Boeken / Non-fictie

Lofzang op het werken met de handen

recensie: In de vingers. Filosofie van de vaardigheid – Louw Feenstra V

Mensen zijn makers. Hoewel we vaak spreken van een tegenstelling tussen doen en denken, is de evolutie van onze handen en ons hoofd gelijk opgegaan. In In de vingers. Filosofie van de vaardigheid verkent wetenschapsfilosoof Louw Feenstra V manieren om na te denken over de unieke relatie tussen de makende mens en zijn omgeving.

Van filosofische beschouwingen tot de ervaringsdeskundigheid van een glasblazer: Feenstra belicht de praktische vaardigheid vanuit allerlei perspectieven. In vier delen, Lijnen, Ontwikkelingen, Systemen en Knopen volgen we de totstandkoming van zijn inzichten in het werken met de handen.

Umwelt

In de vingers is duidelijk gestructureerd, met in- en uitleidingen van de hoofdstukken en informatieve kaders. Feenstra begint dan ook met het afbakenen van de belangrijkste begrippen, waaronder Umwelt: de omgeving waarin en waarmee de mens creëert. Het gaat daarbij niet zomaar om de fysieke omgeving, maar om de manier waarop de mens deze zélf waarneemt via de zintuigen. Een belangrijk verschil, zo zal later blijken.

In Ontwikkelingen verkent de auteur de verhouding tussen kunde en weten. Hij gaat onder andere in op de vraag wat precies creativiteit is. Dat is namelijk nogal een geheimzinnig en paradoxaal fenomeen: het berust op onvoorspelbaarheid en een oplossing waar veel creativiteit voor nodig is kan achteraf juist heel logisch lijken. Ook bespreekt Feenstra wonderkinderen: waarom worden sommige kinderen heel bedreven in één ding? Het wordt duidelijk dat de relatie tussen wereld en maker veelzijdig en complex is.

Wij zijn niet ons brein

Ook een maatschappelijke dimensie komt aan de orde. In Systemen wordt duidelijk dat denken in termen van lichaam en Umwelt een interessant alternatief vormt op het denken over cognitie van neurowetenschappers, die zich volgens Feenstra beperken tot een verhaal over de input en output van hersenen. ‘Een ontspoord, vakblind brein houdt zelfs vol dat een mens zijn brein is!’

In plaats daarvan kunnen we ook nadenken over hoe de mens naast een biologische entiteit, ook een cultureel product is: ‘Het lichaam, inclusief geest, ziel, mind, vormt en hervormt zich continu tijdens het leven, door de ingebakken groeimogelijkheden en onder invloed van continue veranderingen in zijn Umwelt.’

Volgens de filosoof is het geheel van lichaam en geest sterk verbonden met de omgeving en zijn de grenzen daartussen onscherp. ‘Als we bijvoorbeeld tijdens het denken papier en potlood gebruiken, dan worden die onderdeel van ons denkproces,’ schrijft Feenstra. Denkbeelden en materie vormen een doorlopend geheel. We kunnen ons afvragen in hoeverre wij niet alleen de dingen om ons heen gebruiken, maar deze ook hun uitwerking hebben op de mens.

Inzichtelijk

In de vingers is een overzichtelijk werk met veel voorbeelden uit de praktijk. Het beweegt zich door verschillende vakgebieden en is gestoeld op ervaringen uit allerlei walks of life, wat het erg inzichtelijk maakt.

De duidelijke, stapsgewijze benadering van de stof geeft In de vingers een educatieve kwaliteit. Dat het daardoor soms wat schools en weinig meeslepend is, draagt tegelijkertijd bij aan de betrouwbaarheid van de auteur en de fijne, solide feitelijkheid van dit heldere boek.

Boeken / Fictie

Dramatischer wordt het niet

recensie: Het geheim van Silvermoor - Tracy Rees

Het klinkt toch allemachtig, verdomde duister: Het geheim van Silvermoor. De titel van de nieuwe roman van Tracy Rees, een laatbloeier in de schrijverswereld, maakt de lezer benieuwd naar dé grote ontknoping. De dramatiek druipt van de bladzijdes af en de schrijfstijl is onmogelijk zoet, maar genieten doe je als liefhebber van romans à la De zeven zussen alsnog.

Een geschiedenis van kolen en roet

Na haar debuutroman Mijn zomers aan zee uit 2018, komt Rees op de proppen met een eveneens zeer dramatisch verhalende roman, waarin uiteindelijk de romantiek de grootste spil is. Deze nieuwe roman draait om Tommy Green en Josie Westgate, die beiden opgroeien in een mijnwerkersgezin. Ze komen uit twee rivaliserende dorpen. Tommy uit Grindley en Josie uit Arden. Dorpen die behoren tot het grotere landgoed van de eigenaren van de mijnen. De mijnwerkers uit Arden werken onder de wreedaardige Barridges, die vanaf hun landgoed Heston Manor iedereen betuttelden totdat hun oudste zoon op dat landgoed verongelukte en hun heil elders zochten. De koempels uit Grindley werken daarentegen voor de goedhartige graaf Sedgewick, die woonachtig is in de villa Silvermoor. Hoe aardig deze graaf ook mag zijn, zin om voor deze hoge pief te gaan werken heeft de veertienjarige Tommy niet.

Aan het begin van de zomer, in het jaar 1897, lopen Tommy en de iets jongere Josie elkaar tegen het lijf tijdens een wandeling. Er bloeit al snel een hechte vriendschap tussen de twee verdoemde kinderen, die hun leven lang hard zullen moeten werken. Tommy is een leven tussen de kolen beschoren, maar zou het liefst verder willen leren, leren, leren. Zijn meester Latimer weet deze droom al snel in de kiem te smoren en confronteert Tommy met het verleden van zijn familie: generatie na generatie hebben de Greens onder de grond gewerkt in de mijn de Crooked Ash en Tommy moet het niet in zijn hoofd halen om zijn eigen plan te trekken. Zelfs een ongeval in de mijn, waarbij een broer van Tommy om het leven komt, zet Tommy’s vader niet op andere gedachten: Tommy zal de familietraditie voortzetten.

Rooskleuriger gaat het er bij Josie thuis zeker niet aan toe: zowel haar vader als haar moeder geven haar bij het minste of geringste een draai om de oren. Gelukkig ontfermt de dappere buurvrouw Dulcie Embry, die hoge ogen gooit als ze als vrouw de winkel van haar overleden oom overneemt, zich met enige regelmaat over de kleine meid. Josie, die met haar lange, rode lokken een vreemde eend in de bijt is in de familie, is ook een kind dat van een betere toekomst droomt. Als ze op een dag de nicht van graaf Sedgewick, juffrouw Coralie, redt van een stel belagers, kan ze zich eindelijk ontdoen van haar troosteloze thuissituatie. Ze wordt namelijk het nieuwe kamermeisje van de knappe juffrouw, die eveneens golvend rood haar heeft… Vanaf dat moment lijken de kansen zich voor de ‘vrienden’ Josie en Tommy op te stapelen, gezien de vele privileges die Josie geniet in haar nieuwe functie.

Tommy weet overigens maar al te goed tot wie hij toenadering moet zoeken. Na een feest op landgoed Silvermoor, waar alle mijnwerkers voor één keer welkom zijn, wordt hij dikke maatjes met de jonge graaf in spé Walter Sedgewick, met wie hij er een lange briefwisseling op nahoudt. Deze prille vriendschap opent de ene na de andere deur voor Tommy. En dit zijn bij lange na nog niet eens alle lijntjes die Rees heeft uitgezet. Als Tommy en Josie ’s avonds op de vlucht zijn en per toeval op het verlaten landgoed Heston Manor belanden, krijgen ze de schrik van hun leven als ze daar op een gestalte met een lang, wit kapsel stuiten. Is die persoon dan de verwezenlijking van het geheim van Heston Manor, uh, Silvermoor?

Luisterrijk verhaald

Het verhaal wordt luisterrijk verteld; woorden komen Rees niet te kort als ze vertelt over de liefdesgeschiedenis van Tommy en Josie die bol staat van de tragiek en dramatiek (en alle andere woorden die eindigen op -iek). Het hele gevoelswezen van haar twee jonge hoofdpersonages komt naar voren. Hiervoor leent de vertelinstantie zich ook voor. In het ene hoofdstuk is Tommy de ik-verteller en Josie in het andere. De twee stemmen wisselen zich voortdurend af. Toch laat dit ook veel ruimte over voor erg overdreven reacties en gevoelens. Het doet af en toe wel erg grotesk en theatraal aan. Zozeer, dat het boek niet bepaald aan geloofwaardigheid wint. Integendeel, de schrijfstijl benadrukt alleen maar hoe onrealistisch en overdreven het verhaal is. En langdradig, zo nu en dan. Er gebeurt ontzettend veel in het boek en er komen vele personages voorbij, zonder dat het je begint te duizelen, maar toch blijft Rees soms wel erg hangen in hoe zus en zo zich voelde bij dit en dat moment etc. etc. De dialogen die de personages onderling met elkaar voeren, zijn niet altijd even logisch te noemen. Vooruit, misschien spraken ze omstreeks 1900 net iets chiquer en met een meer beladen stem, maar dat vrijwel geen enkel personage wordt gestuurd door ratio, is weinig aannemelijk.

Milieu ontstegen

Toch moet gezegd worden dat Rees haar personages laat opbloeien. Slechts in 416 pagina’s zie, hoor en voel je welke karakterontwikkeling Tommy en Josie doormaken. Van twee onschuldige dorpskinderen, veranderen ze in twee ambitieuze, geharde jongvolwassenen die hun tijdsgeest ontstijgen én voornamelijk hun milieu. Een milieu dat wél waarheidsgetrouw wordt weergegeven, want je kunt je helemaal voorstellen hoe armoedig en armetierig het leven van mijnwerkers geweest moet zijn. Geen mijnwerker die het in zijn hoofd haalde om te protesteren voor een hoger loon om zijn familie te kunnen voorzien van voedsel. Voor jou tien anderen. Dat doorvoel je als lezer. Die angst en die onzekerheid liggen uiteraard ten grondslag aan de argwaan die de families van Tommy en Josie hebben ten aanzien van hun dromen.

Deze roman leest uiteindelijk weg als een kostuumdrama. Het leent zich voor een glansrijke serie over het wel en wee in het leven van een gemiddelde mijnwerker. Het gaat naast liefde, ook over de moed van de jonge protagonisten. Een van hen weet zich letterlijk vanuit een diep dal op te werken. Een roman voor iedereen die er niet voor terugdeinst om te worden overladen met clichématige uitspraken, onrealistische uitlatingen over de liefde en ongeloofwaardige voltrekkingen van het lot.

Boeken / Fictie

Onder het juk van Big Tech

recensie: Ondertussen in Dopamine City - DBC Pierre (vertaald door René Kurpershoek)

Booker Prize-winnaar DBC Pierre maakt het de lezer niet makkelijk in Ondertussen in Dopamine City. De lezer laveert tussen twee tekstkolommen: links het doorlopende verhaal en rechts een constante feed van dystopische nieuwsberichten.

Zijn zelf aangenomen naam vormt een blijvende herinnering aan Pierres verslavingsverleden: DBC staat voor Dirty But Clean. De scherpe randjes vinden we voortaan enkel terug in zijn werken, waarin hij met grove maar rake streken geheel eigen universums schept. De soms tegen stream-of-consciousness-aanschurkende vertelstijl in combinatie met excentrieke personages verraden dat dit het werk is van een bezetene, iemand die weinig opheeft met conventies. Pierres verhalen knallen van de pagina. Dat is hem ook in zijn nieuwe roman gelukt; zijn aanklacht tegen Big Tech is even eigenzinnig als treffend.

Geest uit de fles

Weduwnaar Lon Cush verdient zijn kost als rioolwerker, tot hij van de ene op de andere dag wordt vervangen door een robot. Ook op het thuisfront loopt het niet op rolletjes: Lon dreigt de voogdij kwijt te raken over zijn ‘kettertjes’: de twaalfjarige wat teruggetrokken Egan en de vroegwijze negenjarige Shelby. Waar hij zich lange tijd afzijdig kon houden van de snel veranderende wereld – door zijn tijd letterlijk onder de grond door te brengen – wordt hij in één klap geconfronteerd met de technologische ontwikkelingen die bezit hebben genomen van de wereld om hem heen.

Zo wist Lon tot voor kort smartphones buiten de deur te houden, maar de kinderbescherming dwingt min of meer af dat het gezin gebruik gaat maken van hun app. Vooral Shelby weet niet hoe gauw ze de tijd waarin haar een telefoon werd onthouden moet inhalen en slaat als een bezetene aan het vloggen. Ook Lon zelf zwicht uiteindelijk voor de technologische mogelijkheden, wanneer die hem in staat stellen opnieuw tijd door te brengen met zijn overleden vrouw. In een handomdraai wordt een levensechte ‘rep’ – ofwel een digitale kopie – van haar gemaakt.

Verdeelde aandacht

We leven in een wereld waar grote techbedrijven met de dag bedrevener raken in het opeisen van onze tijd en aandacht. Pierre zet ons een spiegel voor en geeft fysiek vorm aan die voortdurende afleiding. De vaak krankzinnige maar ook grappige nieuwsberichten in de rechter tekstkolom creëren niet enkel een passende context maar wedijveren tegelijkertijd met het eigenlijke verhaal.

Als lezer dien je zelf een leesvolgorde te vinden. Het is een vermoeiende oefening, maar wel effectief in het bewustmaken van een leesgewoonte die we vandaag de dag vaak al hebben. Gewend als we zijn aan schakelen tussen telefoon, computer, tabbladen en apps vinden we het misschien al niet eens zo raar meer om op deze manier onze aandacht te verdelen. Geen geruststellende conclusie.

Boeken / Non-fictie

Hoe lossen we de klimaatcrisis op?

recensie: Marjan Minnesma en Jan Terlouw – Bezorgde brieven

Er wordt nu alles op alles gezet om de coronacrisis te bestrijden, maar een andere grote crisis lijkt daarbij op de achtergrond te komen. Dat de planeet onherroepelijk wordt beschadigd door klimaatverandering is allang bekend, maar dit lijkt maar niet door te dringen tot de politiek. In Bezorgde brieven bespreken Jan Terlouw en Marjan Minnesma de stand van zaken. De tijd dringt, er moet nú actie worden ondernomen. Een interessant gesprek tussen twee ‘kli-maten’.

“Lieve Kli”, schrijft Jan Terlouw aan Marjan Minnesma. “Mijn partner duidde ons onlangs aan als twee onverschrokken kli-maten.” “Wat een mooie omschrijving”, reageert Minnesma. “Ik ben zeer vereerd.”

Jan Terlouw, natuurkundige, oud-politicus en kinderboekenschrijver en Marjan Minnesma, directeur van Urgenda, hebben elkaar gevonden in hun bezorgdheid over de klimaatproblematiek. In een persoonlijke briefwisseling vertellen ze waar hun drijfveer vandaan komt en delen ze hun kennis en inzichten.

Oplossingen

Minnesma heeft vijf jaar geleden met Urgenda de Nederlandse overheid voor de rechter gedaagd, omdat de regering zich niet houdt aan het klimaatakkoord. In de week dat het boek verscheen, was zij hier opnieuw mee in het nieuws. Als de regering niet snel laat weten hoe zij de klimaatdoelen gaan bereiken, stapt Urgenda opnieuw naar de rechter.

Terlouw heeft veel kennis over alternatieve, duurzame energiebronnen en over de werking van de politiek. Samen denken ze na over een mogelijke oplossing om uit het doemscenario te komen waar we ons nu in bevinden.

In vergelijking met de corona-aanpak stelt Minnesma voor om een Klimaat Management Team op te richten, met wekelijkse persconferenties om de urgentie hoog te houden. Terlouw betwijfelt of dit zal werken. Bij de corona-aanpak is het wel duidelijk geworden dat vriendelijk vragen en dringend adviseren niet voldoende is. “Gaan mensen minder vliegen zolang goedkope vluchten nog worden aangeboden?”

Een nieuwe koers

Ze plaatsen de problematiek ook in een grotere context. De overheid die zich steeds verder van de bevolking afkeert – denk aan de toeslagenaffaire – en die zich wel lijkt te bekommeren om de grote bedrijven, maar niet om de gewone man die van een bijstandsuitkering moet leven. Het marktdenken heeft de verzorgingsstaat afgebrokkeld, daar zijn ze het allebei wel over eens.

Het is tijd dat de overheid een nieuwe koers gaat aannemen, bepleiten ze. Minnesma: “Het zou al een enorme vooruitgang zijn als de nieuwe regering straks bij elke beslissing kijkt of die past binnen de eis en wens om onder de 1,5 graad opwarming wereldwijd te blijven.” Dan zouden er geen snelwegen worden gebouwd ten koste van natuurgebieden, dan zou er niet onnodig veel geld naar vliegvelden gaan. Het is kortom tijd voor een minister van Duurzaamheid, die zich ervoor inzet om betere beslissingen te nemen.

Het antwoord ligt in de politiek

“Vrijwel altijd als ik ergens spreek over de klimaatverandering en de teloorgang van de biodiversiteit, wordt me de vraag gesteld: wat kan ik doen?”, vertelt Terlouw. Zijn antwoord: word lid van een politieke partij, “want dan neemt je invloed geweldig toe.” Mensen kunnen wel minder vlees eten, minder vliegen, voor duurzame energie kiezen, maar zolang de politiek het probleem niet serieus neemt verandert er weinig. Het is te hopen dat een paar politici deze brieven lezen. De oplossingen liggen klaar, zo wordt duidelijk in dit verslag, het is alleen nog wachten tot Den Haag durft te handelen.

Boeken / Fictie

Script voor een horrorfilm

recensie: Orakel - Thomas Olde Heuvelt

“De nieuwe Stephen King komt gewoon uit Nijmegen”, kopte de krant De Telegraaf op 3 mei 2019. Een groter compliment bestaat er niet voor een thrillerschrijver als Thomas Olde Heuvelt, die wereldwijd doorbrak met zijn boek HEX (2016). In mei 2019 volgde het boek Echo, dat voor menige fan een ongelofelijke deceptie was, vanwege de langdradigheid. Nu bewijst Olde Heuvelt met zijn nieuwe thriller Orakel dat HEX geen eendagsvlieg was, geen ‘eenmalig kunstje’, maar dat hij toch écht de Nederlandse King in wording is.

Spookschip

Op een gure winterochtend staat het er opeens: het eeuwenoude schip Orakel. Zomaar tussen de weilanden bij Allemansend. Het zijn de schoolgaande tieners Luca Wolf en Emma Reich die op dit achttiende-eeuwse zeilschip stuiten. Vol grappen en grollen klimmen ze op de krakende vloerplanken van het dek. Emma bewijst tegenover Luca dat haar stoerdoenerij niet geveinsd is en ze springt door het luik om de binnenkant van het schip te bekijken. Eenmaal binnen hoort Luca haar angstig roepen: ‘Wacht, is hier nog iemand? […] Luca, ben jij dat?’. Als hij haar hartverscheurend hoort gillen, wil hij niets liever dan haar achterna duiken naar het binnenste van het schip, maar iets houdt hem tegen… Het duurt niet lang voordat de hulptroepen ook een kijkje komen nemen: twee jongens van school, Emma’s en Luca’s vader, een hele rits aan politieagenten en andere voorbijgangers.

Uiteindelijk verdwijnen er, tezamen met Emma, elf mensen in wat Luca in zijn hoofd het ‘spookschip’ is gaan noemen. Iedere keer als een persoon het schip verdwijnt in de ‘kabeljauwkelder’, klinkt er een ijzingwekkende bel. Een oude scheepsbel, zoals die vroeger in het huishouden van kwekerij-eigenaar Wim Hopman luidde. Een bel waarmee hij vroeger naar binnen werd gelokt om te komen eten. Een geluid dat hard door je binnenste dringt en symbool staat voor het onheil dat op de loer ligt.

Al snel wordt Hopman ondervraagd door een bende eigenaardige en ook nogal angstaanjagende lui van algemene inlichtingen (‘pakket NOVEMBER-6’), die werken voor de ijzige lady in charge Eleanor Delveaux. Aangezien het al snel duidelijk moge zijn dat er bovennatuurlijke krachten werkzaam zijn, roept Delveaux de hulp in van een oude bekende (van zowel haarzelf als de trouwe lezers van Olde Heuvelt): Robert Grim, de chef veiligheid van HEX. Hij is van het type ‘gestoorde professor’, de persoon die meegetrokken wordt in een avontuur, terwijl hij het liefst de hele dag aan de whisky Glenfiddich zou zitten. Een noodzaak voor hem, om de gedachten aan al die doden in Beek-Ubbergen te vergeten, alwaar een andere, bovennatuurlijk wezen huishield. Robert Grim is het personage dat het verhaal voorziet van een humoristische ondertoon, die luchtigheid creëert in een boek dat voor de rest behoorlijk grimmig van aard is. En met name iets veel belangrijkers: hoop.

“Geef en geef in overvloed”

Wie Olde Heuvelts boeken leest, kan zich geen illusies permitteren. Man, vrouw, oud of jong: er is geen genade, voor geen enkel slachtoffer. En slachtoffers, daar zijn er meer dan genoeg van in Orakel. In principe is de protagoniste, de 13-jarige Luca Wolf, impliciet het grootste slachtoffer. In één dag verliest hij zijn beste vriendin Emma en zijn vader Alexander. Het gezin, dat verder bestaat uit moeder Barbara en zusje Jenna, wordt tijdelijk ondergebracht in een safe house. Luca, een opstandige puber, duldt geen enkele vorm van autoriteit en probeert uit volle macht NOVEMBER-6 uit zijn leven te bannen. De agressie die Luca vertoont, is vaak iets té buitensporig. Ook de andere personages in het boek hebben een nadrukkelijk opvliegend karakter en geweld lijkt in dit boek vanzelfsprekends, het doel heiligt vaak de middelen.

Waarschijnlijk wordt het strijdbare karakter van Luca voornamelijk aangetast door de visioenen die hij krijgt van Nunyunnini, de mammoetgod van de eerste mensen die 16.000 jaar geleden voet aan wal zetten in Amerika. Daarnaast vindt hij op het strand, waar het schip staat, een kijkertje, waarmee hij letterlijk kan terugblikken in de tijd. Alsof dat niet verwarrend genoeg is, staat Emma twee maanden na haar verdwijning ’s nachts aan zijn bed. Ze ziet er ziek en gelig uit, ze stinkt ontzettend naar vis, ze glimlacht op een angstaanjagende manier en ze heeft één dringende boodschap: “Geef en geef in overvloed.” De volgende dag schrikt hij wakker: was dit een droom, nachtmerrie of een voorbode voor iets heel kwaadaardigs?

Nachtmerries verzekerd

Luca is niet de enige die worstelt met zijn demonen. Olde Heuvelt laat vele personages de revue passeren en geeft hen allemaal een eigen – uitgebreid en complex – verleden. Er worden allemaal zijwegen ingeslagen die in eerste instantie niet heel veel lijken toe te voegen, maar later allemaal samenkomen op het einde van het verhaal. Olde Heuvelt heeft misschien wel een iets té grote wereld geschapen met te veel bijfiguren. Het maakt het verhaal zeker niet onduidelijker – hoogstens ingewikkelder – maar de vraag is wel wat het in wezen nu eigenlijk toevoegt. Zo vermoordt Delveaux een van haar medewerkers, die lijkt te bezwijken onder een soort van PTSS. Dat soort gebeurtenissen maken inzichtelijk hoe verdorven een bepaald karakter nu eigenlijk is. Tot wat voor wrede daden iemand in staat is. Toch hadden heel wat korte lijntjes niet getrokken hoeven worden.

Een personage dat zeker van invloed is op het verhaal, is Safiya, het meisje op wie Luca stilaan hoteldebotel wordt. Wie hun gesprekken volgt – gesprekken die bol staan van de Engelse woorden (wat net iets te vaak wordt gedaan en daarmee ergernis opwekt) – heeft het gevoel een Young Adult te lezen. Een bewuste keuze van de auteur om ook een ietwat jonger leespubliek aan te spreken? Voor de rest lijkt de inhoud van het verhaal echter niet zo geschikt te zijn voor middelbare scholieren. Tenminste, niet voor scholieren die ’s nachts wakker liggen van horrorfilms en bij een spooktocht (georganiseerd door amateurs), smachten naar een hand die ze fijn kunnen knijpen. Daarin ligt de daadwerkelijke kracht van Olde Heuvelt: het vermogen om mensen met woorden zodanig veel angst aan te jagen, dat zelfs de meest stoere bink ’s avonds tweemaal onder zijn of haar bed kijkt om zich ervan te vergewissen dat er geen monster onder ligt. Nachtmerries verzekerd.

Scenario is klaar

Bovendien is er minstens één duidelijk verschil met Echo, namelijk het tempo dat de schrijver in dit boek aanhoudt. Je krijgt zoveel persoonsnamen en plaatsnamen over je heen gestort, dat je soms van voren niet meer weet dat je van achteren leeft en tóch leest het echt als een trein. Het is ook zo onheilspellend en spannend geschreven dat je graag wilt doorlezen. En ergens ook weer niet, als je ziet dat zelfs de meest schattige bijfiguren een lugubere dood vinden. Op het einde van het boek laat de auteur je lang in afwachting zitten, net zolang dat je bijna afhaakt. Het is het enige moment in het boek dat de auteur zijn snelheid verliest en het verhaal ietwat van zijn structuur verliest: het is op dat moment één grote kluwen van namen en begrippen door elkaar heen.

Desalniettemin is het, inclusief het slot, een perfect scenario voor een horrorfilm. Hoe kan het ook anders, met een auteur die zijn woorden zo laat leven. Een auteur die het verhaal zo levensecht maakt door subtiele verwijzingen naar alledaagse zaken te maken, zoals De zeven zussen of bekende Netflix-series als Sex Education en The witcher. Alles wat de personages meemaken, lijkt daardoor haast realistisch. Het betreft doodnormale gezinnen – die overigens een perfecte afspiegeling vormen van de multiculturele samenleving van Nederland – die de gruwelijkheden overkomen. Was het allemaal voorgevallen in een fictieve wereld, dan had menig lezer minder vaak het gordijn opzij hoeven trekken of onder het bed hoeven koekeloeren.

Tot slot moet gezegd worden dat dit soort boeken in de Nederlandse boekenwereld haast geen gelijke kent. Wie anders weet een zo uitvoerig en origineel plot met talloze intertekstuele verwijzingen (Olde Heuvelt heeft goed in vroegere studies zitten neuzen) met zo weinig genade voor zijn eigen gefabriceerde personages op papier te zetten? Het mag een opluchting heten dat dit boek tussen al die boeken van De zeven zussen ligt – naar wie Olde Heuvelt gekscherend verwijst – en dat (wie weet) het lezerspubliek ook eens een boek leest dat ver buiten de gebaande wegen van de literatuur reikt.

Boeken / Fictie

De heldin achter de monarchie

recensie: Amalia - Matthias Rozemond

Welk (middeleeuws) hof wordt niet omgeven door leugens en intrige? Schrijver Matthias Rozemond biedt met zijn nieuwe historische roman Amalia een geloofwaardig inkijkje in het leven van de grondlegster van onze monarchie. Als lezer volg je Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675) op de voet en haar belevenissen suizen na tot in je oren.

Achterdocht en huichelarij

Onze huidige prinses van Oranje, de 17-jarige Amalia, heeft een wel heel beminnelijke en vrijgevochten voorouder, met wie ze haar naam deelt. In 1621 is Amalia van Solms-Braunfels hofdame van koningin Elizabeth van Stuart (a.k.a de ‘Winterkoningin’), van wie de huidige Britse koningin Elizabeth II afstamt. Als Amalia samen met Elizabeth en een hele schare aan hofdames arriveert in De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is er meteen sprake van achterdocht en huichelarij. Elizabeth is woest op Amalia, die de hofdame Hannelore en de kroonjuwelen van Elizabeth ‘opoffert’ als ze tijdens hun vlucht vanuit Praag worden overvallen door een bende. Elizabeth betreurt dit verlies en wil Amalia maar al te graag laten vervangen. In de tussentijd doet Amalia er alles om haar positie veilig te stellen. Gelukkig maar dat haar zusje Louise Christine, tevens hofdame van Elizabeth, haar alle nieuwe, sappige roddels in het oor kan fluisteren. Hoewel Amalia haar koningin niet langer kan bekoren, windt ze wél de ene hertog na de andere graaf om haar vinger. Ze probeert een zo mooi mogelijk toekomstbeeld voor zichzelf te schetsen, maar wordt door menig baron keihard op haar vingers getikt als ze het spel wel érg geniepig speelt.

Pion van de landverrader

De meest gevaarlijke liefdesrelatie die ze aangaat is die met Willem van Oldenbarnevelt. Eén van de twee zoons van de gedoemde raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die prins Maurits van Oranje na een geschil over het landsbestuur liet onthoofden op het Binnenhof in Den Haag. De arme Van Oldenbarnevelt was maar liefst 71 jaar toen hij werd geëxecuteerd en was volgens bronnen ‘niet meer helder van geest’ (zoals in het boek ook wordt beaamd). Amalia vindt diens executie maar oneerlijk en iets in haar binnenste schreeuwt om vergelding en rechtvaardigheid. Dit maakt van haar de ideale handlanger voor Willem van Oldenbarnevelt, die zich aan haar voorstelt onder de schuilnaam ‘Guntersteyn’. In haar ziet de knappe (en getrouwde) Guntersteyn een pion, waarmee hij alle nodige zetten kan doen om zijn o zo geliefde vaderland te redden van een slechte stadhouder die de ene strategische fout na de andere maakt.

Blind voor zijn affectie laat Amalia zich meevoeren in zijn snode plannen, maar wordt op den duur geconfronteerd met het stugge doorzettingsvermogen van Guyntersteyn. Hoelang kan haar liefde voor de zoon van een landverrader in stand blijven? Wellicht wordt het tijd om haar zinnen te zetten op een wat meer respectabele jongeman, aan wie wél de waardering en het respect toekomt van de hogere kringen. Wat te denken van Maurits’ zoon, Willem van Nassau? Haar koningin ziet Amalia maar al te graag met hem in het huwelijksbootje stappen. Elizabeth wil koste wat kost degene blijven die met de scepter zwaait, ook in haar nieuwe thuis de Republiek. Zal Amalia de wens van haar koningin, die zich onuitstaanbaar gedraagt, inwilligen of streeft ze haar eigen ambities na?

Feiten of fictie?

De grote vraag bij historische romans blijft: hoeveel is nu daadwerkelijk fictie? De scheidslijn tussen feit en fictie wordt makkelijk overschreden. Ook in dit boek zijn bepaalde gebeurtenissen ogenschijnlijk geromantiseerd, maar dat neemt niet weg dat dit boek zeer geënt lijkt te zijn op de geschiedenis. Rozemond laat zien dat hij zich volledig de tijdsgeest van de 17e eeuw eigen kan maken. Niet alleen door zich te bedienen van een soort chiquer en toepasselijk taalgebruik om de innerlijke gedachtenstroom (“Het was vreselijk om onder ogen te zien: ze was een hopeloos meervoudig wezen, overgeleverd aan haar grillen”) en situaties (“Die lag erbij als de vreedzaamheid in eigen persoon”) in mooie bewoordingen te vangen, maar ook door het verhaal te laten leven en te verrijken door telkens alledaagse gebruiken en voorwerpen (voornamelijk wat betreft de kledij, zoals ‘wambuis’ en ’tabbaard’) haast achteloos te laten passeren.

Passages die wél degelijk in twijfel kunnen worden getrokken, zijn de momenten waarop Amalia zich mengt in gesprekken tussen de broer van Maurits, Frederik Hendrik, en zijn compagnons (de Franse en Engelse ambassadeurs zijn kind aan huis) over de scheepvaart en oorlogsvoering. Hoewel de mannen lacherig over haar doen, wordt haar mond nooit volledig gesnoerd door de hoge heren. Ze spreekt zich wel héél vrijelijk uit:

“Amalia had al een repliek paraat, maar het begon tot haar door te dringen dat ze het beter over een andere boeg kon gooien. Aan het standpunt van de heren vanavond viel niet te tornen. Het zou zonde zijn om in verontwaardiging te blijven hangen. Haar argumenten konden nooit op tegen de wijn. Wat nou als ze probeerde garen te spinnen bij hun vooringenomenheid?”

Het is maar te hopen dat de daadwerkelijk bestaande Amalia van Solms-Braunfels die ruimte toebedeeld kreeg en dat ze niet continu werd gewezen op haar ondergeschikte rol als vrouw.

Verfilming waard

Wat dit verhaal zo aantrekkelijk maakt – naast het feit dat het een interessante geschiedenisles is – is het feit dat het zo verhalend gebracht wordt. Voor je geestesoog dringen de beelden zich aan je op. Dit ‘stukje’ literatuur wakkert je verbeeldingsvermogen aan. Ongetwijfeld komen flarden van historische films en tv-series als Michiel de Ruyter (2015) en The Tudors (2007-2010) in je naar boven. De wijze waarop Amalia – die als personage een ongelofelijke karakterontwikkeling doormaakt – op een steeds slinkse wijze iedereen in haar omgeving weet te verleiden én misleiden, had niet prachtiger in woord en geschrift ‘gebeiteld’ kunnen worden. Het is wachten op de verfilming van deze boeiende roman. Het script ligt in ieder geval al klaar.

 

Afbeelding: portret van Amalia van Solms-Braunfels (1650).

Boeken / Non-fictie

Hapklare ‘oplossing’ voor fundamenteel probleem

recensie: Roman Krznaric - De goede voorouder

In zijn nieuwste boek De goede voorouder komt publieksfilosoof Roman Krznaric met een zestal oplossingen voor de problemen waar de mensheid zich vandaag de dag mee geconfronteerd ziet. Het boek leest als een trein, maar biedt weinig écht nieuwe perspectieven.

Roman Krznaric – geboren in Australië maar woonachtig in Engeland – is vooral bekend als medeoprichter van The School of Life, een organisatie die internationaal opleidingen en lezingen verzorgt over thema’s rond filosofie, psychologie en sociologie. Krznaric is een echte publieksfilosoof. Hij weet grote thema’s simpel en aantrekkelijk te verpakken en zo een breed publiek te enthousiasmeren voor filosofie. Zijn The School of Life heeft zelfs jaarlijks een eigen tent op het Lowlands festival waar lezingen worden gehouden voor een groot (en jong) publiek.

Oplossingsgericht denken

De goede voorouder is Krznaric’ vijfde boek en gaat over de grote hedendaagse problemen: klimaatverandering en ongelijkheid, met een nadruk op die eerste. Het boek lijkt een maatschappijkritiek, maar is dat in feite niet. Krznaric stelt wel een diagnose over onze huidige tijd en de problemen waar wij – en vooral straks onze (klein)kinderen – mee te maken hebben, maar is vooral bezig met het bedenken van oplossingen.

De belangrijkste diagnose die gesteld wordt is dat onze tijd gekenmerkt wordt door ‘een ziekelijk kortetermijndenken’. Dit denken dat niet verder kijkt dan een paar jaar vooruit, komt mede voort uit het neoliberale kapitalisme waar de nadruk ligt op consumeren – en liever nú dan straks. Ook in de politiek zien we dit terug. Politici die grote plannen willen maken die verder reiken dan hun eigen ambtstermijn zijn over het algemeen weinig populair. Dat is ironisch, stelt Krznaric met een artikel van antropologe Bateson in de hand: we leven langer, maar denken korter. Daar komt nog bij dat we door de manier waarop we ons leven invullen aanspraak maken op de wereld (land, grondstoffen, energiebronnen, natuur, ecologische risico’s) van de toekomst. Daarmee koloniseren we als het ware de toekomst, net zoals we andere landen en burgers koloniseren door hun land en arbeid te gebruiken voor onze welvaart.

Langetermijndenken

Het probleem wordt in enkele pagina’s inleiding uiteengezet. Volgens Krznaric hoeven we daar niet langer bij stil te staan, het komt er nu op aan om ons te richten op een manier om de toekomst anders te laten verlopen dan het horrorscenario dat we nu voor ons hebben liggen. Die oplossing is eigenlijk heel simpel: we moeten van korte- naar langetermijndenken overgaan. Krznaric zet vervolgens zes manieren uiteen waarop we dit langetermijndenken in de praktijk kunnen brengen.

Zo is het van belang dat we nederig zijn tegenover de ‘diepe tijd’; dat we beseffen dat de mens slechts een stipje is op de kosmische kalender. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we onszelf niet direct zien als ‘kroon op de schepping’ maar als een dier dat toevallig – en ook nog eens heel kortgeleden – is ontstaan. Bovendien kan het helpen om ons bewust te zijn van onze nalatenschap. Dit kan door gedachte-experimenten te doen die Krznaric uitgebreid uiteenzet. Hoe willen we dat onze kinderen over ons vertellen als zij zelf oud zijn? Daarnaast legt de auteur het belang uit van intergenerationele rechtvaardigheid. Wanneer we zeven generaties vooruitdenken, en deze toekomstige mensen ook rechten en een stem geven in onze politiek, worden er andere beslissingen genomen, omdat hun belangen óók meegewogen moeten worden.

Na deze drie voorbeelden van langetermijndenken gelezen te hebben – en echt, Krznaric schrijft heerlijk soepel, vlot en vermakelijk – bekruipt je toch het gevoel alsof je steeds weer hetzelfde leest. En dat terwijl de filosoof tal van verschillende voorbeelden geeft en ongelofelijk veel verwijst naar wetenschappers en andere filosofen. De man is echt goed onderlegd, weet waar hij over schrijft en kent alle nieuwe inzichten in de wetenschapsliteratuur. Tóch voelt het alsof het steeds weer hetzelfde is: nadenken over hoe je herinnerd wordt door latere generaties en deze generaties ook een stem geven lijken eerder twee kanten van dezelfde medaille dan twee oplossingen.

Daarna komen er nog drie oplossingen, waarvan kathedraaldenken de belangrijkste is. Het idee is simpel: kathedralen zijn vaak in honderden jaren gebouwd. Om dit te doen moesten mensen dus verder denken dan hun eigen leven. Denk aan de Sagrada Família van Gaudí in Barcelona die nog altijd gebouwd wordt. Een ander voorbeeld is de riolering van London, aangelegd na ‘The great stink’ in 1858. Een systeem dat achttien jaar kostte om te bouwen en waar vandaag de dag nog steeds gebruik van wordt gemaakt. Wanneer we meer aan kathedraaldenken gaan doen nemen we automatisch de belangen van andere generaties mee in ons denken én denken we na over hoe we door hen herinnerd zullen worden. Misschien is dit wel alle oplossingen in één. Alleen, dat is precies waar Krznaric al mee begon, namelijk, we moeten van korte- naar langetermijndenken.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Krznaric héél veel voorbeelden geeft en collega’s citeert en ons keer op keer duidelijk maakt dat we van korte- naar langetermijndenken moeten. Dat is duidelijk, geen speld tussen te krijgen. Probleem opgelost! Toch?

Fundamenten van het probleem

Toch niet dus. Als het zo simpel was, dan hadden we dit probleem 50 jaar geleden al opgelost toen de Club van Rome het rapport Grenzen aan de groei publiceerde (1972), waarin zij waarschuwden voor klimaatverandering en het steeds meer uitputten van onze leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen. De oplossing van Krznaric kan wel ‘kloppen’, maar kennelijk moeten we toch terug naar het probleem. Als we blijkbaar in een systeem zitten dat kortetermijndenken aanmoedigt en langetermijndenken ontmoedigt, dan moet er dus eerst wat veranderen aan dat systeem voordat onze manier van denken kan veranderen.

Het is jammer dat Krznaric geen ruimte maakt om kritisch naar dit – zoals hij het noemt ‘buy now’ systeem – te kijken. Als dat systeem onze psychologie zó beïnvloedt dat we niet meer aan volgende generaties of onze leefomgeving (zoals natuur en dieren) willen denken, dan is de oplossing van het langetermijndenken naïef. Hoe is het mogelijk om aan de ene kant onderdeel te blijven van de supersnelle kapitalistische wegwerpmaatschappij en aan de andere kant je hele leven om te gooien en je te richten op kathedraaldenken? De enige manier waarop dat kan is óf volledige afzondering van het systeem door op het platteland te gaan wonen, je eigen energie op te wekken en een moestuin te beginnen. Dat is helaas slechts voor enkele welgestelden weggelegd (zoals Krznaric zelf overigens). De andere manier is een systeemverandering. Maar het systeem laten voor wat het is én de oplossingen van Krznaric implementeren kan simpelweg niet.

Dat maakt dat dit boek, dat prettig leest en boeiend is door de vele voorbeelden en onderzoeken die worden aangehaald, een onbevredigend gevoel achterlaat. Het voelt te eenvoudig, alsof Krznaric zich er makkelijk vanaf wil maken, terwijl hij zeker niet de eerste de beste filosoof is. Toch mogen we van hem meer verwachten dan simpele hapklare oplossingen die we snel kunnen lezen voordat we weer overgaan tot de orde van de dag en het gevoel hebben ‘een goede voorouder’ te zijn doordat we ons bewust zijn van hoe slecht het kortetermijndenken is voor de wereld. Filosofie is bij uitstek een vakgebied dat níet zoekt naar oplossingen, zoals de kapitalistische samenleving dat juist wel doet. Met De goede voorouder trapt Krznaric precies in die val van het snelle oplossingsgerichte denken van het neoliberalisme dat hij wil bestrijden. Als filosoof mag, nee móet, hij de ruimte nemen om daar tegenin te gaan. Anders verwordt zelfs het kritische, gefundeerde denken tot iets wat snel en gemakkelijk geconsumeerd kan worden.

Op 20 februari weidde VPRO Tegenlicht een aflevering aan De goede voorouder van Roman Krznaric, waarin het boek heel prettig uitgelegd wordt door de auteur zelf. https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2020-2021/time-rebels.html

Film / Films

Thriller laat giftige kantoorcultuur zien

recensie: The Assistant - Kitty Green

Verontrustende gebeurtenissen stapelen zich op in The Assistant. De film is gebaseerd op de verstopt geraakte bedrijfscultuur, wat drie jaar geleden resulteerde in de #MeToo-beweging. Subtiele hints en details sijpelen door de film heen en zowel de hoofdpersoon als de kijker worden meerdere malen verrast.

The Assistent volgt een werkdag van Jane (Julia Garner). Jane is een jonge vrouw die, zoals de titel al doet vermoeden, als assistent in een New Yorks kantoor werkt. Ze is de assistent van een hoge pief in de filmindustrie. Hem krijg je in de film niet te zien, maar het is niet moeilijk om te bedenken dat het hier gaat om een Harvey Weinstein-achtig persoon. Het is overigens best een verrassing wanneer je erachter komt dat Jane voor een groot filmproductiebedrijf werkt. Er is namelijk niks wat op de filmindustrie duidt. Geen glitter, glamour of bekende acteurs met een groot ego. Wat Jane in conversaties van collega’s oppikt over de filmindustrie gaat strikt over de zakelijke kant. Creativiteit ontbreekt in zijn geheel op het kantoor.

#MeToo

Regisseur Kitty Green laat met The Assistent een aangrijpende #MeToo thriller-drama zien die de giftige kantoorcultuur weergeeft in een tijd voordat misbruik op de werkvloer publiekelijk aan de kaart werd gesteld. Overigens is het verhaal niet bedoeld om te laten zien dat seksueel misbruik op een hiërarchische manier alleen in de filmindustrie voorkomt. Met The Assistent wordt puur de aanzwengeling van de #MeToo-beweging getypeerd zoals die destijds ontstond in de filmwereld, met Jane als inkijkje in hoe het kán zijn.

Hard werken

Jane’s baan als assistente is de eerste stap voor haar om dichter bij een carrière als filmproducent te komen, maar dat is nog lastiger dan gehoopt. Er wordt van alles van haar verwacht, ze werkt hard. Maar onzichtbaarder kon ze niet zijn. Jane is de eerste die in alle vroegte op kantoor verschijnt, en ook weer de laatste die na een lange werkdag huiswaarts keert. Het wordt duidelijk dat haar werk geen privéleven toestaat. Daarnaast is er een bijna constante stroom van jonge vrouwen op het kantoor en in het leven van de grote baas. Jane moet hen soms zelfs naar een hotel brengen. Niemand die een enkele opmerking maakt over deze dubieuze praktijken.

Verzetten of zwijgen

Jane staat op een keerpunt: zal ze zich verzetten tegen het misbruik en een catastrofe voor haar carrière riskeren, of zal ze erin meegaan en zwijgen zoals de rest? Dat is precies wat The Assistent zo goed maakt: er staat geen rebel centraal, wat in zo’n soort film makkelijk had gekund. Hierdoor wordt de spanning opgevoerd en houdt regisseur Kitty Green controle over hoe ze het verhaal verteld.

 

The Assistant is nu te zien via diverse on demand kanalen.

 

Film / Films

De magische wereld van Kilkenny

recensie: Wolfwalkers - Tomm Moore, Ross Stewart

Animatiestudio Cartoon Saloon heeft met Wolfwalkers een unieke film geproduceerd. Gepassioneerde animatoren brachten indrukwekkende beelden tot stand, waarin hun creativiteit tot leven komt in een wonderlijke 2D-geanimeerde film.

Aan wolven kun je niet ontkomen in Wolfwalkers. Het verhaal start met het dreigende beeld van deze angstaanjagende beesten. Veelal wordt de wolf gezien als boosdoener. Echter, wat deze film bijzonder maakt is het finale kantelpunt, waarin hoofdpersonage Robyn als menselijke protagonist geliefd in de wolvenroedel wordt opgenomen. Een symbolisch element voor het koesteren van familie en vriendschap. Naast de amuserende verhaallijn, waarin de Ierse stad Kilkenny geteisterd wordt door wolven, is het vooral de vormgeving die deze film interessant maakt.

Acceptatie van diversiteit

Vrijheid, dierenleed en onderdrukking zijn enkele aspecten die in Wolfwalkers naar voren komen. Ook worden er diepere boodschappen in verwerkt. Eén daarvan gaat over het leren accepteren van individuele persoonlijkheden en daarbij omgaan met veranderingen. Het verhaal legt de nadruk op gedaanteveranderaars, afgeleid van mythen en volksverhalen. Robyn ondergaat in de film een transformatie door interactie met de wolvenroedel. Dit levert thuis bij haar vader problemen op, die zal moeten accepteren dat zij nu ook tot de wolvenroedel behoort waar hij op jaagt. Een moeilijk conflict wordt hierbij naar voren gebracht, overeenkomstig met onze huidige samenleving, waarin buitenstaanders beangstigend overkomen. Met dit actuele thema als basis wordt een goede balans gezocht tussen onbekendheid en acceptatie. Het verwilderde wolvenmeisje Mebh leert Robyn om een band op te bouwen met vreemden. De heersende generalisatie wordt daarbij teruggebracht naar het opmerken van karaktervolle individuen.

Kunstzinnige creatie

Visueel is de film fascinerend vormgegeven waarbij alle beelden, vergelijkbaar met de Ghibli films van Hayao Miyazaki, prachtig zijn uitgewerkt. Dit maakt Wolfwalkers tot een artistieke expressie die door de hele film heen waarneembaar is. Daarbij zijn alle elementen zoals achtergronden, personages en muziek gebaseerd op het Ierse volk. De animatiestudio is overeenkomstig gelegen in de stad Kilkenny, met het voordeel direct de Ierse omgeving te kunnen ervaren en te verwerken in het concept. Interessant is verder dat de personages en decors uit geometrische vormen bestaan die hun volumes krijgen door organische bewegingen en dimensionale plaatsingen. Het is duidelijk dat diverse animatoren hun talenten hebben gebundeld om Wolfwalkers een krachtige uitstraling te geven.

Te goed verstopt

Hoewel het een ervaring is voor jong en oud, hebben veel mensen de film gemist. Nadelig is namelijk dat de film nog enkel beschikbaar is op Apple TV. Nochtans is de film erg goed ontvangen en was zelfs genomineerd voor een Oscar voor Beste Animatiefilm, net zoals de eerdere drie films van Cartoon Saloon: The Secret of Kells (2009), Song of the Sea (2014) en The Breadwinner (2017). Door deze opvolgende prestaties is er een grote kans dat Cartoon Saloon doorgaat met het maken van originele artistieke films. Het is nog afwachten met wat voor productie ze zich de komende tijd gaan bezighouden, wat zeker iets is om naar uit te kijken. Een groot deel van de visueel aantrekkelijke beelden is samengebracht in een volmaakt boek: The Art of Wolfwalkers. Het bevat een complete beschrijving van zowel inhoudelijke als visuele aspecten, geïllustreerd met originele beelden van het productieproces. Het blijkt wel dat Wolfwalkers zeker andere animatiefilms overstijgt met zijn unieke artistieke stijl.

Wolfwalkers is nu te zien via Apple TV en vanaf 5 juni in bioscopen.

 

Film / Films

Brits duo in de herhaling

recensie: The Trip to Greece - Michael Winterbottom

Er zijn weinig goede voorbeelden te noemen waarbij na drie keer nog steeds hetzelfde gevoel wordt geëvenaard als in het begin. Na The Trip, The Trip to Spain en The Trip to Italy zijn Steve Coogan en Rob Brydon terug voor een vierde deel in deze reeks. Dit keer doen ze Griekenland aan, waar ze zich al grappen makend een weg door eten en rijden. Heb je de eerdere films niet gezien, dan is het aan te raden om dit eerst te doen. Het vierde deel is namelijk precies dat: een vierde deel.

In The Trip spelen Coogan en Brydon uitvergrote versies van zichzelf. De heren reizen van restaurant naar restaurant op de mooiste plekjes van Europa. Zogenaamd om de bijzondere gerechten te proeven, maar eigenlijk zijn de acteurs met name bezig met elkaar constant de loef af te steken. Voor een film die zich omschrijft als ‘culinaire reis’ ligt er bijzonder weinig focus op het eten. Ja, de heren zitten regelmatig met een bord en een glas wijn voor hun neus, maar dan gaat het vooral om welke typetjes ze nadoen of wie er harder kan zwemmen. Er is één etablissement waar daadwerkelijk wordt gesproken over de gerechten, maar dat komt omdat Steve en Rob op een ongemakkelijke manier indruk proberen te maken op de jonge blonde serveerster – iets dat anno 2021 niet echt grappig meer is.

Typisch

Verder is het bekende duo dat gelukkig wel. De rest van de film zit vol met precies datgene waar Steve en Rob goed in zijn. Grappen over ouder worden, herkenbaar gekibbel in de auto onderweg naar de volgende locatie en het terugkerende thema over hoeveel Bafta’s Steve wel niet gewonnen heeft (het Britse equivalent van de Oscars). Ze treden in de voetsporen van Odysseus en doen diverse plekken aan voor een lesje Griekse mythologie, waar Steve daadwerkelijk iets vanaf lijkt te weten. Rob neemt de rol van het stoute jongetje van de klas op zich en zorgt voor een muzikale noot tijdens de scènes onderweg. Wat natuurlijk niet kan ontbreken, zijn de persiflages. Deze vormen bijna een rode draad in de Trips, zo vaak worden ze tevoorschijn getoverd.

Vreemde kanteling

Voor wie zin heeft om een goed potje te lachen tijdens een coronadipje, kan The Trip to Greece iets tegenvallen. In de tweede helft komt er een schaduw over de zorgeloze, zonnige road trip te hangen. Deze wordt eerder in de film wel langzaam geïntroduceerd, maar is dan nog lastig te plaatsen gezien het komische genre waar de film zich binnen bevindt. Wanneer de vader van Steve komt te overlijden, breekt hij de reis – begrijpelijk – af en keert terug naar zijn familie. Dit is echter een fictieve situatie met fictieve familieleden. De vader van filmpersonage Steve overlijdt, maar de vader van Coogan zelf is nog springlevend. Omdat de acteurs zichzelf spelen – zij het in andere versies – is de scheiding van realiteit en fictie lastig in te schatten. De plotwending met het sterfgeval in de familie valt daarom niet lekker. Het is voor de makers misschien een manier om het geheel af te ronden. The Trip to Greece is tenslotte het vierde deel van de serie en tevens het laatste deel. In dat geval is het doel van de makers gelukt, want na afloop is er geen hunkering naar meer.

The Trip to Greece is nu te zien op Picl, net als voorgangers The Trip to Spain en The Trip to Italy.