Theater / Achtergrond
special: 1. Reguliere voorstellingen

Oerol 2008

.

~

Oerol 2008: Deel 1. Reguliere voorstellingen | Deel 2. Bonnefooi en straattheater | Deel 3. Jonge makers

Inhoud van dit artikel:
!V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld – Joachim Robbrecht/De Warme Winkel | Maat voor maat – ’t Woud Ensemble | Pax Islamica IV: Sawn – Theatergroep DNA/Gasthuis Frascati/Sabri Saad El Hamus | Meisje loos – Lange Poten/Festival Karavaan | Zum Wohl – Suver Nuver | Walking – Robert Wilson, Boukje Schweigman en Theun Mosk | Laura & Lars – Laura van Dolron | Abiku – Tryater | Schraapzucht – TUIG | L’isola bianca FLUX – Théâtre du Centaure | Vader – TOM | Rondumheer – PeerGrouP | Archeologische vondsten: het verdronken dorp | Onder Constructie II – De Jongens | Allen die vallen – Compagnie Marius | Bava – Danswerkplaats Amsterdam/Giulia Mureddu | Gleone Gloede – Tryater | Dick Bos – Beumer en Drost | Geen bijen geen fruit – Het Filiaal | De noces/svadebka/de bruiloft – Walpurgis/De Roovers/Het Spectra | 8WEEKLY zag eerder

Doorslaande handelszucht
!V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld – Joachim Robbrecht/De Warme Winkel
Gezien op 20 juni 2008 • Loods Wiegman, Terschelling

Na Anne Frank en Vincent van Gogh onderwerpt Joachim Robbrecht nu de uitspraken van minister-president Balkenende aan nader onderzoek. Zijn uitspraak ‘Nederland kan het weer: die VOC-mentaliteit!’, wel te verstaan. Deze staat aan de basis van !V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld, een voorstelling die met veel tamtam op een bijna groteske manier probeert de Nederlandse identiteit bloot te leggen. Vier gegoede middenstanders zetten anno 2008 koers naar Batavia om te onderzoeken wat de president nu precies bedoelde en of zij zelf ook wat van die befaamde VOC-mentaliteit in zich hebben.

Foto: Diederik de Klerk

Foto: Diederik de Klerk

Dat de uitgesproken yup Janpietjoris niet vies is van avontuur, uitvindingen en ondernemerschap staat als een paal boven water. Als succesvol zakenman begint hij aan de bootreis om een emotionele band op te bouwen met zijn werk. Zijn handel ‘emotioneel invoelbaar’ te maken, zoals hij het zelf zo mooi verwoordt. Dat die handel dan knopspelden zijn doet niets af aan zijn prijzenswaardige intenties. Handel is handel. Jammer genoeg weet Janpietjoris zijn ondernemingsdrang niet echt optimaal te benutten. Halverwege de trip stijgt de handelslust hem naar het hoofd en probeert hij zijn Poolse schoonheid Zloty van de hand te doen alsof het een van zijn knopspelden betrof. Zijn kameraad Korneel is wel geïnteresseerd in de bijzondere handelswaar en gaat na enige morele weerstand overstag. Vanaf dit punt ontaardt de voorstelling in een tamelijk onnavolgbaar tumult. In het – overigens schitterende – decor van uitwaaierende lange latten voltrekt zich een schouwspel dat doet denken aan Expeditie Robinson. De vier reizigers zijn gestrand op een onbewoond eiland en de vrouw van Korneel, Annahannajohanna, spreekt nog snel even de kijkers thuis toe om zo veel mogelijk stemmen te vergaren voor de eliminatieronde.

Foto: Diederik de Klerk

Foto: Diederik de Klerk

Door de mix van gedragen spel, statische gebaren, bizarre dansjes en poses, met daaronder de zoektocht naar de VOC-mentaliteit wordt het stuk een tikje onsamenhangend. Funtamentele vragen komen zeker aan bod, maar er wordt nooit lang genoeg bij stilgestaan om de diepte in te kunnen gaan. In plaats daarvan leiden sommige scènes vooral af van de kern, zoals wanneer Korneel een ode levert aan de oude oceaan. Al met al een prima en zeker vermakelijk stuk, dat interessante vragen oproept, maar uiteindelijk toch te weinig coherent is om tot een sterk statement te komen over de Nederlandse identiteit. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Finesses maken het toneelstuk
Maat voor maat– ’t Woud Ensemble
Gezien op 20 juni 2008 • De Ans, Terschelling

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Op een barbaars winderig stukje Terschelling heeft ’t Woud Ensemble zijn kamp opgeslagen om er tien dagen lang de voorstelling Maat voor maat te spelen, een komedie van Shakespeare. Bijna tegen de dijk aan vormt een een stukje uitgestrekte polder het decor. Voor de dijk staan vier omvangrijke grijze wanden die als achtergrond dienen. Hier wordt het verhaal verteld van een maatschappij waar de gezaghebbenden koste wat kost proberen de wet te handhaven en toch verantwoordelijk zijn voor een onrechtvaardige samenleving. De hertog is in Maat voor maat de man die normaal gesproken de touwtjes in handen heeft, maar hij gaat op reis naar Polen en geeft daarom de leiding over aan regent Angelo. Wat niemand weet is dat de hertog eigenlijk helemaal niet in Polen zit. Hij blijft in de stad, doet zich voor als pater en houdt zo een oogje in het zeil. Machtswellustig als Angelo is, maakt hij gretig gebruik van zijn nieuwe positie. Hij regeert met harde hand en spreekt bijna onmiddelijk het doodvonnis uit over Claudio die de kat kneep in het donker: hij bezwangerde Julia. De vrome novice en zuster van Claudio, Isabella, probeert Angelo van gedachten te laten veranderen, maar haar moeite is tevergeefs. Tenzij de toekomstig non haar lichaam aan de kille regent aanbiedt, is de situatie uitzichtloos.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Zoals een komedie betaamt, loopt ook deze goed af en krijgt Angelo geen kans zich te vergrijpen aan de maagdelijke Isabella. De hertog – in de gedaante van de pater – beraamt een list en zorgt voor een rechtvaardig einde. Het stuk wordt gespeeld door negen acteurs waarvan een groot deel een dubbele rol voor zijn rekening neemt. Helemaal in de stijl van Shakespeare spelen de mannen ook vrouwenrollen, wat voor een lichtvoetige noot zorgt in het soms wat stijfjes aandoende stuk. Maat voor maat valt vooral op door de gestileerde vormgeving. De strakke, grijze panelen komen goed uit in het contrasterende landschap en de openingen zorgen voor slimme doorkijkjes en esthetische plaatjes: bijvoorbeeld wanneer de gedrongen Angelo bij een statige lantaarn staat met als achtergrond de grijze panelen. Ook aan de kostuums is veel aandacht besteed; de kleur is afgesteld op het soort personage. Goed doordachte finesses die de niet onverdienstelijke voorstelling net dat beetje meer schwung geven. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Terug naar de kern
Walking – Robert Wilson, Boukje Schweigman en Theun Mosk
Gezien op 20 juni 2008 • C Parkeerplaats Heartbreak Hotel, Terschelling

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Het zou hét project van Oerol 2008 worden: Walking. Een samenwerking tussen grootheid Robert Wilson en veelbelovende nieuwkomers Boukje Schweigman en Theun Mosk. De verwachtingen waren hooggespannen en speculaties deden de ronde. De een hield het op een wandeling door het landschap met daarin verschillende objecten, de ander dacht meer aan een hallucinerende ervaring. Uiteindelijk is Walking het best te omschrijven als een vertraagde, rituele rondgang die de tijd even uitschakelt. Startpunt is de parkeerplaats bij Heartbreak Hotel waar elke deelnemer wordt gevraagd de tijd (lees: mobiele telefoon en horloge) in te leveren. In groepjes van acht brengt een busje de deelnemers naar het begin van de tocht. Elke anderhalve minuut begint iemand aan de route die start in een compleet verduisterde, kleine ruimte die de overstap naar een andere tijdsdimensie markeert. In de volgende ruimte staan acht mensen om een omvangrijk zwartgapend gat in de grond. De ruimte is afgezet met hoge, houten wanden die zijn bekleed met neerhangende twijgen. Na enige tijd wordt iedereen een voor een opgehaald door een in gele poncho geklede dame die instructies geeft voor het verdere verloop.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Hier begint de eigenlijke wandeling. In een tergend langzaam tempo lopen de bezoekers op ongeveer honderd meter afstand van elkaar de wandeling. Voetje voor voetje verplaatst iedereen zich, helemaal teruggeworpen op zichzelf én de natuur. Je begint details op te merken die anders aan je blikveld waren ontgaan. Hoe ritmisch het gras beeft in de wind, dat de zee in de verte ruist, dat je schaduw langzaam zichtbaar wordt in de zon. De wandeling leidt langs verschillende landschappen: open vlakte, duin, bos, heide en strand. Alles even verstild en tijdloos. Het bijzondere aan de wandeling is het feit dat je tijdelijk doelloos bent. Je wandelt om het wandelen. Niets meer dan dat. En dan word je ineens wel heel erg teruggeworpen op jezelf. Tijd om na te denken te over en niets dat je aandacht afleidt. Het geeft een aangenaam contrast met het haastige leven dat velen tegenwoordig leiden. Een rustgevende ervaring waarvan je je haast kan afvragen of het nog wel theater is. Zou deze wandeling ook niet net zo goed plaats kunnen vinden in de context van bijvoorbeeld yoga? Hoe dan ook, het maakt de ervaring er niet minder om. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Gekissebis in gemengde relatie
Pax Islamica IV: Sawn – Theatergroep DNA/Gasthuis Frascati/Sabri Saad El Hamus
Gezien op 19 juni 2008 • Griene Polle, Terschelling

In de serie Pax Islamica gaat theatermaker Sabri Saad El Hamus op zoek naar de bron van de islam en de huidige waarde ervan in de wereld. Sawn is hiervan het vierde deel dat geënt is op de vierde zuil van de islam: het vasten. In een sfeervolle, oosterse tent is het publiek – na zich van schoenen te hebben ontdaan – getuige van de strubbelingen in de relatie van Sabri en Sarah. Sarah maakt zich zorgen over de ‘islamitisering’ van haar man. In de anderhalf jaar dat ze samen waren, had ze hem nog niet een keer de Koran open zien slaan, zien vasten tijdens de ramadan of zien bidden richting het oosten. Wanneer hij plots voorstelt om samen harrira – een moslimsoep bij uitstek – te maken, wekt dat nogal wat argwaan op. Als hij dan ook nog een gebedskleedje in huis haalt, is het wantrouwen helemaal compleet. Het paar kibbelt over en weer op een manier die jongverliefden eigen is. En met de nodige humor bovendien: Sarah die excuses van Sabri eist voor het asociale gedrag van een medemoslim in de Kentucky Fried Chicken en Sabri die zich niet tot bidden kan zetten door het gezichtje van Sarah’s vibrator dat door zijn hoofd spookt, zorgen voor de nodige lachsalvo’s en frivoliteit. Sabri’s vervolg, een monoloog die bol staat van bloemrijke, dichterlijke taal, vermindert door de lange duur wel de initiële vaart. De daarop volgende dansscène doet eigenlijk hetzelfde. Mooi gedaan, sfeervol ook, maar een tikje aan de lange kant. Het geharrewar en gekissebis eindigt in de nacht van de beslissing waarin de twee – ondanks hun verschillen – kiezen om toch voor elkaar te gaan. Een positieve kijk op de gemengde relatie dus, die in de ogen van Sabri Saad El Hamus prima kan slagen. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Immigratieproblematiek in familiegeschiedenis
Meisje loos – Lange Poten/Festival Karavaan
Gezien op 19 juni 2008 • Loods de Kloe, Terschelling

Theatermaakster Carla Mulder ontdekte in 2002 een verzameling van 2000 stereoscopische foto’s van haar vader J. G. Mulder. Hierop baseerde zij de serie Trilogie van het Verleden, waarvan Meisje Loos (na Stills, 2006) het tweede deel is. Mulder maakt in deze voorstelling dezelfde overtocht naar Amerika die haar grootvader honderd jaar eerder maakte. Hij met de Holland Amerika Lijn, zij honderd jaar later met het containerschip Hamburgo. Ze gaat op zoek naar haar roots en opa’s beweegredenen om de oversteek te maken. Op het schip ontmoet ze bijzondere buitenlanders zoals de overdreven vriendelijke Sri Lankese bediende, de norse Oekraïense kapitein en de stugge medepassagier uit Oostenrijk. Al mijmerend over de vorige eeuw en het leven van haar grootvader nadert ze Amerika. Haar overpeinzingen worden onderbroken door de geestige, gevatte dialogen met medepassagiers. Ook wordt het publiek een kleine selectie uit de 3D-foto’s voorgeschoteld.

Stilletjesaan tekenen de parallellen met de huidige immigratieproblematiek zich duidelijker af. In de vorige eeuw trokken Europese gelukszoekers – toen nog geen vies woord – in grote getalen naar Amerika. De huidige immigrantenstroom vertoont hier veel overeenkomsten mee. Tenslotte blijkt dat grootvader Mulders beweegredenen om naar Amerika te gaan veel minder lovenswaardig zijn dan zijn kleindochter zich had voorgesteld. In Meisje Loos wordt op een intelligente maar toch luchtige manier van een zoektocht naar een familiegeschiedenis verteld, waarbij de link met de huidige immigratiestroom eenvoudig te leggen is. Alles valt daarbij op zijn plaats: het strakke decor, de afwisseling tussen frivool en ingeleefd spel en de fascinatie voor het familieverleden. Scherpzinnig stuk met goede dramatische opbouw en een knap uitgedachte combinatie van heden en verleden. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Uitgekiende mix van humor en filosofie
Laura & Lars – Laura van Dolron
Gezien op 19 juni 2008 • Koelcel, Terschelling

Geen advocaat van de duivel meer in de optredens van Laura van Dolron. Speelde zij in eerdere voorstellingen nog de cynist zelve die nergens heil in zag, deze keer gaat het roer om. Laura is lief, oprecht, kijkt diep naar binnen en geeft zichzelf bloot. Ze doet dit in een een dialoog met de filmmaker Lars von Trier die bekend werd door zijn Dogma-films. Het vergaat von Trier nu wat minder best; hij slijt zijn dagen in een inrichting. Maar dat doet niets af aan zijn belangwekkende staat van dienst. Laura laat zich door Lars een Dogma-regel opleggen. Eentje waar ze zich de hele voorstelling aan zal moeten houden. Lars zadelt haar op met het dogma ‘je mag het niet over jezelf hebben’. Tja, daar wordt Laura wel even stil van. Heel even maar, om daarna de regel aan haar laars te lappen en een verhaal over haar eigen jeugd in te zetten. Van Dolron zet in Laura & Lars een sterke mix neer van filosofisch getinte gedachtelijnen en intelligente grappen. Over hoe verschrikkelijk het moet zijn om een dom personage te zijn in het hoofd van Sartre. Of erger nog: een slim personage in het hoofd van Heleen van Royen. In razend tempo switcht ze van het op zoek gaan naar het kind in jezelf, naar de constructie van een eigen identiteit en weer terug naar de uniekheid van dit samenzijn. Alles met een uitgebalanceerde timing en pleitend voor meer zachtheid, oprechtheid, fantasie, kinderlijke onschuld en naïviteit. Ondanks de overweldigende spraakwaterval aan woorden en gedachten slaagt ze erin de rode draad helder te houden en de volle duur van de voorstelling te boeien. De thema’s zijn actueel en herkenbaar en door haar kwetsbare opstelling weet ze haar publiek precies op de juiste plek te raken. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Fantasievolle poppenpracht
Abiku – Tryater
Gezien op 19 juni 2008 • Koekoekspaal, Terschelling

Foto: Sanne Peper

Foto: Sanne Peper

  De jeugdtheatervoorstelling waarmee Tryater dit jaar op Oerol speelt is Abiku. Een stuk over een Afrikaanse jongen die zijn weg probeert te vinden in een wereld vol geesten en spannende verhalen. De jongen Abiku leeft in een klein hutje, gebouwd van blikken wanden en golfplaten. Naar onze maatstaven armoedig, maar voor Abiku is het heel gewoon om geen televisie en internet te hebben. Hij leeft er samen met zijn pa en ma. Pa is een weldoener en probeert met het weinige geld dat de familie heeft ook een groep bedelaars te onderhouden. Hij heeft zelfs het idee opgevat een schooltje voor hen te bouwen. Niet alleen uit barmhartigheid, maar ook omdat Helena (aanvoerder van de bedelaars) zijn hart sneller doet kloppen.

Foto: Sanne Peper

Foto: Sanne Peper

Ma vindt het maar niks dat Pa zoveel aandacht heeft voor de mooie Helena en besluit te vertrekken. Abiku en zijn Pa doen er vervolgens alles aan om Ma terug te vinden en ontmoeten hierbij allerlei bijzondere figuren en beleven de gekste avonturen. Ondanks de luchtigheid van het spel, de aanstekelijke drums en de speelse opzet raakt Abiku ook heel wezenlijke thema´s. Dingen als ruziënde ouders, een vader die dronken thuiskomt en het verliezen van een dierbare vriend zijn dingen die in veel kinderlevens een rol spelen. Tryater ziet een oplossing – of beter: een manier om dingen draaglijk te maken – in de kinderlijke verbeeldingskracht en fantasie. De voorstelling prikkelt de vindingrijkheid voortdurend door een haast onuitputtelijke bron van poppen die van eenvoudige gebruiksvoorwerpen zijn gemaakt. Abiku’s vriend Ade heeft een omgekeerde beslagkom als hoofd en de mensen uit het dorp komen onder andere tot leven door een koffiefilterhouder met daarin twee oogbollen. Indrukwekkende vondsten die door het spel van poppenspeelster Elze van den Akker prima uit de verf komen. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Innemend beeldverhaal
Schraapzucht – TUIG
Gezien op 18 juni 2008 • Oude Helihaven, Terschelling

Foto: Silvester kok

Foto: Silvester kok

Productie en consumptie. Steeds meer. Steeds beter. Steeds sneller en goedkoper. Dat lijkt het credo van onze hedendaagse samenleving waarin we meer eten dan ons lichaam verbruikt en we ons met meer spullen omringen dan we daadwerkelijk nodig hebben. TUIG gebruikt dit gegeven als uitgangspunt voor hun nieuwste project, Schraapzucht. De voorstelling speelt in de open lucht, het publiek bevindt zich aan weerszijden van een houten stellage met daarin een enorm rad. Wat de rest van de stellage er toe doet, is bij aanvang volkomen onduidelijk. Het lijkt een willekeurig bijeengeraapt zooitje van houtjes, touwtjes en stukken doek. Maar TUIG zou TUIG niet zijn als al die ogenschijnlijk rommelige troepjes niet stuk voor stuk deel uit zouden maken van een vernuftig uitgedacht mechaniek. Ook deze keer weet de groep weer te verbazen door de kundigheid waarmee het decor vervaardigd is, zonder daarbij de onhoudelijke kant van het verhaal uit het oog te verliezen.

Fotograaf: Anke Teunissen

Fotograaf: Anke Teunissen

Zonder tekst wordt het verhaal verteld van een man (een type à la Buurman en Buurman) die voorzichtig ontdekt hoe de machine werkt. Hij tast de touwen voorzichtig af zonder dat er iets gebeurt. Pas wanneer de kosmonaut-achtige wezens aan het werk gaan, het wiel aanzwengelen en zakjes zand naar beneden gooien, komt er leven in de machine. En wat blijkt: al die houtjes richten zich op en vormen een prachtig interieur. Eerst een stoel, dan een tafel en zelfs een vaas (met bloemen!) komt tevoorschijn. Het mannetje wordt enthousiast bij de aanblik van al dit moois en maant de wezens tot harder werken. Meer kracht, meer snelheid, tot het niet harder kan. De machine raakt helemaal over zijn toeren en de zo zorgvuldig opgebouwde huiskamer wordt bruut uit elkaar getrokken. Een innemend beeldverhaal dat heel treffend de triestheid en armoede van deze westerse welvaartsmaatschappij neerzet. Niet in de laatste plaats door de prachtige soundtrack van Jeroen van Vliet die de heldere, eenvoudige theatrale beeldtaal van een extra dimensie voorziet. (Lieke Jordens)
Terug naar boven
Flars
Centaurs thuis op Terschellings terrein
L’isola bianca FLUX – Théâtre du Centaure
Gezien op 19 juni 2008 • Turfdobe Hoorn, Terschelling

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Cargo, vorig jaar te zien tijdens Oerol, zat bij vele bezoekers nog zo vers in het geheugen dat de terugkeer van Théâtre du Centaure op het eiland met vreugde werd ontvangen. De kaartjes vlogen als zoete broodjes over de toonbank; sommigen kwamen drie dagen op rij voor dag en dauw uit bed om een toegangsbewijs te kunnen bemachtigen. Want L’isola Bianca FLUX, dat was de niet te missen voorstelling van dit Oerol-jaar. Groot was de teleurstelling van velen dat het dit keer niet zo groots en spectaculair was als de vorige voorstelling. Dat het na een minuutje of veertig, inclusief een wandeling door woud, weiland en duin van een minuut of tien, weer helemaal voorbij was.

Maar voor wie rekening houdt met het vooraf aangekondigde gegeven dat L’isola Bianca een voorstudie is voor een grote voorstelling volgend jaar, valt er wel degelijk veel te genieten bij de performance van Camille en Manolo. Al was het maar omdat hun schitterende Friezen in de weidse open natuur rondom Hoorn thuis lijken te komen, veel meer dan in de tent waarin ze vorig jaar speelden. Ze houden van het bos, van het duin, van het strand. Locatietheater, dat is zichtbaar hun ding.

Ook belangrijk: in dit voorproefje op de grote show van komend jaar, FLUX, schemert meer theatraliteit, meer drama door dan in Cargo zat. Meer poëzie en subtiliteit vooral ook, waar het in Cargo toch vooral draaide om de mooie beelden en het ontzettend knappe ‘één zijn’ met het paard, wat Camille en Manolo beheersen als geen ander.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

We krijgen twee scènes te zien. Eentje in het bos, aan een turfsloot. Gemotoriseerde paardenkrachten ronken, er verschijnt een vrouwelijke centaur. Ze vertelt een verhaal in het Italiaans, voor de meesten vermoedelijk niet te volgen. Ze kronkelt rond een boom, sierlijke bewegingen makend in een wonderbaarlijk evenwicht. Dan wenkt ze ons, en stuurt ze ons het bos in, waar stemmen ons begeleiden richting weiland.

Eenmaal over het duin neemt het publiek plaats voor scène twee. Van weerszijden over het strand komen twee centauren aan; ze ontmoeten elkaar en dansen een strakke tango in het mulle zand. Een paringsdans, zo blijkt, want al snel komen ze (de berijders dan overigens zonder zadel zittend) het duinpannetje in waar het publiek zit. Ze nemen – let wel: met paard en al! – plaats in een stoel en kleden zich deels uit. Wat volgt, is een intiem duet tussen twee mensen en twee paarden, waarin beide ruiters laten zien dat ze hun vloeiende bewegingen niet alleen staand op een paard optimaal kunnen inzetten.

Met een paar extra scènes, wat extra diepgang en een goede dramatische lijn heeft FLUX alle potentie uit te groeien tot een performance die ver voorbijgaat aan de mooie beelden en het – overigens uitermate knappe – trucje van het ‘centaurism’. (Moon Saris)
Terug naar boven

Kluchtige zoektocht naar paradijs
Zum Wohl – Suver Nuver
Gezien op 18 juni 2008 • De Wulp, Terschelling

Uit het paradijs gezet worden is geen pretje. En al helemaal niet wanneer je er bij terugkeer achter komt dat het paradijs helemaal verdwenen is. Suver Nuver kan erover meepraten. In hun nieuwste voorstelling Zum Wohl zoeken zij driftig naar een alternatief voor het paradijs. Al snel blijkt dat de zoektocht hen naar Oostenrijk heeft geleid. In een decor van bij elkaar geraapte houten planken dat aandoet als een poppenkast, voltrekken zich absurde, versnipperde gebeurtenissen met in de hoofdrol karikaturale, groteske personages. Zo is daar de Oostenrijkse aso, gekleed in vaal ondergoed en met een coupe – matje in de nek en pony voor de ogen – die in geen jaren meer modieus is geweest. Hij schept er genoegen in zijn huis te betimmeren met platgeslagen blikjes bier en koestert woede jegens de man die soms omhoogkomt vanuit het luik in het podium. Die woede uit zich door het smijten van bierblikjes in de richting van het luik wanneer de man omhoog komt. De aso kan het niet velen dat de ondergrondse man vriendschappelijk – en later zelfs amoureus – wordt met de onbekende vrouw die zojuist haar tentje heeft opgeslagen voor zijn huis. Om zijn woede hierover te bekoelen zet de aso boobytraps op die zijn vijand zouden moeten pijnigen, maar deze is hem telkens te slim af waardoor hij slachtoffer wordt van zijn eigen grappen. Deze Roadrunner-achtige taferelen gaan een tijdje over en weer totdat prinses Sisi en haar prins ten tonele worden gevoerd. De twee worden als lilliputters neergezet – de acteurs lopen op de knieën – en zijn een over the top persiflage van de filmfiguren. Zum Wohl is een nogal banale klucht waarin de gebeurtenissen elkaar lukraak opvolgen. Het stuk moet het toch wel heel erg hebben van flauwe, platte grapjes, die maar af en toe op hun plaats zijn.

De visie die Suver Nuver laat zien over het zoeken naar het paradijs is nogal pessimistisch. De personages komen niet verder dan het elkaar naar de kroon te steken en het vinden van het paradijs verzandt. Alleen de droom in het slaapliedje biedt toegang tot het paradijs. Op het toneel mondt het geheel uit in totale destructie waarbij de hele poppenkast het moet ontgelden. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Muziektheater ontbeert theatraliteit
Vader – TOM
Gezien op 18 juni 2008 • Boathûs, Terschelling

In het oude Boathûs in West-Terschelling speelt TOM Vader, een fragmentarische muziekvoorstelling waarin muziek, tekst en dans samenkomen. De locatie – waar de roeispanen tegen de muur staan en het scheepstouw nog op de grond ligt – past prima bij de wat donkere, melancholieke sfeer van de nummers die TOM en zijn band spelen. Hij gebruikt songs van grootheden als Tom Waits, Lou Reed en Johnny Cash, maar ook werk van een nieuwkomer als Amy Winehouse wordt in een nieuw jasje gestoken. De liedjes worden aan elkaar geregen door de verhaallijn van een jongen die opgroeide in een klein dorp en op veel te jonge leeftijd zijn vader verloor.

Foto: Geert Snoeijer

Foto: Geert Snoeijer

Coveren is altijd een gevaarlijke onderneming, maar de zanger brengt het er redelijk goed van af. Hij heeft het geluk te worden begeleid door een krachtige band die én kan rocken én een ballad goed uit de verf laat komen. Stuk voor stuk topmuzikanten die goed op elkaar zijn ingespeeld en de melancholie van de nummers treffend weten neer te zetten. Dit samen met TOMs doorleefde, rokerige stem maakt de nummers tot een aangenaam geheel. De muziek vormt de hoofdmoot en is ook duidelijk het genre waar TOM het meest in thuis is. Zo nu en dan doet hij ter afwisseling een nogal ongelukkige poging tot dansen die afbreuk doet aan het muzikale gedeelte. Hij zwalkt wat heen en weer en lijkt niet duidelijk een doel te hebben met zijn ongecontroleerde bewegingen. Dit wordt er niet beter op wanneer hij de voorstelling besluit met een flamenco-achtige dans. Wellicht is de voorstelling gebaat bij een uitwerking van de verhalende gedeeltes en het achterwege laten van de dans. Al met al zijn de vertolkingen van de nummers heel aardig, maar schort er nog te veel aan het theaterelement van Vader om de voorstelling onder de noemer muziektheater te kunnen scharen. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Visueel landschapsconcert
Rondumheer – PeerGrouP
Gezien op 17 juni 2008 • Elvisplak, Terschelling

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Op het punt waar Pisbergen, Kakkershoek en Strontgat elkaar kruisen, maakt het publiek kennis met de hysterische madam Geiregat. Ze steekt ons haar omvangrijke gat toe vanuit het duin, doet haar boodschap en bedekt die met een hoopje zand. Madam wacht op haar man Danny die met de trein van half een zou moeten arriveren. De trein is vertraagd en tijdens het wachten passeren figuren als meneer Denaeyer, meneer Slapstock en meneer Pijpers. De humor in de voorstelling is inderdaad zo plat als de namen van de personages doen vermoeden; iedere zinssnede heeft een dubbele, altijd schunnige, betekenis. Zo helpen de personages elkaar een ‘handje langsachter’ en zijn zij uiterst bezorgd over het op tijd kunnen ‘komen’ van de trein.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Tel bij deze dubbelzinnigheden flink wat fysiek geklungel op en je hebt de som van Allen die Vallen. Met deze bewerking van het hoorspel All that Fall (1957) van Samuel Beckett laat Compagnie Marius zien de slapstick tot in detail te beheersen. Alles klopt; van het dikmaakkostuum van madam Geiregat tot het bouwvakkersdecolleté van meneer Denayer. De timing is strak, snel en de grappen worden in rap tempo op het publiek afgevuurd. Jammer is wel dat door de zorgvuldige uitwerking van details de grote lijn van de voorstelling uit het oog is verloren. De puntigheid van het begin valt naar het einde toe helemaal uit elkaar. Al het kruit wordt in de eerste veertig minuten verschoten waardoor het laatste deel vooral traag en langzaam voorthobbelt. De grappen en het gevatte samenspel verslappen en komen niet meer tot hun initiële scherpte. Allen die vallen is een prima staaltje schunnige kolder, maar was beter tot zijn recht gekomen in een ingedikte versie. (Lieke Jordens)
Terug naar boven

Van liefdespartner tot homp
Bava – Danswerkplaats Amsterdam/Giulia Mureddu
Gezien op 17 juni 2008 • Brandpunt 1, Terschelling

Danseres/choreografe Giulia Mureddu geeft zich letterlijk bloot in haar korte dansvoorstelling Bava, waarin ze een duet danst met een al even naakte, levensgrote pop. Een kwetsbare positie, waarvoor ze alle krediet krijgt van het positief gestemde Oerol-publiek. In het grotere perspectief van het poppentheater voor volwassenen heeft Mureddu de pech dat Nederland diverse toppers kent die wat zij in Bava doet eerder en beter hebben gedaan. De schepster van de pop bijvoorbeeld, Ulrike Quade, en zeker ook Duda Paiva.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Bava gaat uitermate krachtig van start met een dichtbij-duet vol bedsituaties, van lepeltje-lepeltje tot en met een poging elkaar te smoren. De pop komt redelijk tot leven tegen Mureddu’s onbeklede lichaam aan, heel af en toe geloof je echt dat ze met z’n tweeën zijn. De subtiele verlichting – een smalle, brede strook op de vierkante, witte dansvloer – draagt bij aan de intimiteit van het ‘liefdespaar’. Maar als ze haar partner loslaat, als een homp vlees aan de kant gooit, zelf ondergoed aantrekt en in een handvol scènes haar (overigens heel diverse) bewegingsrepertoire de revue laat passeren, is van innigheid of zelfs een relatie nauwelijks meer sprake. Waar het over gaat, is ook niet erg duidelijk. Dat komt ook niet meer goed als ze tot slot, niet bepaald onverwachts, de pop weer oppakt voor de afsluitende scène en ze haar arm in zijn aars steekt om met hem een verwrongen pas de deux te dansen. De menselijke trekjes van het begin zijn bijna helemaal verdwenen, de pop blijft een homp stof met vulling.

Mooie beelden, goed gedanst, maar beslist te verbeteren met een helderder dramatische lijn en meer oefening in het poppenspel. (Moon Saris)
Terug naar boven

Waardevolle, warme gloed verwarmt wad
Gleone Gloede – Tryater
Gezien op 16 juni 2008 • Slaperdijk, Terschelling

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Tryater is terug op Oerol. En hoe! Ira Judkovskaja maakt haar debuut bij Tryater. En dat doet ze voortreffelijk. Het Friese theatergezelschap en zijn nieuwe regisseur laten een diepe indruk achter met Gleone gloede, een bewerking van John Steinbecks Burning Bright. Een jonge vrouw neemt een moeilijke en pijnlijke beslissing zodat ze haar liefde voor een veel oudere, onvruchtbare man kan bezegelen met een kind. Een kind dat híj vooral wil om zijn bloedlijn voort te zetten. Centrale boodschap van het stuk: wie het leven doorgeeft, is niet belangrijk; als het maar wordt doorgegeven.

Judkovskaja plaatst dit pakkende, passionele verhaal in drie totaal verschillende settings: het circus, het boerenleven en het schippersbestaan. Verschillend op het eerste oog, maar met een grote gemene deler: het zijn drie werelden waar de traditie en de opvolging (liefst van vader op zoon) hoog in het vaandel staan. Niet voor niets zijn op de achtergrond voortdurend vijf zwijgzame grijze mannen aanwezig; de voorouders, de geesten die met argusogen volgen wat er gebeurt in de levens van Joe Saul, zijn vrouw Moreen, hun vriend en collega Ed en werknemer Victor.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Bijna twee uur drama zonder dipje, zonder één moment dat afleidt, niet meesleept, verveelt. Dankzij een paar Friese acteurs van topniveau, die het diepste gevoel in woord en gebaar weten over te brengen, sterker: die je mee laten voelen in wat ze voor elkaar voelen. Vooral daar waar het gaat over wat de liefde vermag, over het verschil tussen de fysieke liefde (van de jonge man) en de mentale liefde (van de oude man). Dit is te danken aan een sterke bewerking van de oorspronkelijke tekst die de poëzie van de alle belangen overstijgende hartstocht krachtiger dan ooit over het voetlicht brengt én een regie die aan alle kanten uitstraalt dat ze begrijpt waar het in het leven om draait en een waardevolle, warme gloed over het eiland stuurt. (Moon Saris)
Terug naar boven

Gospel voor de bij
Geen bijen geen fruit – Het Filiaal
Gezien op 15 juni 2008 • Zandafgraving Oost, Terschelling

Maakt Het Filiaal eens een muziektheatervoorstelling voor volwassenen, heeft die alles weg van een spreekbeurt voor kids uit de hoogste groepen van de basisschool. Gelukkig is het niet zo maar een spreekbeurt, maar eentje met een maatschappelijk belang én een diepere filosofische laag, à la Erik of het klein insectenboek. En is dus inderdaad uitermate geschikt voor grote mensen.

Inspiratiebron voor Geen bijen geen fruit was het colony collapse disorder, waarbij hele bijenvolken verdwijnen zonder aanwijsbare reden. Regisseuse Monique Corvers zag er aanleiding in om de samenleving van de vliesvleugelige plantenbevruchter eens onder de loep te nemen, samen met schrijfster Heleen Verburg. De twee bijenfans maakten meteen van de gelegenheid gebruik om de menselijke maatschappij te becommentariëren vanuit bijenperspectief. Daarvoor bedachten ze Annabella, een pasgeboren, niet erg intuïtieve, vragenstellende bij met een boers accentje; de humoristische noot in een serieuze aangelegenheid. De rol van domme bij die een slim mens zou zijn is zangeres-actrice Ilse Warringa op het lijf geschreven.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Zij maakt deel uit van een tienkoppig ensemble, evenredig bestaand uit dansers van DOX en acteurs van Het Filiaal. Samen vormen ze het bijenvolk, dat voor het grootste deel van de voorstelling simpelweg bij is en doet wat zijn intuïtie hem ingeeft: stuifmeel verzamelen, de koningin voeden, de eitjes verzorgen en de keet schoonhouden. Ze bedansen, bezingen en bespelen daarvoor de prachtige natuurlijke omgeving van de zandafgraving bij Oosterend in de volle breedte én hoogte. Nieuwe mannetjes hebben meestal pech: zij zijn alleen van nut als de koningin bevrucht moet worden en worden gedood als ze overbodig zijn. Zonder scrupules. Zoals alles in de bijenkorf zonder scrupules gaat, want: honderd procent ingegeven door de natuur en dus mening- en gevoelloos. En dus goed.

Alles verandert als de kwaliteit van het broed afneemt en er een nieuwe koningin komt. Die is namelijk hypermodern: gekweekt, zonder angel en met een afgeknipte vleugel. De tweestrijd tussen oud en nieuw, tussen natuur en menselijk ingrijpen, levert de mooiste en krachtigste scènes op, vooral waar de oude koningin (Audrey Bolder) lief, geduldig en toch ferm de normale, natuurlijke, al tachtig miljoen jaar vanzelfsprekende gang van zaken uitlegt aan haar opvolgster.

Dat daar de klad in komt, is een ramp voor de wereld, zo leren we, want de bijenvolken worden er inferieur van, wat zou kunnen bijdragen aan de mysterieuze verdwijningen. En let op: bij een gebrek aan bijen worden straks de gewassen van de boeren en de bloesems van de fruitbomen niet meer bevrucht, waardoor het voedselareaal zienderogen zal afnemen.

Een belangwekkende, maar luchtig gebrachte boodschap vol mantrisch gezoem en psalmachtige gezangen. Een – prettige – preek ten bate van de redding van deze nuttige diertjes die vooral niet geruisloos van de wereld mogen verdwijnen. (Moon Saris)
Terug naar boven

Perfecte timing en gekke foefjes in Dick Bos
Dick Bos – Beumer en Drost
Gezien op 14 juni 2008 • Brandpunt 2, Terschelling

Dick Bos is een stripheld uit het midden van de vorige eeuw. Veel jongens beleefden destijds met hun neus vol drukinkt de avonturen van de geslepen detective. Voor theatergroep Beumer en Drost vormde de figuur inspiratie voor een solovoorstelling door Peter Drost. Hij kreeg wat filmische hulp van andere acteurs en actrices.

Foto: Theaterinbeeld.nl

Foto: Theaterinbeeld.nl

Tekenaar Norbert Terschure (in het echt is Dick Bos’ geestelijke vader Alfred Mazure) heeft een ’tekenaars-block’. Acht plaatjes zijn er nog nodig om de nieuwste avonturen van Dick Bos af te ronden. Acht lege kaders die nog ingetekend moeten worden. Op het kantoor van Terschure, die een Clark Kent-achtig uiterlijk heeft, staat een keurig bureautje. Zijn appartement heeft een groot raam en er is een balkon, alles geprojecteerd op een witte muur. Het beeld biedt vaak het uitzicht van dit stedelijke kamertje, maar verandert net zo gemakkelijk in zwart-witte filmbeelden waarop creatie Dick Bos verschijnt. Nu eens als stripfiguur, dan weer als detective van vlees en bloed; al vechtend met pistolen, of in een auto met chauffeur. Er ontstaat zo een levendig verhaal vol interactie tussen Terschure en zijn creatie. Af en toe zien we (op doek) de hospita van de tekenaar aan de deur kloppen met een kopje thee en een kaakje en soms verschijnt Terschure zelf, als hij door de deur loopt, op het witte doek.

Terschure levert al jaren iedere week keurig op tijd zijn stripverhaaltjes af. Op de automatische piloot schetst hij de avonturen van Dick Bos en stuurt deze naar de krant. En dat gaat heel lang goed, tot zijn baas hem opbelt met de nodige kritiek. De strips moeten meer sjeu krijgen: meer vrouwen, meer originaliteit. Terschure piekert en peinst en doet in een dronkenmansactie een poging tot ommekeer. Tevergeefs. Uiteindelijk neemt held Bos zelf de touwtjes in handen en maakt zijn eigen verhaal.

De voorstelling is lekker nostalgisch en tot in detail doorgevoerd. De timing van Drost, die zowel Terschure als Bos speelt, is weergaloos. Zonder één fout te maken heeft hij een nauwkeurig samenspel met het witte doek. Dat de voorstelling hier en daar wat aan de lange kant is, geeft niet. Want net op het moment dat het dreigt in te zakken, krijgt het stuk een verrassende wending.

Dick Bos is een echte familievoorstelling vol leuke foefjes en theatergrapjes. Niet per se een voorstelling alleen voor Oerol, maar wel ontzettend leuk in zo’n oude loods. (Diana van der Sluis)
Terug naar boven

Een bruiloft als het leven zelf

De noces/svadebka/de bruiloft – Walpurgis/De Roovers/Het Spectra
Gezien op 13 juni 2008 • De Manege, Terschelling

Was het geen theater, maar pure werkelijkheid, dan was het waarschijnlijk een stuk minder druk geweest tijdens de bruiloft die vanavond wordt gevierd in de voor de gelegenheid kraakhelder gepoetste manege. Want in de echte wereld speelt Oranje tegen Frankrijk op het EK, en dat beheerst de gemoederen. Liever voetbal dan een saaie receptie, zouden de meesten hebben geredeneerd. Natuurlijk komen er wat signalen van buiten door – menig borstzak trilt, ondanks het feit dat mobieltjes natuurlijk uit moeten staan tijdens een voorstelling. Maar verder moeten de honderden gasten het zonder informatie stellen.

Niet dat ze dat veel kan schelen, want eenmaal door de poort begint de vermakelijke prelude naar een groots en niet te missen feest. Een evenement dat, veel meer dan voetbal, alles in zich draagt wat het leven vermag. Zoals dat hoort op een goede bruiloft (en zeker een die Tsjechov heeft beschreven), komt op deze vrolijke dag in alle gasten het beste én het slechtste naar boven.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

In dit geval is de normaal gesproken dodelijk saaie receptie al prima te hebben, met aan alle kanten kleurrijke types, stapels cadeautjes voor het bruidspaar tot aan de hemel en van alle kanten verrassende muziek. Stravinsky, zo klonk de aankondiging; en de Antwerpse gezelschappen Walpurgis, De Roovers en Het Spectra laten als geen ander zien dat zijn muziek uitermate geschikt is voor deze bijzondere gelegenheid. Niet stijfjes, maar – net als de bruiloft zelf – soms heel rustig en ingetogen, dan weer vol bravoure en soms zelfs zeer neigend naar de meezingers en -dansers die op menig huwelijksfeest worden gespeeld. In dit bijzondere geval overigens niet door een waardeloze dj of zesderangs coverbandje, maar door een heus orkest met vier vleugels en tal van andere instrumenten.

De omgeving waarin de bruiloft zich afspeelt, is die van een boerenschuur of eenvoudige datsja, een Russisch buitenhuis, gebouwd van ‘plakken’ boom. Met buiten diverse afdakjes en binnen voornamelijk, midden tussen twee enorme tribunes, een ellenlange tafel voor alle gasten op het huwelijk van Nastasja en haar geliefde Fetis.

Wie niet beter weet, zou denken dat de bruid weinig zin heeft in een leven met haar aanstaande: ze grient dat het een lieve lust is. Niks aan de hand: een oud Russisch gebruik, dat twee weken voor de grote dag begint en z’n hoogtepunt beleeft net voor de mejuffrouw een mevrouw wordt en ze dus uit haar eigen familie wordt weggerukt. Niet dat er verder geen reden tot huilen is. De ceremoniemeester moet erg zijn best doen om familie(s) en vrienden in het gareel te houden. Zegt men aanvankelijk ‘over de trouwenden niets dan goeds’, langzaam maar zeker winden de speechers er de doekjes af en krijgen de bestaande verhoudingen tussen de bruiloftsgasten de overhand. Er ontstaan ruzietjes en ruzies. Maar… gelukkig is er eten en vooral wodka om de gemoederen te bedaren. Tot het volgende opstootje. Nazdrowje!

De drie verzamelde Antwerpse gezelschappen zetten een topprestatie neer door de gigantische, goedgevulde manege van begin tot happy end te boeien. Nee, meer dan dat: het publiek betrokken te laten voelen bij een feestje waar ze, ondanks het participerende begin en eind, niet echt bij horen. En ze tussen de grappen, de grollen, de grienbuien en de verrassingen door, mee te geven dat het huwelijk iets is om heel, heel goed over na te denken. (Moon Saris)
Terug naar boven

8WEEKLY zag eerder

Hoewel het op Oerol barst van de premières was een dozijn voorstellingen al eerder te zien op diverse plaatsen in het land. Jeugdtheatergroep Artemis brengt twee ‘oude’ voorstellingen naar het eiland: Haast of de kokadrielje en Priemgeval. Fantasten stond afgelopen seizoen met zijn voorstelling Fantasten in de serie voor nieuwe theatermakers, Blind Date; lees hier ook een interview met de makers. Berlins Bonanza stond na een succesvolle ontvangst in Vlaanderen afgelopen najaar al op het TF in Amsterdam. Tsjechov bij de bushalte van Boogaerdt/Van der Schoot en Amoris van Renske van den Broek vielen vorig jaar op Theaterfestival Boulevard in Den Bosch al in de smaak, net als Schmiere van Deuten & De Goeij dat deed op Over het IJ-festival in Amsterdam. Studio Orka reisde met Mijnheer Porselein al door België en ontroerde tijdens het Tweetakt jeugdtheaterfestival in Utrecht, afgelopen april. Keren Levi/Ugo Dehaes, Matthias Mooij en De Maan pakten snel hun boeltje om van Festival aan de Werf in Utrecht te verhuizen naar Terschelling met respectievelijk Couple-like, Intérieur en Gernika. Couple-like was zelfs al eerder op Oerol te zien; het even intieme als krachtige dansduet krijgt een terechte reprise. (Moon Saris)
Terug naar boven

 

 

Boeken / Fictie

Hebben sms’ende dichters toekomst?

recensie: Sofie Cerutti - 160 tekens (inclusief wit): Sms-gedichten

.

te prikkelen tot poëtische arbeid. Dat leidde dit voorjaar tot de bloemlezing 160: Bloemlezing sms-gedichten met werk van o.a. Alfred Schaffer, Albertina Soepboer en Vrouwkje Tuinman. Is de 160 de nieuwe haiku?

~

De vergelijking met de haiku, die Cerutti zelf trekt, lijkt voor de hand liggend. De Japanse dichtvorm is immers ook zeer beperkt van omvang: drie regels van achtereenvolgens 5, 7 en 5 lettergrepen. Terwijl de klassieke haiku zich overigens wat onderwerp betreft beperkt tot de omschrijving van een ogenblik, een waarneming, vaak gekoppeld aan een bepaald seizoen, is dit in de eenentwintigste eeuw geen wet van Meden en Perzen meer; op de website van de Nederlandse Haikukring tref je evenzogoed politieke gedichten aan. Toch blijft het uitgangspunt van een haiku een ‘authentieke waarneming’, iets waarvan je je na het lezen van 160 tekens (inclusief wit) af kunt vragen of dit ook voor de 160 geldt.

Mobiel onbegrip

Cerutti kiest in negen van de tien gedichten hetzelfde thema: een geliefde en de mobiele (mis)communicatie met die geliefde. Want geliefden sms’en niet terug, zetten hun telefoon uit, zijn onbereikbaar, gaan vreemd, zijn geil en sms’en lieve woordjes om het weer goed te maken.

Dat je met haar
geslapen hebt en
zelfs met haar
geslapen, ach.
Maar ontbijten bij
onze Marokkaan,
croissants eten,
krant lezen, de
telefoon uit, dat
is verraad.

De wereld die Cerutti schetst is er een van oppervlakkige ontmoetingen, inhoudsloze flirts en een gebrek aan oprechte interesse. Het storende is echter dat Cerutti geen kritisch standpunt inneemt ten aanzien van deze wereld, maar er juist deel van uitmaakt, een enkele uitzondering daargelaten:

Het meisje tegenover
me in de tram dat
huilend met haar
vriendje belt, de
arm van haar beste vriendin om
de schouders:
onbedoeld
verbond van vier
even eenzamen.

Dit gebrek aan distantie maakt deze bundel – in ieder geval voor 20-plussers – weinig interessant en bij vlagen zelfs irritant. De bijgevoegde cd-rom met lesmateriaal versterkt het vermoeden dat dit genre misschien vooral is bedoeld voor middelbare scholieren.

Verrassing

Wie de 160 na het lezen van Cerutti’s bundel al af had geschreven als leuk middel om puberende jongeren te interesseren voor poëzie, zal verrast zijn door de bloemlezing die onlangs is verschenen. De dichters in deze bonte verzameling slagen in veel gevallen waar Cerutti faalde in het subtiel vangen van de tijdgeest waarin de mobiele telefoon centraal staat en communicatie bijna synoniem is aan miscommunicatie, zoals Ingmar Heytze illustreert:

Vragen die ik tijdig
heb ingeslikt: denk
je vaak aan mij.
Welk gesprek druk
je nu weer weg. Van
wie zijn die bloemen.
Aan wie denk je
als je niet aan mij
denkt.

Alhoewel de thematiek overeenkomt, vormt Heytzes 160 wel een afgewogen en intrigerend geheel. Is de hoofdpersoon terecht of onterecht onzeker over zijn/haar geliefde? Heeft hij of zij eigenlijk wel een relatie met deze geliefde? Moet je de laatste zin interpreteren als ‘aan wie denk je op momenten dat je niet aan mij denkt’ of als ‘aan wie denk je dan wél, als ik het niet ben’?

In sommige gevallen komt in de bloemlezing de 160 zelfs ineens dichtbij de dichtvorm waarmee Cerutti haar al sinds 2006 vergelijkt: de haiku. Gedichten van Petra de Vries, Ruud Niewold en Minke Maat zijn echt kleine momentopnames, beschrijvingen van wat je in haiku-traditie ‘authentieke waarnemingen’ zou noemen:

hond in hazewind
over strand
want wind waait bal
door stormbrekers
voeten waden wat
slalom.
bij de strandtent: rode
nagels opmerkelijke
schelpen in al dat zand.

Na deze redelijk tot goed geslaagde verzen is een prachtige 160 van Tsjead Bruinja bijna genoeg om je ervan te overtuigen dat dit genre een rooskleurige toekomst heeft, maar of dat het geval is valt nog te bezien. Het is wachten op een nieuwe generatie dichters die zich eerst bekwaamt in de 160 voordat ze met andere vormen gaat experimenteren. Of een gevestigd talent dat een hele bundel met sterke sms-gedichten weet te vullen. Anders behoudt de 160 toch een beetje het imago van een poème trouvé, een toevallige treffer ontstaan omdat de dichter even geen pen en papier bij zich had.

160 tekens (inclusief wit): Sms-gedichten • Sofie Cerutti Meulenhoff € 15 63 pagina’s • ISBN: 978-90-290-8047-7

Film / Films

Geen woorden, maar daden

recensie: The Incredible Hulk

.

Stan Lee en Lou Ferrigno, respectievelijk de bedenker van de strips en de vertolker van de Hulk in de televisieserie uit de jaren tachtig, zijn de enige twee acteurs uit de vorige film over de Hulk uit 2003 die ook deze keer mogen opduiken in kleine cameo’s. Het roer werd dus rigoureus omgegooid door de producenten na die voor hen teleurstellende film, die toch een slordige 250 miljoen dollar opbracht. De hoofdrolspelers en regisseur Ang Lee werden bedankt voor bewezen diensten en de relatief onbekende Franse regisseur Louis Leterrier moest met behulp van de nieuwe Hulk Edward Norton het groene monster nieuw leven inblazen.

~

Het gevaar met een film die slechts vijf jaar na zijn voorganger een zeer vergelijkbaar verhaal in een ander jasje wil steken, is de verwarring die kan ontstaan door het korte tussenliggende tijdsbestek. Gaat deze film verder waar de vorige ophield of beginnen we weer helemaal op nul? Leterrier probeert dit op te lossen door in de openingscredits te tonen hoe Bruce Banner op andere wijze dan vijf jaar geleden transformeerde in de Hulk, maar vervolgens spelen de eerste scènes van zijn versie zich af in een soortgelijke omgeving waar de film van Ang Lee eindigde. Gaandeweg wordt echter duidelijk dat The Incredible Hulk niets met zijn voorganger te maken wil hebben en de bekende karakters een nieuwe introductie geeft.

De film begint in de Braziliaanse favela’s, fraai in beeld gebracht, waarnaar Bruce Banner (Edward Norton) na zijn transformatie is gevlucht om de wereld geen verdere schade te berokkenen. Hij is wanhopig op zoek naar een geneesmiddel voor zijn aandoening, maar die zoektocht wordt verstoord als het leger, onder leiding van Emil Blonsky (Tim Roth), hem opspoort. Banner vlucht wederom, nu terug naar Amerika, waar hij wordt verenigd met zijn grote liefde Betty Ross (Liv Tyler) en het op moet nemen tegen Blonsky. Die is op zijn beurt getransformeerd in de gruwelijke Abomination.

Humor

~

The Incredible Hulk is na Iron Man de tweede onafhankelijke productie van Marvel, de uitgever van vele succesvolle stripboeken als Spiderman en X-Men. Marvel profiteerde financieel te weinig van de vele films over haar superhelden en wilde daarbij ook voorkomen dat de regisseurs te veel van de strips afweken. Waar Ang Lee het innerlijke conflict van Bruce Banner boven de actiescènes stelde, gaat Leterrier dan ook terug naar de basis van de stripboeken. De focus van The Incredible Hulk ligt duidelijk op de actie en die is van bijzonder hoge kwaliteit. Hoewel Edward Norton in een conflict verwikkeld raakte met de producenten over het scenario, dat naar de mening van Norton te weinig inzicht in de psyche van Banner gaf, mogen de makers zeer tevreden zijn met het resultaat. The Incredible Hulk biedt fijn zomervermaak met fraaie actie, goede acteurs en de nodige humor die ontbrak in de interpretatie van Ang Lee. Marvel lijkt zich hiermee te ontwikkelen tot een van de belangrijkste producenten in de Amerikaanse filmwereld. Zeker getuige de verschijning van Iron Man in deze film, die doet vermoeden dat de superhelden hun krachten in de toekomst wel eens zouden kunnen bundelen.

Muziek / Album

Schitterend album met klein smetje

recensie: Counting Crows - Saturday Nights & Sunday Mornings

.


Saturday Nights & Sunday Mornings, zo heet het jongste album van Counting Crows. Een titel die het duidelijke onderscheid tussen de gehanteerde muzikale stijlen moet aangeven. Op zaterdagavond het feesten, het dansen, het drinken, de rock-‘n-roll, op zondagochtend de rust, de kater, de sereniteit. Die woordelijke tegenstelling is alvast goed gelukt. Maar zijn de composities van het album ook geslaagd? Ja. Op twee na.

Het album is natuurlijk al een tijdje uit, maar een recensie is na hun succesvolle Pinkpop-optreden alsnog zeer op zijn plaats. Bovendien speelt de band op 28 juni in Nederland op Rockin’ Park en op Concert at SEA.

Eerst maar eens eerlijk zijn over dat wat Adam Duritz en zijn Counting Crows een beetje tegen kunnen hebben. Dat is namelijk het zeurderige, het naar depressie neigende, het oeverloos prekerige aspect. Die ellenlange live-uitvoering van Round Here is daar zo’n tenenkrommend voorbeeld van. Toch moet je je natuurlijk ook verdiepen in de albums om een compleet beeld van deze Amerikaanse band te krijgen. Want Counting Crows heeft genoeg prachtig studiomateriaal uitgebracht. Wat te denken van het debuut August and Everything After en het door velen gigantisch onderschatte Recovering the Satellites. Puntige rock, mooie ballades, allen met een gave kop en een prima staart. Hoog tijd dus om eens wat nader over dat vijfde album uit te wijden.


~

Saturday Nights & Sunday Mornings begint ongemeen fel, venijnig en bijtend met het waanzinnige nummer 1492. Indrukwekkend, in één woord. Ook de andere hardere nummers (de eerste helft van het album) zijn goed gelukt. Neem Cowboys, neem Hanging Tree. Ze behoren tot het beste dat deze band gemaakt heeft. En die rustige zondagochtendnummers mogen er ook zijn. Anyone But You heeft een werkelijk prachtige tekst, is schitterend gezongen, een waanzinnige zanglijn. Ook de band zelf, lijkt tevreden. Duritz voorop. In het tekstboekje refereert hij naar een van de meest beroemde teksten die hij ooit schreef: ‘Maybe this one WILL be better than the last’. Hij heeft gelijk. Washington Square is een prachtig akoestisch nummer, waarin Duritz zingt dat hij op een bepaald moment voorgoed afscheid wilde nemen van zijn muzikantenbestaan. Maar uiteindelijk staat hij toch weer op dat podium, ver weg van vrienden en familie. Hij kan kortom niet zonder, al is er altijd weer de weg naar thuis, naar Washington Square. De single You Can’t Count on Me ligt heerlijk in het gehoor en verdient het om een echt grote hit te worden.

 

 

Film / Achtergrond
special: De maker van Help Me Eros

In gesprek met Kang-sheng Lee

.

De Taiwanese acteur en regisseur Kang-sheng Lee is vooral bekend als de vaste hoofdrolspeler in films van Ming-liang Tsai, maar stond tijdens het afgelopen International Film Festival Rotterdam voor de tweede keer met een eigen film in de schijnwerpers. Help Me Eros, de opvolger van Lee’s Tigerwinnaar The Missing uit 2003, mocht geen Nederlandse bioscooppremière genieten, maar is zojuist op dvd verschenen. 8WEEKLY sprak Lee in Rotterdam over zijn inspiraties, de voorbereidingen voor de film en de opnames ervan.

“Dit is het eerste script waar ik een soort ‘oerplan’ voor had. Er zitten persoonlijke ervaringen in verwerkt, maar ook indrukken die ik door de jaren heen in mijn acteercarrière heb opgedaan. Deze elementen wilde ik al eerder voor een script gebruiken, maar ik heb toen eerst The Missing gemaakt.”

U heeft eerder gezegd dat de nekaandoening die u ooit had, van invloed is geweest op het scenario van deze film.
“Ja dat klopt, ik wilde in de film mijn gemoedstoestand van die tijd weergeven. De aandoening, waarbij mijn nek door verdrukte zenuwen onbeheersbare bewegingen maakte, kreeg ik na de opnames van Rebels of the Neon God (1992) en ik was pas genezen toen we aan Vive l’amour (1994) begonnen. In die tijd wilde ik graag hulp, maar ik wist niet aan wie ik het moest vragen. Aan Tsai durfde ik het niet, omdat ik hem nog niet zo goed kende en ook wilde ik mijn ouders niet ongerust maken. Ik zag het leven niet meer zitten en dacht aan zelfmoord. Ik belde toen zo’n hulplijn (De hoofdpersoon in Help Me Eros raakt geobsedeerd door de telefoniste van een zelfmoordlijn, red.). Er zijn waarschijnlijk heel veel mensen die met zulke gevoelens rondlopen, en niet weten wat ze er aan moeten doen. Die zaken wilde ik in de film ook aan de orde stellen.”

~

De film speelt zich grotendeels af rond een stripclubachtig notenstalletje op straat en in het hypermodernistisch ingerichte appartement dat erboven gelegen is. Hoe heeft u deze fantastische locatie gevonden?
“We hebben voor het pinangnotenstalletje heel lang naar een goede locatie gezocht. De meeste andere buitenopnames zijn in Kaohsiung gemaakt, maar daar konden we geen geschikte stalletjes vinden, want die zien er daar erg armoedig uit. Uiteindelijk zijn we in Taipei terecht gekomen, waar we in een straat bij een uitvalsweg een prima locatie vonden. Wel hebben we het stalletje zelf gebouwd. Ook die danspaal hebben we toegevoegd, die heb je in Taiwan helemaal niet. En toevallig stond het appartement daarboven leeg. We hebben het voor een jaar gehuurd en Tsai en ik hebben het appartement ingericht zoals je in het de film ziet.”

Hoe lang duurden de opnames?
“We hebben één maand gefilmd, met een pauze van vijf dagen. We raakten veel tijd kwijt aan het opstellen van een budget. Ik had weinig geld beschikbaar en moest het van te voren begroten. De film kostte iets meer dan 400.000 euro, maar dat is exclusief het salaris van de regisseur, de acteurs en de crew.”

De film kent een erg vindingrijk camerawerk. U werkte samen met art director Ming-liang Tsai en diens vaste cameraman Peng-jung Liao. Wie van jullie was verantwoordelijk voor de vele opmerkelijke shots in Help Me Eros?
“Liao en Tsai werken al samen sinds Tsai’s eerste film, dus ze kennen elkaar erg goed. Bij deze film was ik over het algemeen degene die de cameraposities bepaalde, maar Liao gaf suggesties als hij vond dat het beter kon. Ik heb hem trouwens ook voor The Missing gevraagd. In het verleden heb ik gezocht naar iemand die met een meer bewegend cameraplan werkt, maar ik voel me daar zelf niet bij op mijn gemak. Ik ben gewend aan een stijl van vaste cameraposities, long shots en long takes.”

~

Er worden nogal wat buitensporige handelingen in de film verricht. Hoe heeft u de actrices in de film zo ver gekregen die uit te voeren?
“Het was moeilijk om geschikte actrices te vinden en de casting heeft daardoor twee tot drie maanden geduurd. In die tijd hebben we ongeveer honderd mensen geïnterviewd, maar meestal voldeden ze niet aan mijn eisen. Ik vond het lastig steeds te vragen tot hoever ze wilden gaan. Dus heb ik ze op een gegeven moment maar een invulformulier gegeven. Door hokjes aan te kruisen konden ze aangeven of ze hun kleren wilden aanhouden, hun rug ontbloten of helemaal naakt wilden gaan. Dat hielp wel, maar de acteurs die ik uiteindelijk heb gekozen, hebben eigenlijk alleen maar aangegeven dat ze graag met mij samen wilden werken en niet tot hoever ze wilden gaan. In Taiwan is het erg moelijk om acteurs te vinden die zich letterlijk bloot willen geven, tenzij ze nog nooit hebben geacteerd. Gelukkig heb ik toch nog professionals gevonden.”

Een aantal scènes, waaronder de laatste, krijgt een sterke melancholieke lading door de muziek. Wie is de zangeres die die liedjes zingt?
“Dat is Panaï, die je ook aan het einde van mijn eerste film hoort. Toen we bezig waren met het maken van de dvd-editie van The Missing vroegen we haar het liedje nog eens te zingen. Ze zong en speelde op haar gitaar en het was zo ontzettende mooi, ik wilde dat ze ook in mijn volgende film zou zingen. Ik heb haar gevraagd nieuw muziekmateriaal te maken en in mijn nieuwe film zingt ze een liedje uit de jaren zestig en een aantal nieuwe liedjes. Panaï behoort tot de aboriginals van Taiwan. Die mensen hebben altijd in de bergen en aan zee gewoond, dus er zit iets heel puurs in hun stem, dat je diep kan ontroeren.”

Met dank aan Anne Sytske Keijser voor de vertaling.

Lees hier een recensie van Help Me Eros

Boeken / Fictie

Politiek gekonkel in de polder

recensie: Gijs IJlander - Geen zee maar water

Moe en murw van literaire hoogstandjes en metaforisch geneuzel kan opeens het verlangen naar een lekker ouderwets verhaal toeslaan. Een verhaal dat niet te veel van je vraagt, dat gewoon chronologisch verloopt, waarin geen rare fratsen worden uitgehaald met vertelstandpunten of andere technieken die het hoge intellectuele niveau van de auteur moeten bewijzen. Soms wil je gewoon een boek dat doet wat het moet doen: een verhaal vertellen. De nieuwste roman van Gijs IJlander (1947), Geen zee maar water, is zo’n boek.

Vernieuwend is het boek dan ook allerminst. De taal die IJlander gebruikt is alledaags, ongekunsteld en weinig verrassend. IJlander doet niet aan mooischrijverij, maar misschien hoeft dat ook niet in een roman als deze; het gaat immers om het verhaal. En dat verhaal, opgebouwd rond twee hoofdpersonen, is ontzettend spannend.

Verfbommetjes

De twee personages, die elk een deel van het verhaal voor hun rekening nemen, staan lijnrecht tegenover elkaar. Hun werelden verschillen als dag en nacht en uiteindelijk botsen deze werelden dan ook keihard. Aan de ene kant staat de dertigjarige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Annet de Goede, die met haar plannen om een onrendabel deel van de polder terug te geven aan de zee, de toorn van actiegroep Bloedend Hart op zich laadt. In haar leven draait alles om politiek gewin. Tegenover haar staat de simpele rattenvanger Bennie, die door de plannen zijn beroep niet meer zal kunnen uitoefenen, en de plek waar hij zijn hele leven heeft gewoond zal moeten verlaten. Via Ted, een kennis, raakt hij tegen wil en dank bij Bloedend Hart betrokken.

De bedreigingen van de actiegroep beginnen redelijk onschuldig met verfbommetjes en dreigtelefoontjes, maar als Annet de Goede van geen wijken weet, neemt de actiegroep steeds hardere maatregelen. Het zelfverzekerde en harde masker dat ze zo zorgvuldig heeft opgebouwd, brokkelt steeds verder af, zeker als ook haar familie betrokken raakt. Ze wordt steeds verder in het nauw gedreven en lijkt alleen nog maar toe te kunnen geven aan de eisen van de actievoerders.

Rita Verdonk

Actuele thema’s heeft IJlander in dit boek allesbehalve geschuwd. De inspiratie voor het personage Annet de Goede lijkt hij te hebben gevonden in Rita Verdonk. Ook lijkt de Deltapartij waarvan Annet lijsttrekker is, verdacht veel op Verdonks beweging Trots op Nederland. De Deltapartij is net als TON een nieuw soort politieke beweging, die de burger voorop stelt en niet bang is voor harde woorden. IJlander is genadeloos in zijn beschrijving van het politieke gekonkel en de grote invloed van spindoctors, voor wie alles draait om pr en imago.

Een ander hedendaags thema dat uitvoerig aan bod komt, is de milieuproblematiek: de opwarming van de aarde en de stijgende zeespiegel die in Nederland voor grote problemen zouden kunnen zorgen. De actuele thema’s van Geen zee maar water geven een interessante kijk op onze samenleving, maar de vraag rijst wel of deze problematiek lezers over twintig of vijftig jaar nog steeds boeit.

Innerlijke strijd

Gelukkig heeft de roman naast de actuele vraagstukken ook nog iets te bieden op een ander, dieper niveau. De bedreigingen stellen Annet de Goede voor de vraag of ze kiest voor haar politieke overtuigingen of voor haar familie. De innerlijke strijd die ze daardoor ervaart, laat haar ook anders kijken naar het politieke, oppervlakkige wereldje waarin ze zich bevindt. Deze strijd beschrijft IJlander helder en invoelend.

Ook de belevingswereld van Bennie is met verve neergezet; de treurigheid druipt ervan af, waardoor je wel medelijden met hem moet hebben. De vraag wie nu de dader is en wie het slachtoffer, is opeens niet meer zo zwart-wit. Mede door deze diepere laag is IJlander erin geslaagd om een boek af te leveren dat met kop en schouders boven het niveau van een gewone thriller uitsteekt.

 

Film / Films

Visuele poëzie

recensie: Help Me Eros (Bang bang wo ai shen)

.

Kang-sheng Lee’s Help Me Eros (2007) werd na de Nederlandse première op het afgelopen IFFR wisselend ontvangen. Velen beperkten zich tot commentaar op de uitbundige scènes van seks en wietconsumptie, sommigen prezen Lee’s regie, anderen deden de film af als slappe imitatie van de films van Ming-liang Tsai, waarin Lee immers bijna altijd de hoofdrol vertolkt.

~

De film gaat over Jie (Lee zelf), een voormalige miljonair die zijn fortuin op de aandelenbeurs is kwijtgeraakt. Hoewel schuldeisers beslag hebben gelegd op zijn hypermodernistisch ingerichte apartement, bivakkeert hij er toch en kweekt hij er binnenwiet die hij naar hartelust consumeert. In vertwijfeling (en zwaar onder invloed) belt hij voortdurend een hulplijn. Hij wordt verliefd op het luisterende oor, dat hij zich voorstelt als een seksbom, maar in werkelijkheid een corpulente dame is met haar eigen problemen. Zij is getrouwd met een homoseksuele chefkok die haar vetmest en van seks onthoudt. Het schaars geklede meisje van de notenbar langs de straat voldoet ondertussen meer aan Jie’s verwachtingen. Maar hoewel ze een relatie krijgen, gaat Jie toch verder op zoek naar zijn droomvrouw.

Ontwapenend

Jie en het meisje gaan zich te buiten aan allerlei onwaarschijnlijke vormen van seks, terwijl de beldame grote hoeveelheden exorbitante gerechten krijgt voorgeschoteld door haar man. Het idee dat ze alledrie ondertussen verstoken blijven van wat ze eigenlijk nodig hebben wordt nergens expliciet, maar is gedurende de hele film voelbaar. Deze droevige ondertoon maakt Help Me Eros aangrijpend: de perikelen tussen de decadente Jie, het lichtzinnige meisje en de gekwelde dame zijn zowel komisch als ontwapenend. Dat de melancholieke lading overeind blijft in een film vol onderkoelde maar verschrikkelijk zwarte humor en in een voortdurend buitensporige visuele stijl, is bovendien geen geringe prestatie.

~

Vooral wat betreft dat laatste is de verwantschap met het werk van Tsai duidelijk: het camerawerk is inventief, het gebruik van metaforische locaties opmerkelijk, de long takes veelvuldig. Bovendien is er ook bij Tsai altijd een thematische nadruk op miscommunicatie, seks en eenzaamheid. Het oordeel dat Lee’s film een derivaat is van die van Tsai is dan ook voorspelbaar, maar evenzeer onterecht. Waar Tsai’s werk de laatste jaren afstandelijker (I Don’t Want to Sleep Alone) en abstracter (The Wayward Cloud) is geworden, is Kangs laatste film juist aardser en intiemer. Lee’s personages staan in een duidelijk herkenbare realiteit en hun problemen zijn minder filosofisch dan tastbaar. Help Me Eros bevat een aantal surreële scènes, maar die gelden meer als lichtvoetige uitstapjes uit het realistische kader van de film dan als onderdeel van de betekenis ervan. Waar de thematische lading van Tsai’s films inmiddels niet meer los te zien is van hun extreme esthetisering, is Lee’s cameravoering, enscenering en gebruik van ruimtes en locaties ondergeschikt aan de inhoud.

Overeenkomsten

~

Ondanks de duidelijke invloed van zijn mentor heeft Lee dus een eigenzinnige film afgeleverd, die bovendien zelfverzekerder is dan zijn debuut The Missing (2003). Dat was een tot speelfilmlengte opgerekte korte film, met een aantal te lange, redundante en repetitieve scènes. Help Me Eros is veel sterker gestructureerd: iedere scène is zowel binnen de vertelling functioneel als afzonderlijk opmerkelijk. Er zijn genoeg overeenkomsten tussen de twee films: de eenzaamheid van de personages, de miscommunicatie tussen hen en de fantastische visuele poëzie waarmee Lee die zaken uitbeeldt. Die culmineert in beide films in een schitterende slotscène, die in Help Me Eros een nog sterkere resonantie heeft. Kang-sheng Lee is daarom niet alleen een markant talent, maar ook een regisseur die zichzelf blijft ontwikkelen.

Help Me Eros verscheen onlangs op dvd en wordt als onderdeel van ‘Rotterdam en route’ vertoond. Lees hier een interview met de regisseur.

Kunst / Achtergrond
special: Interview met Valentijn Byvanck, directeur van het Zeeuws Museum

‘Deze wand moet zeker eerst nog wit worden gemaakt?’

.

In 2007 doken ze overal op: affiches met een mysterieus, roodharig Zeeuws Meisje. Een stijlvol startschot van de heropening van het Zeeuws Museum in Middelburg, dat vanwege een verbouwing zeven jaar gesloten was. Het museum staat inmiddels bekend als dwars en eigenzinnig. Vanwege curieuze wonderkamers, tussenruimtes met loungemuziek. Verlichting en inrichting geven je in sommige zalen het gevoel alsof je  ineens een dure juwelierszaak bent binnengestapt. Deze maand komt het museum met zijn ‘eerste grote blockbuster’, aldus directeur Valentijn Byvanck.

Hij was jarenlang directeur van een gesloten museum, maar kwam toch elke keer weer in het nieuws. Onder andere door klachten van de SGP, die geshockeerd was door een beetje bloot in de film Stripshow 1850. En eind april werd bekend dat het schilderij ‘Gebed voor de maaltijd’ van Jan Toorop terug moet worden gegeven aan de erfgenamen van de voormalige joodse eigenaar. Maar er was ook positief nieuws: de trots van het museum, het wandtapijt ‘Het beleg van Zierikzee’, fungeerde als topstuk op exposities in New York en Madrid. En nu is er dus de opening van de nieuwe tentoonstelling ‘Terug naar Zeeland’, met Zeeuwse schatten uit de collecties van onder andere Het Mauritshuis en Het Rijksmuseum.

Allereerst: hoe bent u in het Zeeuws Museum terecht gekomen, vanuit welke achtergrond?

Fotografie: Chris Reinewald, Museumvisie
Fotografie: Chris Reinewald, Museumvisie

“Ik ben cultuurhistoricus en heb in Utrecht en New York gestudeerd. Ik heb mijn proefschrift in dienst van het Metropolitan Museum of Art in New York geschreven. En daarna wist ik het even niet meer. Ik had geen zin om naar de universiteit terug te keren. Ze hebben me nog even gepolst voor een eventuele baan als hoogleraar, maar ik heb toen de knoop doorgehakt en ben terug naar Nederland gegaan. In 1998 mocht ik in Museum van Loon in Amsterdam een tentoonstelling organiseren. Daar heb ik alles zelf gedaan: de selectie van het werk, uitnodigingen schrijven en postzegels plakken, vitrines bestellen en praten met de pers. Daarna heb ik drie jaar bij Witte de With in Rotterdam gewerkt en ben vervolgens door een headhunter naar Middelburg gehaald. Ik kan hier van alles combineren en heb dan ook heel veel interesses. Naast beeldende kunst ook bijvoorbeeld film en architectuur, maar ik heb ook talkshows en debatten gedaan. Mijn positie is altijd die van een buitenstaander geweest. Misschien heb ik dat ook wel bewust in stand gehouden: als outsider kun je zelf bepalen wat je doet en ook zonder blikken of blozen de gekste vragen stellen. Ik zwerf graag tussen categorieën.” We gaan naar de derde verdieping, naar de nieuwe tentoonstelling ‘Terug naar Zeeland’. De werken hangen op een knallend blauwe achtergrond en worden geflankeerd door een eigentijdse muurschildering. “Een tentoonstelling oude kunst, dat is iets waarmee je gemakkelijk óf in het conventionele, óf in het buitenissige terechtkomt. We weten allemaal hoe zo’n tentoonstelling er bij het Dordrechts Museum of het Rijksmuseum uitziet. Aan de andere kant heb je zoiets als het Kunsthalgenre, waarin soms zoveel gekkigheid wordt uitgehaald dat mensen niet meer naar het werk zelf kijken. Daarom hebben we goed nagedacht hoe we dit vorm wilden gaan geven. We hebben zelf de eerste opzet bedacht, met het blauw en de vlakverdeling. Daarna zijn we verder gegaan met bureau Vorm & Decor. We hebben ook aan vormgever Arne Quinze gedacht, maar de ruimte hier is vrij lastig: smal, met een balkenplafond. We hebben wel zijn zitmeubels gebruikt.

De tentoonstelling lijkt een beetje op jullie wonderkamers op de bovenste verdieping: alles kris kras door elkaar, zodat elk voorwerp zijn eigen verhaal kan vertellen, los van de context?
“Alles hangt inderdaad dwars door elkaar. Achronologisch, athematisch. De keuze is gemaakt naar compositie, alles dwingt je om niet de geijkte paden in te slaan. Je kunt heel dicht bij de schilderijen komen. Met het risico dat het publiek de werken gaat aanraken, maar dat moet dan maar. Het was wel een lastige opgave: je wilt niet expres tegendraads zijn, het blijft natuurlijk wel een serieuze tentoonstelling. We hebben geprobeerd een nieuwe methode te bedenken en het publiek mag zelf bedenken wat ze er van vindt. We draaien pas een paar dagen, maar tot nu toe heeft niemand nog gezegd: ‘wat zijn die schilderijen vreemd opgehangen!’ Iedereen vindt het blauw heel mooi, en de mummiekat. Het is een moeilijke tentoonstelling om te maken, omdat het lastig is al die werken los te weken. Maar voor het publiek is het een mooie, eenvoudige manier om trots op Zeeland te zijn. Er is echter wel een subtekst aanwezig: dit zijn allemaal werken die we ooit ‘verkwanseld hebben’. Mensen roepen dan ach en wee, wat zonde dat we ons Zeeuwse erfgoed zo hebben weggegeven. Ik vind het ook verschrikkelijk jammer dat we dit niet meer in ons bezit hebben. Maar als we morgen de provinciale hedendaagse kunstcollectie bij het straatvuil zetten, dan is er niemand die protesteert!”

Daarom ook die opvallende wandschildering?
“Ja, die spiegelt eigenlijk dat commentaar. Het is een eigentijdse collage van dingen die ook op zaal voorkomen. Erg knap gedaan, superstrakke lijnen, en dat op zo’n poreuze oude muur. Mensen die uitsluitend van oude kunst houden kijken wel raar als ze binnenkomen. En er kwam laatst een koerier langs die opmerkte: ‘deze wand moet zeker eerst nog wit worden gemaakt?’ Een mooi contrast met de uitstraling van bijvoorbeeld de portretten. Het is lastig voor ons om te realiseren hóe vermogend de mensen in die tijd konden zijn. Middelburg was toen grootser dan Amsterdam. Die puissante rijken zijn alleen te vergelijken met de Abramovitsjen van nu. Omhangen met sieraden, er zaten hier tientallen juweliers speciaal om die mensen aan te kleden. Schilderijen als de landschapjes van Christoffel van den Berghe verkochten als warme broodjes. Die schilder was zo succesvol dat hij werd aangeslagen in de hoogste belastinggroep.

Op welke werken krijgen jullie de meeste reacties?

~

De publiekslievelingen zijn de notitieboekjes en vooral de mummie van de kat. Daar heb ik me ook vaak over moeten verantwoorden, want die kat kan volgens het officiële kunstdiscours geen topstuk zijn… In het hele museum komt steeds één vraag terug: waarom, denk je, ligt dit hier? Ik laat mensen graag met die vraag rondlopen, zodat ze er zélf over na kunnen denken. Waarom zouden we alleen dat wat door kunsthistorici erkend is als topstuk aanvaarden? En die kat dan niet, hoewel het absoluut de publiekslieveling is en ik er zelfs op straat over aangesproken wordt? Laten we al het gepraat over topstukken relativeren!” Het gesprek gaat verder op het terras aan het Abdijplein, waar net de portretten van bekende Zeeuwen aan de buitenmuur worden bevestigd (Paskal Jakobsen, Jan Peter Balkenende, Marjon de Hond). “Van tevoren wisten we niet of ons museumconcept wel ging werken. Want ik wil de mensen juist níet vertellen wat ze moeten zien, of denken. We gaan uit van wat er lokaal gebeurt, op het gebied van hedendaagse kunst en vormgeving. Niet eindeloos de wortels, kaders en context van je collectie bestuderen, maar juist nieuwe dingen doen, opdrachten geven. Het is een visie die goed toepasbaar is op alle mogelijke disciplines. En het slaat gelukkig aan: het Zeeuws Museum-model is attractief voor een hoop andere musea, er komen er ook veel op bezoek.”

Toch klagen sommige bezoekers dat er zo weinig informatie over de museumobjecten te vinden is. 
“De informatievoorziening blijft een lastig onderwerp. Wil je het hele verhaal vertellen, dan moet het museum een enorm boek worden. Ik neem die opmerkingen zeker serieus, het verlangen naar informatie is goed te begrijpen. Maar het museum moet weer een beeldinstituut worden, da’s nu juist het mooie en unieke aan een museum. Van tijd tot tijd gooien we het publiek hier absoluut in het diepe, misschien is dat best een beetje onvriendelijk van ons. Maar het alternatief is dat ze van label naar label lopen, of dat de labels gaan dicteren wat ze moeten zien. Onze manier irriteert soms een enkeling, maar er is niet echt een tussenweg. Mensen vinden het radicaal, maar zo extreem zijn we niet. Er zijn objectteksten, touchscreens en films. De informatie is er wel, maar mondjesmaat.” 

Had u voor de inrichting van het Zeeuws Museum bepaalde voorbeeldmusea voor ogen?
“Niet zo letterlijk, maar ik kan wel een aantal goede locaties en ideeën noemen. Het Centraal Museum in Utrecht onder Sjarel Ex, vond ik een voorbeeldig museum. Of De Pont in Tilburg: heerlijk omdat het zo groot is, met veel mooie ruimtes om het werk te tonen. En het café van het Stedelijk Museum is een perfecte tijdelijke ruimte voor als je eventjes niet in het museum wilt zijn. Ook erg leuk zijn de hands-on programs van het British Museum. Daar lopen gastvrouwen en -heren met een soort letterbakje met bijzondere objecten, stenen, beeldjes enz. Ze spreken de bezoekers aan: ‘wat u daar achter glas ziet, dat heb ik hier bij me! Voel maar, raak maar aan!’ Dan kun je zelf ervaren hoe zwaar die steen is, of hij snel warm wordt in je hand. Een heel direct contact, als een soort cadeautje. Zoiets zou goed bij ons museum passen: mensen moeten dichtbij kunnen komen, ze moeten het échte werk zien. We zijn geen geschiedenisles of handboek: compositie gaat voor inhoud. Maar het bleek toch lastig om dat allemaal te realiseren. Tot een jaar voor de opening bleef het idee bestaan dat er aparte stijlkamers voor de zeventiende en achttiende eeuw moesten komen. Men hield sterk vast aan de oude orde. Maar porselein uit die twee tijdperken lijkt vrijwel precies hetzelfde, gooi het dan gewoon allemaal bij elkaar! Durf als conservator een stap opzij te zetten en laat een kunstenaar zalen inrichten, met de dingen die hij mooi vindt. Je moet altijd uitgaan van de eigen kracht: wat mooi is moet je vergroten en exporteren, wat nog niet mooi is moet je mooi maken. Dat heeft alles met marketing te maken, met het bieden van een nieuw perspectief. En hopelijk zeggen mensen dan: ‘hé, zó zie ik het ook, nu begrijp ik waarom we dit moeten bewaren!'”

Lees ook Bizarre dwaaltochten van ons cultureel erfgoed: Terug naar Zeeland.

8WEEKLY

Kijken is makkelijk, denken is moeilijk

Artikel: De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek

.

 

Norman Rockwell, Kunstcriticus (1955)
Norman Rockwell, Kunstcriticus (1955)

Wie vóór 30 juni een essay of een recensie inzendt maakt kans op een geldprijs van respectievelijk €12.500 of €7.500 én publicatie in NRC Handelsblad en het Belgische magazine Knack. Maar dan moet de jonge criticus wel behept zijn met zowel grondige kennis van de kunstdiscours als het talent om toegankelijk en inspirerend te kunnen schrijven. Het artikel moet namelijk geschreven worden voor kranten en tijdschriften die gericht zijn op het brede publiek. “Zowel je zestienjarig buurmeisje als de gemiddelde kunstliefhebber moet het interessant vinden,” legt woordvoerster Nathalie Hartjes, werkzaam bij Witte de With, uit. Aan haar stelde ik de volgende vragen:

Wat mankeert er aan de kunstkritiek van de schrijvende pers?
De kunstkritiek verdwijnt langzaam in de marge, ook in kwaliteitskranten. De media hebben er geen geld en aandacht meer voor over. Het komt vaak voor dat een expositie in slechts vierhonderd woorden besproken moet worden! Daarin kun je niet met theoretische achtergronden de kunst uitleggen of goede argumenten gebruiken voor je oordeel. Het gevolg is dus dat we oppervlakkige beschrijvingen te lezen krijgen of dat critici hun bekende, soms dogmatische stokpaardjes berijden. Er is geen plaats meer voor diepgang en visie, alleen voor algemeenheden. En dat is heel jammer, het vervlakt de complexiteit en de rijkdom van kunst.

Wanneer ben je een goede kunstcriticus volgens jullie criteria?
Een goede kunstcriticus biedt zowel analyse als opinie. De belangrijkste taak daarbij is toch inzicht en achtergrond geven. En de criticus moet de lezer als het ware aan de hand meenemen in zijn denkstappen naar het oordeel. Het ideale verhaal is informatief en prikkelend voor zowel de leek als de kunstkenner. Daarbij zijn een goede stijl, spannend woordgebruik en toegankelijkheid natuurlijk essentieel.

 

Waarom de grens van 35 jaar? Riekt dit niet naar leeftijdsdiscriminatie?
De grens van 35 jaar, die de Prix de Rome ook hanteert, is natuurlijk een beetje arbitrair gekozen, maar het belangrijkste signaal is dat we bij dit positief gebaar toekomstgericht zijn. We zoeken zeg maar een nieuwe Janneke Wesseling, het is een investering in de toekomst. We weten gewoon dat ze bestaan, die goede nieuwe kunstcritici die deze ‘crisis in de kunstkritiek’ tegen kunnen gaan. De geldprijs kun je dan zien als studeer- of reisbudget ten behoeve van de schrijfcarrière van de winnaar.

 

logo van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek
logo van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek

Vertel eens wat meer over de wedstrijd?
De Nederlandstalige essays en recensies moeten 30 juni binnen zijn en dan buigt de jury zich erover. Deze jury bestaat uit een mooie mix van publicisten en kunstenaars – de theorie én de praktijk dus – met als voorzitter de schrijver Oscar van den Boogaard. De uitreiking vindt op een feestelijke manier in oktober plaats. Alle voorwaarden en criteria kunnen deelnemers lezen op de website van de organisatie. We hopen echt dat er veel inzendingen binnenkomen! Er bestaat nog geen vergelijkbare prijs, de prijs voor kunstkritiek die het fonds BKVB al uitgeeft is een oeuvreprijs. De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek wordt een tweejaarlijkse prijs, en we gaan ons inzetten voor in ieder geval drie edities. De ingezonden stukken moeten dan wel een bepaald niveau hebben, dat zijn we aan onze publicatiepartners NRC Handelsblad en Knack verplicht. Bij zulke royale geldprijzen is het vanzelfsprekend dat de kwaliteit boven een bepaalde norm moet uitkomen.

Leggen de initiatiefnemers hiermee de lat niet te hoog? Zijn we het in deze tijd van burgerjournalistiek, beeldcultuur en Wikipedia niet verleerd om een stevig stuk over kunst te lezen?
De bekende discussie over burgerjournalistiek en de oppervlakkigheid van Internet heeft natuurlijk alles te maken met deze crisis in de kunstkritiek of journalistiek in het algemeen. Het is zaak om naar de juiste balans te zoeken tussen diepgang en aantrekkelijke informatie. Iedereen kan bloggen dat een bepaalde expositie waardeloos is, maar het gaat om argumenten en visie. Online journalistiek luistert sowieso naar andere wetten, om het overzichtelijk te houden beperken wij ons bij deze prijs daarom tot de papieren media. Zelf lees ik ook internetmagazines, al was het maar om trends te signaleren. Maar de tijdspanne dat je lezers online interesseert is kort en daarom is dit medium ongeschikt voor ons doel: het stimuleren van genuanceerde en reflecterende kunstkritieken.

Welke websites over kunst kunnen wel jouw goedkeuring wegdragen?

De websites die breed opgezet zijn en diepgang bieden, zoals www.tubelight.nl van het gelijknamige magazine. Het interessante van deze site is dat de ‘grote namen’ naast onbekende auteurs staan, bekendheid of generatie speelt hier geen rol. En ja, ook www.8weekly.nl is een favoriet, ik kan er niet omheen. Zulke websites vormen een goede voedingsbodem voor nieuwe Nederlandse of Belgische kunstcritici.

 

Muziek / Album

Noors voor fijnproevers

recensie: Kaizers Orchestra - Maskineri

.

Maskineri is inmiddels het vijfde studioalbum van het Noorse sextet Kaizers Orchestra met als frontman Janove Ottesen. Met volledig in het Noors gezongen teksten weet deze band andermaal te overtuigen met hun rijke sound. De voor hen begrijpelijke keuze om vast te houden aan de moedertaal, staat een internationale doorbraak nog steeds in de weg. Het soloalbum van Janove, Francis’ Lonely Nights uit 2004 was wel geheel in het Engels. Het had dus ook zomaar anders gekund! Over de inhoud van de liedjes valt maar moeilijk wat te zeggen. Maar als sound staat Maskineri, met zeer genietbare liedjes, als een spreekwoordelijk huis.

~

De albumopener Moment start met een aantal tegendraadse tonen, alsof de muziek niet vooruit maar achteruit wordt afgespeeld. Het zet je even op het verkeerde been, maar dat is, zoals de titel zegt, maar een moment. Daarna klinkt Kaizers Orchestra meer als een poprockband met indie-invloeden dan als een orkest. Het enige vreemde instrument dat je hoort in het spectrum is de marimba. De bezetting is verder redelijk klassiek met gitaar, contrabas, keyboard en drums. Deze standaardbezetting wordt hier en daar aangevuld met wat heerlijke blazers.

Afwisseling

Na Moment worden we getrakteerd op een echte rockende opening van het nummer Apokalyps meg. Een song in de beste indierocktraditie, die zelfs flarden herinneringen oproept aan The Police. Het derde nummer, Den andre er meg, is vanaf de eerste noot te herkennen als een ballad. Janove Ottesen krijgt hier versterking van Ragnhild Winterste Rothing, die gezegend is met een zachte, fluweelachtige stem. Het roept samen met de instrumentatie een avondsfeertje op ergens in donkere straten van een stad in het koude Noorwegen. Bastard sønn opent met smaakmakende blazers voordat de band als geheel inzet. Het titelnummer Maskineri heeft niet de allure van hoogtepunt. Wellicht dat de tekst hier uitkomst had kunnen bieden waarom Maskineri het titelnummer is geworden. Als je het intro van 9 mm hoort krijg je even het gevoel dat we een cover krijgen van 96 Tears van ? and the Mysterians, maar na het intro is de vergelijking voorbij. Het hoogtepunt van het album is de song Enden av november, een prachtige ballad met hier en daar een vleugje Ghost Town van The Specials. De afsluiting van het album heeft zowaar wat balkaninvloeden, of zou dat echt Noors zijn? Maskineri heeft als geheel voldoende afwisseling om te blijven boeien, het aantal rustige nummers is in balans met de uptempo nummers.

Op je luistermenu

~

Een album in een vreemde taal, die je niet verstaat, is altijd een andere luisterervaring dan wanneer je de woorden kunt volgen. Al luister je misschien niet in de diepte naar de teksten, toch vang je flarden op en geef je ze je eigen betekenis. Idee voor Kaizers Orchestra: volgende keer ook een Engelse versie van het album? Voor iedereen die door de taalbarrière weet heen te luisteren is dit vijfde album van deze getalenteerde Noren een heerlijke versnapering. Je zal het regelmatig op je menu zetten om te beluisteren. Een Noorse luisterlekkernij voor fijnproevers.