Boeken / Fictie

Script voor een horrorfilm

recensie: Orakel - Thomas Olde Heuvelt

“De nieuwe Stephen King komt gewoon uit Nijmegen”, kopte de krant De Telegraaf op 3 mei 2019. Een groter compliment bestaat er niet voor een thrillerschrijver als Thomas Olde Heuvelt, die wereldwijd doorbrak met zijn boek HEX (2016). In mei 2019 volgde het boek Echo, dat voor menige fan een ongelofelijke deceptie was, vanwege de langdradigheid. Nu bewijst Olde Heuvelt met zijn nieuwe thriller Orakel dat HEX geen eendagsvlieg was, geen ‘eenmalig kunstje’, maar dat hij toch écht de Nederlandse King in wording is.

Spookschip

Op een gure winterochtend staat het er opeens: het eeuwenoude schip Orakel. Zomaar tussen de weilanden bij Allemansend. Het zijn de schoolgaande tieners Luca Wolf en Emma Reich die op dit achttiende-eeuwse zeilschip stuiten. Vol grappen en grollen klimmen ze op de krakende vloerplanken van het dek. Emma bewijst tegenover Luca dat haar stoerdoenerij niet geveinsd is en ze springt door het luik om de binnenkant van het schip te bekijken. Eenmaal binnen hoort Luca haar angstig roepen: ‘Wacht, is hier nog iemand? […] Luca, ben jij dat?’. Als hij haar hartverscheurend hoort gillen, wil hij niets liever dan haar achterna duiken naar het binnenste van het schip, maar iets houdt hem tegen… Het duurt niet lang voordat de hulptroepen ook een kijkje komen nemen: twee jongens van school, Emma’s en Luca’s vader, een hele rits aan politieagenten en andere voorbijgangers.

Uiteindelijk verdwijnen er, tezamen met Emma, elf mensen in wat Luca in zijn hoofd het ‘spookschip’ is gaan noemen. Iedere keer als een persoon het schip verdwijnt in de ‘kabeljauwkelder’, klinkt er een ijzingwekkende bel. Een oude scheepsbel, zoals die vroeger in het huishouden van kwekerij-eigenaar Wim Hopman luidde. Een bel waarmee hij vroeger naar binnen werd gelokt om te komen eten. Een geluid dat hard door je binnenste dringt en symbool staat voor het onheil dat op de loer ligt.

Al snel wordt Hopman ondervraagd door een bende eigenaardige en ook nogal angstaanjagende lui van algemene inlichtingen (‘pakket NOVEMBER-6’), die werken voor de ijzige lady in charge Eleanor Delveaux. Aangezien het al snel duidelijk moge zijn dat er bovennatuurlijke krachten werkzaam zijn, roept Delveaux de hulp in van een oude bekende (van zowel haarzelf als de trouwe lezers van Olde Heuvelt): Robert Grim, de chef veiligheid van HEX. Hij is van het type ‘gestoorde professor’, de persoon die meegetrokken wordt in een avontuur, terwijl hij het liefst de hele dag aan de whisky Glenfiddich zou zitten. Een noodzaak voor hem, om de gedachten aan al die doden in Beek-Ubbergen te vergeten, alwaar een andere, bovennatuurlijk wezen huishield. Robert Grim is het personage dat het verhaal voorziet van een humoristische ondertoon, die luchtigheid creëert in een boek dat voor de rest behoorlijk grimmig van aard is. En met name iets veel belangrijkers: hoop.

“Geef en geef in overvloed”

Wie Olde Heuvelts boeken leest, kan zich geen illusies permitteren. Man, vrouw, oud of jong: er is geen genade, voor geen enkel slachtoffer. En slachtoffers, daar zijn er meer dan genoeg van in Orakel. In principe is de protagoniste, de 13-jarige Luca Wolf, impliciet het grootste slachtoffer. In één dag verliest hij zijn beste vriendin Emma en zijn vader Alexander. Het gezin, dat verder bestaat uit moeder Barbara en zusje Jenna, wordt tijdelijk ondergebracht in een safe house. Luca, een opstandige puber, duldt geen enkele vorm van autoriteit en probeert uit volle macht NOVEMBER-6 uit zijn leven te bannen. De agressie die Luca vertoont, is vaak iets té buitensporig. Ook de andere personages in het boek hebben een nadrukkelijk opvliegend karakter en geweld lijkt in dit boek vanzelfsprekends, het doel heiligt vaak de middelen.

Waarschijnlijk wordt het strijdbare karakter van Luca voornamelijk aangetast door de visioenen die hij krijgt van Nunyunnini, de mammoetgod van de eerste mensen die 16.000 jaar geleden voet aan wal zetten in Amerika. Daarnaast vindt hij op het strand, waar het schip staat, een kijkertje, waarmee hij letterlijk kan terugblikken in de tijd. Alsof dat niet verwarrend genoeg is, staat Emma twee maanden na haar verdwijning ’s nachts aan zijn bed. Ze ziet er ziek en gelig uit, ze stinkt ontzettend naar vis, ze glimlacht op een angstaanjagende manier en ze heeft één dringende boodschap: “Geef en geef in overvloed.” De volgende dag schrikt hij wakker: was dit een droom, nachtmerrie of een voorbode voor iets heel kwaadaardigs?

Nachtmerries verzekerd

Luca is niet de enige die worstelt met zijn demonen. Olde Heuvelt laat vele personages de revue passeren en geeft hen allemaal een eigen – uitgebreid en complex – verleden. Er worden allemaal zijwegen ingeslagen die in eerste instantie niet heel veel lijken toe te voegen, maar later allemaal samenkomen op het einde van het verhaal. Olde Heuvelt heeft misschien wel een iets té grote wereld geschapen met te veel bijfiguren. Het maakt het verhaal zeker niet onduidelijker – hoogstens ingewikkelder – maar de vraag is wel wat het in wezen nu eigenlijk toevoegt. Zo vermoordt Delveaux een van haar medewerkers, die lijkt te bezwijken onder een soort van PTSS. Dat soort gebeurtenissen maken inzichtelijk hoe verdorven een bepaald karakter nu eigenlijk is. Tot wat voor wrede daden iemand in staat is. Toch hadden heel wat korte lijntjes niet getrokken hoeven worden.

Een personage dat zeker van invloed is op het verhaal, is Safiya, het meisje op wie Luca stilaan hoteldebotel wordt. Wie hun gesprekken volgt – gesprekken die bol staan van de Engelse woorden (wat net iets te vaak wordt gedaan en daarmee ergernis opwekt) – heeft het gevoel een Young Adult te lezen. Een bewuste keuze van de auteur om ook een ietwat jonger leespubliek aan te spreken? Voor de rest lijkt de inhoud van het verhaal echter niet zo geschikt te zijn voor middelbare scholieren. Tenminste, niet voor scholieren die ’s nachts wakker liggen van horrorfilms en bij een spooktocht (georganiseerd door amateurs), smachten naar een hand die ze fijn kunnen knijpen. Daarin ligt de daadwerkelijke kracht van Olde Heuvelt: het vermogen om mensen met woorden zodanig veel angst aan te jagen, dat zelfs de meest stoere bink ’s avonds tweemaal onder zijn of haar bed kijkt om zich ervan te vergewissen dat er geen monster onder ligt. Nachtmerries verzekerd.

Scenario is klaar

Bovendien is er minstens één duidelijk verschil met Echo, namelijk het tempo dat de schrijver in dit boek aanhoudt. Je krijgt zoveel persoonsnamen en plaatsnamen over je heen gestort, dat je soms van voren niet meer weet dat je van achteren leeft en tóch leest het echt als een trein. Het is ook zo onheilspellend en spannend geschreven dat je graag wilt doorlezen. En ergens ook weer niet, als je ziet dat zelfs de meest schattige bijfiguren een lugubere dood vinden. Op het einde van het boek laat de auteur je lang in afwachting zitten, net zolang dat je bijna afhaakt. Het is het enige moment in het boek dat de auteur zijn snelheid verliest en het verhaal ietwat van zijn structuur verliest: het is op dat moment één grote kluwen van namen en begrippen door elkaar heen.

Desalniettemin is het, inclusief het slot, een perfect scenario voor een horrorfilm. Hoe kan het ook anders, met een auteur die zijn woorden zo laat leven. Een auteur die het verhaal zo levensecht maakt door subtiele verwijzingen naar alledaagse zaken te maken, zoals De zeven zussen of bekende Netflix-series als Sex Education en The witcher. Alles wat de personages meemaken, lijkt daardoor haast realistisch. Het betreft doodnormale gezinnen – die overigens een perfecte afspiegeling vormen van de multiculturele samenleving van Nederland – die de gruwelijkheden overkomen. Was het allemaal voorgevallen in een fictieve wereld, dan had menig lezer minder vaak het gordijn opzij hoeven trekken of onder het bed hoeven koekeloeren.

Tot slot moet gezegd worden dat dit soort boeken in de Nederlandse boekenwereld haast geen gelijke kent. Wie anders weet een zo uitvoerig en origineel plot met talloze intertekstuele verwijzingen (Olde Heuvelt heeft goed in vroegere studies zitten neuzen) met zo weinig genade voor zijn eigen gefabriceerde personages op papier te zetten? Het mag een opluchting heten dat dit boek tussen al die boeken van De zeven zussen ligt – naar wie Olde Heuvelt gekscherend verwijst – en dat (wie weet) het lezerspubliek ook eens een boek leest dat ver buiten de gebaande wegen van de literatuur reikt.

Boeken / Fictie

De heldin achter de monarchie

recensie: Amalia - Matthias Rozemond

Welk (middeleeuws) hof wordt niet omgeven door leugens en intrige? Schrijver Matthias Rozemond biedt met zijn nieuwe historische roman Amalia een geloofwaardig inkijkje in het leven van de grondlegster van onze monarchie. Als lezer volg je Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675) op de voet en haar belevenissen suizen na tot in je oren.

Achterdocht en huichelarij

Onze huidige prinses van Oranje, de 17-jarige Amalia, heeft een wel heel beminnelijke en vrijgevochten voorouder, met wie ze haar naam deelt. In 1621 is Amalia van Solms-Braunfels hofdame van koningin Elizabeth van Stuart (a.k.a de ‘Winterkoningin’), van wie de huidige Britse koningin Elizabeth II afstamt. Als Amalia samen met Elizabeth en een hele schare aan hofdames arriveert in De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is er meteen sprake van achterdocht en huichelarij. Elizabeth is woest op Amalia, die de hofdame Hannelore en de kroonjuwelen van Elizabeth ‘opoffert’ als ze tijdens hun vlucht vanuit Praag worden overvallen door een bende. Elizabeth betreurt dit verlies en wil Amalia maar al te graag laten vervangen. In de tussentijd doet Amalia er alles om haar positie veilig te stellen. Gelukkig maar dat haar zusje Louise Christine, tevens hofdame van Elizabeth, haar alle nieuwe, sappige roddels in het oor kan fluisteren. Hoewel Amalia haar koningin niet langer kan bekoren, windt ze wél de ene hertog na de andere graaf om haar vinger. Ze probeert een zo mooi mogelijk toekomstbeeld voor zichzelf te schetsen, maar wordt door menig baron keihard op haar vingers getikt als ze het spel wel érg geniepig speelt.

Pion van de landverrader

De meest gevaarlijke liefdesrelatie die ze aangaat is die met Willem van Oldenbarnevelt. Eén van de twee zoons van de gedoemde raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die prins Maurits van Oranje na een geschil over het landsbestuur liet onthoofden op het Binnenhof in Den Haag. De arme Van Oldenbarnevelt was maar liefst 71 jaar toen hij werd geëxecuteerd en was volgens bronnen ‘niet meer helder van geest’ (zoals in het boek ook wordt beaamd). Amalia vindt diens executie maar oneerlijk en iets in haar binnenste schreeuwt om vergelding en rechtvaardigheid. Dit maakt van haar de ideale handlanger voor Willem van Oldenbarnevelt, die zich aan haar voorstelt onder de schuilnaam ‘Guntersteyn’. In haar ziet de knappe (en getrouwde) Guntersteyn een pion, waarmee hij alle nodige zetten kan doen om zijn o zo geliefde vaderland te redden van een slechte stadhouder die de ene strategische fout na de andere maakt.

Blind voor zijn affectie laat Amalia zich meevoeren in zijn snode plannen, maar wordt op den duur geconfronteerd met het stugge doorzettingsvermogen van Guyntersteyn. Hoelang kan haar liefde voor de zoon van een landverrader in stand blijven? Wellicht wordt het tijd om haar zinnen te zetten op een wat meer respectabele jongeman, aan wie wél de waardering en het respect toekomt van de hogere kringen. Wat te denken van Maurits’ zoon, Willem van Nassau? Haar koningin ziet Amalia maar al te graag met hem in het huwelijksbootje stappen. Elizabeth wil koste wat kost degene blijven die met de scepter zwaait, ook in haar nieuwe thuis de Republiek. Zal Amalia de wens van haar koningin, die zich onuitstaanbaar gedraagt, inwilligen of streeft ze haar eigen ambities na?

Feiten of fictie?

De grote vraag bij historische romans blijft: hoeveel is nu daadwerkelijk fictie? De scheidslijn tussen feit en fictie wordt makkelijk overschreden. Ook in dit boek zijn bepaalde gebeurtenissen ogenschijnlijk geromantiseerd, maar dat neemt niet weg dat dit boek zeer geënt lijkt te zijn op de geschiedenis. Rozemond laat zien dat hij zich volledig de tijdsgeest van de 17e eeuw eigen kan maken. Niet alleen door zich te bedienen van een soort chiquer en toepasselijk taalgebruik om de innerlijke gedachtenstroom (“Het was vreselijk om onder ogen te zien: ze was een hopeloos meervoudig wezen, overgeleverd aan haar grillen”) en situaties (“Die lag erbij als de vreedzaamheid in eigen persoon”) in mooie bewoordingen te vangen, maar ook door het verhaal te laten leven en te verrijken door telkens alledaagse gebruiken en voorwerpen (voornamelijk wat betreft de kledij, zoals ‘wambuis’ en ’tabbaard’) haast achteloos te laten passeren.

Passages die wél degelijk in twijfel kunnen worden getrokken, zijn de momenten waarop Amalia zich mengt in gesprekken tussen de broer van Maurits, Frederik Hendrik, en zijn compagnons (de Franse en Engelse ambassadeurs zijn kind aan huis) over de scheepvaart en oorlogsvoering. Hoewel de mannen lacherig over haar doen, wordt haar mond nooit volledig gesnoerd door de hoge heren. Ze spreekt zich wel héél vrijelijk uit:

“Amalia had al een repliek paraat, maar het begon tot haar door te dringen dat ze het beter over een andere boeg kon gooien. Aan het standpunt van de heren vanavond viel niet te tornen. Het zou zonde zijn om in verontwaardiging te blijven hangen. Haar argumenten konden nooit op tegen de wijn. Wat nou als ze probeerde garen te spinnen bij hun vooringenomenheid?”

Het is maar te hopen dat de daadwerkelijk bestaande Amalia van Solms-Braunfels die ruimte toebedeeld kreeg en dat ze niet continu werd gewezen op haar ondergeschikte rol als vrouw.

Verfilming waard

Wat dit verhaal zo aantrekkelijk maakt – naast het feit dat het een interessante geschiedenisles is – is het feit dat het zo verhalend gebracht wordt. Voor je geestesoog dringen de beelden zich aan je op. Dit ‘stukje’ literatuur wakkert je verbeeldingsvermogen aan. Ongetwijfeld komen flarden van historische films en tv-series als Michiel de Ruyter (2015) en The Tudors (2007-2010) in je naar boven. De wijze waarop Amalia – die als personage een ongelofelijke karakterontwikkeling doormaakt – op een steeds slinkse wijze iedereen in haar omgeving weet te verleiden én misleiden, had niet prachtiger in woord en geschrift ‘gebeiteld’ kunnen worden. Het is wachten op de verfilming van deze boeiende roman. Het script ligt in ieder geval al klaar.

 

Afbeelding: portret van Amalia van Solms-Braunfels (1650).

Boeken / Non-fictie

Hapklare ‘oplossing’ voor fundamenteel probleem

recensie: Roman Krznaric - De goede voorouder

In zijn nieuwste boek De goede voorouder komt publieksfilosoof Roman Krznaric met een zestal oplossingen voor de problemen waar de mensheid zich vandaag de dag mee geconfronteerd ziet. Het boek leest als een trein, maar biedt weinig écht nieuwe perspectieven.

Roman Krznaric – geboren in Australië maar woonachtig in Engeland – is vooral bekend als medeoprichter van The School of Life, een organisatie die internationaal opleidingen en lezingen verzorgt over thema’s rond filosofie, psychologie en sociologie. Krznaric is een echte publieksfilosoof. Hij weet grote thema’s simpel en aantrekkelijk te verpakken en zo een breed publiek te enthousiasmeren voor filosofie. Zijn The School of Life heeft zelfs jaarlijks een eigen tent op het Lowlands festival waar lezingen worden gehouden voor een groot (en jong) publiek.

Oplossingsgericht denken

De goede voorouder is Krznaric’ vijfde boek en gaat over de grote hedendaagse problemen: klimaatverandering en ongelijkheid, met een nadruk op die eerste. Het boek lijkt een maatschappijkritiek, maar is dat in feite niet. Krznaric stelt wel een diagnose over onze huidige tijd en de problemen waar wij – en vooral straks onze (klein)kinderen – mee te maken hebben, maar is vooral bezig met het bedenken van oplossingen.

De belangrijkste diagnose die gesteld wordt is dat onze tijd gekenmerkt wordt door ‘een ziekelijk kortetermijndenken’. Dit denken dat niet verder kijkt dan een paar jaar vooruit, komt mede voort uit het neoliberale kapitalisme waar de nadruk ligt op consumeren – en liever nú dan straks. Ook in de politiek zien we dit terug. Politici die grote plannen willen maken die verder reiken dan hun eigen ambtstermijn zijn over het algemeen weinig populair. Dat is ironisch, stelt Krznaric met een artikel van antropologe Bateson in de hand: we leven langer, maar denken korter. Daar komt nog bij dat we door de manier waarop we ons leven invullen aanspraak maken op de wereld (land, grondstoffen, energiebronnen, natuur, ecologische risico’s) van de toekomst. Daarmee koloniseren we als het ware de toekomst, net zoals we andere landen en burgers koloniseren door hun land en arbeid te gebruiken voor onze welvaart.

Langetermijndenken

Het probleem wordt in enkele pagina’s inleiding uiteengezet. Volgens Krznaric hoeven we daar niet langer bij stil te staan, het komt er nu op aan om ons te richten op een manier om de toekomst anders te laten verlopen dan het horrorscenario dat we nu voor ons hebben liggen. Die oplossing is eigenlijk heel simpel: we moeten van korte- naar langetermijndenken overgaan. Krznaric zet vervolgens zes manieren uiteen waarop we dit langetermijndenken in de praktijk kunnen brengen.

Zo is het van belang dat we nederig zijn tegenover de ‘diepe tijd’; dat we beseffen dat de mens slechts een stipje is op de kosmische kalender. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we onszelf niet direct zien als ‘kroon op de schepping’ maar als een dier dat toevallig – en ook nog eens heel kortgeleden – is ontstaan. Bovendien kan het helpen om ons bewust te zijn van onze nalatenschap. Dit kan door gedachte-experimenten te doen die Krznaric uitgebreid uiteenzet. Hoe willen we dat onze kinderen over ons vertellen als zij zelf oud zijn? Daarnaast legt de auteur het belang uit van intergenerationele rechtvaardigheid. Wanneer we zeven generaties vooruitdenken, en deze toekomstige mensen ook rechten en een stem geven in onze politiek, worden er andere beslissingen genomen, omdat hun belangen óók meegewogen moeten worden.

Na deze drie voorbeelden van langetermijndenken gelezen te hebben – en echt, Krznaric schrijft heerlijk soepel, vlot en vermakelijk – bekruipt je toch het gevoel alsof je steeds weer hetzelfde leest. En dat terwijl de filosoof tal van verschillende voorbeelden geeft en ongelofelijk veel verwijst naar wetenschappers en andere filosofen. De man is echt goed onderlegd, weet waar hij over schrijft en kent alle nieuwe inzichten in de wetenschapsliteratuur. Tóch voelt het alsof het steeds weer hetzelfde is: nadenken over hoe je herinnerd wordt door latere generaties en deze generaties ook een stem geven lijken eerder twee kanten van dezelfde medaille dan twee oplossingen.

Daarna komen er nog drie oplossingen, waarvan kathedraaldenken de belangrijkste is. Het idee is simpel: kathedralen zijn vaak in honderden jaren gebouwd. Om dit te doen moesten mensen dus verder denken dan hun eigen leven. Denk aan de Sagrada Família van Gaudí in Barcelona die nog altijd gebouwd wordt. Een ander voorbeeld is de riolering van London, aangelegd na ‘The great stink’ in 1858. Een systeem dat achttien jaar kostte om te bouwen en waar vandaag de dag nog steeds gebruik van wordt gemaakt. Wanneer we meer aan kathedraaldenken gaan doen nemen we automatisch de belangen van andere generaties mee in ons denken én denken we na over hoe we door hen herinnerd zullen worden. Misschien is dit wel alle oplossingen in één. Alleen, dat is precies waar Krznaric al mee begon, namelijk, we moeten van korte- naar langetermijndenken.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Krznaric héél veel voorbeelden geeft en collega’s citeert en ons keer op keer duidelijk maakt dat we van korte- naar langetermijndenken moeten. Dat is duidelijk, geen speld tussen te krijgen. Probleem opgelost! Toch?

Fundamenten van het probleem

Toch niet dus. Als het zo simpel was, dan hadden we dit probleem 50 jaar geleden al opgelost toen de Club van Rome het rapport Grenzen aan de groei publiceerde (1972), waarin zij waarschuwden voor klimaatverandering en het steeds meer uitputten van onze leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen. De oplossing van Krznaric kan wel ‘kloppen’, maar kennelijk moeten we toch terug naar het probleem. Als we blijkbaar in een systeem zitten dat kortetermijndenken aanmoedigt en langetermijndenken ontmoedigt, dan moet er dus eerst wat veranderen aan dat systeem voordat onze manier van denken kan veranderen.

Het is jammer dat Krznaric geen ruimte maakt om kritisch naar dit – zoals hij het noemt ‘buy now’ systeem – te kijken. Als dat systeem onze psychologie zó beïnvloedt dat we niet meer aan volgende generaties of onze leefomgeving (zoals natuur en dieren) willen denken, dan is de oplossing van het langetermijndenken naïef. Hoe is het mogelijk om aan de ene kant onderdeel te blijven van de supersnelle kapitalistische wegwerpmaatschappij en aan de andere kant je hele leven om te gooien en je te richten op kathedraaldenken? De enige manier waarop dat kan is óf volledige afzondering van het systeem door op het platteland te gaan wonen, je eigen energie op te wekken en een moestuin te beginnen. Dat is helaas slechts voor enkele welgestelden weggelegd (zoals Krznaric zelf overigens). De andere manier is een systeemverandering. Maar het systeem laten voor wat het is én de oplossingen van Krznaric implementeren kan simpelweg niet.

Dat maakt dat dit boek, dat prettig leest en boeiend is door de vele voorbeelden en onderzoeken die worden aangehaald, een onbevredigend gevoel achterlaat. Het voelt te eenvoudig, alsof Krznaric zich er makkelijk vanaf wil maken, terwijl hij zeker niet de eerste de beste filosoof is. Toch mogen we van hem meer verwachten dan simpele hapklare oplossingen die we snel kunnen lezen voordat we weer overgaan tot de orde van de dag en het gevoel hebben ‘een goede voorouder’ te zijn doordat we ons bewust zijn van hoe slecht het kortetermijndenken is voor de wereld. Filosofie is bij uitstek een vakgebied dat níet zoekt naar oplossingen, zoals de kapitalistische samenleving dat juist wel doet. Met De goede voorouder trapt Krznaric precies in die val van het snelle oplossingsgerichte denken van het neoliberalisme dat hij wil bestrijden. Als filosoof mag, nee móet, hij de ruimte nemen om daar tegenin te gaan. Anders verwordt zelfs het kritische, gefundeerde denken tot iets wat snel en gemakkelijk geconsumeerd kan worden.

Op 20 februari weidde VPRO Tegenlicht een aflevering aan De goede voorouder van Roman Krznaric, waarin het boek heel prettig uitgelegd wordt door de auteur zelf. https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2020-2021/time-rebels.html

Film / Films

Thriller laat giftige kantoorcultuur zien

recensie: The Assistant - Kitty Green

Verontrustende gebeurtenissen stapelen zich op in The Assistant. De film is gebaseerd op de verstopt geraakte bedrijfscultuur, wat drie jaar geleden resulteerde in de #MeToo-beweging. Subtiele hints en details sijpelen door de film heen en zowel de hoofdpersoon als de kijker worden meerdere malen verrast.

The Assistent volgt een werkdag van Jane (Julia Garner). Jane is een jonge vrouw die, zoals de titel al doet vermoeden, als assistent in een New Yorks kantoor werkt. Ze is de assistent van een hoge pief in de filmindustrie. Hem krijg je in de film niet te zien, maar het is niet moeilijk om te bedenken dat het hier gaat om een Harvey Weinstein-achtig persoon. Het is overigens best een verrassing wanneer je erachter komt dat Jane voor een groot filmproductiebedrijf werkt. Er is namelijk niks wat op de filmindustrie duidt. Geen glitter, glamour of bekende acteurs met een groot ego. Wat Jane in conversaties van collega’s oppikt over de filmindustrie gaat strikt over de zakelijke kant. Creativiteit ontbreekt in zijn geheel op het kantoor.

#MeToo

Regisseur Kitty Green laat met The Assistent een aangrijpende #MeToo thriller-drama zien die de giftige kantoorcultuur weergeeft in een tijd voordat misbruik op de werkvloer publiekelijk aan de kaart werd gesteld. Overigens is het verhaal niet bedoeld om te laten zien dat seksueel misbruik op een hiërarchische manier alleen in de filmindustrie voorkomt. Met The Assistent wordt puur de aanzwengeling van de #MeToo-beweging getypeerd zoals die destijds ontstond in de filmwereld, met Jane als inkijkje in hoe het kán zijn.

Hard werken

Jane’s baan als assistente is de eerste stap voor haar om dichter bij een carrière als filmproducent te komen, maar dat is nog lastiger dan gehoopt. Er wordt van alles van haar verwacht, ze werkt hard. Maar onzichtbaarder kon ze niet zijn. Jane is de eerste die in alle vroegte op kantoor verschijnt, en ook weer de laatste die na een lange werkdag huiswaarts keert. Het wordt duidelijk dat haar werk geen privéleven toestaat. Daarnaast is er een bijna constante stroom van jonge vrouwen op het kantoor en in het leven van de grote baas. Jane moet hen soms zelfs naar een hotel brengen. Niemand die een enkele opmerking maakt over deze dubieuze praktijken.

Verzetten of zwijgen

Jane staat op een keerpunt: zal ze zich verzetten tegen het misbruik en een catastrofe voor haar carrière riskeren, of zal ze erin meegaan en zwijgen zoals de rest? Dat is precies wat The Assistent zo goed maakt: er staat geen rebel centraal, wat in zo’n soort film makkelijk had gekund. Hierdoor wordt de spanning opgevoerd en houdt regisseur Kitty Green controle over hoe ze het verhaal verteld.

 

The Assistant is nu te zien via diverse on demand kanalen.

 

Film / Films

De magische wereld van Kilkenny

recensie: Wolfwalkers - Tomm Moore, Ross Stewart

Animatiestudio Cartoon Saloon heeft met Wolfwalkers een unieke film geproduceerd. Gepassioneerde animatoren brachten indrukwekkende beelden tot stand, waarin hun creativiteit tot leven komt in een wonderlijke 2D-geanimeerde film.

Aan wolven kun je niet ontkomen in Wolfwalkers. Het verhaal start met het dreigende beeld van deze angstaanjagende beesten. Veelal wordt de wolf gezien als boosdoener. Echter, wat deze film bijzonder maakt is het finale kantelpunt, waarin hoofdpersonage Robyn als menselijke protagonist geliefd in de wolvenroedel wordt opgenomen. Een symbolisch element voor het koesteren van familie en vriendschap. Naast de amuserende verhaallijn, waarin de Ierse stad Kilkenny geteisterd wordt door wolven, is het vooral de vormgeving die deze film interessant maakt.

Acceptatie van diversiteit

Vrijheid, dierenleed en onderdrukking zijn enkele aspecten die in Wolfwalkers naar voren komen. Ook worden er diepere boodschappen in verwerkt. Eén daarvan gaat over het leren accepteren van individuele persoonlijkheden en daarbij omgaan met veranderingen. Het verhaal legt de nadruk op gedaanteveranderaars, afgeleid van mythen en volksverhalen. Robyn ondergaat in de film een transformatie door interactie met de wolvenroedel. Dit levert thuis bij haar vader problemen op, die zal moeten accepteren dat zij nu ook tot de wolvenroedel behoort waar hij op jaagt. Een moeilijk conflict wordt hierbij naar voren gebracht, overeenkomstig met onze huidige samenleving, waarin buitenstaanders beangstigend overkomen. Met dit actuele thema als basis wordt een goede balans gezocht tussen onbekendheid en acceptatie. Het verwilderde wolvenmeisje Mebh leert Robyn om een band op te bouwen met vreemden. De heersende generalisatie wordt daarbij teruggebracht naar het opmerken van karaktervolle individuen.

Kunstzinnige creatie

Visueel is de film fascinerend vormgegeven waarbij alle beelden, vergelijkbaar met de Ghibli films van Hayao Miyazaki, prachtig zijn uitgewerkt. Dit maakt Wolfwalkers tot een artistieke expressie die door de hele film heen waarneembaar is. Daarbij zijn alle elementen zoals achtergronden, personages en muziek gebaseerd op het Ierse volk. De animatiestudio is overeenkomstig gelegen in de stad Kilkenny, met het voordeel direct de Ierse omgeving te kunnen ervaren en te verwerken in het concept. Interessant is verder dat de personages en decors uit geometrische vormen bestaan die hun volumes krijgen door organische bewegingen en dimensionale plaatsingen. Het is duidelijk dat diverse animatoren hun talenten hebben gebundeld om Wolfwalkers een krachtige uitstraling te geven.

Te goed verstopt

Hoewel het een ervaring is voor jong en oud, hebben veel mensen de film gemist. Nadelig is namelijk dat de film nog enkel beschikbaar is op Apple TV. Nochtans is de film erg goed ontvangen en was zelfs genomineerd voor een Oscar voor Beste Animatiefilm, net zoals de eerdere drie films van Cartoon Saloon: The Secret of Kells (2009), Song of the Sea (2014) en The Breadwinner (2017). Door deze opvolgende prestaties is er een grote kans dat Cartoon Saloon doorgaat met het maken van originele artistieke films. Het is nog afwachten met wat voor productie ze zich de komende tijd gaan bezighouden, wat zeker iets is om naar uit te kijken. Een groot deel van de visueel aantrekkelijke beelden is samengebracht in een volmaakt boek: The Art of Wolfwalkers. Het bevat een complete beschrijving van zowel inhoudelijke als visuele aspecten, geïllustreerd met originele beelden van het productieproces. Het blijkt wel dat Wolfwalkers zeker andere animatiefilms overstijgt met zijn unieke artistieke stijl.

Wolfwalkers is nu te zien via Apple TV en vanaf 5 juni in bioscopen.

 

Film / Films

Brits duo in de herhaling

recensie: The Trip to Greece - Michael Winterbottom

Er zijn weinig goede voorbeelden te noemen waarbij na drie keer nog steeds hetzelfde gevoel wordt geëvenaard als in het begin. Na The Trip, The Trip to Spain en The Trip to Italy zijn Steve Coogan en Rob Brydon terug voor een vierde deel in deze reeks. Dit keer doen ze Griekenland aan, waar ze zich al grappen makend een weg door eten en rijden. Heb je de eerdere films niet gezien, dan is het aan te raden om dit eerst te doen. Het vierde deel is namelijk precies dat: een vierde deel.

In The Trip spelen Coogan en Brydon uitvergrote versies van zichzelf. De heren reizen van restaurant naar restaurant op de mooiste plekjes van Europa. Zogenaamd om de bijzondere gerechten te proeven, maar eigenlijk zijn de acteurs met name bezig met elkaar constant de loef af te steken. Voor een film die zich omschrijft als ‘culinaire reis’ ligt er bijzonder weinig focus op het eten. Ja, de heren zitten regelmatig met een bord en een glas wijn voor hun neus, maar dan gaat het vooral om welke typetjes ze nadoen of wie er harder kan zwemmen. Er is één etablissement waar daadwerkelijk wordt gesproken over de gerechten, maar dat komt omdat Steve en Rob op een ongemakkelijke manier indruk proberen te maken op de jonge blonde serveerster – iets dat anno 2021 niet echt grappig meer is.

Typisch

Verder is het bekende duo dat gelukkig wel. De rest van de film zit vol met precies datgene waar Steve en Rob goed in zijn. Grappen over ouder worden, herkenbaar gekibbel in de auto onderweg naar de volgende locatie en het terugkerende thema over hoeveel Bafta’s Steve wel niet gewonnen heeft (het Britse equivalent van de Oscars). Ze treden in de voetsporen van Odysseus en doen diverse plekken aan voor een lesje Griekse mythologie, waar Steve daadwerkelijk iets vanaf lijkt te weten. Rob neemt de rol van het stoute jongetje van de klas op zich en zorgt voor een muzikale noot tijdens de scènes onderweg. Wat natuurlijk niet kan ontbreken, zijn de persiflages. Deze vormen bijna een rode draad in de Trips, zo vaak worden ze tevoorschijn getoverd.

Vreemde kanteling

Voor wie zin heeft om een goed potje te lachen tijdens een coronadipje, kan The Trip to Greece iets tegenvallen. In de tweede helft komt er een schaduw over de zorgeloze, zonnige road trip te hangen. Deze wordt eerder in de film wel langzaam geïntroduceerd, maar is dan nog lastig te plaatsen gezien het komische genre waar de film zich binnen bevindt. Wanneer de vader van Steve komt te overlijden, breekt hij de reis – begrijpelijk – af en keert terug naar zijn familie. Dit is echter een fictieve situatie met fictieve familieleden. De vader van filmpersonage Steve overlijdt, maar de vader van Coogan zelf is nog springlevend. Omdat de acteurs zichzelf spelen – zij het in andere versies – is de scheiding van realiteit en fictie lastig in te schatten. De plotwending met het sterfgeval in de familie valt daarom niet lekker. Het is voor de makers misschien een manier om het geheel af te ronden. The Trip to Greece is tenslotte het vierde deel van de serie en tevens het laatste deel. In dat geval is het doel van de makers gelukt, want na afloop is er geen hunkering naar meer.

The Trip to Greece is nu te zien op Picl, net als voorgangers The Trip to Spain en The Trip to Italy.

 

Boeken / Non-fictie

Nederlands perspectief op Frans-Duitse conflict flinterdun

recensie: Paul Moeyes - Vuistrecht en wisselgeld. Nederland en de Frans-Duitse oorlog 1870-1871.

In de aanloop naar de Frans-Duitse oorlog van 1870 hield Nederland zich strikt afzijdig. In het ‘spel der tronen’ van de Europese grootmachten konden kleine staten als Nederland gemakkelijk worden gebruikt als wisselgeld, vreesde de Nederlandse regering.

Moeyes (1957) is een specialist op het gebied van de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In zijn nieuwste boek Vuistrecht en wisselgeld belicht hij aan de hand van krantenartikelen het Nederlandse perspectief op de Frans-Duitse oorlog. Die oorlog resulteerde honderdvijftig jaar geleden in de Duitse eenwording. Tijdgenoten wisten al dat de kroning van koning Wilhelm I van Pruisen in de Spiegelzaal wel tot Franse wraakgevoelens én een nieuwe oorlog moest leidden.

Luxemburg

Fraai beschrijft Moeyes hoe Nederland in de jaren 1860 door de ‘kwestie Luxemburg’ al eens ongewild in de spotlights van de Europese politiek kwam te staan. Luxemburg was persoonlijk bezit van koning Willem III, maar maakte ook onderdeel uit van de Duitse Bond. Sinds zijn aantreden als Pruisische kanselier zinspeelde Otto von Bismarck (1815-1898) al op het aaneensmeden van de Duitse lappendeken van koninkrijken, groothertogdommen, vorstendommen en vrije steden. Pruisen moest de leiding krijgen.

In de jaren die volgden bleek dat oorlog voor Bismarck enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen was. Toen Willem III zijn groothertogdom Luxemburg aan keizer Napoleon III (1808-1873) van Frankrijk wilde verkopen, dreigde Bismarck met oorlog. Uiteindelijk werd Luxemburg een neutrale staat, maar de oorlogsdreiging van Pruisische zijde was voor het kabinet Van Zuylen-van Nijevelt voldoende reden om zich voortaan angstvallig afzijdig te houden.

Slecht voorbereid

Moeyes komt het best uit de verf wanneer hij de aanloop en het verloop van de oorlog uiteenzet. Het Franse leger had door recente successen in koloniale oorlogen internationaal een goede reputatie. Onterecht, wist de leider van Frankrijk, keizer Napoleon III. De Franse krijgsmacht was hopeloos verouderd en werd geleid door oude, verwaande conservatieve generaals die niet met hun tijd waren meegegaan. Napoleon pleitte voor hervormingen, maar daar wilde de oppositie niets van weten. Met lede ogen keek Napoleon toe hoe Pruisen in 1864 eerst Sleeswijk Holstein annexeerde en in 1866 de Oostenrijkse ‘broeder’ na een razendsnelle mobilisatie versloeg.

Toen in juli 1870 bekend werd dat in Spanje een neef van de Pruisische koning op de troon zou komen, voelde Frankrijk zich van alle kanten bedreigd en was voor Napoleon de maat vol. Zonder goed aanvalsplan en zonder goede tactiek stortte opperbevelhebber Napoleon Frankrijk in een bij voorbaat kansloze missie. De Franse mobilisatie mondde uit in pure chaos. Het door generaal Helmuth von Moltke (1800-1891) geleidde Pruisische leger mobiliseerde juist razendsnel en kreeg daardoor het initiatief.

Embedded

De Frans-Duitse oorlog werd in heel Europa met argusogen gevolgd. Welke gevolgen zou de oorlog hebben voor het precaire machtsevenwicht? En hoe zou het aflopen met de kleine staten? Pruisen wist de publieke opinie beter te bespelen. Terwijl de Fransen geen oorlogscorrespondenten toelieten, mochten alle neutrale verslaggevers met de Pruisen meereizen. Tot afgrijzen van de Britse waarnemer Charles Beauchamp Walker konden de Pruisen op Frans grondgebied blijven communiceren met Berlijn via Franse telegraafpalen. Geen enkele Franse generaal kwam op het idee om de lijnen te verbreken.

De Nederlandse kranten konden zich geen verslaggevers ter plaatse veroorloven. Door dit euvel blijft het Nederlandse perspectief op de oorlog – toch een belangrijke doelstelling van de auteur –  onderbelicht. Nederlandse kranten moesten afgaan op Franse en Duitse berichtgeving.

Vol verbazing beschreven ze hoe de Franse legers in de maanden augustus en september achtereenvolgens in Metz, Straatsburg en Parijs werden opgesloten. Napoleon werd gevangengezet. De nieuwe regering van Léon Gambetta (1838-1882) wist na het uitroepen van de Derde Republiek in Orléans het Franse elan kortstondig aan te wakkeren. Hij vormde razendsnel drie nieuwe volkslegers, maar ook deze ongetrainde revolutionairen waren geen partij voor de goed geoliede Pruisische machine.

Afgedreven

In januari 1871 begonnen de Pruisen met het langverwachte bombardement op Parijs. Het Franse leger ondernam nog een laatste halfslachtige uitbraakpoging, maar de inwoners van Parijs zagen het leger nog dezelfde dag terugkeren. In arren moede werden luchtballonen opgelaten om de naar Bordeaux uitgeweken regering op de hoogte te brengen van de onhoudbare situatie. Door de wind dreven de ballonnen echter naar Nederland.

Ballonvaarder Vibert en artillerieofficier Goleron landden op 18 januari 1871 buiten het dorpje Hierden. De burgemeester van Harderwijk zorgde er na een korte maaltijd voor dat het tweetal via Amsterdam naar Bordeaux kon reizen. Enkele dagen later kreeg de burgemeester een bedankbrief van de Franse consul-generaal in Amsterdam voor de gulle ontvangst. ‘Die ontvangst is het Nederlandse begrip van neutraliteit en van menslievendheid en zal ook in Frankrijk op rechte prijs worden geschat.’ De andere ballon had 150 kilo aan brieven en pakketten aan boord. Terwijl in Versailles al de kiem voor de volgende oorlog werd gelegd, kregen Nederlandse journalisten pas voor het eerst een indruk hoe het er in het belegerde Parijs werkelijk aan toe ging.

Met de ondertekening van het vredesverdrag in Hotel zu Schwan in Frankfurt kwam op 10 mei 1871 officieel einde aan de Frans-Duitse oorlog. De Nederlandse regering bleef dezelfde koers varen. In april 1874 werd de Vestingwet aangenomen. Niet het opvangen van de vijand aan de landsgrenzen, maar de verdediging in het hart van het land werd de norm. Het onderstreept de voortzetting van de Nederlandse neutraliteitspolitiek, die in 1914 nog één keer goed uitpakte, maar in mei 1940 hopeloos achterhaald bleek te zijn.

Afbeelding: Franse krijgsgevangenen in Wesel (1870)

Boeken / Non-fictie

Tussen dier en mens

recensie: Praat met mij - T.C. Boyle (vertaald door: Kees Mollema)

De 72-jarige T.C. Boyle heeft bijna dertig titels op zijn naam staan en is nog altijd in topvorm. In zijn nieuwe roman Praat met mij staat een dubieus cross-fosteringproject centraal. Het meest opzienbarende resultaat? Chimpansees blijken in staat met mensen te kunnen praten.

Het is niet voor het eerst dat Boyle de uithoeken van de wetenschappelijke wereld verkent en parodieert. Zijn vorige, niet-vertaalde roman Outside looking in handelt over de fameuze Timothy Leary, die opzien baarde met zijn onderzoeken naar LSD als therapeutisch middel. Het werk daarvoor, De terranauten, is gebaseerd op een mislukt project dat in een gigantische glazen bouwsel moest nabootsen wat de leefomstandigheden voor een achttal astronauten op Mars konden zijn. Boyles verkenningen leveren even hilarische als tragische scenes op, waarin hoogmoed telkens voor de val komt.

Vriendschap

In Praat met mij maken we kennis met de jonge wetenschapper Guy Schemerhorn, die in een universiteitsranch woont samen met zijn onderzoeksobject: een cola-drinkende en tv-kijkende puberende chimpansee genaamd Sam. Via gebarentaal is hij in staat om op het niveau van een klein kind met zijn onderzoekers te communiceren. Wat wil hij op zijn pizza? ALLES! Heeft hij iets goed te maken? KOM KNUFFEL!

Wanneer de bedeesde Aimee zich bij de ranch voegt, leeft Sam helemaal op. De twee zijn onafscheidelijk en wat voor Aimee begon als een bijbaantje mondt al gauw uit tot een nieuw thuis. Maar de almaar groeiende Sam wordt steeds onhandelbaarder en weet met enige regelmaat te ontsnappen. Om ongelukken te voorkomen, dwingt de universiteit een overplaatsing af. Voortaan zal Sam zijn dagen achter tralies moeten doorbrengen bij Moncrief, een nog dubieuzere onderzoeker die geen boodschap heeft aan Sams speciale status. Aimees hart breekt en ze zet alles op alles om hem terug te krijgen.

Chimpanseegedachten

Tergend zijn de passages die geschreven zijn vanuit Sams perspectief. Zijn bewustzijn is groot, ook al heeft hij voor sommige zaken wel woorden en voor andere niet. Hoewel er veel is wat zijn verstand te boven gaat (waarom moest hij weg? waar zijn Guy en Aimee?) is er een nog groter deel wat hij wel piekfijn doorheeft.

Boyle werpt met Praat met mij de nodige morele dilemma’s op. Wat betekent het om van een dier te houden? Hoe dienen we om te gaan met dieren wanneer we onomstotelijk bewijs hebben dat ze in staat zich via taal uit te drukken? Antwoorden heeft hij niet, wel een spiegel om ons absurde en onverenigbare gedrag op pijnlijke wijze inzichtelijk te maken.

Boeken / Non-fictie

(Om)keerpunt

recensie: De fundamenten – Ramsey Nasr

Ramsey Nasr schrijft met De fundamenten een indringend verslag van Nederland in de coronapandemie. Nasr schrijft niet alleen mooi, hij durft ook kritisch, open en creatief te denken en ontpopt zich in het bijna 150 pagina’s tellende boekje als een maatschappijcriticus en filosoof.

De fundamenten bestaat uit drie essays, gedateerd in maart 2020, september 2020 en februari 2021. Daarmee voelt het boek direct als een dagboek, wat Nasr in de inleiding bevestigt. “Drie ellenlange dagen in een stilstaand jaar.”

Maart 2020 – Vermaak

In het eerste essay vergelijkt Nasr onze huidige tijd met het door de pest geteisterde Florence van 1348. Boccaccio schreef er een boek over: Decamerone. Nadat de pest is uitgewoed trekt een groep vrienden zich terug in de Toscaanse heuvels, waar ze elkaar tien dagen lang vermaken door verhalen te vertellen. Dat deden zij niet zomaar. Ook wij moesten ons zien te vermaken gedurende de lockdown. Blijf thuis was het devies. We sloegen massaal aan het netflixen. Hoe banaal het ook mag klinken, vermaak is niet zomaar iets, niet slechts een tijdsopvulling. Hier komt de etymologie om de hoek kijken. Ver-maken betekent hetzelfde als re-creëren, oftwel: her-scheppen. Door ons te vermaken scheppen wij onszelf opnieuw. Doordat we in de lockdown op onszelf waren aangewezen, kregen we de mogelijkheid onszelf te ver-maken.

September 2020 – Hysterie

Nasr schrijft over de schoonheid van de lege straten van Amsterdam, waar hij zich direct ook weer schuldig over voelt. Een stad in lockdown mag je niet mooi vinden. Gesprekken vonden ineens plaats in de toekomende tijd, bij gebrek aan een heden, want het heden lag stil. Mensen waren beschaafder, vriendelijker. De lucht was schoon en de Dodenherdenking nog stiller dan andere jaren.

Toen sloeg de stemming om, kwam het verzet, de spandoeken met “DICTATUUR” erop. Volgens Nasr wordt deze hysterie voortgestuwd door gevoel, niet door reflectie. Daarom is een gesprek niet mogelijk, omdat de “hysterie per definitie waar is”. Wie zijn het slachtoffer van corona? De duizenden coronadoden en ic-patiënten of de leden van Viruswaarheid? En in het geval van zwarte Piet: de zwarte Nederlanders of de witte Nederlanders die hun traditie wordt afgenomen? Deze hysterie van “zelfverklaarde oorlogsslachtoffers” sluimerde al langer onder de oppervlakte (denk aan de boerenprotesten waarbij snelwegen werden geblokkeerd) maar komt in deze crisis tot uitbarsting.

Wat al deze boze burgers volgens Nasr gemeen hebben is dat zij niet reflecteren en naar de toekomst kijken, maar dat ze gericht zijn op de ander, de schuldige die alle blaam treft. Deze mensen hebben geen idee meer wat vrijheid inhoudt, zo zijn we door de vrijheid opgeslorpt. “Vrijheid – zo heet het virus dat ons aantast. We zijn er zo van doordrongen geraakt dat we in het dagelijks leven geen idee meer hebben van haar oorsprong, haar waarde. Dáárom wanen wij ons nu zo graag in oorlog: we hebben geen benul wat het is.”

Februari 2021 – Opstand

Het laatste essay, De fundamenten, kijkt naar de middenmoot. Wat willen zij? Uit onderzoeken die Nasr noemt blijkt dat zij meer voor het klimaat willen doen sinds ze door de coronacrisis weten dat onze omgang met de planeet negatieve gevolgen heeft. Deze meerderheid van de Nederlanders wil ook meer belasting betalen voor vlees, vaker de fiets pakken en minder vaak vliegen. Ze willen dus niet doorgroeien maar afremmen. En dat terwijl ons systeem juist gericht is op groei, winst en welvaart. Zelfs in de coronacrisis zijn het de grote bedrijven (zoals KLM en Booking.com) die het grote geld krijgen van de overheid. Toch wil de meerderheid van de Nederlanders het dus anders. Deze wens zou blootgelegd worden bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart. Maar niks bleek minder waar. De meerderheid stemde juist op partijen die door willen met groeien, het spekken van de multinationals en het uithollen van het onderwijs en de zorg – om over de kunstsector nog maar niet te spreken. Nasr legt deze januskop die Nederland klaarblijkelijk is bloot.

Ook stelt hij dat je van een volwassen en rationeel mens zou mogen verwachten dat die geweten en handelen op één lijn stelt. ‘De daad bij het woord voegen’, zoals we dan zeggen. Maar uit die verkiezingsuitslag blijkt precies het tegenovergestelde. “Van alle diersoorten blijkt alleen de volwassen mens in staat tot groteske ontkenning.” Er gebeuren meer verschrikkelijke dingen binnen ons huidige systeem, maar we komen niet in opstand. Dat is wat Nasr lijkt te zeggen, eerst als een diagnose, later als onbegrip en woede. “Uitbuiting, onderbetaling, dierenmishandeling, vervuiling, ontbossing, plundering en vernietiging van de aarde vormen de motor van het vrijemarktprincipe.” En we komen niet in opstand.

Vanaf dit laatste essay kun je De fundamenten lezen als een pamflet, een oproep tot opstand, anders denken, revolutie. In zijn mooi gestileerde schrijven geeft Nasr een indruk van de coronapandemie in Nederland, die verwordt tot een scherpe, heldere en bondige maatschappijkritiek. Nasr laat in De fundamenten zien dat hij naast dichten en schrijven ook in staat is filosofisch te denken. De gebeurtenissen van het afgelopen jaar behoeven reflectie en kunnen, hopelijk, tot een keerpunt leiden. We kunnen omdraaien, een andere weg inslaan. Maar dat kan wel pas als mensen geweten en handelen weer op één lijn durven stellen. Als wij in staat zijn de crisis te gebruiken om ons daadwerkelijk te ver-maken.

Boeken / Non-fictie

De kleuren van de queerregenboog

recensie: Als je maar gelukkig bent - Jessica van Geel & Robbert Blokland

Welk beeld doemt er in je op als je denkt aan de Amsterdamse Gay Pride? Ongetwijfeld denk je aan fuivende mannen in roze strings op een boot, die door de Amsterdamse grachten heen tuft. Een stereotiep beeld dat hetero’s hebben van de LHBTIQ+-populatie in Nederland? Als dat zo is, zouden journalisten Robbert Blokland en Jessica van Geel jouw denkbeeld graag iets willen verruimen.

Contra-heteronormatief

Met ruim twintig interviews en dito bijdragen in de vorm van korte anekdotes, waarvan sommige een hoog pamfletgehalte hebben, weten Blokland en Van Geel – beiden gay en gelukkig getrouwd – middels het ene gevatte persoonlijke portret na het andere, de vinger op de zere plek te leggen: hoe staat het met de acceptatie van mensen die niet voldoen aan het heteronormatieve plaatje? Hoe gingen hun ouders, broers en zussen, neven en nichten, ooms en tantes en hun verdere directe omgeving om met hun coming-out? En welke verschillen zijn er tussen de generaties onderling? Vrijwel iedere generatie wordt gerepresenteerd in het boek van Blokland en Van Geel en die keuze lijkt bewust, juist om de verschillen onderling tegenover elkaar te benadrukken en te zoeken naar de overeenkomsten, zoals de vele vooroordelen jegens hen die continu benadrukt worden.

Grindr voor beginners

Het boek start met de wellicht meest bekende homoseksuele televisiepresentator van Nederland, Paul de Leeuw, die in 1992 in De Schreeuw van de Leeuw zanger René Klijn uitnodigde, die seropositief bleek te zijn in een tijd dat de allesverwoestende ziekte aids eindelijk bespreekbaar werd gemaakt in Nederland. ‘Taboedoorbrekend’, zoals De Leeuw het zelf verwoordt. Dat De Leeuw ongetwijfeld een boegbeeld is geworden voor andere, jonge homo’s en lesbiennes, wordt gaandeweg ook beaamd door andere geïnterviewden in het boek. Een waar ‘homo-icoon’, zoals Blokland en Van Geel hem bestempelen.

Na hem volgen gesprekken met jongere personen, onder wie cabaretier Johan Goossens die de lezer trakteert op twee lessen, ‘Grindr voor beginners’ en ‘Prep’ geheten. Zo maak je ook kennis met vernieuwende talenten, onder wie documentairemaker Nicolaas Veul en Maud Wiemeijer, wiens serie Anne+ is uitgegroeid tot een veelbelovende (internationale serie) over een jonge lesbiënne in de hoofdstad. Een serie die Wiemeijer graag zelf had willen zien als veertienjarige, bomvol vragen over haar eigen seksuele geaardheid.

Meerstemmige vocaliteit

Dat Blokland en Van Geel hebben getracht om een meerstemmige vocaliteit te laten doorklinken, blijkt uit het grote scala aan geïnterviewden: bij Pete Wu komt onvermijdelijk zijn Aziatische afkomst ter sprake (op datingapp Grindr heerst blijkbaar veel afkeer: “No Asians, no blacks, no femmes”), bij Romana Vrede blijkt haar Surinaamse afkomst niet onvermeld (net als bij de Rocky Hehakaija) en de reactie van die ‘machocultuur’ op haar biseksualiteit en Nassiri Belaraj – de directeur van Pink Marrakech van Marokkaanse afkomst – vertelt openhartig over het verlies van contact met dierbaren vanwege zijn seksuele geaardheid. Hoge ogen gooit ook de dappere activiste Naomi Pieter, die als zwarte Caribische lesbienne een minderheid vormt én zich ten doel heeft gesteld om een Black Pride NL op te richten.

Ook wordt er een lans gebroken voor personen die biseksueel zijn en er een ander type relatie op nahouden dan de monogame. Te weten cabaretière Kirsten van Teijn, die zowel een vriend als een vriendin heeft en Carolien Borgers, die met Philip Huff een open relatie heeft. Ook zijn er mensen die liever geen enkel stempel op zichzelf geplakt zien worden, zoals Simon(e) van Saarloos. Met de grootste moeite én voorzichtigheid proberen de auteurs van dit boek woorden als ‘vriendin’ (gewenst is ‘persoon van deze ruimte’, verwijzend naar de studio van die persoon in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt) en ‘relatie’ te vermijden. Of wat te denken van personen die een internationale carrière nastreven en denken dat hun geaardheid hen daarbij in de weg staat (lees: illusionist Hans Klok en voormalig politiechef Ellie Lust)?

Kastdeur op een kier

Het moge duidelijk zijn dat de twintig geïnterviewden met zorg zijn gekozen. Dat wil echter niet zeggen dat er niet meer stemgeluiden klinken. Naast cisgenders (mensen die zich prettig voelen bij het geslacht waarmee ze geboren worden), komen er ook personen aan het woord bij wie dat niet het geval is. De korte ‘interventie’ van Thorn Vineyard met de titel ‘Waarom moet ik kiezen tussen man en vrouw zodat jij het begrijpt?’ zet je aan het denken over de reikwijdte van genderdiversiteit. Bij ieder interview komt – uiteraard – de coming-out ter sprake. Over hoe ouders angstvallig trachtten om de kastdeur dicht te houden of zelfs nooit maar één woord repten over de geaardheid van hun kind. Ieder verhaal is uniek te noemen. Soms ligt het accent wel erg op seks en lijkt het alsof er toch nog wat smeuïge details uit iemand worden getrokken voordat het interview ‘geslaagd’ kan worden genoemd.

Bij sommige interviews wordt er ook gesproken over de rollen binnen het gezin, over hoe dat nu precies gaat met twee vaders of twee moeders. En of het homohuwelijk een slaak van opluchting teweegbracht? Daarover wordt in ieder geval breed uitgemeten in twee hoofdstukken, waarmee ook duidelijk wordt dat dit boek als kroon dient op het twintigjarige bestaan van het homohuwelijk in Nederland. Een pauze die precies middenin in het boek wordt ingelast, om stil te staan bij het echtpaar Helène Faasen en Anne-Marie Thus die als eerste lesbische vrouwen in Nederland in 2001 in het huwelijksbootje stapten.

Wat dit boek zo opmerkelijk maakt, is dat het ondanks de vorm waarin het gegoten is (talloze interviews achter elkaar), zo prettig doorleest. Dat komt omdat ieder levensverhaal zo boeiend is opgeschreven. Ieder verhaal wil gelezen worden. En hoe belangrijk is het wel niet dat hun verhalen nu zijn vereeuwigd in boekvorm! Dit is lectuur die de ogen opent en waarvoor de ogen nooit meer gesloten mogen worden. Ieders stem, in de meest letterlijke betekenis van dat woord, telt.