Boeken / Fictie

Gek zijn is gezond

recensie: Charlotte Mutsaers - Koetsier herfst

.

Vergeet de flaptekst van Koetsier herfst: het boek wordt nog het best samengevat door de foto van Charlotte Mutsaers op de achterflap. De langbenige schrijfster poseert in een verwaarloosde Oostendse portiek, getooid met een opvallende rode muts, de riem van haar hond in de rechterhand, een knalrood zakje van de Esprit in haar linker. De foto lijkt bijna een karikatuur, maar weet toch Mutsaers’ persoonlijkheid – en die van haar boeken – precies te vatten: origineel, maar vooral ook erg bizar.

Maurice en Do


Ook de personages in Mutsaers’ boeken hebben die trekken. Neem nu Maurice Maillot, de hoofdpersoon in Koetsier herfst: een man van net vijftig en schrijver van het gevierde Zomerchloor, die nu al jaren worstelt met een writer’s block. Wanneer Maurice op een dag in het Vondelpark een gsm vindt, gelooft hij dat die zijn wereld zal veranderen. En ja hoor, veranderen doet zijn leven inderdaad. Dankzij de gsm ontmoet hij Do (of Adolphe), een al even bizarre persoonlijkheid; aanbidster van Osama Bin Laden en diens gedicht ‘Koetsier herfst’, lid van het Lobster Liberation Front (LLF) en fan van een aantal opmerkelijke vormen van seks. Ze neemt Maurice op sleeptouw naar Oostende, waar het LLF voor de eindejaarsdagen zo veel mogelijk kreeften van een gewisse dood wil redden.

Koetsier herfst zit vol met originele vondsten, zowel qua verhaal als qua stijl. Niemand anders dan Charlotte Mutsaers kan de smeekbeden van Maurice aan Jorma Ollila, chairman van Nokia, bedenken, of de rare seksuele voorkeur van Do die aan de urine van haar partner proeft welke wijn hij gedronken heeft. Of haar hoofdpersonage nu zijn biefstuk, zijn vrouwen of de eenzaamheid bezingt, steeds herken je Mutsaers’ associatieve en vaak krankzinnige gedachten. Weinig andere schrijvers springen zo virtuoos om met de Nederlandse taal. Een mannelijke Nokia wordt een Nokius, een condoom wordt vergeleken met een kaboutermuts en een clitoris is een clownsneusje. Het kan belachelijk klinken, maar in Mutsaers’ boeken past het.

Karikatuur


Helaas hebben Mutsaers’ personages met hetzelfde probleem af te rekenen als haar eigen foto op de achterflap. Ze zijn meer karikaturen dan mensen van vlees en bloed. De naïviteit die Maurice doet geloven dat de gsm zo ongeveer zijn leven zal redden, de overtuiging waarmee Do de hulpeloze kreeften verdedigt en Osama bin Laden aanbidt – deze eigenschappen doen de personages bij momenten hun menselijkheid verliezen. Toegegeven, originele en extreme personages zijn Mutsaers’ handelsmerk, maar een opeenstapeling van dergelijke kenmerken is vaak wat te veel van het goede. Is het niet veel doeltreffender iets meer normale karakters neer te zetten die één of misschien twee aparte trekjes hebben, dan extreme personages zoals Maurice of Do, van wie elk kenmerk karikaturaal is?

Laat er geen twijfel over bestaan: Koetsier herfst is onderhoudend leesvoer. Origineel, grappig, vlot geschreven; het boek heeft het allemaal. Alleen wordt Mutsaers zo nu en dan het slachtoffer van haar eigen stijl, vooral wanneer het verhaal wat te lang uitgesponnen wordt of de personages onder de karikatuur gaan lijden. Gek zijn is gezond, maar liever met mate.

Film / Films

Uit het leven gegrepen

recensie: Happy-Go-Lucky

.

Londen speelt een belangrijke rol in de nieuwste films van de twee belangrijkste chroniqueurs van het Britse sociaalrealisme, Ken Loach en Mike Leigh, die nu beide in de bioscopen te zien zijn. De manier waarop de stad in de films wordt weergegeven zegt alles over de boodschap van de films zelf. Waar Londen in It’s a Free World van Loach als een gure, regenachtige stad wordt afgebeeld, overheerst in Happy-Go-Lucky van Leigh het beeld van een bruisende, kleurrijke stad waar altijd iets te beleven valt. De regen tegenover de zon en het cynisme tegenover het optimisme.

~

Leigh laat er geen misverstand over bestaan in de eerste scènes van Happy-Go-Lucky; Poppy (Sally Hawkins) is een positief ingestelde vrouw. Ze is iemand die als haar fiets wordt gestolen niet in woede ontsteekt maar het alleen jammer vindt dat ze geen afscheid van het ding heeft kunnen nemen. Iemand die met iedereen die ze tegenkomt een gezellig praatje wil houden en daarbij ook irritatie oproept van mensen die niet lastig gevallen willen worden door deze iets te vrolijke vrouw. De film is te zien als een documentaire over de dagelijkse beslommeringen van deze lerares uit Noord-Londen. We volgen haar naar haar werk, naar de dokter en naar haar moeizame rijlessen met een cynische rijinstructeur, die als een rode draad door de film lopen.

Authenticiteit

Zoals in de meeste films van Mike Leigh (Naked, Secrets & Lies) draait het in Happy-Go-Lucky meer om de personages dan om de plot. De regisseur staat bekend om zijn maandenlange repetities met zijn acteurs die hen volledig vertrouwd dienen te maken met hun personages. Aan deze intensieve voorbereiding, waarin ook het scenario zijn vaste vorm aanneemt, danken de films van Leigh hun grote kwaliteit. Over elk detail van de personages is merkbaar nagedacht, waardoor de karakters in zijn films een mate van authenticiteit bereiken die zelden in de bioscopen te zien is. Het predicaat ‘uit het leven gegrepen’ is nu eens wel op zijn plaats.

~

Hoewel Leigh bekend staat om zijn zware, realistische drama’s, ligt de nadruk in Happy-Go-Lucky duidelijk op de lach. Zo zouden de scènes waarin Poppy de flamenco leert dansen van een emotionele Spaanse lerares en zij zich door de dokter laat onderzoeken niet misstaan in een ouderwetse slapstickfilm. Ondanks de nadruk op de humor is de tragiek ook in deze film van Leigh niet ver te zoeken. Die tragiek krijgt ditmaal vorm in de gestalte van een eenzame zwerver met wie Poppy een gesprek aanknoopt, maar vooral in de persoon van haar rijinstructeur. De gesprekken tussen deze Scott (een fantastische rol van Eddie Marsan), een cynische man die al het vertrouwen in de maatschappij heeft opgegeven en in alles de ultieme tegenpool van Poppy is, en Poppy zijn hilarisch en tragisch tegelijk en vormen het absolute hoogtepunt van de film.

Optimistische visie

Naast de kracht van de personages en de uitstekende regie van Leigh heeft Happy-Go-Lucky nog een andere grote troef in handen. Dat is actrice Sally Hawkins, die voor deze rol de Zilveren Beer op het filmfestival van Berlijn in ontvangst mocht nemen. Hawkins is in praktisch elk shot van de film te zien en weet zich, ondanks de druk van een eerste hoofdrol, fantastisch staande te houden. Zij zet Poppy neer als een zeer complex personage dat op het eerste gezicht weliswaar een oppervlakkige, vrolijke muts lijkt te zijn, maar die, naarmate je haar beter leert kennen, uitgroeit tot een wijs mens met een optimistische visie in een cynische wereld. Daar is pas kracht voor nodig.

Theater
special: anoukvandijk dc - Kijkje bij 'gevorderde' repetitie en doorloop

Het harde werken om alles in elkaar te laten vallen

.

‘Hoe maakt Anouk van Dijk een dansvoorstelling?’ Dat is de titel van het project waarbij het Theater Instituut Nederland (TIN) voor het eerst samen met een dansmaker het maakproces openstelt voor geïnteresseerden. Als het slaagt, volgen er mogelijk meer.

Het begon met een kennismaking bij het TIN aan de Herengracht. Daarna volgde een uitstapje naar de studio in de Amsterdamse Kauwgomballenfabriek op Amstel Business Park (zie hier het verslag). Daar is, een stevige maand later, ook de derde bijeenkomst. De première is niet ver meer weg. Nog twee dikke weken en dan is het zover. Centraal in deze bijeenkomst staat de repetitie. Praatjes vullen immers geen gaatjes.

Careful space

Danser: Peter Cseri

Danser: Peter Cseri

De handgeschreven woorden die vorige keer nog links aan de muur hingen, zijn vervangen door geprinte vellen. Forgotten space. Dry space. Cruel space. Polluted space. Careful space. Rechts er tegenover hangen velletjes uit (mode)tijdschriften, ter inspiratie voor de kostuums. Het lijkt erop dat de dansers die al aan hebben, want de capuchons van de trainingskleding zijn verdwenen. De bescheiden tafel-met-apparatuur die vorig keer in een hoekje was weggemoffeld, heeft nu een centrale plaats voor de vloer gekregen. Het tekent het belang van de techniek in deze voorstelling. Shht. Er wordt gedanst. En omdat er in twee weken tijd nog heel veel moet gebeuren, wordt er heel serieus gedanst. Geen tijd verliezen aan dollen, zo veel is duidelijk. De ‘spaces’ van de linkermuur komen terug op de achterwand, maar dan in projectie. Ruined space staat er, en dan Natural space. De blote voeten van de dansers gaan squieeek op de dansvloer.

Wat meteen opvalt, is dat de vorige keer zo aanwezige stoelen nu helemaal afwezig zijn- behalve dan daar waar het publiek zit. Al snel wordt duidelijk hoe dat komt: ze staan achter de losse wand, die net voor de achterwand in de ruimte staat. De dansers komen erachter vandaan. Soms met de stoelen. Zagen we vorige keer nog losse scènes, nu wordt er doorgedanst. Niet dat het een aaneengesloten choreografie is, nee, het zijn verschillende landschappen, zo vertellen de woorden op de muur ons: Landscape 1, enz. Maar ze hebben meer verband gekregen. Meer diepte ook, en aanvulling. Toch zijn alle bewegingen van de vorige keer nog herkenbaar en is het paradoxale karakter van de bewegingen- gedwongen en onbevangen tegelijk – gebleven. Dat moet ook wel: het spel met weerstand en overgave raakt aan de essentie van de performance in wording.

Geen herkenbare harmonie

Maar de grootste verandering is wel de muziek. Of liever: de klanken. Eerder bespraken we dat door de opzet van de voorstelling geen ‘muziekmuziek’ kon worden gebruikt, vanwege herkenbare ritmes en harmonie. Inderdaad horen we nu een onregelmatig boemboem en gepiep uit de speakers komen. En in een latere scène zelfs een stevige beat waar geen touw aan vast te knopen is. Met af en toe een commentaartje tussendoor van Anouk van Dijk, die duidelijk nog erg zoekende is. In een latere scène, uit het niets: commando’s uit de speakers – een suggestie uit onze vorige ontmoeting. Quicker. Stop. Run forward. Melt, melt, freeze. De dansers volgen ze, en we zien bewegingen terug die we eerder ook zagen. En dan gaat wat we zien afwijken van wat we horen. Wat niet veranderd is: de sterkste scène is, net als in de vorige repetitie die we zagen, die waar de dansers allemaal tegelijk over de vloer zwieren als emmers op het dek van een deinend schip, als graan dat wuift in de wind, als een vogel die dan tegen de stroming in dan met de stroming mee drijft. Daar voel je die paradox van weerstand en overgave het beste, daar is die ook het meest natuurlijk.

Heel andere betrokkenheid

Fotograaf: Moon Saris<br />

Fotograaf: Moon Saris

De choreografe duikt na de repetitie verder in het materiaal; we hebben een kort nagesprek met danseres Angela (Angie) Müller. Die vindt het heerlijk om voor Anouk van Dijk te werken, vooral omdat ze veel ruimte geeft voor dansers in een voorstelling én daarbuiten: allemaal doen ze ook nog andere dingen, zoals lesgeven, het opzetten van eigen projecten of het volgen van een opleiding. Maar dit keer, phoe, ze moet er erg aan wennen. “Deze voorstelling is heel erg technisch, heel erg complex. Door de manier van werken, met de commando’s, is er veel minder ruimte voor onze eigen inbreng, we hebben een heel andere betrokkenheid. We moeten nog steeds keuzes maken, maar het werkt zo anders… En we zijn ook veel tijd kwijt omdat de techniek niet altijd lekker meewerkt. Ook voor Anouk is het anders: normaal gesproken kan zij vanaf de première op haar gemak zitten en teruguit leunen. Maar dit keer blijft ze haar rol houden, omdat ze de computer bedient en ervoor moet zorgen dat alles blijft lopen.” Ze vertelt het nuchter, open en eerlijk. “This is not my favourite piece.” De groep maakt nog even van de gelegenheid gebruik de danseres te ondervragen over haar werk, en gaat dan naar huis.

Resultaatgericht werken

Een dikke week later treffen we elkaar weer, maar dan in een totaal andere situatie. Anouk van Dijk en haar dansers zijn een paar dagen geleden verhuisd naar Frascati, waar ze na acht weken repetitie hun montageweek beleven. Nu is het tijd om uit te proberen hoe de voorstelling werkt in een theaterzaal – heel anders dan het vertrouwde repetitielokaal. Hier is de plek om de laatste puntjes op de i te zetten. Om te zorgen dat alles in elkaar valt voordat op 8 mei de première is, na een enkele doorloop met publiek en een paar try-outs.

Geen optimale situatie, zo stelde zakelijk leider en dramaturg Jerry Remkes in een eerdere ontmoeting. “We zouden eigenlijk graag van het systeem af willen dat je repeteert en toewerkt naar een première, naar een eindpunt. Je hebt te maken met kostuums, licht, geluid, en alles moet op het laatste moment in elkaar geklonken worden. Dat is resultaatgericht werken, en dat is niet altijd ideaal. STAU, ons grootste succes, ging bijvoorbeeld heel anders. Dat was eigenlijk opgezet als onderzoek en werd vanzelf een voorstelling. Maar ook andere voorstellingen groeien nog als je al midden in de tour zit. Het is niet helemaal klaar op dat premièremoment. Als je een dansje maakt, met pasje zus, pasje zo is dat één ding, maar wij werken heel anders. Wij hebben geen choreograaf die vooraf al weet wat hij wil maken, en dat gaat invullen. Wij hebben er een die met een heel grote lijn, met een grof idee begint en daarvan zelfs nog kan afwijken als het nodig is. Het blijft voortdurend onderzoek. En soms duurt dat voort in de speelreeks.”

Plotselinge stuiptrekkingen

Dansers: Angela Muller en Peter Cseri

Dansers: Angela Muller en Peter Cseri

Als we samen met een stuk of vijftien ‘vreemden’ naar de voorstelling in wording hebben gekeken, wordt duidelijk dat de choreografe en haar dansers Peter, Philipp, Birgit, Angela en Nina inderdaad nog zoekende zijn. “Dat einde”, bekent ze in het nagesprek, “hebben we pas gisteren bedacht.” Het is dus niet zeker dat het zo blijft. “Herkennen jullie het nog?”, wil ze weten. Jazeker wel. Het is heel anders dan in de prille repetitie, maar de basis van de bewegingen zit er duidelijk nog in. Het is zelfs al weer heel anders dan de gevorderde repetitie, vooral qua volgorde. Wat er bijvoorbeeld duidelijker uitkomt – maar het kan ook zijn dat we dat zien omdat we er voor de derde keer naar kijken – is de overgang van natuurlijke bewegingen naar opgedragen bewegingen. In het begin nog heel vloeiend, maar steeds vaker onderbroken door en uiteindelijk vrijwel volkomen uitmondend in ‘ongecontroleerde’, plotselinge stuiptrekkingen. En natuurlijk zijn ook het decor en de muziek weer een stap verder. De laatste wordt (deels) live op de vloer gemixt en is een samenraapsel van geluiden als het ruisen van water, een klok die onregelmatig tikt, vreemde fluitjes en op z’n tijd stevige beats in een grillig patroon. Niets echt herkenbaar, geen vast ritme. En nog helemaal in de ontwikkelingsfase, vernemen we. Tijd zat, nog vijf dagen te gaan…

Die tijd is hard nodig, want uit de eerste reacties blijkt dat het karakter van de voorstelling vandaag wat grimmiger was dan de bedoeling is. Een man uit het gezelschap wordt er zelfs ‘wat triest’ van, bijvoorbeeld van het feit dat zelfs de weinige menselijke toenaderingen in de voorstelling gemanipuleerd zijn. “Ze lijden duidelijk.” Dat is niet helemaal wat Anouk van Dijk erin wilde leggen.

Utopia benaderd

Sowieso: de gebruikte techniek, de commando’s, ze zijn niet de essentie van deze voorstelling, maakt de choreografe duidelijk. Ze zijn een middel om de voorstelling te maken. “Bijvoorbeeld om een bepaalde synchroniciteit te bereiken. Eentje die je niet krijgt door het samenspel, door de innerlijke timing van de danser. Sowieso moet je de instructies niet overschatten: ze hebben in bepaalde delen nog heel veel vrijheid en er zitten commando’s tussen die de beweging an sich vrij laten. Juist het spel met wat gecontroleerd is en wat niet, maakt het spannend. En wat ik er echt mooi aan vind, is dat we met dit hulpmiddel een gedeelde staat verwerven die anders heel moeilijk te vinden is. Zelfs toen ik dit voor het eerst ging testen, merkte ik al: ik zie iets heel kwetsbaars in de performers, we komen op een heel begeerde plek, we benaderen dat Utopia dat je altijd zoekt.” Danseres Nina: “Het klinkt misschien gek, maar de instructies geven je als performer een heel prettige vrijheid. Je hoeft je niet druk te maken over de muziek, over de volgorde. Je bent en je doet.” Of, filosofischer: het zou zo maar kunnen dat je de grootste vrijheid kunt vinden als je beperkt, begrensd bent en iemand anders alles voor je regelt.

Onze eerste intuïtieve reacties tijdens de eerste vertoning in maart waren niet bepaald uit de lucht gegrepen, ze raakten meteen de kern van het onderzoek. Die paradox van kinderlijk onbevangen en volwassen gemanipuleerd. Het wuiven van het graan in de wind. De puurheid van de beweging.

En nu is het afwachten of pers en publiek het ook zo voelen. Zij zijn niet ingewijd. Moeten het doen met de brochure- of flyertekst – al gemaakt ver voordat de voorstelling klaar was. Of met een leeg hoofd, nog veel beter. Want binnenkijken in een maakproces is ontzettend leerzaam, boeiend en leuk, maar onbevangen naar de voorstelling kijken, dat gaat niet meer.

Boeken / Fictie

Een calvinist tussen satire en schuld

recensie: Maarten 't Hart - De vroege verhalen

Maarten ’t Hart heeft als schrijver én hoofdpersoon zijn plaats in de Nederlandse letteren al lang en breed verdiend. De vroege verhalen toont een Maarten die zich verwondert, zich ontworstelt, maar altijd calvinist blijft.

De verhalen van Maarten ’t Hart gaan vooral over Maarten ’t Hart. Zijn werk maakt hem tot een romanpersonage van formaat in de Nederlandse literatuur. Toegewijde lezers zijn even bekend in de wereld van deze hoofdpersoon als een gereformeerde ouderling in zijn bijbel: Maassluis, het jaagpad langs de vliet richting het Bommeer, oom Piet die zoekt naar de ‘eeuwigdurende beweging’, Maartens vader, de begraafplaats. De verhalen beschrijven hoe de jonge Maarten zich verwondert over de raadselachtige wereld waarin hij opgroeit, hoe hij een liefde ontwikkelt voor eenzaamheid, literatuur, klassieke muziek, vrouwen en de natuur. Omdat die verhalen steeds dezelfde hoofdpersoon hebben, heeft de uitgever ze gerangschikt naar diens leeftijd. De vroege verhalen, nog te volgen door het deel De late verhalen, begint met een zesjarige Maarten en eindigt als hij 31 is, in 1975. Uit deze verhalen spreekt een groot talent voor satire en een erfenis van schuld.

Satire

‘Liefde en hoesten, daar is niet tegen te vechten.’ De vader van Maarten deelt graag droogkomische terzijdes uit die klinken als eikenhouten volkswijsheden. Stotteren heet bij hem ‘praten op afbetaling’. Zijn moestuin noemt hij ‘het Buitenland’, zodat hij bij terugkomst ervan kan zeggen in het buitenland geweest te zijn. Een glansrol speelt de vader in ‘Ouderlingenbezoek’, een hilarisch herkenbaar verhaal voor wie van gereformeerden huize is – en verplichte kost voor ieder ander. In dit verhaal bezoeken twee ernstige ouderlingen de familie ’t Hart om te informeren naar het geestelijk welzijn van de gezinsleden. Maarten, een jaar of zeventien oud, ziet ertegenop:

Terwijl ik de laatste druppels urine uit mijn geslacht schudde, hoorde ik de voordeurbel overgaan. Daar zijn ze, dacht ik. Ik staarde naar de maansikkel die ik door het wc-raam vlak boven de huizen zien kon. Waren ze daar maar, dacht ik.

Eenmaal over de drempel raken de ouderlingen verstrikt in een retorisch gevecht met Maartens vader, die hen met een reeks spottende grapjes het bloed naar de kaken jaagt. Die spot wijst vooruit naar de bijbelkritiek waarmee zijn zoon later de gelovigen tot woede zou drijven. ’t Hart zet zijn vader en diens droge grappen vaak in als manier om de draak te steken met verstarde godsdienstigheid.

Het bezoek loopt niet goed af. Natuurlijk helpt het niet dat een ouderling voorleest uit een geslachtsregister in Genesis, de saaist denkbare bijbeltekst. Later blijkt dat de ouderlingen Maartens vader hiermee willen aansporen tot het verwekken van meer nageslacht, omdat het ‘Gaat heen en vermenigvuldig u’ immers nog altijd geldt. Daarna duurt het niet lang meer tot de ouderlingen woedend vertrekken.

Schuld

In de satire van Maarten ’t Hart zweemt vaak een gevoel van nostalgie. De koddige theologische disputen, de psalmen, de donderpreken en natuurlijk die ronkende ’tale Kanaäns’ – het was toch ook een mooie tijd. Het is een onschadelijk soort heimwee dat opwelt op een trage zondagmiddag. Maar achter de speelse satire en de onschuldige nostalgie schuilt een donkerder, tragischer klank: de schuld.

Voor zijn eerste verhalenbundel, Het vrome volk, ontving Maarten ’t Hart in 1974 de Multatuliprijs. Het juryrapport repte van ‘het afstandelijke en precies geformuleerde verslag van de religieuze verminking die het lot van zoveel dertigers en veertigers tot in lengte van jaren zal bepalen’. Religieuze verminking. Dat klinkt ineens niet meer zo speels. Die verminking werpt een schaduw over sommige verhalen. ‘Mammoet op zondag’ beschrijft een jongetje wiens keel dichtgesnoerd wordt door een diepgevoeld besef van zonde en schuld, omdat hij met toestemming van vader, maar niet van God, zijn fiets gebruikt op de dag des HEEREN. En in ‘Derde liefde’ raakt de tienjarige Maarten gefascineerd door een vrouw die – o zonde! – make-up draagt. Als de jonge Maarten eenmaal met haar in gesprek raakt, wordt hij bevangen door schuldgevoel: ‘Ik werd duizelig bij de gedachte aan al de zonden die ik had gedaan en nog bezig was te doen’. Vele jaren later, in het verhaal ‘Een oxim uit Amerika’, wandelt de volwassen Maarten langs prostituees in Brussel en wordt opnieuw overrompeld door gevoel van schuld. Want: ‘Ik ben van gereformeerden huize – ik kan het echt niet helpen en hoe ongelovig ik ook ben, tussen de hoeren word ik weer een calvinist van de oude stempel […].’ Het doet denken aan het juryrapport: een lot dat hen tot in lengte van jaren bepaalt.

Zowel in de lichtvoetige satire als de emotioneel beladen passages formuleert Maarten ’t Hart vlekkeloos en vakkundig onopvallend. Zijn proza is nooit overdadig literair, de structuur ervan roept nooit om aandacht. Maartens nuchtere intelligentie houdt de verhalen stevig aan de grond. Net als de hoofdpersoon ervan hebben deze verhalen hun plaats in de Nederlandse letteren al lang en breed verdiend.

Film / Films

Charmant geknutsel

recensie: Be Kind Rewind

.

De prijs voor het leukste idee van het jaar kan Be Kind Rewind al bijna niet meer mislopen. Het verhaal van Michel Gondry – over twee medewerkers van een videotheek die, door een ongeluk waarbij alle videobanden zijn gewist, de gewiste films op hun eigen amateuristische wijze namaken – staat bij voorbaat garant voor hilarische situaties, zeker als je weet dat Jack Black een van die medewerkers is. Hoewel een goed idee zeker niet altijd een geslaagde film oplevert, is dat hier wel het geval. Be Kind Rewind ontstijgt de status van melige komedie en ontaardt in een bevlogen en bij vlagen melancholisch pamflet tegen de onpersoonlijke consumptiemaatschappij en voor creativiteit en sociale cohesie.

~

Natuurlijk zijn er veel meer films gemaakt over de teloorgang van kleine, persoonlijke winkels door de ijzeren wetten van de commercie, maar de eigenzinnige regisseur Michel Gondry weet door zijn persoonlijke stijl toch een emotionele snaar te raken. Films van Gondry (Eternal Sunshine of the Spotless Mind) zijn altijd een beetje vreemd, met personages die je in het dagelijks leven niet snel zult tegenkomen en ontwikkelingen die gespeend zijn van enige vorm van realiteitsbesef. Dat zoiets ook mis kan gaan bewees zijn vorige film, The Science of Sleep, die ontaardde in een twee uur durende cursus creatief met kurk. Gelukkig weet hij zich in Be Kind Rewind enigszins in te houden, waardoor zijn merkwaardige maar ook charmante hersenspinsels niet alleen voor hem zelf, maar ook voor de kijker de moeite waard zijn.

Om volledig mee te kunnen gaan in het wonderlijke universum dat Gondry in zijn films schetst, is het belangrijk om niet te veel kritische vragen te stellen en een simpele kijk op grote problemen te hebben. Als Jerry (Jack Black) door een ongeluk in een elektriciteitscentrale wordt gemagnetiseerd en alle videobanden wist die hij in zijn handen neemt, ligt de oplossing voor de hand. Jerry en Mike (Mos Def) moeten de films zelf opnieuw opnemen om de toekomst van de videotheek te redden. Zeer uiteenlopende films als Ghostbusters, Rush Hour 2 en (als absolute hoogtepunt) Driving Miss Daisy worden door de twee vrienden en hun assistente Alma (Melonie Diaz) met behulp van relatief eenvoudig knutselwerk dan ook nagemaakt.

Melancholie

~

Het enthousiasme van de makers werkt zeer aanstekelijk op de toeschouwer en roept de neiging op om ook eens met een paar vrienden enkele pareltjes uit de filmgeschiedenis van een eigen versie te voorzien. Maar daar houdt het niet op voor Michel Gondry. Na imitatie komt immers creatie. Als een vertegenwoordigster van de grote filmstudio’s (een ijskoude Sigourney Weaver) eist dat alle nagemaakte films worden vernietigd, trekt de hele buurt er dan ook op uit om een eigen film te maken. Een film die de gemeenschap nader tot elkaar brengt en de vervallen wijk in Passaic (New Yersey) voor even laat opbloeien. Als alle inwoners hun eindproduct tenslotte mogen bewonderen op het grote scherm, in de wetenschap dat hun videotheek moet wijken voor sociale woningbouw, is emotie onontkoombaar. Emotie die doet denken aan het legendarische Nuovo Cinema Paradiso, net als Be Kind Rewind een film waarin de melancholie en de liefde voor het medium film een belangrijke rol spelen.

Muziek / Album

Gewoon alles achterlaten en een punkbandje beginnen

recensie: The Dresden Dolls - No, Virginia

.

Vaak moet je oppassen met ‘nieuwe’ albums die bestaan uit demo’s, b-kantjes en nooit eerder uitgebracht materiaal. Het zijn meestal inferieure producten van bands waar het creatief even niet zo goed mee gaat, maar die zich toch gedwongen voelen om een extra album aan de catalogus toe te voegen. The Dresden Dolls komen met No, Virginia ook met oud materiaal op de proppen. Maar kwantiteit gaat hier samen met kwaliteit: de cd telt ruim achtenveertig minuten muziek in elf nummers, waarvan een flink aantal nooit eerder uitgebracht.

Het lijkt alsof The Dresden Dolls al een eeuwigheid bestaan, zo vanzelfsprekend hebben de fans en de media het tweetal uit Boston in de muziekwereld opgenomen. Sinds 2000 maken zangeres/toetseniste Amanda Palmer en drummer Brian Viglione hun zelfverklaarde Brechtian Punk Cabaret. Die toevoeging ‘Brechtiaans’ is een beetje curieus: Bertold Brecht maakte afstandelijk en maatschappijkritisch theater, gericht op het doorbreken van illusies. The Dresden Dolls houden die het liefst in stand. Ze zijn meer een burleske freakshow, met eigenzinnige verkleedpartijtjes en een energieke en uitbundige podiumact.

Continu op tour

Eigenlijk hebben The Dresden Dolls sinds hun oprichting nog maar één volwaardig album uitgebracht. Hun eerste plaat A is for Accident was een veredelde demo en het nieuwe No, Virginia is een collectie van oude nummers uit de eerste vijf jaar van de band. De band was de afgelopen twee jaar vrijwel continu op tour, samen met o.a. Nine Inch Nails, Cyndi Lauper en Panic! At the Disco (een merkwaardige doch treffende opsomming van uiteenlopende stijlen die je ook terughoort in de muziek van The Dresden Dolls). Volgens frontvrouw Amanda Palmer zijn ze in januari dit jaar direct vanuit de tourbus de studio ingerold, om het nieuwe album er in vijf dagen uit te knallen. Inclusief mix. Die drive hoor je zeker terug, net zoals het plezier van het samenspelen. Als luisteraar wordt je trefzeker langs bizarre wendingen en stemmingswisselingen gedirigeerd.

Bastaardkindertjes
No, Virginia bevat één b-kantje, een cover, een demotrack genaamd ‘Mouse and the Model’, vier niet eerder gereleasde opnames van Yes, Virginia en vier nieuwe opnames van oude nummers die nooit op band gezet zijn. Of zoals Amanda het zegt: ‘All the favorite bastard children of our work through the years‘. De nummers zijn meer pop dan rock, met een vleugje new wave. Niet lichtgewicht: er is altijd een extra duistere ondertoon, hoe springerig en hysterisch sommige nummers ook mogen klinken. Met de cover ‘Pretty in Pink’ verbeteren ze zowaar de originele versie van de Psychedelic Furs. Een grappige 80’s keuze, al had ik nog liever livefavoriet ‘War Pigs’ van Black Sabbath op plaat willen zien.

Geen porseleinen poppetjes
Amanda Palmer is verantwoordelijk voor alle muziek. Ze is geen wereldzangeres, wel een veelzijdige en moedige frontvrouw. Ze schreeuwt, jankt, fleemt en treitert. Zo’n beetje het tegenovergestelde van Tori Amos, de spirituele pingelprinses. Amanda mishandelt bijna haar piano, ze beukt er in haar jarretels op los maar ontlokt er ook subtiele en dromerige melodietjes aan. The Dresden Dolls zijn echter geen porseleinen poppetjes, maar provocateurs, circusartiesten. Hun muziek sluit perfect aan bij de ontsnappingsfantasieën die iedereen wel eens heeft: gewoon alles achterlaten en in Berlijn een rebelse punkband te beginnen, bijvoorbeeld. No, Virginia is een aanstekelijke aanvulling op hun bestaande muzikale repertoire. Nu snel échte nieuwe nummers graag.

Kunst / Expo binnenland

Mooi rood is niet lelijk

recensie: Een fascinatie voor roodharigen verbeeld

Mensen met rood haar zijn een minderheid, maar wel een opvallende. Rood haar fascineert mensen al eeuwenlang en is aanleiding geweest tot veel mythevorming en fabels. De Romeinen schreven de vechtlust van de Kelten toe aan het rode haar en in de middeleeuwen waren vrouwen met rood haar automatisch heksen. Tegenwoordig bestaan er legio onderzoeken naar de bijzondere kenmerken van roodharige mensen, veel ervan onzinnig.

Hanne van der Woude raakte ook gefascineerd door de roodharige mens. Haar serie portretten draagt echter niet bij aan de rare weetjes, fabels of speculaties. Met het Nederlandse landschap als decor, presenteert ze haar modellen als gewone mensen met een eigen verhaal. Tegelijk weet ze de esthetiek van rood haar uit te buiten, wat maakt dat je er als toeschouwer toch een beetje jaloers op wordt.

Voorafgaand aan de opening kleurt de toegestroomde menigte in het Fotomuseum Fotomuseum Den Haag langzaam rood, alle modellen zijn namelijk uitgenodigd dit evenement bij te wonen. Eén van hen neemt officieel het eerste exemplaar van het bijbehorende boek in ontvangst. Voor Van der Woude moet het een bijzonder moment zijn geweest. Toen zij drie jaar geleden haar oproep deed op een website voor roodharigen, had ze al wel plannen voor dit boek, maar of het er zou komen wist ze nog niet. Dat haar project zou uitmonden in een tentoonstelling mét publicatie en ook nog eens veel media-aandacht lijkt de ultieme bekroning. Toch blijken de meeste media meer aandacht te besteden aan de bijzonderheid van roodharigen dan aan de foto’s. En dat terwijl daar zoveel meer te zien is.

Meer dan rood alleen

Ilse en Ruth, Arnhem 2007
Ilse en Ruth, Arnhem 2007

Er zijn uiteraard portretfoto’s waarop vrijwel alleen hoofd en haar zichtbaar zijn. Als uitersten van deze categorie hangen er zelfs een foto van een schouderpartij en een foto van twee handen. Hier ging het Van der Woude vooral om de vele sproeten, bij uitstek een kenmerk van roodharigen. Dan zijn er de combinaties van modellen met het Nederlandse landschap. Hierin valt een onderscheid te maken tussen kleurgebruik – foto’s waarin de groene omgeving contrasteert met het rode haar en foto’s waarin de omgeving juist aansluit bij de haarkleur – en de portretkeuze: individuen of families.

Doordat deze verschillende benaderingen willekeurig door elkaar hangen in de drie zaaltjes, duurt het even voordat je ontdekt dat de foto’s meer bieden dan rood haar alleen. Van der Woude heeft met nauwkeurigheid de locaties gekozen en de kleding van de modellen bepaald. Als een soort regisseur voegt zij hiermee een verhaal toe aan de foto’s. Of dit ook het werkelijke verhaal is van de modellen, daar kom je niet achter. Titels of namen zijn niet te zien in de tentoonstelling. Daarmee creëert Van der Woude ruimte om je eigen verhalen te verzinnen.

Sprookjesachtig

Hans, Kootwijk 2006
Hans, Kootwijk 2006

Een jongetje met één hand in zijn broekzak kijkt glimlachend naar een steentje dat hij in zijn andere hand houdt. Denkt hij alvast aan de plons wanneer hij het steentje in de sloot naast hem gooit of is hij gewoon gelukkig met deze in zijn ogen mooie steen?

De man in een roeiboot die wegvaart van zijn familie. Gaat hij iets bijzonders halen voor ze van de overkant, staan ze hem uit te zwaaien voor een pleziertochtje of is het een familieportret waarbij de boot iets zegt over het beroep van de man? Een close-up van een meisjestweeling. Eén kijkt ietwat schuin naar de camera en lijkt haast nieuwsgierig te willen gaan glimlachen. De ander lijkt in de verte te staren en met diepere gedachten bezig te zijn. Hebben ook zij een verhaal of is het ‘slechts’ een portret?

En wat gaat er eigenlijk om in het hoofd van de verregende jongen die midden in het bos op de grond zit en staart naar een dennenappel in zijn hand? De foto’s blijken op twee manieren te bekijken. Enerzijds presenteren de portretten roodharigen als gewone mensen die -net als iedereen- een eigen leven leiden en dus hun eigen verhalen hebben. Het zijn de setting en het intense kleurgebruik die maken dat ze net iets buiten de werkelijkheid lijken te staan. Omdat wij zelf de verhalen van deze mensen invulling mogen geven én omdat ze rood haar hebben, maken we het toch weer een beetje sprookjesachtig. Het mysterie van rood haar wordt in deze tentoonstelling niet ontrafeld, maar krijgt eerder een beetje extra glans.

 

Boeken / Fictie

Het slinkse Brittannië

recensie: Blake Morrison - Ten zuiden van de rivier

Op het omslag van de vuistdikke roman Ten zuiden van de rivier staat een vos afgebeeld. Het dier kijkt de lezer onachtzaam likkebaardend aan. Dezelfde onachtzaamheid beschrijft auteur Blake Morrison in het Britse leven onder premier Blair. De roman begint op de dag van de verkiezingsoverwinning van Labour en eindigt vijf jaar later wanneer de politieke desillusie zich meester maakt van de vijf hoofdpersonages.

Vossen lopen als een rode draad door de levens van Libby, Nat, Jack, Harry en Anthea heen. Ze hebben in het begin van de roman niet veel oog voor de vossen; hun privéproblemen slokken alle aandacht op. Libby, getrouwd met Nat, werkt zich uit de naad in de harde reclamewereld. Op hulp van haar man hoeft ze niet rekenen, Nat krijgt als schrijver niets op papier en ook als vader en echtgenoot brengt hij het er slecht van af. Zijn enige nuttige werkzaamheden zijn de schrijfworkshops die hij geeft. Tijdens een van zijn lessen komt hij Anthea tegen met wie hij een verhouding begint. Wanneer zij verdwijnt, stort Nat zich blindelings op verhalen met vossen in de hoofdrol, iets waar Anthea zich ook fanatiek mee bezig hield.

Vossenjacht

De geobsedeerde Nat staat sterk in contrast met zijn vriend Harry, een zwarte journalist die voor een lokaal blaadje schrijft. Hij is de enige die niet in de beloften van Labour gelooft, zelfs Jack (de conservatieve oom van Nat) geeft de partij het voordeel van de twijfel. De plattelandsondernemer moet echter toezien hoe zijn bedrijf steeds meer in de schulden raakt. De enige manier waarop de ondernemer de ellende kan vergeten is tijdens het uitoefenen van zijn hobby: de vossenjacht. Jack wordt echter zelf doelwit van de jacht; een politicus gaat met hem mee, zogezegd om zijn standpunt te willen bepalen maar in werkelijkheid om munitie voor een anti-vossenjachtcampagne te verzamelen.

Persoonlijke problematiek in relaties en carrière worden in de roman van Morrison afgewisseld met politiek-sociale problemen zoals het industriële en economische verval, groeiende verschillen tussen arm en rijk, het platteland en de stad. Die algemene problemen dringen daarbij steeds verder door in de persoonlijke levens van de personages, zoals de vossen steeds verder doordringen in Londen. Hoewel het merendeel van de stadsbevolking de dieren in het begin ziet als ‘knuffeldieren’ zoals ze de eens populaire Blair verwelkomden, worden de gevolgen van hun komst pas later zichtbaar. Zelfs de ‘well-to-do’ hoofdpersonages woonachtig aan de zuidoever van de Thames ondervinden de consequenties. Tobberigheid en een melancholische instelling schetst Morrison dan ook als vaste karakterkenmerken van zijn personages.

De thematiek die Morrison aansnijdt is niet vernieuwend, net zomin als het koppelen van sociale problematiek aan een specifieke regeerperiode. Wel is de manier waarop Morrison deze vorm geeft gedurfd in opzet en omvang. De nadruk van deze state-of-the-nation-roman die meer dan 600 pagina’s telt ligt op het leven van de hoofdpersonages; Morrison schetst hun persoonlijke problematiek waarin zich een politieke en sociale desillusie steeds duidelijker aftekent met verve waarbij hij de diversiteit van de Britse burger in ere houdt. Wie echter denkt dat de roman een sprankje sociale hoop of een eindconclusie biedt komt bedrogen uit. De grote vragen blijven net als in het politieke leven, onbeantwoord.

Boeken / Fictie

De magie van de Afrikaanse realiteit

recensie: Mia Couto (vert. Harrie Lemmens) - De laatste vlucht van de flamingo

“Hard en naakt, ziehier het feit: ineens lag er een afgesneden penis midden op de weg bij het binnenrijden van het stadje Tizangara.” Er zullen weinig openingszinnen zijn die de lezer met zoveel kracht een verhaal binnenzuigen. In De laatste vlucht van de flamingo creëert de Mozambikaanse schrijver Mia Couto een wereld waarin magie de realiteit langzaam maar zeker begint te overheersen.

De laatste vlucht van de flamingo is Coutos derde roman, en tevens de afsluiting van een cyclus die begon met ‘Slaapwandelend Land’, gevolgd door ‘Onder de Frangipani-boom’. In deze cyclus schetst Couto, met afstand de belangrijkste Mozambikaanse schrijver van dit moment, de ontwikkeling van Mozambique na de onafhankelijkheid, die gevolgd werd door een jarenlange burgeroorlog en een moeizame vrede waarin corruptie welig tiert.

Apocalyptische vormen


Het verhaal dat zo bruusk begint, wordt opgetekend door de tolk van het dorp Tizangara, die door de locale corrupte burgemeester naar voren wordt geschoven als de Italiaanse VN-afgevaardigde Massimo Risi een onderzoek komt instellen. Het onderzoek is gericht op de onverklaarbare verdwijningen van VN-soldaten, die in het niets lijken op te lossen. Alles wat achterblijft, is hun lid. De tolk van Tizangara helpt Risi vooral door hem wegwijs te maken in de plaatselijke tradities en door hem te introduceren bij een aantal uiteenlopende personen, die ieder op hun eigen manier een verklaring hebben voor de verdwijningen. Zoals de plaatselijke prostituee:

Wilt u de hele waarheid weten over wat er gebeurd is? De buitenlandse soldaten ontploffen, zeker, maar ze trappen niet op een mijn. Wij vrouwen zijn de bommen. Trekt u niet zo’n gezicht. Wij hebben bepaalde krachten, dat weet u.

Maar daarmee is de zoektocht van de VN-afgezant bij lange na niet ten einde. Naarmate de Italiaan meer te weten komt van de locale situatie, neemt zijn radeloosheid alleen maar toe. Totdat de situatie zulke apocalyptische vormen aanneemt dat zijn hele onderzoek geen enkele zin meer heeft en de magische aspecten de werkelijkheid volledig verdringen.

Dat laatste is overigens een typisch Europese observatie van een typisch Europese recensent, want de Afrikaanse versie van de realiteit staat vaak haaks op de realiteit van het Westen, zo ondervindt ook Massimo Risi. Als buitenstaander slaagt hij er niet in om de lokale situatie te doorgronden, omdat hij die situatie met zijn Westerse blik niet kan begrijpen.

Diepe sporen


Ook komt in het boek sterk naar voren dat het Europese kolonialisme diepe sporen heeft achtergelaten in het Afrikaanse continent. ‘De kaart van Afrika is getekend in Europa’, is een bekend gezegde, waarvan het effect door Couto op indringende wijze wordt aangetoond. Of zoals de medicijnman van Tizangara het zegt:

Er wordt veel gepraat over kolonialisme. Maar ik betwijfel of dat ooit bestaan heeft. Wat die blanken gedaan hebben, is ons bezetten. Niet alleen het land: ze hebben onszelf bezet, hun bivak opgeslagen in onze hoofden. Wij zijn hout dat nat geregend is. Nu branden we niet en geven we ook geen schaduw. We moeten drogen in het licht van een zon die nog niet bestaat. Die zon kan alleen in onszelf ontstaan. Kunt u mij volgen, kun u mij helemaal volgen?

Couto rijgt dergelijke poëtische passages moeiteloos aaneen en beschrijft in zijn virtuoze stijl de wonden en littekens van zijn Mozambique. Het Mozambique waarin de structuur van het oude koloniale bewind haast onveranderd is overgenomen door de voormalige vrijheidsstrijders, die in snel tempo van oorlogshelden veranderen in kopieën van de vroegere onderdrukkers.

Onontkoombare conclusie


In de parabel die De laatste vlucht van de flamingo in feite is, zorgt Couto ervoor dat de magie van het land niet wordt geobserveerd, maar intens wordt beleefd. De speurtocht van Risi naar de ontplofte soldaten wordt uiteindelijk slechts een ondergeschikt thema, en laat Westerse ogen getuige zijn van de onontkoombare conclusie:

Het was ook al gebeurd met andere Afrikaanse landen. Men had het lot van die naties in handen gelegd van ambitieuze lieden die heersten als hyena’s, alleen dachten aan snel dik worden. […] Het ontbrak aan mensen die van het land hielden. Het ontbrak er aan mensen met ontzag voor de anderen.

Een beklemmende conclusie, die het boek evenwel niet overheerst; Couto heeft het boek doorspekt met een dromerig soort humor en hij eindigt met een ongrijpbaar optimisme dat hoop biedt voor de toekomst. Hij lijkt vooral geduld te vragen voor een land dat zijn botten net bij elkaar heeft geraapt en weer moet leren om op eigen benen te staan.

Boeken / Fictie

Kom maar op met die spam

recensie: Anne Vegter - Spamfighter

Spamfighter van Anne Vegter is een stoere poëziebundel. Het is de derde dichtbundel in het kleine, maar toch bijzonder diverse oeuvre dat Vegter tot op heden heeft neergezet. Naast de eerdere dichtwerken Het veerde (1991) en Aandelen en obligaties (2002), schreef Vegter ook kinderboeken, toneel en korte verhalen. Voor Spamfighter werd Vegter dit jaar genomineerd voor de VSB Poëzieprijs en kreeg daar de publieksprijs uitgereikt.

Kracht, levendigheid en speelse brutaliteit kan dit werk niet ontzegd worden. De bron van Vegters kracht is haar schrijfwijze, hier nog meer dan in haar eerdere werk. Zij gaat platte verwoordingen niet uit de weg. Dan mag spul gewoon ‘spul’ heten, lekker blijft ‘lekker’ en ook eigentijdse aanduidingen als ‘sampled’ en ‘bleeeeeeeeeeep*’ vormen geen probleem. Vegter is direct gericht op het nu, op deze tijd, en we zien Arnon Grunberg en de Hema voorbijkomen. Het tikkeltje waanzin dat je er als lezer in bespeurt (let wel: tikkeltje) komt vanuit het weglaten van woorden als een soort grammaticaal indikken, en het meesleuren van directe spreektaal. De gedichten bestaan uit een over-en-weer spreken, gelijktijdige gedachten zijn opgenomen tussen haakjes en Engels en Nederlands vloeien vlot door elkaar:

Night on a pond (nacht aan een vijver)

Waar niet mee te spotten valt of oké gewoon een achtbaan van geluiden.
‘Amphibian manipulation’ wist jij, Anne, dat hij ruim 70 is en wat heeft hij ontdekt!

Fuckèhè>èhè>. èhè>De volmaakter schepping, luister nou!
in een kikker .

Geluidachtigheid van geslacht bestolen, life imitating art. Op die manier klinkt je Engels
wat aanstellerig in het Nederlands. Blaas zeg je plots kikkerperceptie op

tot het kan! Plop walvisachtigheid. Ik zou zeggen niet onkikkerig, strottig.
Hectisch meneertje scrubt kikkerhuid en slaakt iets tijdgebondens.

De taal maakt het hier bijna vulgair, maar dat niet alleen, want bij vlagen treffen we ook iets wonderlijks aan. Een geschminkte koningin, nonnen die als yoghurt zich tot uithoeken verspreiden en kinderen als stenen die in hun doen-alsof-we-geen-naam-hebben volledig losslaan. Als lezer donder je er altijd middenin en grijp je zoveel mogelijk aan om mee te kunnen komen.

Vervulling

De beste gedichten zijn die waarin het allemaal niet uit lijkt te maken, een onbeperkt genoegen van spreken: ‘Negen moest ik worden, negen werden ik en mijn vriendjes / later, allemaal vroeger, maar ik zei neger, een woord // dat wel kon, ik wordt negerrrrrrr.’ Het ouder worden en het ‘neger’ blijken bij Vegter belangwekkend aan elkaar gekoppeld, aangezien dit ook in een later gedicht terugkeert:

Zeventien werd ik

en op een dag voelde ik mij waardeloos omdat ik zeventien werd.
Mijn haar viel uit, ik vond ochtendbossen op de sloop.

We deden huidje en transplantatietje, ik had al eens een neger gehad.
Ik speelde twintig maanden in reservetijd met oude mandarijnen.

Schoor de neger, hij was lief. Hij had zijn ouders nog. Toen sloopte hij
mijn kleine driehoek. Het schreeuwen van een kut in mijn slip:

ik wilde op de buik, inzwarte ander. Hij nam het kind op,
mijn natte bit. Zo oud kon je niet – die ouders leefden toch.

Later, zei hij, echt zou hij schrijven.

Een belangrijk onderwerp dat in verschillende gedichten aan de orde komt zijn vooral de gedragingen van mensen; hun doelen, verwachtingen. Gewone mensen, zijzelf (aangeroepen als ‘Anne’), familie; Vegter richt een doorklievende blik op allerlei situaties en bewegingen. De mensen hebben hoop en iets spreekt hen aan, zij het op een eigenwijze manier zoals in ‘Gamma’: Zoals aan de schouders van boodschappen– / mensen de avond hangt, daar kan ik iets mee. Het zijn het soort genoeglijke vervullingen van deze tijd die Vegter in porties voor de lezer uitgiet.

Zooi
Een vraag die resteert is of we met deze bundel nu een echte spamfighter in handen hebben. Moet het beschouwd moet worden als een handzame blokkade tegen alle spam die ons dagelijks leven binnenslingert; de poëzie ter afscherming van de gokpaleizen, medicijnen en lijfelijke optimalisaties die ons doorlopend worden opgedrongen? Een eerste tegenwerping op deze voorstelling zou zijn dat de bundel niet echt als één werkt. Het is sprokkelen naar een verbindende eenheid – de alfabetische volgorde helpt hier ook niet echt mee – en daardoor is het alsof de individuele gedichten een beetje over elkaar heen buitelen, van dit, en dit, en o ja dit ook nog. Toch is dit niet zeer problematisch. Wanneer de spam komt kunnen we met een diverse stoet aan onderwerpen de wapens tenminste op meerdere fronten inzetten.

Een groter bezwaar is echter dat het beschouwen van Spamfighter als een radicaal middel tegen spame de bundel veel te schoon, te goedschiks en te braaf zou voorstellen. Spamfighter werkt bij de gratie van de smurrie van taal, de vele gedachtes en kronkelingen, woordspelingen die er worden afgevuurd. Niet alleen heeft de bundel deze elementen nodig, ze vormen sterker nog een cruciaal onderdeel ervan. Eerder dan als een heilzaam waakmiddel kan dan ook beter gesteld worden dat Spamfighter zelf middenin de zooi zit die het vermoogt te bestrijden. En dat is prima.

Anne Vegters laatste bundel is er dan ook om te lezen, in de teksten terug te gaan en weer door te lezen; het is een krachtige bundel die stoer spreekt, zich bedenkt en de barre associaties uit het achterhoofd laat meewegen. Niet tegen de spam, maar hier heerlijk mee samen.