Theater / Voorstelling

Bombastisch barok blijft hangen

recensie: Nicole Beutler - Lost is my quiet forever

Nicole Beutler, afkomstig van de School Voor Nieuwe Dansontwikkeling brengt na The exact position of things (2005) en Enter Ghost (2006) het laatste deel van haar trilogie: Lost is my quiet forever. In deze voorstelling zet ze haar fascinatie voor de omgang met theater voort. Ook onderzoekt ze wederom de relatie tussen performer en toeschouwer, ditmaal met een misinterpretatie van een barokopera. Je ziet vlagen uit voorbijgaande tijden, waarbij de codes steeds opnieuw worden bevraagd. Connotaties uit de zeventiende en achttiende eeuw; feestelijkheid en weelde worden argeloos afgewisseld. Dan weer zijn de scènes stabiel, dan weer onvoorspelbaar. Het is dans binnen de kaders van performance.

~

Bombastisch barok blijft hangen
Zijn er dan helemaal geen minpunten te vinden aan deze voorstelling? Helaas wel. Als danser Pedro Ines in de microfoon klaagt over de wereld komen zijn heftige teksten al snel pretentieus over. De koppeling met de dood en de existentie is hier makkelijk gevonden maar niet geheel onderbouwd. Ook vraag je je sporadisch in de wirwar van dramatiek af wat Beutler precies met deze voorstelling wil zeggen. Waar wil ze heen? Wat vindt ze bijvoorbeeld zelf van deze poses? Is het satire of adoratie? Een vraag die ook naar voren kwam bij de poses van haar work-in progress: Le sylphide. Deze ongrijpbaarheid laat je als toeschouwer soms in het ongewisse en vertwijfeld achter.

Toch overwint deze keer haar gevoel voor smaak. De prachtige kostuums, de muziek die de ruimte volledig openbrak, het sfeervolle licht en het tikkeltje humor. Dit alles maakt Lost is my quiet forever een zeer bevredigende afsluiting van haar trilogie. Het bombastische barok blijft hangen. Iets wat je laat snakken naar de artistieke reflectie van deze maakster op actualiteiten, thematieken en stromingen uit de eenentwintigste eeuw.

Tournee: 30 september 2008 – Chassé Theater, Breda; 3 + 4 oktober 2008 – Theater Kikker, Utrecht.

Boeken / Fictie

De geschiedenis, niet het personage komt tot leven

recensie: Nathacha Appanah (vert. Truus Boot) - De laatste broer

.

De geschiedenis van Mauritius speelt een belangrijke rol in Appanahs oeuvre. Dit keer reconstrueerde zij de betrokkenheid van haar land bij het lot van vijftienhonderd Joden. Per boot vluchtten zij naar het toenmalige Palestina, destijds in handen van de Britten. Verder dan de haven kwamen zij niet, de Britten besloten hen te deporteren naar Mauritius. Daar zaten zij onder erbarmelijke omstandigheden gevangen tot het einde van de oorlog. Velen overleefden het niet. Deze relatief onbekende geschiedenis is het vertrekpunt van De Laatste broer. Verteller Raj, de oude man, is nauw betrokken geweest bij de gevangenis. Zijn vader was er cipier en hij werd er vrienden met David, de joodse jongen wiens graf hij aan het begin van de roman voor het eerst bezoekt.

Voor hij David leert kennen, leeft Raj met zijn alcoholistische vader, zijn moeder en broers in grote armoede. Als zijn beide broers omkomen in een cycloon, vervloekt de vader het overleven van zijn zwakste, ziekelijke zoon. In een poging een nieuwe start te maken, verhuist het gezin en neemt de vader een nieuwe baan aan als gevangenisbewaarder. Raj leeft in zijn eigen wereldje, niet in staat contact te maken met de kinderen op school. Als hij op een dag naar de gevangenis gaat om zijn vader het middageten te brengen, ziet hij tussen de gevangenen een jongen van zijn leeftijd. Nog voordat ze elkaar spreken ontstaat tussen de blonde, blanke David en de donkere, zwartharige Raj een band. Als David op een dag ontsnapt en de gevangenisbewaking hem op de hielen zit, staat voor Raj één ding vast: hij heeft een nieuwe broer gevonden die hij nooit meer kwijt mag raken. Samen vluchten ze de jungle in.

Dosering
Appanah vertelt het verhaal door de ogen van de oude Raj. Zijn onverwerkte schuldgevoelens en verdriet spelen een grote rol in de roman. Hierdoor verzandt het boek vaak in een wat larmoyante vertelling, waarbij te weinig aan de verbeelding wordt overgelaten. Daar komt bij dat Raj als jongetje zoveel leed te verwerken krijgt, dat het bijna ongeloofwaardig wordt. Broers omgekomen, drankzuchtige vader met losse handjes, altijd armoede en ziekte. Met meer dosering zou de roman aan kracht hebben gewonnen. Waarom niet vaker in het hoofd van de kleine Raj gekropen, in plaats van een beschrijving als:

Het is voor een jochie van acht niet makkelijk om zijn kleine broertje die zielsveel van hem hield te zien met een ik weet niet waardoor opengebarsten hoofd, zijn tenen en vingers afgerukt door de stenen die van de berg naar beneden zijn gekomen.

Appanah had er goed aan gedaan simpelweg te beschrijven of suggereren wat de kleine Raj toen voelde of wat de oude Raj nog altijd voelt bij deze herinnering.

Vlees en bloed
Een enkele keer slaagt de auteur er wel in om de machteloosheid van Raj met een vuistslag tot je door te laten dringen. Dit lukt het beste in scènes tijdens de vlucht van de jongens door de jungle. In een van hun gesprekken buitelen de gedachten en gevoelens van Raj over de pagina. Eindelijk geen keurige beschrijvingen maar stromen woorden zonder interpunctie, die de chaos van zijn emoties weergeven. Ook de wanhopige pogingen die Raj onderneemt om de dode David tot leven te wekken en zijn weigering om het lichaam achter te laten zijn directer beschreven en nemen je even mee in Rajs gevoelswereld.

Appanahs grootste verdienste is het schetsen van een schrijnende en deels vergeten geschiedenis. De roman geeft een concreet beeld van de gruwelijke gevangenschap van Joden op Mauritius. Als roman is De laatste broer minder geslaagd. Op een aantal scènes na overtuigen Raj en David niet, maar zijn ze slechts middelen om geschiedenis tot leven te brengen. Jammer, want het gegeven heeft alles in zich om de lezer op het puntje van zijn stoel te krijgen.

Film / Achtergrond
special: Nederlands Film Festival 2008

Oude koeien en gouden kalveren

.

Wederom staat Utrecht in het teken van het Nederlandse filmlandschap. Oude koeien zijn van stal gehaald en de gouden kalveren staan klaar. Het Nederlands Film Festival heeft de etalage weer goed gevuld met speelfilms, documentaires, premières, korte films, animatie, talkshows, een heus moordprogramma en nog veel meer. Gast van het jaar is actrice Monic Hendrickx, en een centraal thema van deze 28e editie is ‘De Meester en De Leerling’. Hierin staat de combinatie oude bokken en nieuw talent centraal. In dit verslag volgt een kleine selectie uit het bijna ondoordringbare aanbod.

Inhoud: File | Het zusje van Katia | Rif | Calimucho | El Olvido

Langzaam rijdend Nederland

File
Michiel van Erp, 2008

Michiel van Erp, maker van onder andere Pretpark Nederland, schetst wederom een mooi beeld van waar Nederlanders goed in zijn. In dit geval is dat in de file staan. Files, zijn ze vreselijk, saai of een handige tussenruimte om van alles en nog wat in te doen? In de gelijknamige documentaire rijdt Van Erp gezellig mee met enkele die hard filerijders, mensen die voor hun beroep dagelijks in de file staan. Hoe houden zij het vol? In tegenstelling tot de verwachte gefrustreerde, ongeduldig foeterende automobilisten toont de documentairemaker een heel ander volk. Een volk dat berust in zijn lot en dat dan maar, zoals een Nederlander betaamt, nuttig invult met bidden, zelfreflectie, ontspanning en brainstormsessies.

Hoewel de documentaire is gemaakt in opdracht van Nederland Bereikbaar is het zeker geen politiek of promotioneel pamflet. File is een mooi gestileerde, ontluikende en grappige documentaire, geheel in overeenstemming met Van Erps overige werk. Het is een demonstratie van zijn kunnen: het schetsen van een heerlijke alledaagsheid en het vertellen van kleine menselijke verhalen.
Terug naar boven

Wie ben ik?

Het zusje van Katia
Mijke de Jong, 2008

~


Dat Mijke de Jong een meester is in het regisseren van haar acteurs toonde de regisseuse vorig jaar met het veelbekroonde Tussenstand. Dit jaar laat ze het weer zien. Het zusje van Katia is een innemend portret van een opgroeiend meisje dat niets meer, niets minder, en niets liever dan het zusje van Katia wil zijn. In documentairestijl en dicht op de huid gefilmd, portretteert De Jong het leven van een doodgewoon meisje met buitengewone zorgen. Tussen een prostituee als moeder, een rebellerende zus en een dementerende oma is zij degene die een grote verantwoording en zorg draagt. Haar identiteit ontleent ze bijna volledig aan haar grote voorbeeld, haar aantrekkelijke en onstuimige zus. Maar wie is zij nu eigenlijk zelf?

Vooral de acteerprestaties en het door De Jong sterk toegepaste gebruik van dialogen en stiltes sieren de film. Het zusje van Katia is een geloofwaardig, goed verteld verhaal over menselijke relaties en persoonlijke groei. Net als in eerdere producties van de regisseuse legt het verhaal de nadruk op gebroken familieverhoudingen en slechte communicatie. Het is een subtiele, stille film waar de boodschap ook vooral gevonden moet worden in dat wat onderhuids ligt en onuitgesproken blijft.
Terug naar boven

Diep in de zee

Rif
Eric Steegstra, 2008

~


Een verfrissende duik tussen al het filmrealistische geweld tijdens het NFF wordt geboden door filmmaker en marionettenspeler Eric Steegstra. Het creëren van zijn onderwaterwereld duurde twee jaar, het filmen ervan nog eens een slordige zeven. Maar dan heb je ook wat. Rif is het prachtig gefilmde eindresultaat van een in elkaar geknutselde wereld van vissen, duikers, vogels, water en planten. Hoewel alle personages overduidelijk niet van vlees en bloed zijn en zelfs de touwtjes waarmee ze bestuurd worden zichtbaar zijn, is alles aan het verhaal echt. De duikers zijn onder water, het groene visje is in gevaar en zeemonsters liggen op de loer.

In twaalf fascinerende minuten toont marionettenfilmmaker Steegstra een geloofwaardige en ontroerende wereld vol wonderlijke wezens. De film beleeft tijdens het NFF zijn première en is een bijzondere en zeer welkome aanvulling op het Nederlandse filmaanbod. Uniek en betoverend, en ijzersterk in de manier waarop Steegstra zijn filmische werkelijkheid in elkaar heeft gezet en via film tot leven heeft gebracht.
Terug naar boven

Een circus van feit en fictie

Calimucho
Eugenie Jansen, 2008

~


Wat is werkelijkheid en wat niet? Regisseur Eugenie Jansen speelt met dit gegeven in haar documentaire speelfilm Calimucho, door een fictief verhaal te situeren in een echte wereld die zelf nauw samenhangt met fictie – het circus. Ook de personages zijn (grotendeels) ‘echt’ en worden niet vertolkt door professionele acteurs maar door de circusartiesten zelf. Waar houdt de realiteit op en begint het fictieve verhaal, en andersom? Wat is bedacht en wat is toeval, wat is echt en wat is nep?

Jansen weet het geënsceneerde familiedrama van hoofdpersonen Dicky en Willy subtiel te verweven met het echte, soms keiharde, circusleven. En daar waar enige uitleg nodig is, worden drie Duitstalige muzikanten ingezet om als een Grieks koor de gebeurtenissen toe te lichten en te becommentariëren. Lovenswaardig zijn de acteerprestaties van amateurs Dicky en Willy. Zij maken het verhaal geloofwaardig en interessant. Het circus biedt een mooie achtergrond voor een wereld waarin menselijke relaties onder druk staan en waarin er een verschil is tussen de on stage werkelijkheid en de backstage realiteit. Met het spanningsveld tussen feit en fictie, dat in allerlei lagen in de film is verwerkt, is Calimucho een ontroerende en tot nadenken aansporende film. Een zeer geslaagd experiment.
Terug naar boven

Overleven

El Olvido
Heddy Honigmann, 2008

~


Peru is een land geregeerd door incapabele presidenten, corruptie en dictators en bewoond door een in armoede levende bevolking. Deze tweedeling staat centraal in Heddy Honigmanns documentaire El Olvido – het vergeten. Het vergeten van een verleden, een belofte en een volk. Waar keer op keer de presidenten zweren het volk te dienen en telkens weer wegens corruptie het presidentiële paleis via de achterdeur verlaten, leeft het volk verder. Honigmann richt haar camera op de minder bedeelde inwoners van hoofdstad Lima en gaat in gesprek over dromen en verwachtingen.

Terwijl de jongste generatie Peruanen met acrobatiek en schoenpoetsen een minimaal bestaan probeert op te bouwen, schenkt de barman de klant nog eens een drankje in. Door de afwisseling van gesprekken met gewone hardwerkende burgers en televisiebeelden van inauguraties van ongeloofwaardige presidenten schetst de documentairemaker een uitzichtloze situatie. Een situatie waarin het volk steeds aan het kortste eind trekt. Maar gelukkig is er altijd hoop, in de vorm van dromen, een 50-jarig huwelijk, een wonderdrankje en de toekomst. Honigmann excelleert in de manier waarop zij haar ‘personages’ portretteert en aan het praten krijgt. Aangevuld met een bijzondere cameravoering die enkele schilderachtige plaatjes oplevert en een sterke soundtrack, is El Olvido een filmisch aantrekkelijke documentaire over leven en overleven.
Terug naar boven

Boeken / Fictie

Vrolijke droefenis

recensie: Keith Gessen (vert. Paul van der Lecq) - Al die droevige jonge literaire mannen

Een roman met de titel Al die droevige jonge literaire mannen roept een beeld op van getormenteerde, zwaarmoedige en al te artistieke helden vol dromen over een groots en meeslepend meesterwerk. Maar verwacht van auteur Keith Gessen geen somberheid, geen melancholie, geen weltschmerz, geen spleen. Zijn portret van drie droevige jonge literaire mannen is vrolijk en opbeurend.

Zelf doet Keith Gessen, geboren in de Sovjet-Unie (1975) en op zijn zesde met familie geëmigreerd naar de Verenigde Staten, het als jonge literaire man uitstekend. Hij schreef als criticus onder andere voor The New Yorker en is medeoprichter van het literaire tijdschrift N+1. Hij volgde de opleiding creative writing aan de Syracuse University, maar studeerde naar eigen zeggen niet af omdat hij het laatste vereiste verhaal niet inleverde.

Met All the Sad Young Literary Men zal Gessen zijn studie niet meer afronden, maar lost hij wel de belofte van zijn universitaire en literaire bestaan in. Gessen verhaalt in zijn roman over Mark, Sam en Keith die zich elk op eigen wijze in het leven staande proberen te houden. Dat is met een karig studentenloon en altijd maar weer gecompliceerde relaties moeilijk genoeg. Daarnaast hebben ze ook nog eens grootse intellectuele aspiraties.

Lenin

Mark is te jong in het huwelijk getreden met de Russische Sasha en schrijft een proefschrift over de mensjewieken, de revolutionaire tegenhanger van Lenins bolsjewieken. Zijn huwelijk loopt op de klippen, waarna Mark, onder andere door porno en internetdaten, vooral op relationeel gebied de nodige zorgen heeft.

Het zou weleens heel wat meer dan een paar weken kunnen duren om van haar af te komen. Misschien wel een paar maanden. (…) Deed hij er niet beter aan ze allebei die narigheid te besparen? Maar Mark was al in geen maanden met een vrouw naar bed geweest. Wat zou Lenin doen? Lenin zou de bedenkingen van Mark omschrijven als sociaaldemocratische scrupules.

Sam ziet zichzelf als toekomstig schrijver van de grote zionistische roman, maar hij is nauwelijks behept met enige relevante kennis. Om daar verandering in te brengen, waagt hij uiteindelijk de afreis richting het beloofde land en de bezette gebieden. Zijn ‘studiereis’ is grotendeels een soort kwajongensavontuur. Zo is hij een keer ’s nachts op pad met een paar Palestijnse broers en een van hen gooit een steen naar een Israëlische tank.

De kei had de tank geraakt! En een lawaai dat het maakte! En ondanks alle hummus die hij gegeten had, rende Sam net als de broers het steegje uit (…). Sam kon niet meer ophouden met lachen, lachen, lachen, zelfs nog tijdens het rennen.

Keith is een (oud-)student aan Harvard die zijn geld verdient met een typisch studentenbaantje, maar zichzelf beschouwt als toekomstig politiek commentator. Al zijn vrienden ziet hij advocaat worden en in het huwelijk treden, maar zelf gelooft hij steeds minder op beide gebieden succes of geluk te kunnen vinden. Zijn veel jongere vriendin wordt ongewenst zwanger.

Weer een zelfmoordaanslag in Irak. Nog een zelfmoordaanslag in Irak. De soennieten en sjiieten waren eropuit elkaar af te slachten. Gwyn wist dat allemaal heel goed; ze werkte bij een kwaliteitsblad. En dan gingen wij een kindje op de wereld zetten, op deze wereld? Nee, echt, ik was dol op kindjes. Maar wilde iemand alsjeblieft een andere wereld voor me zoeken?

Gessens personages hebben problemen te over, stellen zichzelf veel te grote doelen, en hebben hun leven niet in de hand, maar altijd lijkt alles een grap, of kan met een grap worden afgedaan. Geen spoortje romantisch zelfbeklag van de aan de wereld lijdende jonge kunstenaar. Maar dat is de oppervlakte. De romantische held verkleint de wereldgeschiedenis tot ze binnen de grenzen van zijn egocentrische zielenroerselen past. Gessen kiest voor een ogenschijnlijk tegengestelde held, die echter precies hetzelfde doet: van liefdesverdriet tot terrorisme, voor Mark, Sam of Keith is het nooit groter dan de eigen, kleine leefwereld. En daarin is het al met al onbezorgd leven. Want het land mag dan al zes jaar uitgeleverd zijn aan Bush’ wanbeleid, zoals Keith vindt, op maandag wordt nog gewoon de vuilnis opgehaald.

Bemoedigend

Het effect van deze ironische heldenweergave is tweeledig. Allereerst wordt een traditionele literaire held (de droevige jonge literaire man) binnenstebuiten gekeerd, soms zelfs geridiculiseerd. Met de humoristische stijl lijkt Gessen vooral een bemoedigend woordje tot zijn personages te willen richten. Al die droevige jonge literaire mannen, lijkt hij te zeggen, moeten zich niet zo aanstellen. Het is alsof hij ze telkens weer een kameraadschappelijk klapje op de schouders geeft en tegen ze zegt: ‘Kom op, jongens. Jullie lijden echt niet meer dan je minder ambitieuze, literaire medemens.’

Daarnaast maakt Gessen duidelijk dat ambitie en het verkleinen van de wereld niet samengaan. Willen zijn personages echt iets bereiken, dan moeten ze zichzelf opzij zetten, hun blik verruimen en positie kiezen binnen het grotere geheel dat de wereldgeschiedenis vormt. Echt bemoedigend wordt het dan ook, vooral voor de lezer, als Gessen zijn personages ten slotte toch bewuste, volwassen keuzes laat maken. Al blijft ook dan, gelukkig, de kwinkslag niet achterwege.

 

Film / Films

Chet Baker in de woestijn

recensie: The Band's Visit

Eran Kolirins The Band’s Visit (2007) is een subtiel en tragikomisch portret van mensen die op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen lijken te hebben, maar gaandeweg merken dat ze een gemeenschappelijke melancholie delen. In de film stranden de leden van een Egyptische politiefanfare in een Israëlisch dorpje in het midden van nergens. De conflicten die je zou verwachten bij de botsing van deze culturen spelen een ondergeschikte rol. Een humanistisch portret van alledaagse mensen en hun bescheiden dromen.

~

De in blauwe uniformen geklede leden van een Egyptische politiefanfare komen aan op een Israëlisch vliegveld, in een land waar ze al jaren mee in conflict zijn. Je zou hier een spanning verwachten, maar Kolirin begint de film met droge humor en minimale shots die vervreemdend werken. De leider van de groep is officier Tawfiq Zacharaya (een prachtig ingetogen rol van Sasson Gabai) en met weinig succes probeert hij contact te zoeken met de Egyptische ambassade als het escorte van de fanfare niet is komen opdagen. De rest van de groep wacht onverschillig af. Het jongste lid van de fanfare is een knappe rebel die in de tussentijd met meisjes praat en ze probeert te imponeren met zijn impressie van Chet Baker. Uiteindelijk besluit Tawfiq zelf naar de stad te gaan waar de groep is uitgenodigd om te spelen. Ze belanden echter in een dorp in het midden van nergens, waar de groep wordt opgevangen door Dina, de nieuwsgierige eigenaresse van een restaurant.

De groep is een zwijgzame verzameling van mensen die op verschillende manieren vast lijken te zitten. Als kijker kom je langzaam en subtiel details te weten van de levens van de personages. De nieuwsgierige Dina is al snel gefascineerd door de stille Tawfiq, en tijdens een nachtelijke tocht die ze met hem maakt door de stad probeert ze hem te doorgronden. De jonge rebel gaat de stad in met een verlegen jongen en belandt uiteindelijk in een rolschaatsdisco. Daar geeft hij zijn schuchtere gids tips over hoe je met vrouwen om moet gaan.

Melancholieke menselijkheid

~

In vergelijking met de groep muzikanten lijken de bewoners van het dorp ook vast te zitten op een plek die weinig te bieden heeft. Kolirin geeft weinig achtergrondinformatie, maar weet elke personage geloofwaardig neer te zetten zonder te vervallen in stereotypering. Dina is spaarzaam met details over haar leven voordat ze in het vergeten dorp terecht kwam. Tawfiq stelt zich uiteindelijk ook open voor Dina’s nieuwsgierigheid door te vertellen over zijn kwetsbare zoon. Kolirin weet van een verhaal dat makkelijk zou kunnen stranden in een grootse verzoening tussen twee tegenpolen een subtiele komedie te maken die wordt gedragen door de gedeelde melancholie van alle personages. De film zorgt ook niet onmiddellijk voor verbroedering. Iedereen is aftastend, maar dit is meer een menselijke impuls. Politieke en religieuze kwesties worden, afgezien van een scène waarin de band in een café foto’s ziet van het Israëlische leger, vermeden. Kolirin bouwt de banden langzaam en voorzichtig op zonder ze groter te maken dan ze zijn.

~

Muziek is ook een gemeenschappelijke liefde van de meeste personages, maar Kolirin weet hier ook de sentimentele valkuilen die een opzwellende soundtrack kan bieden perfect te omzeilen. De fanfare speelt opmerkelijk genoeg geen muziek als ze in het dorp gestrand zijn. Op verrassende en komische wijze weet de regisseur muziek te integreren. Zoals de jongen die Chet Bakers versie van ‘My funny valentine‘ op verschillende momenten zingt, of een scène waarin aan tafel Louis Armstrongs ‘Summertime’ wordt gezongen. Tawfiq opent zichzelf aan Dina door te vertellen dat muziek als de ziel is van de mens. En Dina legt uit dat zij, net als zoveel Israeliers, naar Egyptische films keek in haar jeugd en dat ze luisterde naar de muziek van de legendarische Egyptische zangeres Oum Kathoum.

De bescheiden momenten van toenadering en herkenning zijn misschien niet genoeg om conflicten te doen vergeten, maar ze helpen in het humaniseren van de ander. De bescheiden moraal van Kolirins film is daardoor subtiel en niet opdringerig. Het toont hoe omstandigheden mensen toevallig bij elkaar kunnen brengen en je aan het denken kunnen zetten over jezelf.

Boeken / Fictie

(Oost-Duitse) leegte

recensie: Franziska Gerstenberg (vert. Corry van Bree) - Hoeveel vogels

Een mollig meisje pijnigt zichzelf met balletlessen omdat ze jaloers is op de gratie van haar ballerinazusje. Het wordt een obsessie. Als haar vriendje vraagt of ze een ander heeft, zwijgt ze liever dan dat ze toegeeft haar dinsdagavonden door te brengen op de balletschool. Het verhaal ‘Slanke enkels’ heeft een open einde en een ongelukkige hoofdpersoon. Dat is typerend voor alle verhalen uit Hoeveel Vogels van Franziska Gerstenberg.

De vijftien vertellingen van Hoeveel Vogels gaan over jonge mensen en de moeizame verhoudingen die zij hebben met hun naaste familie en geliefden. Met de verwrongen familiedrama’s en op de klippen gelopen relaties weet Gerstenberg gevoelens van onbehagen op te roepen bij de lezer.

Wie viel Vögel werd in de Duitse pers veelvuldig geprezen. In de massa van nieuwe verhalenbundels sprong de schrijfster eruit omdat ze niet verviel in stereotypen van Ostalgie (het terugverlangen naar de DDR), zoals vele van haar literaire soortgenoten. Weliswaar overheersen bij de jongeren die Gerstenberg beschrijft gevoelens van leegte, verveling en jaloezie, het brengt ze er niet toe te verlangen naar vroeger tijden. Dat kunnen ze ook niet, de twintigers hebben het leven achter de Muur immers niet of nauwelijks bewust meegemaakt.

Leegte

Naast de thematiek valt ook de stijl van Gerstenberg op. Haar verhalen lopen over van gesprekken die niet lopen. Toch zijn de door haar beschreven conversaties interessant. De leegte van het leven, die altijd in de dialogen naar voren komt, wordt nog nadrukkelijker aanwezig gemaakt doordat Gerstenberg er irrelevante sfeerschetsen aan toevoegt. In het verhaal ‘Kwartels, kinderen, concentratie’ vertelt Ulrike haar vriend Gernot, tijdens een bezoek aan de dierentuin, dat ze haar baan verloren heeft. Ze staan te wachten tot de otters worden gevoerd:

Hij vraagt: Wat heb je verkeerd gedaan? Ze fluistert: Ben je niet goed bij je hoofd? en grijpt zijn oor. Omzetverlies, zegt ze. Wie het laatst is aangenomen moet het eerst weg. Aan de kant! roept de verzorgster achter haar, hier komt het voer. Maar dan gaat ze eerst naar de nertsen.

Gerstenbergs stijl geeft de verhalen een poëtisch karakter. Steden worden met één letter aangeduid en gesprekken worden zonder aanhalingstekens geschreven. De onduidelijkheid – is het geschrevene een gedachte of een citaat? – geeft de dialogen een extra dimensie. Of de personages nu te veel of te weinig spreken, altijd wordt de indruk versterkt dat ze ongelukkig zijn.

Chaos

De poëtische vertelwijze laat een vreemd, maar tevens herkenbaar gevoel achter. Zoals het begin van het titelverhaal ‘Hoeveel vogels’:

Ik kende hem helemaal niet. Hij is vriend van Kronberg. Mijn oudste vriend, zei Kronberg. Hij zei niet: mijn beste. Bjarne was erbij, en Bjarne kan niet autorijden als hij jaloers is. Dat weet niemand beter dan ik, maar Kronberg weet het ook, en dat hij zelf niet meer kon rijden, was duidelijk. Daarstraks (…) had hij gezegd: Er is een feest, Raimunds verjaardag, het is maar veertig kilometer. Aan de telefoon zei Raimund iets over Braziliaansen, heet en cognackleurig. Ken je dat? De tijd raakt in de war en je hebt achteraf geen grip meer op de klok of de stand van de zon. In plaats daarvan denk je na waar Brazilië precies ligt, boven of onder Bolivia. Welke kleur hadden Violetta’s ogen?

De chaos in deze alinea brengt de chaotische toestand in het hoofd van de hoofdpersoon direct op de lezer over. Hoewel je niet precies begrijpt wat er gebeurt, word je door de personages en hun wirwar van gedachten het verhaal ingetrokken.

De verhalen in Hoeveel vogels zijn onafhankelijk van elkaar voortreffelijk geschreven. Maar achter elkaar gelezen, valt op dat ze allemaal volgens eenzelfde schema geschreven zijn. Alsof er een formule is gebruikt die voorschrijft hoe je een alledaags saai verhaal kan ombuigen in een literaire tekst. In de eerste paar zinnen worden de hoofdpersonen van het verhaal geïntroduceerd, snel en warrig. Daarna wordt de lezer over de locatie geïnformeerd. Vervolgens wikkelt het verhaal zich af, het sleept zich voort. Uiteindelijk weet je op het einde nog niets en blijft je verward achter.

 

Theater / Voorstelling

Red de verhalen van de ondergang

recensie: Hidden Trees - European Citizens in the Netherlands

Theatermaker en choreograaf Betsy Torenbos maakt sinds 1998 over de gehele wereld – van Osaka tot Drenthe, van Macedonië tot Katwijk aan Zee – voorstellingen die zijn gebaseerd op ‘oral history’. De levensverhalen van de oudste generatie dienen als bron van Hidden Trees. Voor deze voorstelling, die als ondertitel European Citizens in the Netherlands meekreeg, zocht Betsy Torenbos ouderen die redelijk Nederlands spreken en oorspronkelijk uit andere Europese landen komen.

Die opzet is gelukt. Betsy Torenbos heeft met haar stichting Be-Wonder ouderen uit Hongarije, Zweden, Duitsland, Italië en Rusland kunnen vinden. Maar de vraag is natuurlijk: hoe brengt ze die levensverhalen voor het voetlicht in het theater?

Levensverhalen

~

In de prachtige zaal van het Grand Theater (tevens co-producent), die als een soort van black-box elke gewenste vorm aan kan nemen, zit het publiek op houten klapstoeltjes in een halve cirkel om de platte vloer heen. In het midden hiervan een groot, wederom, houten paneel waarop de gefilmde interviews waarin de ouderen hun levensverhaal vertellen, geprojecteerd worden. Achter dit scherm een enorme berg houtskool, in de vorm van briketten. Op de vlakke vloer bewegen zich twee jonge danseressen voort onder begeleiding van live muziek van Marike Verheul. Zij speelt op een door  haar zelf gebouwde dansmeesterviool, een zogenaamde pochette. Dat is echter niet de enige muziek. De internationaal vermaarde componist Louis Andriessen, die ook al eerder met Torenbos samenwerkte, heeft voor deze editie een aantal nieuwe pianocomposities geschreven.

Natuurlijk is het bijzonder lovenswaardig dat Betsy Torenbos de oudste generatie aan het woord laat. Immers zij kunnen zo veel vertellen. Hoewel er dan wel veel veranderd is, het blijft frappant dat veel van hun verhalen toch overeenkomsten blijken te hebben. Ieder heeft een liefde gekend, heeft verdriet gekend en weet wat heimwee is. Ze kijken niet meer op tegen de dood, maar zijn ook niet klaar met leven. Daarvoor is het veel te mooi. De grote kracht van de voorstelling zit in deze verhalen. Verhalen die het waard zijn gehoord te worden, nu het nog kan.

Mager resultaat

~

Dat is, helaas, tegelijkertijd het magere resultaat van deze, in potentie mooie, voorstelling. In het begin wordt het krachtig neergezet, maar gaandeweg worden de verschillende elementen van deze voorstelling een nietszeggend samenraapsel. Dat komt, in het bijzonder, naar voren in de rol van de jonge danseressen. Nergens gaat de choreografie een spannend verband aan met de rest van de voorstelling, waardoor het meer gaat leven of, nog beter, verdieping biedt. Bepaalde emoties worden aangestipt, maar niet meer dan dat. Zo zijn de geïnterviewde mensen ook live aanwezig tijdens het stuk. Op bepaalde punten worden zij actief in het stuk betrokken. Aan het begin leggen zij allen iets dat zij waardevol vinden in een cirkel van briketten. Richting het einde staan zij hier weer omheen. Maar dat is eigenlijk alles. Daar helpt geen compositie van Andriessen meer aan.

De gebruikte symboliek is dan nog het best gevonden. De cirkel van briketten waarin zij waardevolle spullen leggen, de houtskool – vergane bomen die toch ook weer als energiebron kunnen dienen en dus warmte kunnen geven -, het hout, dat alles geeft het leven en eeuwige levensloop aan. Iedereen leeft, op een bepaalde manier, hetzelfde leven. Iedereen kent liefdes, verdriet en dat geldt voor alle landen. 

Dit is echter te weinig om je zelfs maar een uur geboeid op je stoel te laten zitten. Het enige wat resteert, is waardering voor de manier waarop Betsy Torenbos die verhalen van die oudste generatie van de ondergang wil redden. Maar een boeiende theatervoorstelling is het, jammer genoeg, niet.

Boeken / Non-fictie

De romantische orde van Ger Groot

recensie: Ger Groot - De gelukkigste illusies

.

Dat Ger Groot in veel, en zeker niet de minste, tijdschriften een podium wordt geboden is niet verwonderlijk. Groot is een begenadigd stylist wiens eruditie zich uitstrekt tot tal van onderwerpen. Deze veelzijdigheid van de auteur laat zich terugvinden in de verschillende thema’s die hem in De gelukkigste illusies bezighouden. Groot schrijft over de ervaringen van het vaderschap en over de aantrekkingskracht van het stierengevecht. Hij kapittelt de hedendaagse kunstenaar die slechts een steeds intensiever schokeffect beoogt. Hij kruipt in de huid van de man die bedrogen wordt door zijn geliefde en geeft een haast fenomenologische beschrijving van de gevoelens van haat, wanhoop en onmacht die de bedrogene in de greep houden. En daarnaast laat hij ook nog eens zien een kenner van literatuur te zijn en een filosoof die op vakkundige wijze de vraag naar de betekenis van literatuur en literatuurwetenschap onophoudelijk opwerpt.

Tweeslachtigheid


De gelukkigste illusies
biedt bovenal een kaleidoscopisch zicht op de vele gedachten die de auteur heeft met betrekking tot de erfenis van de Romantiek, waarbij de eenheid – ook voor Groot zelf – zoek is. Nu eens is de fascinatie van het kwaad onvermijdelijk en verscheurend aantrekkelijk, dan weer leidt het tot een veronachtzaming van het goede van de alledaagse werkelijkheid en lijkt de schrijver in de melancholieke levenswijsheid van de Prediker een alternatief voor de Romantische dwaasheid te vinden.

Groot maakt zichzelf geen zorgen over zijn tweeslachtigheid: voor hem gaat deze ambiguïteit wezenlijk gepaard met een denken dat zich dicht bij de doorleefde ervaring wil ophouden. Maar men kan zich afvragen of de filosoof in de essayist hier genoegen mee kan nemen. Wanneer de filosoof terugkijkt op de essayist die zijn eigen nieren op vele, verschillende wijzen heeft geproefd, kan de vraag niet uitblijven hoe deze tegenstrijdige ervaringen tijdens een leven lang nadenken nu eigenlijk samenhangen.

Eenheid

Deze vraag naar samenhang riekt, voor een sterk door Nietzsche en Derrida beïnvloedde schrijver als Groot, ongetwijfeld te veel naar een metafysische zucht naar eenheid. Vandaar, misschien, dat Groot, terugkijkend op zijn verzameling essays, de vraag naar de samenhang in z’n vele overwegingen in de inleiding van De gelukkigste illusies expliciet naast zich neerlegt. Maar het overdenken van een samenhang is niet per se identiek met het fabriceren van een metafysisch construct. Eerder is het een vraag naar de raakpunten waar de ongelijke ervaringen contact met elkaar maken en zo het ene leven van de essayist, filosoof, literatuurlezer, vader en stierenvechter Ger Groot laten plaatsvinden. Temidden van de rijkdom aan inzichten die deze bundel te bieden heeft, zoekt de lezer tevergeefs naar deze vraag. Maar wellicht biedt het essay, dat in de handen van Groot een ijzersterk medium is om ervaringen te vertolken, niet de meest adequate vorm om volhardend naar deze samenhang te kunnen vragen. En daarmee ligt er nog een vraag te wachten op een antwoord van de filosoof Ger Groot.

Boeken / Fictie

Pornoster met een mening

recensie: Pedro Almodóvar (vert. Heijo Alting en Inge Geleijn) - Patty Diphusa

Patty Diphusa is het hoofdpersonage in de gelijknamige columnverzameling van Pedro Almodóvar. Ze is een wereldberoemde pornoster die als een ware spraakwaterval haar rubriek in een Spaans tijdschrift weet te vullen. Openlijk vertelt ze over alle avonturen die ze meemaakt met de mannen die ze verleidt. Haar prooien variëren van een taxichauffeur die op Jack Nicholson lijkt, tot een rijkeluiszoon die ze maar meteen tot haar secretaris benoemt.

Patty is gewend aan onbeschoftheid en als iemand dan eens terughoudend en fijngevoelig tegen haar doet, raakt dat haar. Dit overkomt haar echter zelden. Wat haar eerder overkomt is de verkrachting door twee mannen die haar vervolgens in the middle of nowhere achterlaten. In plaats van in shock te zijn piekert Patty over hoe ze thuis moet komen. ‘Iedereen kent toch de vervoersproblemen in Madrid,’ stelt ze.

Even rust

De columns wisselen van grof naar ontroerend en van boeiend naar vermoeiend. Mooi is de kleine romance die opbloeit tussen haar en de taxichauffeur, die door een simpel cadeau het hart van Patty op hol doet slaan. Op dat moment leef je het meeste mee met deze pornoster. In sommige columns ratelt ze echter maar door over van alles en nog wat, waardoor je haar het liefst even op pauze wilt zetten – even rust.
 
De auteur noemt Patty Diphusa (patidifusa is Spaans voor verbijsterd) een van zijn favoriete personages ooit. Pedro Almodóvar is bekend geworden als regisseur van spraakmakende films als La mala educación en Hable con ella. Het tweede deel van het boek, ‘Andere ontboezemingen’, bestaat uit korte verhalen en persoonlijke columns van Almodóvar zelf. Hierin beschrijft hij onder andere zijn visie op zijn eigen films. Dit is vooral leuk voor mensen die zijn cinematografische werk kennen, omdat je een hoop te weten komt over het ontstaan van zijn films. Ten slotte geeft hij tips om een wereldberoemde cineast te worden.

Snuifje coke

Het is jammer dat er af en toe een flinke tijd tussen de columns van Patty zit. Ben je net volkomen geboeid geraakt door een verhaallijn, begint het volgende hoofdstuk doodleuk negen jaar later. Dan blijkt La Diphusa een ander persoon te zijn. Geen drugs meer, maar nog wel de drang om overal haar mening over te spuien. Helaas is Patty leuker als ze een snuifje coke genomen heeft. Zonder de drugs is ze vooral een bemoeial.

Een van de meest verhelderende columns is een dialoog tussen de hoofdpersoon en de auteur. Patty heeft veel vragen aan haar schepper en ze hoopt dat Almodóvar zich eindelijk eens blootgeeft. Het illustreert hoe onzeker en vol twijfel de internationale pornoster van binnen is.

Patty:  ‘Heb ik een ideologie?’
Pedro: ‘Je houdt van neuken en wordt graag bewonderd.’
Patty:  ‘Ik bedoel of ik socialist ben.’
Pedro: ‘Nee, maar je zou het niet erg vinden om het met Felipe González te doen.’
Patty:  ‘Dus dan ben ik in zekere zin toch socialist. Want met Manuel Fraga, bijvoorbeeld, zou ik niet naar bed gaan, toch?’

Doordat het boek uit columns bestaat, is het lastig om in een ruk uit te lezen. In een snel leestempo kom je dan ook niet terecht, hoe toegankelijk het boek ook is. In de proloog vraagt Almodóvar om dit boek te lezen met hetzelfde gebrek aan pretentie als waarmee het geschreven is. Wie dat doet heeft een heerlijk tussendoortje in handen.

 

Muziek / Album

Vluchtige dansliedjes

recensie: Kidda - Going Up?

.

Wat hebben een Londense dj en Russische lesbiennes met elkaar gemeen? Ogenschijnlijk niets, maar de muziek op Kidda’s debuutalbum doet soms een beetje denken aan de luchtige niemendalletjes van het duo t.A.T.u. En ziehier: we hebben onze gemeenschappelijke factor tussen de West en de Oost. Ook deze dj zal waarschijnlijk over een jaar weer net zo vergeten zijn als de Russische dames.

Going Up? is het debuutalbum van de Londense dj Kidda. Zijn elektronische muziek vormt een combinatie van funk, hiphop, pop, northern soul en old skool rave. Diverse artiesten hebben aan Going Up? meegewerkt. Snow Patrol’s Gary Lightbody en Psycho Les en Blak Twang van The Beatnuts zijn daar enkele voorbeelden van. Deze combinatie van invloeden en artiesten zou garant kunnen staan voor een ijzersterk album. Helaas is dit niet het geval.

De cd staat weliswaar vol met vrolijke swingende liedjes, maar meer dan dat is het ook niet. Going Up? mist diepgang. Het zijn vlotte deuntjes die verder niet beklijven. Zolang het nummer duurt word je er zeker wel vrolijk van en wiebel je lekker mee op de maat. Maar Going Up? is geen plaat die je jaren later nog draait. Het is allemaal gewoon net iets te vluchtig. Het nummer ‘Under the Sun’ is daar een perfect voorbeeld van. Een lekker vlot nummer dat je heel vrolijk stemt, maar dat meteen weer uit je geheugen is verdwenen zodra het volgende nummer inzet. Het heeft gewoon geen blijvende impact.

Ditzelfde ‘Under the Sun’ illustreert ook nog een ander minpunt van dit album. Het nummer gaat aan het einde opeens over in vreemd elektronisch geëxperimenteer van Kidda. Een contrast dat totaal niet in het verdere concept van het album past. Als luisteraar bekruipt je de vraag wat Kidda eigenlijk wil betekenen in de muziekwereld. Wil hij catchy popnummers schrijven of wil hij bekend staan als serieus elektronisch kunstenaar. Dat laatste lijkt hier in ieder geval schromelijk mislukt.

Going Up? zal hier en daar best in de smaak vallen vanwege de dansbaarheid van de nummers. En als luchtig tussendoortje voldoet het ook prima. Maar het is zeker geen blijvertje. Om verzekerd te zijn van blijvende aandacht moet Kidda daarom eigenlijk gewoon elke twee maanden met een nieuw album komen. Dan kan de vorige plaat aan de kant en heb je weer een aantal snelle happen om te verorberen. Gezien de vluchtigheid van Kidda’s nummers lijken ze ook binnen een handomdraai in elkaar te zetten. Dus elke twee maanden een release moet toch geen probleem zijn.

Draken
Uiteraard zijn er nummers op het album, zoals ‘V.I.P.’ met Psycho Les, die boven de rest uitsteken. Eindelijk een lekker hiphopnummer met een goede ondersteunende melodie, wat je van dit lid van The Beatnuts uiteraard wel mag verwachten. Helaas staan daar dan weer draken zoals ‘Smile’ tegenover. Een nummer dat juist allesbehalve een lach op je gezicht tovert. Het piepstemmetje met country-invloeden laat je eerder in snikken uitbarsten dan dat je er ook maar in de verste verte vrolijk van zou worden.

Ben je van ‘lange halen, snel thuis’ dan is Going Up? wellicht de moeite van een luisterbeurt waard. Zoek je echter een stevigere muzikale ervaring dan kun je dit album beter links laten liggen. Sommige van Kidda’s nummers zijn leuk genoeg om tijdens een avondje stappen de voetjes van de vloer te krijgen, maar dan wel louter als tussendoortje. Het hele album is gewoonweg te luchtig en zakt uiteindelijk dan ook als een plumpudding ineen.