzelf in gevaar.

Moraal voor de moderniteit

Daarmee trekt Stangneth de ethiek van Kant de 21e eeuw in. ‘Wat stelt een beetje waarheid nog voor zolang iedereen maar trots op zijn mondigheid kan zijn?’ Dit gaat over onze tijd van fake news en van jan en alleman die zijn mening rondschreeuwt en tegelijkertijd de vingers in de oren steekt. Welke plek heeft de moraal in de moderniteit? Stangneth laat zien dat de ethiek zeer onterecht een negatieve connotatie heeft gekregen. Moraliteit is gelijk aan menselijkheid en gaat aan elke cultuur vooraf. Ieder mens beschikt over een rede en ieder mens heeft de keuze in vrijheid daar naar te luisteren of niet. Met de Tweede Wereldoorlog als waarschuwing dwingt Stangneth je tot nadenken en laat zien dat we niet moeten onderschatten hoe simpel – en belangrijk – ethiek en het vrije denken ook in onze tijd zijn.

Boeken / Non-fictie

Nzume schrijft menselijk, relativerend en toegankelijk

recensie: Anousha Nzume - Hallo witte mensen

‘Een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet,’ oordeelde Elma Drayer in haar column in de Volkskrant over Anousha Nzume’s Hallo witte mensen. Een raar verwijt: dit boek is niet perfect, maar een dergelijk product is het niet.

Veel mensen gaan al steigeren zodra ze woorden als ‘culturele toe-eigening’ en ‘wit privilege’ horen. En het klopt dat tot er discussies over identiteit en etniciteit gevoerd worden die niet boven de privébesognes van de deelnemers uitstijgen. Maar zo’n boek is Hallo witte mensen van Anousha Nzume overduidelijk niet: Nzume grondt wat ze zegt duidelijk in discussies over macht en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische achtergronden. Er is dus geen sprake van particulier ‘geneuzel’, van ‘geklaag’ van iemand die zich achtergesteld voelt en daarom via een boek haar ‘gelijk’ probeert te halen.

Cruciale bijdrage

Hallo witte mensen is een cruciale bijdrage aan het publieke debat en de discussie over diversiteit en de omgang met verschil en pluraliteit in onze samenleving. Als witte Nederlander hoef je het niet met alles eens te zijn wat Nzume in Hallo witte mensen schrijft, maar te vaak blijkt dat niet eens over de basisaannamen overeenstemming bestaat. Hierdoor ontaardt elke discussie in een scheldpartij en lijkt iedereen aanstoot aan elkaar te nemen, in plaats van tot begrip en inzicht te komen. Dit is absurd. Een aantal historische feiten valt niet te ontkennen: dat Nederland honderden jaren lang een groot overzees rijk heeft gehad, dat ons land actief bij de slavenhandel betrokken was, dat ter legitimatie van deze ondernemingen allerlei racistische representaties van de zogenaamd inferieure ‘niet-witte’ gemobiliseerd werden. En dat deze processen nog steeds na-ebben, en niet in een paar decennia totaal verouderd zijn geworden.

Waar Nzume toe oproept, en met haar vele activisten, academici en anderen, waarvan een aantal hun opwachting maakt in Hallo witte mensen, is een zekere zelfreflexiviteit, een bewustzijn van ieders positie. Wie wij zijn en, belangrijker, hoe anderen ons zien, wordt voor een niet onaanzienlijk deel bepaald door hoe we eruitzien: man/vrouw is zo’n tweestelling, net als arm/oud en klein/groot. Ook zaken die in eerste instantie niks te maken hebben met ons uiterlijk, zoals rijkdom en seksualiteit, kunnen vaak afgelezen worden aan bijvoorbeeld iemands kleding en spraak. Over dit alles, zegt Nzume al vroeg in het boek, gaat Hallo witte mensen: dit boek gaat expliciet over kleur. Dus in plaats van te ontkennen dat iemands identiteit zich langs meerdere assen vormt, licht Nzume één zo’n as uit.

Toon

Het probleem met Hallo witte mensen is dus niet de insteek die het boek heeft, maar de toon waarop Nzume haar inzichten aanreikt. Al in de titel spreekt ze haar lezers direct aan, en dat blijft ze het hele boek doen. Vaak worden paragrafen of secties aan elkaar verbonden door frases als ‘je zult het nu wel doorhebben…’ of ‘Wat nu, lieve witte mensen?’ Ze houdt de afstand tussen tekst en lezer zo klein mogelijk. Aan de ene kant voorkomt ze zo dat Hallo witte mensen een droog academisch traktaat wordt, aan de andere kant bestaat het gevaar dat de vertelstem tot een imaginaire (witte) lezer spreekt, waardoor niemand zich echt aangesproken voelt. ‘Maar dit ken ik al,’ kan een lezer denken. ‘Ik ben mij al van deze dingen bewust.’ Onbedoeld creëert Nzume zo een vluchtweg.

Toch lijkt het alsof deze vertelstem soms de toegankelijkheid van de tekst in de weg zit. Nzume legt over het algemeen helder uit en is vooral op dreef tijdens anekdotes en illustraties van de meer theoretische begrippen. Deze verhalen zijn vaak plaatsvervangend beschamend of onbedoeld grappig. Ze tonen gestuntel, ook van Nzume zelf en zijn daardoor menselijk, relativerend en toegankelijk. Vooruitgang komt niet op een wit paard, maar komt juist door dat vallen en opstaan, door met elkaar te praten over grieven en obstakels. Op zulke momenten maakt Nzume het beste pleidooi voor haar zaak.

Theater / Reportage
special: Holland Festival: deel 3

Eten met de Gabriels en een bijna-dood ervaring

In The Gabriels wordt de impact van de Amerikaanse verkiezingsstrijd op de middenklasse pijnlijk voelbaar gemaakt. Het Nationale Ballet brengt een indrukwekkende Shostakovich Trilogy en het Australische Back To Back Theatre sluit het 70e  Holland Festival af met een fascinerende bijna-dood ervaring.

10 juni: The Public Theatre – The Gabriels

Theater is een traag medium. Tenminste: dat is mij verteld. Wil je reageren op de actualiteit, dan duurt het minstens een halfjaar voordat alles goed en wel op de planken staat. The Gabriels van regisseur Richard Nelson is dan ook een bijna onmogelijke opgave: een trilogie over het verkiezingsjaar 2016, met de daadwerkelijke verkiezingsdag (8 november) als premièredatum. Naar verluid werd het script een paar uur voor de opening nog herschreven. Het resultaat is wonderwel geslaagd. In zes uur krijgen we – letterlijk – een kijkje in de keuken van een doorsnee Amerikaans gezin. Een gezin dat niet op de barricades staat, maar worstelt met verlies en een toekomst die steeds ongewisser wordt.

The Gabriels had gemakkelijk een theatrale analyse kunnen worden van de verkiezingsstrijd. Zet een gezin voor de televisie, laat hen commentaar geven op Hillary en The Donald, en je hebt een geëngageerde voorstelling. Zorg daarnaast voor een aantal persoonlijke conflicten die tot uitbarsting komen in de derde akte, en je bent er van verzekerd dat het publiek weet waar het aan toe is. Het niet inlossen van deze verwachtingen is precies wat deze voorstelling intrigerend maakt. Bovenal gaat The Gabriels over rouwverwerking: de dood van Thomas Gabriel brengt zijn weduwe, ex-vrouw, zus, broer, zwager en moeder samen in een serie van drie diners. Terwijl het eten bereid wordt, luisteren we naar alledaagse gesprekken en leren we geleidelijk aan meer over hun verleden en onderlinge verhoudingen. We zien het wantrouwen tussen de zwager en de ex-vrouw (“Wat doet zij nog steeds hier?”), de voorzichtige poging van de dochter om haar moeder te vertellen over haar seksualiteit, het financiële gevecht dat de zoon moet leveren om een goed onderkomen voor zijn moeder te garanderen. Nergens volgt een crisis en verzoening; in plaats daarvan zorgt Nelson voor een continue spanning tussen tekst en dat wat onuitgesproken blijft.

Politiek komt kort ter sprake: even wordt er gesproken over Bernie Sanders, of over een ver verleden waarin Hillary Clinton nog idealen had. De verkiezingsdag is een desillusie. Met weemoed denken de Gabriels terug aan de tijd waarin ze nog met optimisme en overtuiging stemden voor hun kandidaat. Nu is een stem voor haar vooral een stem tegen hem. Want stel dat hij wint. Wat dan? De aardverschuiving die het premièrepubliek na de afloop zal hebben gevoeld zullen weinigen verwacht hebben, maar de angst ervoor is een constante in de voorstelling.

De politieke zeggingskracht van The Gabriels zit echter niet zozeer in directe verwijzingen naar de verkiezingsstrijd, maar in de impact die het huidige politieke klimaat heeft op de toekomst van dit gezin. Op hulp van de overheid hoeft de verzwakkende matriarch Patricia niet te rekenen: haar volwassen kinderen moeten tweede banen nemen en de studielening van haar kleinkind gebruiken om haar te ondersteunen, en schuldeisers te weren van het ouderlijk huis. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt hier pijnlijk duidelijk: keer op keer moeten zoon George en zijn vrouw Hannah vernederend werk doen voor bemiddelde cliënten om rond te komen. De American Dream is voor de middenklasse niet veel meer dan een cynische mythe geworden. Onder de schijnbaar nonchalante gesprekken, het snijden van de groentes, en het ophalen van oude herinneringen schuilt een overlevingsstrijd. Het overlijden van Thomas Gabriel luidt een overgang in naar een nieuwe, onzekere toekomst voor alle gezinsleden. Een toekomst die na 8 november 2016 nog grimmiger zal worden. (JvW)

17 juni: Het Nationale Ballet – Shostakovich Trilogy

De Shostakovich Trilogy is een uit drie delen bestaand ballet, gemaakt door choreograaf Alexei Ratmansky als eerbewijs aan diens grote inspirator, de Russische componist Dimitri Sjostakovitsj. Ratmansky woont al lang in Canada maar komt oorspronkelijk uit Oekraïne in de tijd dat het nog Russisch was. Net als Sjostakovitsj destijds is hij ongelukkig met de huidige politieke situatie in zijn oorspronkelijke vaderland.

Sjostakovitsj werd al jong erkend als geniaal musicus maar had zeer te lijden onder het stalinistische Sovjetregime, dat kunstenaars belemmerde te creëren wat ze wilden. Hij is zijn hele leven bang geweest voor represailles en heeft in zijn muziek steeds compromissen moeten sluiten.

Het eerste deel van de trilogie is de controversiële Negende Symfonie. De componist had van de Russische autoriteiten opdracht gekregen een triomfmars te schrijven over de overwinning van Rusland op Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar het eindresultaat beviel de autoriteiten niet. Zij vonden de muziek te licht, niet juichend genoeg en het werk werd zeven jaar in de ban gedaan. Een opvallende danser tijdens dit eerste deel is de Japanner Sho Yamada,  die zich zo licht en makkelijk als een vogel over het toneel beweegt, fascinerend om naar te kijken.

Het tweede ballet is gecreëerd op de Kamersymfonie. Sjostakovitsj schreef dit kort nadat hij, mogelijk onder dwang, lid werd van de communistische partij. Gekleed in een mooi pak met ontblote borst, maakt de hoofdpersoon een gekwelde indruk. Terwijl hij steeds door anderen wordt meegetrokken kijken op de achterwand grote hoofden van, naar ik aanneem, partijbonzen streng toe.

Sjostakovitsj maakte het Eerste Pianoconcert, toen hij nog heel jong was. De muziek is prachtig, dit derde deel is misschien wel het mooiste van de hele avond. Ook de vormgeving is schitterend: de achterwand is grijs met allerlei rode Russische symbolen, diezelfde kleuren zie je terug in de kostuums van de dansers. Shostakovich Trilogy is een must voor liefhebbers van klassiek ballet. Voor de virtuoze dansers van het Nationale Ballet moet het een feest zijn om hierin te mogen dansen. (EN)

25 juni:Back to Back Theatre – Lady Eats Apple

Het Australische Back to Back Theatre maakte in 2012 furore met Ganesh versus the Third Reich. Vijf jaar later is het nog steeds een van de meest indrukwekkende voorstellingen die ik gezien heb. Bij een tweede voorstelling komt het risico van te hoge verwachtingen onvermijdelijk om de hoek kijken, maar met Lady Eats Apple zorgt het gezelschap opnieuw voor een prachtige voorstelling.

Lady Eats Apple verwijst naar het verhaal van Adam en Eva, en begint in een bijzonder soort paradijs. We betreden een opblaasbare constructie op het podium van de schouwburg. Waar zijn we eigenlijk? Een soort luchtkasteel? De hemel? Een baarmoeder? De betekenis blijft in het midden. We ontmoeten Mark, een acteur met een verstandelijke beperking, die door een psychiater wordt getest in het benoemen van dieren. Hier keert de thematiek van Ganesh terug: in het samenspel tussen acteurs met en zonder verstandelijke handicap wordt het paternalisme en de ongelijke machtsverhoudingen tussen de twee pijnlijk duidelijk. Als Bijbelse God houdt de psychiater zijn Adam klein, maar Mark komt in opstand. Hij wordt kwaad over de belerende toon van zijn psychiater en besluit hem neer te schieten. Hij kan prima leven zonder een sturende hand.

Dan verduistert het paradijs en bevinden we ons in een soort limbo. We horen getuigenissen van bijna-doodervaringen, dan gaat het licht aan, opent de ‘baarmoeder’ waar we in zaten en kijken we uit op de zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Was dit een omgekeerde bijna-doodervaring: van hemel naar aarde? Een geboorte? In dit volgende deel zien we twee performers, eveneens met een beperking, elkaar voorzichtig verleiden. Hun zorgverlener moet er niks van hebben, en verbiedt hen om te dicht in elkaars persoonlijke ruimte te komen. Tevergeefs: als ze weg is, zoeken de twee toenadering. Schuchter uiten ze de affectie voor elkaar, eindigend in een verzoek van de man om mee te gaan naar zijn kamer. Seks en verstandelijke handicap is een taboe waar de strenge zorgverlener ongemakkelijk, misschien zelfs angstig, van wordt, maar waarom eigenlijk?

En hoe denk ik er zelf over, vraag ik me af. De psychiater en zorgverlener geven een ongemakkelijk inzicht. Het gezag dat zij opeisen, is in uitvergrote vorm het gezag dat wij als ‘niet-beperkt’ publiek onbewust als vanzelfsprekend achten. Ik verwachtte een voorstelling waarin performers volledig aangestuurd werden door een regisseur (of, om in de symboliek van deze voorstelling te blijven, een vaderlijke ‘God’) zonder verstandelijke beperking, niet een waarin ze een zelfstandige partij met een eigen stem waren. In het blootstellen en omkeren van die verwachtingen ligt de kracht van Back to Back Theatre. Lady Eats Apple legt niet alleen vooroordelen en ongelijke verhoudingen bloot, maar schept ook een arena waarin de kwaliteiten van performers met een beperking gevierd worden. In plaats van de codes die we van getrainde acteurs gewend zijn, bereiken zij een zeldzame oprechtheid en emotionaliteit. Een mooie afsluiter van een wederom geslaagde editie van het Holland Festival. (JvW)

 

 

 

Boeken / Non-fictie / Poezie

Zoek mij niet

recensie: Wim Brands - Verzamelde gedichten/Jeroen van Kan en Maarten Westerveen - Alles komt goed

De mooiste inleiding bij de Verzamelde gedichten van Wim Brands is zijn eigen prozafragment ‘De onverharde weg’ uit 2015, met tekeningen van Cornelis Rogge. Brands begint met een citaat van Heidegger: ‘Auf dem Holzweg sein’. Holzwege zijn de kleine, kronkelende paden tussen de bomen die bosarbeiders maken tijdens hun werk. De paden leiden nergens heen en zijn alleen bedoeld om gevelde bomen af te voeren. In Nederland zijn de meeste bospaden inmiddels gemarkeerde wandelpaden maar iemand als Wim Brands, boskenner bij uitstek, zal de Holzwege nog benut hebben.

Als metafoor is het een rake typering van zijn dichterschap. In het landschap zijn, zonder specifiek doel. Onderzoeken, ontdekken, rondkijken. De werkelijkheid binnen laten komen zoals die zich voordoet – Brands gebruikt ook de Heidegger-term Gelassenheit dat ‘aanvaardend afwachten’ betekent. De dichter laat de wereld op zich af komen en wacht op wat zich aandient in de vorm van associatie, taalspel en herinnering.

Brands besluit zijn fragment met een hoopvolle constatering:

‘het gevoel dat niemand uit de nacht kan vallen’

Na zijn tragische zelfgekozen dood in 2016 is het heel moeilijk om Brands te lezen en die suïcide los te laten. Ondanks regelmatige terechtwijzingen aan jezelf merk je als lezer dat je heel banaal snuffelt naar signalen, suggesties, tekens die vooruitwijzen naar het einde. En naar regels die een mogelijke verklaring kunnen inhouden van zijn absolute wanhoop: de moeizame relatie met de vader, de eenzaamheid van een kind dat zijn milieu ontgroeit en de hunker naar aandacht en goedkeuring die – zoals bij veel eenzame kinderen – een bodemloze put blijkt. Het is nooit genoeg.

Gefascineerd door het raadsel van de dood en vooral van de eenzame dood schreef hij over:

‘ …   – die raadselachtige man
in de Kostverlorenvaart. Niemand weet wie hij is,
die man die zo behendig opzwemt met de zwanen
en weigert te zwaaien naar wie hem groet.’

Dit gaat over een verdronken man die als gestorvene Lohengrin de Zwanenridder wordt, iemand die komt en dan weer verdwijnt.

Of, in ‘Zeven manieren om een gedicht te maken: maandag’:

‘Ga op een stoel staan,
het liefst op een plek
waar niemand komt.
Op zolder bijvoorbeeld.
Met een stuk touw.
Laat het touw vallen
en maak een foto van het kunstwerk
aan je voeten.
Herhaal dit vandaag vier keer.’

Een mooier, laconieker performance-recept is zelden gegeven. En toch is Wim Brands geen meester van de ironie. De beste gedichten uit de keuze van de voorbeeldige bezorgers Monique Edelschaap en Thomas Verbogt gaan over kleine gebeurtenissen, observaties van gewone mensen op de Holzwege. Een dakdekker die, omhoog geklommen en klaar voor de klus, uitkijkt over weiden en bossen en nadenkt over zijn voorgangers:

‘… Nagel in zijn mond vroeg hij zich af of ook zij het verlangen
hadden gekend een bericht achter te laten voordat
zij begonnen met het bedekken van het dak.
Een regel gekrast in lood. …’

Het romantische ‘berichten achterlaten’ komt vaker terug. Flessenpost, sporen in het landschap.

Maar ook auditieve associaties, zoals in ‘De zee’:

‘Schoonheid, zei een blinde, is een zee…;
herinner ik me. Maar wat zei hij nog meer?
Het wordt later, ik lig in bed,
sluit m’n ogen: zie honden, hoor honden
in het water. Ik verbeeld me dat niet.
;…een zee die blaft, denk ik
en hoorbaar zo ver wegloopt
dat je ‘m niet meer ziet.’

In ‘Krant’ gaat het over de vrouw die het schilderij van Munch ‘De Schreeuw’ had gestolen en er mee van de trap viel. De krantenlezer staat net op het punt een trap te beklimmen in het ‘rode district’ om te kijken naar ‘verkleurde affiches’:

‘Hij voelt geluk.
Schaterlacht.
Hij staat in het rode district
voor een affiche in zwart-wit,
een opengesperde mond,
en hoort een schreeuw in de nacht.’

En toch krijgt niet de schreeuw de overhand, ook niet piekeren over doodgaan, maar de stilte in het bos. Brands dicht over herten:

‘… hun zachte monden waaruit
aarde terugvalt.
In het bos komen herten
overeind
om in de verte te staren,
ogen neer te slaan,
om weer uit naamwoorden te
bestaan die genade schenken.’

Naamwoorden die genade schenken? Zijn herten naamwoorden, of zijn herten misschien harten? Zijn het de namen van geliefde mensen – of schenkt de taal zelf die genade?

Wie zoekt naar de kernthema’s van het dichterschap van Brands zal evengoed bij landschappen, dieren, licht en wind uitkomen als bij de onbereikbare, vallende vader en de anonieme doden.

Je hebt dichters die zich een weg naar buiten knokken uit de te kleine kamer van hun jeugd en je hebt er die zich al van nature in de vrije ruimte bevinden en lijken te hunkeren naar een veilig hok. De omheining binnen de eigen zintuigen, een veilige eenvoud midden in het enorme leven. Wim Brands hoort bij de laatste groep.

Tegelijk met de Verzamelde gedichten verscheen Alles komt goed – over Wim Brands, samengesteld door Maarten Westerveen en Jeroen van Kan. Het is een bundel korte bijdragen van vrienden en collega’s uit het literaire circuit. ‘Alles komt goed’ was zijn vaste afscheidsgroet.

De verhalen over de vriendschap met Wim zijn goed geschreven, hartverwarmend en zeer invoelbaar. De schok was groot, net als het verdriet en bij sommigen heerste het machteloze niet-begrijpen. Hoe is het mogelijk dat iemand die gelukkig getrouwd is, kinderen heeft, succesvol is als radio- en tv-interviewer, dichtbundels publiceert – hoe kan zo iemand plotseling aan zijn demonen kapotgaan? Uit de meest openhartige stukken stijgt een vaag schuldgevoel op. We hadden het moeten zien aankomen. We hadden het moeten voorkomen. Zijn we blind geweest voor wat zich daadwerkelijk afspeelde?

Sommigen vertellen dat het de laatste weken voor zijn dood niet goed met hem ging. Anderen concentreren zich meer op Brands als vriend (hij was lastig) als collega (hij had ‘… een feilloos gevoel voor wat de moeite waard was’) en als ongrijpbare persoonlijkheid. ‘Een ontsnappingskunstenaar’ noemt zijn oude vriend Ariejan Korteweg hem. Hij refereert daarbij misschien ook aan de laatste regels uit de brief aan zichzelf die in de bundel ‘Zwemmen in de Noordzee’ staat, waarin Brands de harde feiten uit zijn problematische jeugd op een rijtje zet en ‘opbiecht’ hoezeer hij in zijn eigen ogen op een beslissend moment heeft gefaald jegens zijn vader. Dat schuldgevoel is hij waarschijnlijk nooit kwijtgeraakt.

De 22 vignetten van de vrienden bevatten nogal wat feitelijke achtergrondinformatie. Biografisch materiaal – heel invoelbaar dat men de behoefte heeft zich publiekelijk te uiten na zo’n drama. Ook hier keert de moeilijke relatie met zijn vader terug. Het gedicht ‘Gebed van een zoon’ wordt drie keer geciteerd.

En verder: Brands hield van metal rock. Hij maakte altijd praatjes als hij op straat een bekende tegenkwam. Hij nam nooit zelf de telefoon op maar belde terug. Hij had last van dwanghandelingen.

Of al die informatie iets toevoegt aan zijn gedichten blijft een vraag, maar het zijn allemaal pogingen om het ‘grote en moeilijk te verdragen raadsel van zijn dood’ te verwerken.

Alle vrienden roemen zijn dichtkunst. F. Starik heeft het over ‘de terloopse, laconieke toon die zijn hele werk kenmerkte. Zo grondig alledaags dat ze als vanzelf iets mystieks ademden.’

Wat overblijft is verdriet. En dat werk.

Uit het gedicht ‘In den beginne was er een verhaal over vertrekken’:

‘En toen was hij dan echt vertrokken.
Daar lag hij. Zoek mij niet, leek hij
te zeggen, ik ben de woestijn in,
naar het poolijs, op zoek naar God die
uiteindelijk de beste verhalen kent’
Theater / Reportage
special: Oerol 2017 deel 3

Idealen

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen. Tien dagen lang bezoeken tienduizenden bezoekers Terschelling, om zich daar onder te dompelen in (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Voor het vierde jaar op rij zag ik bijzondere voorstellingen en crossmediale vormen, waarin de locatie soms allesbepalend is en soms helemaal niet. In drie delen: Klanken, De Habitat en Idealen, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

Moeremans & Sons – Crashtest Ibsen: Pijler van de Samenleving

In dit vierde en laatste deel van de Crashtest Ibsen reeks spelen de leden van collectief Moeremans&Sons tegen een duin aan, voor een volle tribune en een stel schapen. Nog voordat de kaartjes gescheurd zijn, wordt de toon al gezet met een rake en komische inleiding door één van de acteurs. Wederom heeft Joachim Robbrecht een zeer sterke tekst geschreven, waarmee hij het publiek uitnodigt in het Ibsen-universum en dit laat becommentariëren door de spelers in deze toneelwereld. De laatsten spreken vanuit het Noorwegen van 1877 het publiek in 2017 op Terschelling toe. Verandering blijkt van alle tijden te zijn, 140 jaar geleden was er al sprake van aanjagen, innoveren en fuseren. Radicaliserende scheepsknechten, klokkenluiders en roofkapitalisten stellen allen het persoonlijke profijt boven de idealistische gemeenschapszin.

Ook treedt Ibsen himself als dandy dramaqueen ten tonele, om de toneelwetten te tarten en de klassieke expositie eens even flink te exposeren. De ‘Noorse postkaart’ waarop zijn personages zich bevinden komt hij als ‘plottenbakker’ dramatisch aanjagen. Met het grootste plezier bedrijft hij deze ‘leugensport’ die toneel heet. Als een spreekstalmeester zwaait hij zijn scepter over de toneelpiste en blikt op zijn bezittende klasse, tot het moment dat hij zijn cape aan de wilgen hangt (hier een lantaarnpaal) en stopt met het leven van een nepleven. Ook de nepvergaderigen op het zijtoneel, waar de coulissenpolitiek plaatsvindt, worden opgedoekt en dan kunnen zijn personages hun luchtkasteel leeg laten lopen. Nu zijn zij aan zet en begint het crashen pas. Zelfs de schapen blaten dan mee, in het perpetuum mobile van vraag en antwoord. In een eindeloze circulaire economie van waarheid en leugen, blijkt de moraal van het verhaal geen pijler van de samenleving te zijn.

 

Orde van de Dag – De Idealisten

Al vanaf de boot lonkt een gele koepel, midden in het weidse veld. Hier verwelkomt de als superheld verklede gastheer Greg Nottrot, één van de Orde-leden, bezoekers in zijn zonnetent. Hij wijst ze een plekje en vermaakt het publiek terwijl er op de laatste binnenkomers gewacht wordt. In de cirkelvormige opstelling in dit ‘tijdelijke parlementsgebouw’, ontstaat al snel verbinding tussen het publiek onderling. Na het openingsnummer over de samenkomst in en onder de zon, wordt deze verlegd naar de overige leden. Spoedig vindt de aankondiging van de denkexercitie plaats waar deze avond om draait: onze moderator is zijn idealen verloren en wil deze samen met zijn publiek en Idealist van de dag, vanavond Greenpeace-activist Faiza Oulahsen, terugvinden.

Het probleem van niks doen dat Nottrot schetst, het wel willen maar niet weten hoe, wordt door velen in de tent herkend. Alle Orde-leden gaan op zoek naar hun idealen, door de zin van de onzin te scheiden proberen zij samen met het publiek hun problemen op te lossen. De korte, bevragende en vermakelijke scènes worden afgewisseld met aangename muzikale intermezzo’s en blatende schapen bij een ‘stukje bewustwording’. Kwetsbare observaties worden door theatermaker Laura van Dolron gedeeld, waarbij zij begint bij de bezoekers, overschakelt naar haar persoonlijke situatie en weer eindigt bij het publiek.

Na alle overdenkingen blijft de grote vraag wat er concreet gedaan kan worden met de aanwezige idealen. Hier wordt een beroep gedaan op participerend publiek, dat een eigen invulling mag geven aan drie manieren van het besteden van 1000 euro. Mensen die niet niet graag op de voorgrond treden, wordt van harte uitgenodigd om hun ideeën op de speelvloer te delen met het publiek. Na een magische samenklank van alle aanwezigen, waarbij naar elkaar geluisterd moet worden om de juiste toon te vinden, wordt een stilte geregisseerd. Kort hierna wordt ondemocratisch door de vermenigvuldigers van het geld besloten dat een stimuleringsprijs voor lefhebbers het beste bijdraagt aan een meer ideale wereld. De avond eindigt met de bevrijding van onze superheld, die zijn cape afdoet en zijn idealen afdekt.

 

Dries Verhoeven – Guilty Landscapes Episode #2

Episode 1 was te bewonderen op het Utrechtse SPRING Festival, episode III op het Bossche Boulevard en episode IV in Eindhoven tijdens de Dutch Design Week. Met de tweede episode op Oerol, is de klok van de gehele vierdelige video-installatie rond. Hierin wordt de toeschouwer geconfronteerd met zijn toeschouwerschap. Doordat de bezoeker de installatie alleen betreedt, is er geen ontsnappen mogelijk aan de kijkervaring die je er hebt. In de grote ruimte waarin deze plaatsvindt, ontkom je niet aan de realiteit van de wereld die zich via een groot scherm aan je presenteert.

Per episode verschilt de context van deze beelden. Episode 2 is gesitueerd in de sloppen van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Hier loopt een jongeman rond, die na een korte tijd jouw aanwezigheid opmerkt en terwijl je hem bekijkt, kijkt hij terug. Hij lijkt jouw reactie te incasseren en reageert, waardoor de live-streaming die met korrelig beeld en enigszins vertraagde response gesuggereerd wordt, ineens een werkelijke mogelijkheid wordt. Deze dualistische ervaring, tussen denken te weten dat echt contact onwaarschijnlijk is maar ervaren dat de gedachte aan enkel een algoritme onmenselijk en daarmee onwenselijk voelt, werkt nog lang nadat het beeld uit gaat door.

BERLIN / Het Zuidelijk Toneel – Zvizdal

Met een blanco beeld start het filmische portret over een oude man en vrouw die na de ramp in Tsjernobyl als enige twee in de vervreemdingszone zijn blijven wonen. Enkel geluid voorzien van ondertiteling geeft de kafkaëske situatie weer waarin de filmmakers belanden als zij toegang willen krijgen tot deze zone. Deze buitenstaandersblik blijft gehanteerd in de beeldvoering als het ontoegankelijke gebied betreden wordt. De maquettes die opgesteld staan onder het filmscherm, laten de toeschouwer vanuit vogelperspectief kijken naar de boerderij waaromheen het grootste gedeelte van de film zich afspeelt. Opvallend is dat het leven van Nadia & Pétro Opanassovitch Lubenoc enkel buiten hun woning in beeld wordt gebracht. Met deze omgeving is dit oudere echtpaar vergroeid, dat ten tijde van de ramp al 60 jaar in dit gebied leefde. Hun wereldbeeld lijkt niet veranderd te zijn door het verstrijken van de tijd. Zo is de Koude Oorlog voor hen nog altijd levend: “Zolang Amerika bestaat, zullen er insecten zijn. Zij hebben ze gekweekt en hierheen gestuurd, de parasieten.” Tegelijkertijd delen zij tijdloze levenswijsheden: “Het gras is elders niet groener. Het is overal hetzelfde.”

Bijzonder is de beschouwende blik waarmee de filmmakers als buitenstaanders het echtpaar in beeld hebben gebracht. Deze mensen, die eerst zo onvoorstelbaar anders lijken te zijn dan ikzelf, ga ik als toeschouwer gedurende de speelduur steeds beter begrijpen. Als weer wordt uitgezoomd en de boerderij steeds verder in het oneindige uitgestorven boslandschap verdwijnt, hoop ik dat de oude overgebleven vrouw haar eeuwige rust gevonden heeft.

Theater / Reportage
special: Holland Festival week 2

Streetdance, schilderen met lichamen en Mahler

Ging het in ons eerste verslag van Holland Festival 2017 veel over de huidige staat van zaken in onze maatschappij, deze week gaan we bewegen. Dansers uit Brooklyn laten Stadsschouwburg Amsterdam op de grondvesten trillen, een Griekse kunstenaar maakt indruk met bizarre fantasieën en Alain Platel ontroert diep.

10 juni: Reggie (Regg Roc) Gray/Peter Sellars – FLEXN

Flexing is een spectaculaire vorm van streetdance die vooral in Brooklyn wordt beoefend. Hierbij gaat het niet, zoals meestal, om de battle maar om het vertellen van verhalen.

De swingende elektronische soundscape is door de hele Stadsschouwburg te horen, maar als je opgewonden de zaal betreedt zie je daar veel blanke ouderen, keurig gekleed en gekapt. Voor sommigen van hen, met vingers in de oren, is de muziek duidelijk te luid. Als de dansers van FLEXN – veel dreadlocks en mooie sneakers – het podium betreden wordt duidelijk: hier zijn twee gescheiden werelden, het keurige schouwburgpubliek en deze jonge gasten. Lijkt het niet een beetje op aapjes kijken, wat we nu gaan doen?

De dans is prachtig en vitaal. Er wordt soepel op teentoppen gebalanceerd en op knieën over de vloer gegleden. Schouders worden bijna uit hun kom gedraaid. De gedanste verhalen gaan over pijn, liefde en verlangen. Soms over een oorlogssituatie, racisme of politiegeweld. Maar er is zelden echte agressie en de gebruikte muziek is bijna sentimenteel te noemen. Er wordt veel geleden, over harten gewreven, gezucht, handen gekust en ondertussen is de dans magistraal en fascinerend.

Al wordt er na ieder verhaal enthousiast geapplaudisseerd, er blijft afstand tussen dansers en publiek. Je hebt constant het gevoel dat deze vorm iets stijfs heeft, dat ze het in Brooklyn vast niet zo doen. Tot na het slotapplaus, als er dan  toch een soort battle is en iedereen eindelijk een beetje los komt. Mooi is dat er dan een paar zwarte kinderen voor het podium zijn komen staan die er door de dansers op worden getrokken en hun moves mogen laten zien. Tijdens de inleiding voor de voorstelling is onder andere gepraat over het belang van kunst voor de minder draagkrachtigen onder ons. Waarom was er niet een hele groep van zulke kids? Zou dat niet super zijn geweest? Voor henzelf, voor de dansers en voor ons?

 

18 juni: The Great Tamer – Dimitris Papaioannou

The great tamer, de grote temmer, is volgens de Griekse kunstenaar Dimitris Papaioannou de tijd. Wij mensen zijn de enige wezens op aarde die zich bewust zijn van hun sterfelijkheid en dat kleurt alles wat we doen. Dat moet ook, zegt Papaioannou, want we zijn verplicht om alles uit ons leven te halen wat er in zit. Hij maakt zijn eigen theorie volop waar. Papaioannou is opgeleid als beeldend kunstenaar en schilder, maar toen hij het theater ontdekte raakte hij daar gefascineerd door. Hij slaagde er in iconische figuren als Pina Bausch en Robert Wilson als mentor te krijgen. Papaioannou beschouwt zichzelf niet als theatermaker, hij is een beeldend kunstenaar die werkt met lichamen.

Het toneel heeft de vorm van een grote helling bestaande uit heel veel zwarte matten. Een man gaat naakt op één van de matten liggen, een ander bedekt hem met een laken en een derde laat een andere mat vallen waardoor het laken weer wegwaait. Dit wordt een aantal keren herhaald, steeds sneller. Geestig is dat veel later in de voorstelling de mannen met laken en mat al klaar staan terwijl de man die gaat liggen zich nog gehaast moet uitkleden.

We zien een bijzondere centaur: een vrouw wier torso gevormd wordt door de naakte billen en benen van twee mannen. Er wordt een granenveld gebouwd met strohalmen die als dartpijlen door de lucht worden gegooid. Soms herken je een schilderij, Rembrandt, Caravaggio en andere klassieken. Constant zien we beelden die veranderen, niet zijn wat ze in eerste instantie lijken. Vaak is het grappig, soms ontroerend of zet het je aan het denken. Altijd is het knap, origineel en verrassend.

Echter, alleen een opeenvolging van beelden, hoe mooi ook, wordt op den duur een beetje saai. Net als ik denk, nu mag het wel stoppen, volgt een reeks schitterende momenten die samen een verhaal vormen. Eigenlijk net als in het echte leven. Een man om te blijven volgen, deze bijzondere Papaioannou met zijn, naar eigen zeggen, bizarre fantasieën.

 

20 juni: Nicht schlafen

Op het toneel van Koninklijk Theater Carré liggen twee dode paarden. Al wist ik van tevoren dat die er zouden zijn, toch is het even slikken. Het is een vervreemdende gewaarwording me in de feestroes van een langzaam vol stromende theaterzaal te bevinden terwijl er een paar lijken liggen. Halverwege de voorstelling komt er nog een dood paard bij, dat hakt er behoorlijk in.

Nicht schlafen van Alain Platel is geïnspireerd op de tijd van vlak voor de Eerste Wereldoorlog die, zo zeggen de makers van de voorstelling, erg leek op de huidige: dezelfde angst, verwarring, onzekerheid en explosief geweld. Kunstenares Berlinde De Bruyckere, verantwoordelijk voor het indrukwekkende decor, maakt sculpturen van echte paardenkadavers. In deze context is dat een mooi en passend beeld, er zijn immers miljoenen paarden gesneuveld in die oorlog.

Nicht schlafen begint heel stil, de dansers scharen zich rondom de paarden en heffen een gezang aan. Eén van de mannen danst een indrukwekkende solo en dan, plotseling, is iedereen met elkaar aan het vechten. Kleren worden van lichamen gescheurd, er wordt geschreeuwd, het lijkt eindeloos te duren. Het publiek lacht er af en toe om, maar het doet mij vooral denken aan de manier waarop mensen elkaar op sociale media met woorden afmaken. Net zo agressief en net zo zinloos.

Dan wordt iedereen rustiger, muziek van Mahler zwelt aan en langzaam beginnen de dansers synchroon te bewegen. Platel toont veel lef door hier het overbekende Adagietto uit de Vijfde Symfonie te gebruiken. De kans op sentimentaliteit ligt op de loer, maar de paradoxale combinatie van die meeslepende muziek op het hoogste volume en de hortende rauwe bewegingen van de dansers is overweldigend.

Wat volgt naast gezamenlijke dansen zijn veel onderonsjes. Het is alsof niemand weet hoe ze met hun gevoelens om moeten gaan. De bewegingen zijn bijna spastisch, het lijken kinderen. Soms is er harmonie en dan zijn er weer oplaaiende conflicten. Het slot is vrolijk en uitgelaten, eindelijk is iedereen vrij. Het is geweldig om die mooie dansers zo vol overgave aan het werk te zien op de steeds veranderende soundscape: koebellen, nog meer Mahler, het ontroerende geluid van slapende dieren.

‘Hör auf zu beben! Bereite dich zu leben’.