Muziek / Album

De drang om te overtuigen

recensie: dEUS - Vantage Point

Drie maanden trok dEUS zich terug in hun zelf ingerichte studio annex oefenkot ergens in een oud gebouwencomplex te Borgerhout, Antwerpen. Het resultaat van die afzondering zag onlangs het levenslicht en is vernoemd naar de plek waar die maanden de creativiteit heerste en werd vastgelegd: hun studio Vantage Point.

Voor Vantage Point is voor het eerst in zijn geheel gewerkt met dezelfde samenstelling als het dEUS dat destijds Pocket Revolution (2005) live presenteerde. Elk bandlid heeft vanaf die tijd zijn plek in de band gevonden en de vijf Antwerpenaren smeedden samen het plan voor Vantage Point: het moest dit keer sexy, eclectisch, dansbaar, in your face zijn en knallen. Een duidelijk plan, tevens de lang gekoesterde wens van bandleider Tom Barman. The Ideal Crash (1999) had zo’n album moeten worden, maar kreeg door omstandigheden (een lief ging, een lief kwam) een andere richting. Ook is het een reactie op de voorlaatste plaat, die ook al niet geheel was geworden wat Barman er van te voren van had verwacht. Die plaat kwam tijdens een sabbatical van ruim vijf jaar en een grondige bandwisseling moeizaam tot stand, en toonde ‘een band op zoek’; dEUS was zich als band aan het hervinden.

Uitgebalanceerd

~


Op Vantage Point hoor je een behoorlijk hechte band die volledig uitgebalanceerd, doelgericht en zelfverzekerd vertelt wat ze te zeggen heeft; een band die muzikaal geen enkel blad voor de mond neemt en zich op een andere manier laat horen dan dat ze op de voorgangers deed; een band, ten slotte, die steeds sterker lijkt te zijn beïnvloed door de Amerikaanse (art)rock van Talking Heads en Girls Against Boys. Vantage Point heeft vele lagen, die zich langzaam laten openbaren. De dwingende grooves zuigen je keer na keer makkelijker op, iets wat grotendeels toe te schrijven is aan de gitaar van Mauro Pawlowski die wederom goed vertegenwoordigd is.

De fijnzinnige liefdesliedjes hebben op Vantage Point opnieuw ruimte moeten maken voor meanderende mijmeringen over uiteenlopende onderwerpen, en Barman experimenteert opnieuw met de mogelijkheden van zijn stem, ditmaal met veel vocale steun. Dat pakt mooi uit op “Eternal Woman” waar Lies Lorquet, bekend van Mintzkov, een fraaie tweede lijn zingt. Ook “Slow” weet Barman mede door het herkenbare stemgeluid van Karin Dreijer Andersson (The Knife) naar een hoger plan te tillen. Het meest verrassende is in dit opzicht “Popular Culture”, waar een Antwerps kinderkoor door het nummer heen te horen is.

In your face

~


De band heeft zich andermaal gehouden aan een bijna tot wet verworden kenmerk van dEUS: consequente inconsequentheid. Opnieuw heeft dEUS zich namelijk ontwikkeld en is de band niet blijven hangen op iets wat succes heeft gebracht. Het grote probleem met Vantage Point is echter dat dEUS te graag die ontwikkeling en die verandering wil laten horen, en zich zo overdreven als een volwassen band wil bewijzen. Dit gebeurt bijna op een maniakale manier, deze plaat lijkt de grote doorbraak te moeten bewerkstelligen. De productie, sterk Amerikaans, is daarbij typerend: ze timmert alle mogelijke gaatjes op de plaat dicht, walst alle oneffenheden plat en laat weinig ruimte voor de vrijheid en ruimte van vroeger.

De productie trekt de band ook steeds meer naar het midden, waardoor het eigenzinnige steeds meer naar de achtergrond wordt gedreven. Sterker nog, dEUS wil zo graag overtuigen dat het zijn doel bijkans voorbij schiet. Dat had helemaal niet gehoeven, de band verdiende immers juist zijn roem door anders te zijn dan anderen, door verschillende stijlen zo schoon en zo ontspannen te bewerken dat ze vlekkeloos in dEUS samenvielen. Vantage Point kent ook zijn spannende kanten, maar is in al zijn dwingendheid te in your face om er van achterover te slaan. dEUS heeft in het verleden vaak genoeg bewezen dat ze (live) kunnen knallen en deden dat vaak beter dan hier. Zo’n overdreven statement als Vantage Point heeft zo’n fantastische band, met de ruim verdiende sporen in het achterhoofd, toch al lang niet meer nodig?  

Muziek / Voorstelling

Tristan bezwijkt ver voor de Liebestod

recensie: Richard Wagner - Tristan und Isolde

.

~

Ongewild bevindt Anderson zich in legendarisch gezelschap. Drie weken nadat Ludwig Schnorr in 1865 voor het eerst de rol van Tristan vertolkte overleed hij, “Richard, hoor je mij?” verzuchtend. Dat laatste kan tot de Wagner-mythologie gerekend worden, feit is dat menig tenor zich liever niet aan de partij waagt. Ook de rol van de andere helft van het morbide liefdespaar is loodzwaar, maar de Amerikaanse sopraan Linda Watson hield zich moeiteloos staande als Isolde. Het leek er eerder op dat zij zich inhield om Anderson niet helemaal te overstemmen, waardoor zij ruim voldoende overhad voor haar ‘Liebestod’ en in de befaamde slotscène moeiteloos boven het voltallige orkest uitkwam.

Onopvallende enscenering

Anderson en Watson waren eerder in Amsterdam te horen als dat andere al even gedoemde liefdespaar: Siegfried en Brünnhilde. In de alom geprezen enscenering van Der Ring des Nibelungen van Pierre Audi viel alles op zijn plaats, helaas kan hetzelfde niet gezegd worden van Alfred Kirchners visie op Tristan und Isolde. Radicaal modern is zijn enscenering zeker niet, en op het merkwaardige grasveldje in het tweede bedrijf na wordt het ook nergens storend, maar bijzonder wordt het evenmin. Tekenend genoeg is de mooiste vondst geen visuele maar een akoestische. Wanneer Isoldes dienares Brangäne het liefdespaar tijdens de liefdesnacht voor het eerst waarschuwt, doet zij dit vijftien meter boven het podium, waardoor haar ‘Habet acht’ als een waarschuwing van een hemelse beschermengel klinkt.

Mooi

Zeven jaar geleden, toen deze productie voor het eerst in Amsterdam te zien was, werd de rol van Brangäne onwaarschijnlijk mooi gezongen door Petra Lang en ook ditmaal steekt de Zwitserse Heidi Brunner haar meesteres naar de kroon. Wat een timbre, wat een frasering, wat een breed scala aan emoties! Natuurlijk, de rol van Brangäne is een minder zware, maar waar Linda Watson wellicht beïnvloed door haar recente engagementen in Bayreuth vooral kracht laat horen, is de stem van Brunner altijd mooi.

~

Mooi is zeker ook de klank die scheidend chef-dirigent Ingo Metzmacher uit de orkestbak toverde. Misschien niet zo meeslepend als Simon Rattle zeven jaar geleden, misschien niet zo dramatisch als Valery Gergiev vorig jaar in Rotterdam, maar uitstekend passend in de Amsterdamse Wagner-traditie die door Hartmut Haenchen is ingezet. Dus: buitengewoon veel aandacht voor details, een perfecte balans en nergens onnodig langzaam – Metzmacher hield het eerste bedrijf onder de vijfenzeventig minuten, beduidend sneller dan recente opnames van Christian Thieleman en Antonio Pappano.

Metzmacher, het Nederlands Philharmonisch Orkest, Brunner en sterke bijrollen van Stephen Milling (Marke) en Gerd Grochowski (Kurwenal) maken deze productie zeker memorabel, maar onvergetelijk, nee, dat is deze Tristan und Isolde niet, zeker niet vergelijking met andere recente Wagner-opera’s in Amsterdam. Volgend seizoen laat De Nederlandse Opera Wagner even in de kast liggen, maar daarna begint het gezelschap wederom met Der Ring des Nibelungen. Hopelijk is er voor Brunner dan ook een rol weggelegd – ze lijkt een gedroomde Sieglinde.

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke Vervalsingen en matig eigen werk

recensie: Geert Jan Jansen "Net Echt": Van meestervervalser tot hofschilder

.

Door zijn imago van kunstvervalser kan Geert Jan Jansen niet zomaar terecht in een galerie of museum. Jansen kiest daarom de meest spraakmakende locaties om zijn eigen kunst en ‘werken naar’ te tonen. Eerder veroorzaakte hij een relletje door tijdens de Tefaf in 2007 een verkoopexpositie te houden, eveneens in Maastricht. En in november vorig jaar opende Jansen een galerie in de befaamde Spiegelstraat in Amsterdam waar vele gerenommeerde galeries en antiquairs huizen.
Het Slot Zeist waar Jansens werk tijdens een overzicht- en verkooptentoonstelling wordt getoond is wederom een locatie van allure. Naast vervalsingen (waaronder enkele doeken die door de Franse justitie in beslag waren genomen) zal dit keer ook eigen werk te zien zijn.

Geert Jan Jansen, Winter 1985<br />

Geert Jan Jansen, Winter 1985

Tijdens deze expositie wordt geprobeerd een ander beeld van Jansen neer te zetten. Hij is niet alleen de vervalser, hij is ook de schilder met zijn eigen stijl. Vitrinebakken met kwasten en schildermaterialen moeten bijdragen aan het imago van een ambachtelijke, traditionele kunstenaar. Het is niet moeilijk te raden welke schilderijen op traditionele wijze zijn gemaakt, of beter gezegd het creatief eigendom zijn van Jansen.
De autodidact heeft zich duidelijk laten inspireren door graffitikunst en schilderijen van Appel. Uit die inspiratiebronnen ontwikkelde Jansen een eigen abstracte stijl die niet doet denken aan het werk van kunstenaars wiens werk hij vervalste, afgezien van enkele figuurtjes op sommige doeken die wel erg aandoen als die van Appel. Misschien hebben Jansens doeken het nadeel tussen de vervalsingen van ‘grote kunstenaars’ te hangen, want tussen die werken steken Jansens creaties af als minder interessant. Het lijkt of Jansen bij het maken van zijn vervalsingen alles uit de kast heeft gehaald om ze zo overtuigend mogelijk te maken. Elk detail werd op zijn juiste plaats gezet, elke kleur zo goed mogelijk benaderd. Bij Jansens eigen werk lijken die precisie en het vakmanschap te hebben plaatsgemaakt voor nonchalance Die nonchalance is schijn (Jansen vertelt in de documentaire nog hoe moeilijk het is om kleuren over elkaar op doek te zetten zonder dat deze mengen tot een poepbruin geheel), maar de bezieling mist. Zijn doeken zijn vaak seriematig en de nuance is ver te zoeken bij de toepassing van felle tinten roze en blauw.

Geert Jan Jansen, In de stijl van Gustav Klimt (vrouw met een stola)

Geert Jan Jansen, In de stijl van Gustav Klimt (vrouw met een stola)

Rembrandt boven je bed

Het zal geen verrassing zijn geweest voor Jansen en het Slot Zeist dat het de vervalsingen zijn die hier de show stelen. De titel van de expositie legt immers de nadruk op zijn rol als vervalser. In de onderhoudende documentaire die getoond wordt, wordt de vervalser Jansen nog eens ontleed. Zijn minachting over de hypocrisie van de kunstwereld (20% van de aangeboden kunst op veilingen schijnt vals te zijn), zijn bewondering van eerdere meestervervalsers en tips om doeken valst te doen lijken of vervalste doeken juist te onderscheiden passeren de revue. Over zijn eigen werk geen woord.
Jansen zelf nam enkele grote vervalste doeken als uitgangspunt en bouwde de rest van de tentoonstelling daar omheen. De meestervervalser weet hoe hij de expositie commercieel moet uitbuiten. Natuurlijk wordt de interesse van het publiek vooral gewekt door de ‘Botero’s’, ‘Picasso’s’ en ‘Rembrandt’, beroemde werken van nog beroemdere meesters, van onschatbare waarde. Wie wil er nou niet zo’n gelijkend ‘zelfportret’ van Rembrandt boven zijn bed? Dat zo’n werk vervalst is, maakt het publiek niet uit. Integendeel, het geeft het werk juist iets extra’s. De kijker of koper bewondert de kwaliteit van het werk of maakt er een sport van om de maker op foutjes te betrappen. Wederom speelt Jansen ermee. Het hoogtepunt in Jansens bedrieglijk spel zijn wel de vermeldingen die bij enkele werken staan: ‘dit werk is teruggekomen uit de kelders van het huis van bewaring te Orléans. Bij aankoop ontvangt u een certificaat van onechtheid.’

Boeken / Fictie

Correspondent tussen oorlog en intelligentsia

recensie: James Meek (vert. Mea Flothuis) - We zetten nu de afdaling in

De Britse verslaggever en romancier James Meek heeft inmiddels een veelzijdig oeuvre geproduceerd. Hij heeft niet alleen een aantal belangwekkende reportages over Irak en Guantanamo Bay op zijn naam staan, maar van zijn hand zijn inmiddels ook een zestal romans en verhalenbundels verschenen. De alom bejubelde roman Uit liefde van het volk (2005) is hiervan de bekendste. Sinds kort is zijn nieuwste roman We are now beginning our descent in vertaling beschikbaar.

.

Evenals Uit liefde van het volk maakt Meek in We zetten nu de afdaling in volop gebruik van zijn ervaringen als journalist. Werd die eerste roman gecomponeerd rondom een aantal eigenaardige verhalen waarmee Meek in aanraking kwam in zijn tijd als verslaggever in Rusland, zijn nieuwe boek is gebaseerd op zijn journalistieke ervaringen in Irak. We zetten nu de afdaling in is het verhaal van de oorlogscorrespondent Adam Kellas die behalve in Irak ook in Afghanistan opereert. Het vertelt over zijn relatie tot medeverslaggever Astrid, zijn verhouding tot de intelligentsia van Londen en New York, zijn teleurstelling in de literatuur en over zijn wens om rijk en beroemd te worden met schrijven.

Het vreemde

Ook al staat de journalist Meek aan het begin van beide romans, toch zijn het twee volstrekt verschillende boeken geworden. Een van de redenen hiervoor is de verschillende setting. In Uit liefde van het volk wordt de lezer een hem volstrekt onbekende Russische wereld ingevoerd met absurde verhalen over castraten en kannibalen. Dankzij deze verhalen weet de roman door een prachtige en spannende compositie een ervaring van vreemdheid op te roepen. We zetten nu de afdaling in speelt zich in een veel bekendere wereld af: te midden van Londense en New Yorkse intelligentsia en in oorlogsgebieden waarover wij dagelijks in het nieuws horen. Juist deze andere setting zorgt ervoor dat Meek er in deze roman nauwelijks in slaagt om de vreemdheid van de Afghaanse en Irakese wereld op te roepen. Meek beweert wel dat de journalisten in die streken nauwelijks weet hebben van wat de gebeurtenissen betekenen voor de lokale bevolking, maar de vreemdheid en ontheemdheid van de journalist worden nergens beklemmend of levensecht.

Een ander belangrijk verschil is dat het liefdesverhaal en de karakterontwikkelingen van de protagonisten de spil zijn van Meeks nieuwe roman. Ook in Uit liefde van het volk was er sprake van een liefdesverhaal, maar die liefde was duidelijk ondergeschikt aan de verborgen geschiedenis van deze liefde die in het verhaal langzaam werd onthuld. In deze roman was al duidelijk dat Meeks meesterschap niet betrekking had op karakters en karakterontwikkeling. In zijn recente roman, waar een dergelijke ontwikkeling centraal staat, wordt dat onvermogen dan ook een storende factor. Kellas, Astrid en de overige figuranten overtuigen niet en hun onderlinge relaties zijn eigenlijk clichématig. Zo gaat de relatie tussen Kellas en M’Gurgan terug op de vraag wat een schrijver hoort te doen: dient hij te schrijven voor de literatuur of voor de roem en de rijkdom? Kellas heeft tot het laatste besloten, terwijl M’Gurgan, die ook ooit aankondigde een bestseller te willen schrijven, zich blijft wijden aan de Literatuur. De relatie tussen beide karakters ontstijgt echter nergens deze tegenstelling. Daarmee zijn Kellas en M’Gurgan eerder typen dan karakters.

Wanneer je een boek van het kaliber van De liefde van het volk gelezen hebt is het vrijwel onmogelijk om niet meer zeer hooggespannen verwachtingen de opvolger open te slaan. De teleurstelling die toeslaat wanneer het nieuwe boek niet in staat is om aan deze verwachtingen te voldoen leidt wellicht te gemakkelijk tot een al te streng oordeel. Maar zelfs wanneer je je oordeel zo voorzichtig mogelijk velt, dan valt er aan één conclusie niet te ontkomen: Meek weet met We zetten nu de afdaling in niet te overtuigen en heeft met dit boek slechts een middelmatig product afgeleverd.

Lees ook het eerder verschenen interview met James Meek, naar aanleiding van zijn roman Uit liefde van het volk.

 

Boeken / Fictie

Twijfel en god in een prachtig landschap

recensie: Marjoleine de Vos - Het Waait

In haar nieuwe bundel Het waait beschrijft Marjoleine de Vos hoe zij de wereld ziet. Eenmaal ondergedompeld in die wereld word je als lezer meegesleurd in haar worsteling met het geloof. In ruim dertig gedichten legt De Vos haar twijfels en gedachten bloot, zonder daarmee in onbegrijpelijke taal te vervallen. Want, vindt zij, poëzie is niet voor een selecte groep intellectuelen, poëzie is voor iedereen.

Marjolein de Vos is columniste bij NRC Handelsblad en schrijft daar over kunst, koken en religie. Dezelfde onderwerpen als waar ze over dicht. Eerder publiceerde ze de bundel Zeehond graag en Kat van sneeuw die qua stijl en inhoud vergelijkbaar zijn met Het Waait. Zo speelt mevrouw Despina, het alter ego van De Vos, ook in de nieuwe bundel een grote rol.

Worsteling
De poëzie van Marjoleine de Vos is gelaagd. Aan de ene kant verbeelden de gedichten een wereld waar alles in evenwicht is. Door de precieze beschrijvingen van de juiste details word je als lezer ín die wereld gezogen. ‘Het leven in Juni’ is daar een voorbeeld van:

Om mij heen is alles luidkeels in leven
de boer op zijn maaier, blatende schapen
in de esdoorn een zwartkop die roept
om een vrouwtje, uit bloemkelken klinkt
het geronk van een bij.

Stukken waar je als lezer in wegzakt en waar ook zij zelf tevreden is: ‘(…)ze bofte want een met het zijnde/ onthecht in haar lichaam, haar leesstoel in gras.’

Aan de andere kant zit er een donkere onderstroom in het werk van De Vos. Want hoe graag zij ook onthecht wil zijn (lees verlost van haar twijfel en aardse genoegens), twijfel speelt haar keer op keer parten ‘gevoelens komen de boel weer bederven’.

Door de combinatie van die twee, rust en twijfel, begint een gedicht vaak kalm, maar eindigt het meer dan eens in een machteloze uitroep om zekerheid: ‘Gezocht: docenten onthechting en vrede/ die haar kunnen voorgaan in eindelijk hier zijn.’ Maar waar komt die twijfel vandaan?

Religie
In de jaren negentig besloot Marjoleine de Vos met haar echtgenoot (dichter Tom van Deel) mee naar de kerk te gaan. Ze had moeite zich over te geven aan de katholieke tradities, maar voelde zich toch thuis. Uiteindelijk besloot ze mee te doen met de gebruiken van de kerk, anders kon ze beter niet gaan vond ze. Toch bleef De Vos twijfelen aan, en worstelen met het geloof. Aan de religie zelf heeft ze zich nooit helemaal kunnen overgeven. Haar denken is te rationeel en die eigenschap botst met geloven. Ook in haar vorige bundels en in haar columns worstelt ze met deze problematiek, maar in Het Waait lijkt er een omslag te zijn in die strijd.

In haar nieuwe bundel lijkt haar twijfel namelijk over te slaan naar verlies van geloof. ‘Kroos’ is bijvoorbeeld een allegorie over haar worsteling met religie. Dat gedicht besluit ze met de regel: ‘Spijt dat je rede/ voor raadselen verkoos.’ Het geloof, het raadsel, verliest het van de rede. ‘Mevrouw Despina’s Mislukte Mystiek’ (de titel zegt voldoende) lijkt dezelfde boodschap uit te dragen.

Ook haar man kan De Vos niet van de twijfel afhelpen blijkt uit ‘Mevrouw Despina is Wispelturig’. Daarin vertelt De Vos hoe haar echtgenoot uitlegt dat ook hij twijfelt, maar uiteindelijk wéét dat er een God is die hem opvangt als hij valt. Maar ‘Hij [haar echtgenoot] wees een weg maar zij/ steeds aarzelend, bleef staan’. Marjoleine de Vos durft zich niet zoals haar man in het geloof te storten en durft zich niet los te laten. En ‘wie zich niet loslaat leeft eeuwig gemis’, besluit ze in ‘Mevrouw Despina’s Mislukte Mystiek’. Daarom lijkt het of ze kiest zonder geloof verder te gaan. Voorlopig. Want waarschijnlijk zal ze altijd blijven twijfelen.

Stijl
De gedichten van De Vos staan bijna altijd op metrum en zijn in een sterke parlandostijl geschreven. Dat wil zeggen dat de woorden ritmisch zo zijn geordend, dat het leest als een muziekstuk. Als je begint met lezen komen de andere woorden vanzelf, alsof je een steen van een helling afrolt: na een klein duwtje rolt de steen vanzelf verder. Het volgende fragment is daar een voorbeeld van.

Ik at een zoete roos en koude kip
dat was geluk, een beek van wijn
dronk ik erbij en ook nog knappersla
verlucht met zoute vis en stralend ei.

Verder gebruikt ze veel ellipsen. Zinnen die niet helemaal zijn afgemaakt of waar woorden ontbreken, maar die geen twijfel overlaten aan de betekenis ervan. Dat is soms even puzzelen, maar zorgt ervoor dat er nooit een woord te veel staat, maar ook geen woord te weinig. Ze gebruikt zelfs schijnellipsen zoals in ‘Brief’: ‘en eeuwig gras zo groen als.’

Die combinatie van inventief gebruik van woorden, technieken, inhoud en sfeer maakt Het Waait een hele fijne bundel om te lezen. Je kunt je laten meesleuren in haar overdenkingen over religie, maar ook gewoon wegdromen in de schilderachtige wereld. De drempel naar poëzie is voor lezers vaak hoog, maar De Vos laat zien dat je diepgaande gedichten kunt schrijven, zonder daar al te pretentieus en ingewikkeld over te doen. Dat maakt de bundel geschikt voor een breed publiek, wat ook haar bedoeling is. Daarom is Het Waait een aanrader voor zowel de doorgewinterde poëzielezer, als de schuchtere beginneling.

Film / Films

Monument voor de marine

recensie: The Caine Mutiny

The Caine Mutiny is een film met veel gezichten. Oorlogsfilm, rechtbankdrama, politiek pamflet en liefdesgeschiedenis. Deze samenwerking tussen Stanley Kramer en Edward Dmytryk, naar de Pulitzer-prijswinnende roman van Herman Wouk, overtuigt op bijna alle fronten.

~

De jonge en onervaren marine-officier Willis Keith (Robert Francis) wordt op de Caine gestationeerd, een aftandse en afgeragde mijnenveger die al veel oorlogsactie heeft meegemaakt. Om Keith wat wegwijs te maken laat de kapitein hem rondleiden door twee collega-officieren: het rechtdoorzeetype Maryk (Van Johnson) en de cynische schrijver Keefer (Fred MacMurray). Als er een nieuwe kapitein wordt toegewezen aan de Caine reageert Keith enthousiast. Deze Queeg (Humphrey Bogart) is namelijk wel fan van een stevige discipline.

Paranoïde

Queeg is een veteraan met vele gevechtsuren achter zich, en het is niet echt duidelijk waarom hij naar de Caine is gestuurd. Maar dat verandert snel. Queeg laat namelijk een opvallend gebrek aan leiderschap, oordelend vermogen en moed zien. Hij focust zich op de regels en beschikt niet over de voor een leider zo belangrijke brede blik. Hij beseft zijn tekortkomingen maar tracht die te verdoezelen door een web van leugens en beschuldigingen. Keefer is ervan overtuigd dat Queeg paranoïde is en weet Maryk en Keith over te halen om hem van zijn functie te ontheffen. Tijdens een heftige storm escaleert de strijd en Queeg delft het onderspit. Niet tegen Keefer, die zijn theorieën niet durft om te zetten in actie, maar tegen de loyale Maryk.

Het tweede deel van de film speelt zich af in de rechtbank, waar Maryk hoogverraad ten laste wordt gelegd. Barney Greenwald (José Ferrer), de advocaat die Maryk verdedigt, gelooft niet echt in diens kansen maar dat weerhoudt hem er niet van stevig in te hakken op de openbaar aanklager en op Queeg. Ferrer hakt echter subtiel, en hij hanteert de juridische teksten als een scalpel waarmee hij Queeg tot in de kern weet te raken. De memorabele confrontatie tussen de superbe acteurs Bogart en Ferrer vormt er een schoolvoorbeeld van hoe drama te creëren in een rechtbank. Humphrey Bogart speelde eerder een geobsedeerd type dat door twijfel wordt opgevreten in Treasure of the Sierra Madre. Hier speelt hij het echter subtieler. Queegs psychose is voelbaar maar staat nooit op de voorgrond. Hij is het product van zijn verleden, een man die te veel heeft gezien en meegemaakt en langzaam wordt gesloopt door zijn herinneringen. Als Queeg ten slotte breekt onder Greenwalds vragenvuur, is dat moment vooral erg pijnlijk om te zien. Maryks gelijk wordt bewezen, maar de prijs is hoog.

~

Communisten

Terugkijkend is het niet moeilijk allerlei politieke ladingen aan de film mee te geven. Stanley Kramer stond bekend als een liberaal, en een parallel tussen Queeg en senator Joseph McCarthy is snel getrokken. McCarthy was hét symbool van de naoorlogse jacht op de communisten, en de verpersoonlijking van de paranoïde houding die bezit genomen had van iedereen die zich toen een godvrezend Amerikaan noemde. Edward Dmytryk was ooit lid van de Hollywood 10 (de lijst van scriptschrijvers die bekend stonden als communisten en die nergens meer aan de bak kwamen), maar om zijn carrière te redden besloot hij mee te werken met de anticommunisten. Of Dmytryk iets van zichzelf zag in Maryk, de man die dacht goed te doen en vooral bezig was om zijn acties te verdedigen, is voer voor speculatie.

Tijdens een borrel na afloop van het proces spreekt Greenwald alle betrokkenen aan op hun keuzes en gedrag. De advocaat maakt duidelijk dat ze nog veel moeten leren over moed, loyaliteit, leiderschap en plichtsgetrouwheid. Hij benadrukt het belang van mannen als Queeg, die zichzelf wegcijferen voor hun land en op wacht staan als iedereen slaapt. Het is een krachtig pleidooi voor defensie en patriottisme. Jack Nicholson moet goed gekeken hebben naar Ferrer, want zijn monoloog in A Few Good Men doet er sterk aan denken. The Caine Mutiny is uiteindelijk vooral een monument voor de marine, een instituut dat in 1954 onder vuur lag en ook nu nog veel uit te leggen heeft.

De dvd bevat een audiocommentaar en een mooie documentaire in twee delen over de ontstaansgeschiedenis en de productie van de film en de filmmakers Kramer en Dmytryk.

Boeken / Fictie

Liefdeslittekens zijn het diepst

recensie: Doeschka Meijsing - Over de liefde

Hoeveel boeken over de liefde zouden er in de loop van duizenden jaren zijn geschreven? Het is een onnoemelijk lange rij gerekend vanaf de Chinese en Perzische poëzie, langs het Hooglied tot aan het heden. Dat de sleet nog altijd niet in het thema komt, is te danken aan het feit dat de ene liefde de andere niet is. Het vijftiende boek van Doeschka Meijsing, Over de liefde, richt een virtuoos vergrootglas op de gapende wonden die de liefde kan opleveren en toont aan dat het thema nog even vers is als in de tijd van Pyramus en Thisbe.

Doeschka Meijsing werkt sinds 1974 aan een gestaag groeiend oeuvre dat opvalt door een kleurrijke stijl en scherpe, vaak ironische formuleringen. Binnen de Nederlandse literatuur is zij met De tweede man, dat in 2000 verscheen, ook bij een breder publiek doorgebroken.

Vakmanschap
Dat het werk van Meijsing ook de weg naar een breder publiek weet te vinden, is niet helemaal vanzelfsprekend. Wie aan een heldere plot met een kop en een staart hecht, is bij haar niet altijd aan het juiste adres en wat dat aangaat, is Over de liefde vooral een boek voor liefhebbers van stilistisch vakmanschap. De zinnen ontrollen zich als statige lopers: goed doordacht en vaak geestig. Ze schetsen het leven van de hoofdpersoon Pip, die we leren kennen op het moment dat haar derde relatie op grove wijze is gestrand:

Iemand had, buiten mijn weten, mijn leven overhoop geschopt en mijn toekomst aan diggelen. Ik had met uiterste inspanning mijn deel van de regie behouden zodat ik niet hulpeloos rondzwierf, maar in een betrekkelijk comfortabele positie was beland die echter hemelsbreed verschilde van de achter mij liggende twaalf jaren. Alles was in korte tijd anders gelopen dan verwacht en gehoopt en dat herinnerde mij eraan dat wij van het zelfde spul gemaakt zijn als waaruit dromen bestaan, omsingeld door slaap.

Pip, een wetenschapster van in de vijftig met een brede artistieke vrienden- en kennissenkring, heeft de allergrootste moeite met het einde van de relatie met haar vriendin Jula. Ze sluit zich af van de buitenwereld, terwijl ze zich wentelt in een zelfmedelijden dat naar depressiviteit neigt. Als ze uiteindelijk weer de straat op gaat, overkomt haar een ernstig ongeluk waardoor ze een deel van haar geheugen kwijtraakt. Haar inspannende mentale speurtocht naar de ontbrekende stukken van haar geheugen laat allerlei herinneringen aan haar verloren liefdes opwellen, waardoor het einde – dat zijzelf in haar naïviteit nooit had zien aankomen – achteraf pijnlijk voorspelbaar wordt. Ten slotte komt ze weer in contact met haar allereerste – onbeantwoorde – liefde, een lerares van het lyceum van veertig jaar geleden, die haar eigen geheime liefdesgeschiedenis één keer wil vertellen voor ze ‘de kist ingaat’.

Eenzaamheid
Over de liefde gaat feitelijk precies over het tegenovergestelde van wat de titel doet vermoeden. In plaats van over de liefde zelf, gaat de roman vooral over de duistere aspecten ervan: de nauwe banden die het onderhoudt met verraad, verlies, en verbittering. Meijsing breekt het verhaal in stukken door een intermezzo in te lassen, waarin Pip met haar drie broers naar het vakantiehuis van de familie op de Italiaans-Zwitserse grens gaat, ieder met een eigen reden. Daar proeft zij voor de laatste keer aan de herinnering van haar liefdevolle jeugd, en ervaren we hoe de relatie met haar broers sinds die tijd is geëvolueerd. Door ook die kant van de liefde in het verhaal te verweven, en de spijt te benoemen die nu eenmaal hoort bij het afscheid nemen van de jeugd, krijgen de eenzaamheid en ontgoocheling van Pip een nog vastere vorm:

“Waar het kort gezegd op neerkwam, bedacht ik terwijl mijn vingers behoedzaam aan het luikje in mijn schedel voelden, was dat ik in de liefde tot voorlopigheid was gedoemd terwijl ik eeuwigheid had bedoeld.”

Meijsing lardeert het verhaal met een subtiele humor die voorkomt dat het boek een lange klaagzang wordt, zonder het overheersende gevoel van verlatenheid daarmee teniet te doen. Over de liefde is een bijzonder virtuoos geschreven boek, waarin de plot ondergeschikt is aan de stijl, en waarin je als lezer heel intens wordt betrokken bij de beëindiging van een liefdesrelatie en de daarbij behorende littekens. Een boek dat je moet lezen uit liefde voor het lezen.

Kunst / Expo binnenland

Intiem met zomaar iemand

recensie: Diverse kunstenaars - Courtesy Hans Kemna

.

WassinkLundgren, Collectie Kemna: Tillmans (2007), kleurenfoto
WassinkLundgren, Collectie Kemna: Tillmans (2007), kleurenfoto

De muziek blijkt echter niet bij de tentoonstelling Courtesy Hans Kemna te horen. Björks typerende stemgeluid sijpelt vanuit de hoger liggende zaal de tentoonstellingsruimte binnen. Daar staat de onlangs door De Hallen aangekochte diaserie Heart Beat (2001) van Nan Goldin opgesteld. Dit werk bestaat uit 245 foto’s waarin vier koppels gevolgd worden tot in de meest intieme momenten van hun liefdesleven. De beelden en de muziek smelten samen tot een diep ontroerende liefdesbeleving.

Heartshaped ass

Ook Kemna kocht werk van Nan Goldin. Haar foto Matt and Lewis in the tub, heartshaped ass (1988) is in deze tentoonstelling naast werk van David Armstrong en Jack Pierson gehangen. Zowel Goldin als deze Amerikanen namen in de jaren ’80 vooral mensen uit hun directe omgeving tot onderwerp. Bij Goldin resulteerde dit in snapshots die een vaak hard en confronterend beeld tonen van haar drugsgebruikende en doodzieke vrienden. Net als de Heart Beat-serie is ook deze foto echter uiterst liefdevol. De twee mannen in het bad gaan geheel in elkaar op en lijken zich niet bewust van de camera. De overgave en de liefdevolle omarming in combinatie met de kletsnatte kwetsbaarheid is ontroerend mooi. Goldins kijkaanwijzing in de titel is grappig, maar tegelijkertijd verraadt het een oprecht geloof in romantische liefde.

Koos Breukel, Hans Kemna (2007), zilvergelatinedruk
Koos Breukel, Hans Kemna (2007), zilvergelatinedruk

Dat de Kemna-collectie op zijn plek is bij De Hallen is duidelijk. Ook Julika Rudelius, waarvan in de benedenzaal de video Train te zien is, is vertegenwoordigd in de collectie van Hans Kemna. Een persoonlijke, intieme observatie van menselijk gedrag in heel zijn schaamtevolle omvang hebben Goldin en Rudelius gemeen. Het blootleggen van kwetsbaarheden loopt als een rode draad door de tentoonstelling. Het bevat opvallend veel portretten van jonge mensen, die soms van heel dichtbij, soms bijna naakt, soms recht in de camera kijkend, zijn vastgelegd. Zoals de ongrijpbare portretten van twee van de camera wegdromende pubers van Hellen van Meene met een uiterst sobere kleur- en beeldopbouw. De toeschouwer krijgt de kans om heel dichtbij te komen, om ongegeneerd de geportretteerde te bekijken. Tegelijkertijd lijkt de kwetsbare positie waarin deze mensen zich hebben geplaatst, iets soortgelijks te vragen van de toeschouwer. Er ontstaat een rare vorm van intimiteit. Een intimiteit tussen twee zwijgenden, waarvan de een de ander niet eens ziet.

Lucht

De twee wanden die door Wolfgang Tillmans met zijn werk zijn ingericht zorgen voor een doorbreking van de portrettengalerij. Hans Kemna is een van de belangrijkste verzamelaars ter wereld van de in Londen werkende van oorsprong Duitse fotograaf. Tillmans laat naast portretten, een verzameling van allerlei, soms naar abstractie neigende stillevens en landschappen zien. Elk onderwerp wordt door Tillmans letterlijk met aandacht vastgelegd. Of het nu een wereldberoemde popster, een vensterbank met takken in glas of een verkreukeld t-shirt is.

WassinkLundgren, Collectie Kemna (2007), kleurenfoto
WassinkLundgren, Collectie Kemna (2007), kleurenfoto

Deze door de kunstenaar zelf ontworpen wanden zijn intrigerend en nodigen uit tot kijken en opnieuw kijken. Maar ook de rest van de tentoonstelling is duidelijk met veel zorg ingericht. Een erg leuk aspect binnen de collectie zijn de performancefoto’s. Zoals bijvoorbeeld de sprookjesachtige foto Lift (2000) waarop te zien is hoe Fiona Tan aan een grote tros ballonnen in de lucht hangt. De performancefoto’s maken je getuige van een grote speelsheid en tegelijkertijd tonen ze net als de andere portretten een vorm van ontwapenende kwetsbaarheid. Ze laten zien dat het leven spelen, uitproberen en onvermijdelijk falen is.

Indirecte zelfportretten

Prachtig is het gelegenheidsdrieluik met monumentale foto’s van Elspeth Diederix, Inez van Lamsweerde en Pierre Gonnord. De portretten zijn duidelijk op esthetische gronden bij elkaar gebracht. Niet alleen het steeds terugkerende rood maakt het tot een logische eenheid, ook de symmetrie die gevonden is in de combinatie van de drie totaal van elkaar verschillende portretten is erg mooi. Centraal hangt Inez van Lamsweerdes Me #3 (1998). De foto van haar partner Vinoodh Matadin, in een rood t-shirt gestoken, is er een uit een serie waarin ze allerlei vrienden en familieleden liggend op een bed fotografeerde.

Zoals de titel al aangeeft zijn alle foto’s van de Me-serie van Inez van Lamsweerde zelfportretten. Indirecte zelfportretten. Het is logisch dat de mensen die je dierbaar zijn iets wezenlijks over je persoonlijkheid zeggen, maar hoe zit het met verzamelingen? De indruk ontstaat, ook door de mooie catalogus met foto’s van het fotografenduo WassinkLundgren, die een soort portret maakten van de Kemna-collectie in haar natuurlijke omgeving, dat je een wel heel persoonlijk kijkje in de ziel van Hans Kemna hebt gekregen, waarmee deze mooie tentoonstelling er nog een passend kwetsbaar laagje bij krijgt.

Theater / Voorstelling

Echte liefde tussen echte mensen

recensie: Studio 5 - De Olifant en de Duif

.

Kahlo en Rivera waren omstreden omdat zij zeer actief waren in de Mexicaanse Communistische Partij (PCM). Aan dit lidmaatschap kwam een einde nadat zij de Russische revolutionair Leon Trotski in huis opvingen nadat hij de Sovjet-Unie was ontvlucht. Frida Kahlo was een kleine, grillige, levendige en strijdbare vrouw met een lichamelijke handicap die was veroorzaakt door een zwaar busongeluk. Diego Rivera was twintig jaar ouder. Hij was een dikke, lelijke, excentrieke en onverbeterlijk rokkenjager. De Olifant en de Duif geeft in korte scènes een beeld van hun turbulente relatie en wil aantonen dat liefde uiteindelijk overwint.

Liefdespaar

In enkele korte scènes volg je  het echtpaar vanaf hun eerste ontmoeting, je ziet ze ruzie maken, verliefd zijn, de liefdevolle aanrakingen en uiteindelijk staat Rivera weer alleen op de vloer nadat Kahlo dood is. De karakteristieke uiterlijke kenmerken van Kahlo en Rivera zijn door de acteurs achterwege gelaten. Woudenberg en Remijn spelen niet Rivera en Kahlo, Woudenberg en Remijn zíjn een echtpaar. Op de vloer staan twee echtlieden met dezelfde liefdesgeschiedenis en dezelfde naam als het kunstenaarsduo. Remijn veegt teder haar lipstick van de mond van Woudenberg, haalt een speld uit zijn jas en zet tijdens het praten zijn kraag goed. Woudenberg kijkt op momenten liefdevol naar zijn toneelechtgenote en raakt haar soms even aan. Deze lichte vluchtige aanrakingen en de alledaagse intimiteiten tussen geliefden, die beide acteurs terloops lijken te doen, overtuigen dat het publiek kijkt naar een echt liefdespaar en niet twee acteurs die de geschiedenis van een ander echtpaar naspelen.

Animaties

~

De scènes worden ingeleid en afgewisseld door verschillende kitscherig schilderijen van Kahlo, die elk apart door videokunstenaar Jan Woudenberg zijn bewerkt tot een simpele animatie. Zo is Kahlo’s schilderij van twee zittende vrouwen bewerkt tot een animatie waarin de vrouwen via twee kloppende harten met elkaar zijn verbonden. Het schilderij leidt de scène in waarin een woedende Kahlo Rivera verbiedt nog langer de affaire met haar zusje Christina voort te zetten. De animaties lijken te functioneren als toneelaanwijzingen, zodat het publiek weet waar de scène zich afspeelt en waar het over gaat. Tijdens de kleine decorveranderingen tussen de scènes leiden de animaties slim de aandacht van het publiek af. Het toneelbeeld bestaat uit twee fauteuils die af en toe opzij worden geschoven om plaats te maken voor een ziekenhuisbed of een lege vloer. 

Sterke duif

De afwisseling van korte kernachtige scènes met de animaties houden je aandacht vast en geven Kahlo en Rivera meer karakter. Remijn zet Kahlo neer als een sterke vrouw. Met haar krachtige uitstraling en harde stem lijkt zij de grote Rivera onder de duim te hebben. Rivera stond bekend als een vrouwengek, maar door de manier waarop Woudenberg hem neerzet wekt hij eerder medelijden op. In de persoon van Woudenberg is Rivera een grote vriendelijke reus, die ondanks zijn vele affaires zijn vrouw op handen lijkt te dragen en haar alles wil geven wat ze hem vraagt. In zijn uitspraken klinkt tussen de regels naïviteit door. Zo praat hij zijn affaire met Christina, het zusje van Kahlo, goed door te zeggen dat het hen vooral te doen was om troost. ‘Zij had troost nodig en ik ook. Het stelde niet veel voor.’ Hij zegt het op een toon die in niets doet denken aan een gladde rokkenjager. De acteurs slagen er goed in om de liefdesgeschiedenis van het kunstenaarsechtpaar te vertellen zonder in karikaturen te vervallen.

De Olifant en de Duif  is een heerlijke voorstelling waarbij je je even kunt verliezen in de relatie tussen twee mensen. Door het uitgeklede decor lig de nadruk op de tekst en het samenspel van de acteurs. Woudenberg heeft een vorm gevonden waarin de intimiteit tussen de acteurs wordt blootgelegd, zonder dat de toeschouwer zich er ongemakkelijk bij voelt.

De Olifant en de Duif is nog te zien t/m 24 mei.

 

Theater / Voorstelling

Het had veel meer genieten kunnen zijn

recensie: Dood paard & Maatschappij Discordia - Het mannetje met de lange lul

.

Het lawaai is niet de enige aandachtvrager. Vanachter hun tromgeroffel komen de acteurs (Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk) namelijk naakt het toneel op. Gillend, murmelend en buitelend als twee satyrs achtervolgen ze elkaar en staan ze uiteindelijk op om de proloog uit te spreken. Terwijl de één druk loopt te klunzen met kledingstukken, touwen en andere rekwisieten, staat de ander midden op het toneel op een stoel te wiebelen en spuugt hij zijn teksten over ons uit, terwijl wij minutenlang, zijn – overigens niet abnormaal lange – kruis inturen. Moet dat? Steeds valt hij bijna van zijn stoel. Waarom toch dat gekluns? Het kan nog alles worden: tragedie of komedie. De verwarring blijft.

Kunstgrepen

~

In Het mannetje met de lange lul zitten zoveel kunstgrepen dat we de pointe missen. Het stuk is gebaseerd op de filosofische gedachten van arts en filosoof De la Mettrie, over het jammerlijke van spijt en het eigenlijk beestachtige karakter van de mens. De mens moet zijn passies en zijn seksualiteit volgen. Ten tijde van De la Mettrie, rond 1700, waren deze gedachten wellicht zeer revolutionair en het is misschien hierom dat de proloog over spijt zo kritisch én naakt, wordt overgebracht. Ook was het toneel in deze tijd misschien de enige plek waar dit soort revolutionaire gedachten aan de man konden worden gebracht. Dit is de reden voor uitwijdingen over toneel en de toneelspeler ‘als enige ware mens’. Deze teksten zijn voor het publiek nu niet te begrijpen, nog minder door alle afleiding.

Leuk stel acteurs

Het eerste bedrijf, na de proloog, is erg leuk. Eindelijk mogen de acteurs spelen in plaats van oreren, en spelen, vooral energiek spelen, dat kunnen ze. Het stel jonge honden geeft zich helemaal. Beide acteurs moeten nog leren te ontwapenen, maar Jorn Heijdenrijk is als komiek erg grappig en Kuno Bakker kan goed een smalende jongen spelen. Het bedrijf vertelt over een uithuwelijking tussen een markiezin Madame, en een monseigneur, Monseigneur le Contes. Beide personages hebben een relatie lopen zonder dat ze het van elkaar weten. Het beëindigen van deze relaties via bodes, een brief en in ’t geniep levert. in combinatie met de diepzinnige en relativerende dialogen heerlijke kolderieke situaties op. Heijdenrijk en Bakker spelen driedubbele rollen en brengen hierin onderscheid door steeds van hoofddeksel te veranderen. Een goed idee en razendsnel uitgevoerd.

Weer andere wending

~

Na anderhalf uur brengt het tweede bedrijf weer iets heel anders. Ineens spelen de acteurs hedendaagse personages die praten over hun relatie, hun baby en hun platenverzameling. Zij lijken de balans te zoeken tussen echt contact maken met vrienden en afstandelijk praten over losse onderwerpen. Ineens moet het publiek uit het oude Parijs stappen van madame, pardon en chevallier en moet het zich richten op wat goed zou zijn voor een vriendenstel en moet het zelfs ook nog even denken aan Polen en Turken in Nederland. Wat moeten we hier nu weer mee? Zaten we eindelijk goed in het stuk, moeten we weer omschakelen. Och, was het stuk maar ware kolder, met een heldere proloog en zonder zwaar, eigentijds einde. Nu is het vooral de inzet van de acteurs die loont.