Boeken / Fictie

Kom maar op met die spam

recensie: Anne Vegter - Spamfighter

Spamfighter van Anne Vegter is een stoere poëziebundel. Het is de derde dichtbundel in het kleine, maar toch bijzonder diverse oeuvre dat Vegter tot op heden heeft neergezet. Naast de eerdere dichtwerken Het veerde (1991) en Aandelen en obligaties (2002), schreef Vegter ook kinderboeken, toneel en korte verhalen. Voor Spamfighter werd Vegter dit jaar genomineerd voor de VSB Poëzieprijs en kreeg daar de publieksprijs uitgereikt.

Kracht, levendigheid en speelse brutaliteit kan dit werk niet ontzegd worden. De bron van Vegters kracht is haar schrijfwijze, hier nog meer dan in haar eerdere werk. Zij gaat platte verwoordingen niet uit de weg. Dan mag spul gewoon ‘spul’ heten, lekker blijft ‘lekker’ en ook eigentijdse aanduidingen als ‘sampled’ en ‘bleeeeeeeeeeep*’ vormen geen probleem. Vegter is direct gericht op het nu, op deze tijd, en we zien Arnon Grunberg en de Hema voorbijkomen. Het tikkeltje waanzin dat je er als lezer in bespeurt (let wel: tikkeltje) komt vanuit het weglaten van woorden als een soort grammaticaal indikken, en het meesleuren van directe spreektaal. De gedichten bestaan uit een over-en-weer spreken, gelijktijdige gedachten zijn opgenomen tussen haakjes en Engels en Nederlands vloeien vlot door elkaar:

Night on a pond (nacht aan een vijver)

Waar niet mee te spotten valt of oké gewoon een achtbaan van geluiden.
‘Amphibian manipulation’ wist jij, Anne, dat hij ruim 70 is en wat heeft hij ontdekt!

Fuckèhè>èhè>. èhè>De volmaakter schepping, luister nou!
in een kikker .

Geluidachtigheid van geslacht bestolen, life imitating art. Op die manier klinkt je Engels
wat aanstellerig in het Nederlands. Blaas zeg je plots kikkerperceptie op

tot het kan! Plop walvisachtigheid. Ik zou zeggen niet onkikkerig, strottig.
Hectisch meneertje scrubt kikkerhuid en slaakt iets tijdgebondens.

De taal maakt het hier bijna vulgair, maar dat niet alleen, want bij vlagen treffen we ook iets wonderlijks aan. Een geschminkte koningin, nonnen die als yoghurt zich tot uithoeken verspreiden en kinderen als stenen die in hun doen-alsof-we-geen-naam-hebben volledig losslaan. Als lezer donder je er altijd middenin en grijp je zoveel mogelijk aan om mee te kunnen komen.

Vervulling

De beste gedichten zijn die waarin het allemaal niet uit lijkt te maken, een onbeperkt genoegen van spreken: ‘Negen moest ik worden, negen werden ik en mijn vriendjes / later, allemaal vroeger, maar ik zei neger, een woord // dat wel kon, ik wordt negerrrrrrr.’ Het ouder worden en het ‘neger’ blijken bij Vegter belangwekkend aan elkaar gekoppeld, aangezien dit ook in een later gedicht terugkeert:

Zeventien werd ik

en op een dag voelde ik mij waardeloos omdat ik zeventien werd.
Mijn haar viel uit, ik vond ochtendbossen op de sloop.

We deden huidje en transplantatietje, ik had al eens een neger gehad.
Ik speelde twintig maanden in reservetijd met oude mandarijnen.

Schoor de neger, hij was lief. Hij had zijn ouders nog. Toen sloopte hij
mijn kleine driehoek. Het schreeuwen van een kut in mijn slip:

ik wilde op de buik, inzwarte ander. Hij nam het kind op,
mijn natte bit. Zo oud kon je niet – die ouders leefden toch.

Later, zei hij, echt zou hij schrijven.

Een belangrijk onderwerp dat in verschillende gedichten aan de orde komt zijn vooral de gedragingen van mensen; hun doelen, verwachtingen. Gewone mensen, zijzelf (aangeroepen als ‘Anne’), familie; Vegter richt een doorklievende blik op allerlei situaties en bewegingen. De mensen hebben hoop en iets spreekt hen aan, zij het op een eigenwijze manier zoals in ‘Gamma’: Zoals aan de schouders van boodschappen– / mensen de avond hangt, daar kan ik iets mee. Het zijn het soort genoeglijke vervullingen van deze tijd die Vegter in porties voor de lezer uitgiet.

Zooi
Een vraag die resteert is of we met deze bundel nu een echte spamfighter in handen hebben. Moet het beschouwd moet worden als een handzame blokkade tegen alle spam die ons dagelijks leven binnenslingert; de poëzie ter afscherming van de gokpaleizen, medicijnen en lijfelijke optimalisaties die ons doorlopend worden opgedrongen? Een eerste tegenwerping op deze voorstelling zou zijn dat de bundel niet echt als één werkt. Het is sprokkelen naar een verbindende eenheid – de alfabetische volgorde helpt hier ook niet echt mee – en daardoor is het alsof de individuele gedichten een beetje over elkaar heen buitelen, van dit, en dit, en o ja dit ook nog. Toch is dit niet zeer problematisch. Wanneer de spam komt kunnen we met een diverse stoet aan onderwerpen de wapens tenminste op meerdere fronten inzetten.

Een groter bezwaar is echter dat het beschouwen van Spamfighter als een radicaal middel tegen spame de bundel veel te schoon, te goedschiks en te braaf zou voorstellen. Spamfighter werkt bij de gratie van de smurrie van taal, de vele gedachtes en kronkelingen, woordspelingen die er worden afgevuurd. Niet alleen heeft de bundel deze elementen nodig, ze vormen sterker nog een cruciaal onderdeel ervan. Eerder dan als een heilzaam waakmiddel kan dan ook beter gesteld worden dat Spamfighter zelf middenin de zooi zit die het vermoogt te bestrijden. En dat is prima.

Anne Vegters laatste bundel is er dan ook om te lezen, in de teksten terug te gaan en weer door te lezen; het is een krachtige bundel die stoer spreekt, zich bedenkt en de barre associaties uit het achterhoofd laat meewegen. Niet tegen de spam, maar hier heerlijk mee samen.