Boeken / Non-fictie

Goed denken begint bij nauwkeurig taalgebruik

recensie: Stine Jensen - Dus ik ben weer

‘De tv-serie is beter.’ Dat oordeel hoor je niet al te vaak. Zeker niet als het gaat om een boek dat in de boekwinkel in de kast met het bordje ‘Filosofie’ terechtkomt. Toch valt na lezing van Dus ik ben weer, Stine Jensens ‘nieuwe zoektocht naar identiteit’, niet veel anders te concluderen.

Twee jaar geleden verscheen Dus ik ben, waarin Stine Jensen samen met Rob Wijnberg via verschillende varianten op ‘ik denk dus ik ben’ de moderne identiteit onderzocht. De grondtoon toen: identiteit is maakbaar. Dat idee is inmiddels achterhaald, schrijft Jensen in de proloog van dit tweede deel. Vooral vanwege de financiële crisis, maar ook onder invloed van de neurowetenschappen die stellen dat wij ons brein zijn en de vrije wil als een ‘plezierige illusie’ terzijde schuiven. Een interessant uitganspunt, dat in de uitwerking echter sterk te wensen overlaat.

De onmaakbare identiteit


Eerst maar eens die insteek van de ‘onmaakbare identiteit’, die veelbelovend is. In ongelimiteerde keuzevrijheid gelooft haast niemand meer. Je wordt ontslagen in een reorganisatie of loopt binnen no time studievertraging op als je van opleiding wilt wisselen. De ideologie van dit kabinet is kwantificeerbaarheid en daardoor ben je ‘meer een object dan een subject’, aldus Jensen. Wat doet dat met onze identiteit? Hoe denken we na over onszelf en wie wij zijn als we het ideaal van de maakbare mens moeten loslaten? Voor een antwoord hierop kun je je beter wenden tot de tv-serie die Jensen maakte.

Dus ik ben weer schiet tekort op inhoudelijk en stilistisch vlak. Dat begint bij details. Uit de proloog: De vrije wil bestaat niet van Victor Lamme ‘volgde’ niet op Dick Swaab met zijn Wij zijn ons brein – Lamme verscheen eerder dan Swaab. Twitter: 140 tekens, niet 144. Fichte schreef niet Reden and die Deutsche Nations maar Reden an die deutsche Nation – damn you autocorrect! Dan de stoplappen, bijvoorbeeld binnen één pagina totalitaire systemen die ‘de kop opstaken’ terwijl Huizinga ‘de spelende mens op de kaart zette’. En hoe moet ik dit voor me zien: ‘Romantici omhelsden bijvoorbeeld de grond waarop en de cultuur waarin ze geboren waren.’

Ondoordachte gemeenplaatsen


Goed denken begint bij nauwkeurig taalgebruik. Er staan genoeg interessante aanzetten in Dus ik ben weer, maar de oppervlakkige gemeenplaatsen waardoor ze worden omringd staan echt inzicht in de weg. Zo is Jensens uitleg van Foucaults machtsanalyse duidelijk (‘macht is geen bezit, maar een verhouding’) en het verband met het protest van Occupy zinnig (macht moet je dus niet willen omverwerpen maar mobiliseren). Maar een zin als de volgende maakt dat je niets meer serieus wil nemen: ‘Niet alleen culturen kunnen in een identiteitscrisis verkeren, ook individuen kan dit overkomen.’

‘De Deense filosoof Søren Kierkegaard zou sommige van deze internetfora met afgrijzen bekeken hebben.’ Dit is nu typisch een zin die in het tv-programma prima zou werken, met een grappige animatie van Kierkegaard achter een computer, zijn spitse gezicht vertrokken van afgrijzen en Stine Jensen die ondertussen door Kopenhagen wandelt. Maar op papier kan zo’n zin gewoonweg niet, het is lelijke taal en een gratuite opmerking. Waarom Duitse citaten onvertaald laten, geen definitie geven van Bildung als dat een kernbegrip van een hoofdstuk is, maar de lezer wel aanspreken met ondoordachte gemeenplaatsen?

Tv aan


Bij het verschijnen van het eerste deel schreef ik: ‘Hopelijk wordt dit mooie en zinvolle project ook afgesloten met een (geïllustreerd) boekwerk dat steunt op zijn filosofische waarde, eerder dan op die veel te vluchtige van de actualiteit.’ Zover is het nog lang niet. Tot die tijd: tv aan!

Boeken / Fictie

Gebeuren dit soort dingen op de hele wereld? Is dit zoals het gaat?

recensie: Boris Zjitkov (vert. Yolanda Bloemen en Marja Wiebes) - Viktor Vavitsj

.

Er is de Russische geschiedenis. En er is de Russische geschiedenis zoals verteld in romans – denk maar aan Tolstojs Oorlog en vrede en Vasili Grossmans Leven en lot. En dan is er ook nog de geschiedenis van de Russische boeken in de twintigste eeuw. Bij deze laatste moet worden begonnen, want binnen die geschiedenis is het verhaal over de roman Viktor Vavitsj opmerkelijk. Zjitkov voltooit hem in 1934, maar pas in 1941, met Operatie Barbarossa onderweg, wordt het boek ook daadwerkelijk gedrukt. Dit gebeurt echter zonder toestemming van de sociaal-realistische keurmeesters. Inderdaad voldoet de roman niet – gelukkig maar –aan de morele helderheid die de sociaal-realisten eisten. Zodoende krijgt de publicatie geen doorgang en worden alle gedrukte exemplaren vernietigd.

Vaders en zonen

Natuurlijk niet alle exemplaren. In 1999 blijkt dat een medewerker van de uitgeverij een aantal exemplaren achterover heeft gedrukt. Met als natuurlijk gevolg dat Viktor Vavitsj eindelijk wordt uitgegeven. En nu is er de mooi bezorgde Nederlandse vertaling. De titelfiguur Viktor Vavitsj is een arbeiderszoon die in de hoedanigheid van wijkinspecteur het bewind van Tsaar Nicolaas de Tweede moet beschermen. Hij is een antiheld, maar dan wel een van zeer onsympathieke snit.

Tegenover Viktor staan de studenten en jonge arbeiders die de revolutie maken. En de ouders kijken toe en proberen vooral te begrijpen: het is het eeuwige thema van Toergenjevs Vaders en zonen, maar dan enkele decennia later. De meeste andere hoofdpersonen zijn in meer of mindere mate betrokken bij revolutionaire activiteiten. Allen zoeken de beste manier van omgang met zowel de revolutie als het zich ook gewoon aandienende persoonlijke leven.

Deze beproefde structuur van meerdere ik-figuren is natuurlijk zeer geschikt voor een maatschappijverbeeldende roman. Ze toont de combinatie van individuele acties, die via een wonderlijk en per definitie onduidelijk samenspel de richting van de samenleving bepaalt. Bovendien laat de structuur de miscommunicatie zien. Die treedt veelvuldig op, zoals ook Andrej Stepanovitsj betreurt die, werkelijk met alle reden, op pagina 500 verzucht tegen zijn vrouw Anna Grigorjevna: ‘Zeg nou eens iets wat begrijpelijk is…’ Zij reageert: ‘Weg jij!’

Milde gekte

Er kan lastig nog langer omheen gedraaid worden: deze roman is fenomenaal goed. Dit komt allereerst doordat Zjitkov heel precies die specifieke, maar milde soort gekte weet te beschrijven, die ook wel doorgaat onder de meer verhullende naam ‘de menselijke conditie’. Heel vergevingsgezind laat hij zien dat mensen allesbehalve rationeel, helder en doelgericht zijn. De mens twijfelt, is altijd een beetje of juist heel erg de weg kwijt en probeert middels de meest ingenieuze kronkels wat helderheid of zelfrechtvaardiging te bewerkstelligen. Of, en dit is wanneer men niet meer twijfelt, de mens raakt bezeten – van absolute verliefdheid, van haat en bloeddorst, of van revolutionair vuur.

Daarnaast geeft de roman een knappe beschrijving van de chaos, de revolutie en de daarop volgende pogrom. Afwisselend ingehouden en dan weer met vaart geschreven, ontstaat er een flakkerend, haast kubistisch beeld. Zjitkov beschrijft de geluiden en indrukken zoals mensen deze ervaren in een overspannen wereld, waarin niemand – personage noch lezer – weet wanneer datgene komt waarvan iedereen weet dat het komt.

Wellicht het allermooiste is de steeds verrassend opduikende poëzie. Deze verschijnt zelfs te midden van de revolutie die, nadat de tsaar een paar kleine hervormingen heeft aangekondigd in het Oktobermanifest, uitmondt in chaos en pogroms. Bijvoorbeeld in het deelverhaal van Viktors zus Taïnka, die verliefd is geworden op de fluitist Izraïl. Zij zoekt hem in een concertgebouw, maar voordat ze bij hem kan komen, dreigt ze in een plots ontstaan tumult geplet te worden:

Als ik naar beneden stort is het afgelopen, dan stort ik in de vlammen, maar daar, aan die andere kant, is Izraïl, en ze dacht dat ze zag hoe hij met zijn handen de lucht steunde, zodat zij niet zou vallen.

Deze zin doet vermoeden dat de van oorsprong kinderboekenschrijver Zjitkov hier het beste van de ene literaire stiel met de andere combineert. Om de vijf à tien bladzijden volgt er zo’n mooi beeld. Nog een, heel romantisch, voorbeeld:

En Sanka zag dat hij in pupillen keek, er was niets meer te horen, en als deuren die geopend waren naar komende eeuwen stonden Tanja’s wijde pupillen voor hem, en voor een ogenblik versteende Sanka. En om hem heen stond alles een moment stil, er waren alleen die pupillen en een geur van tijd en naakte aarde.

Na iedere van zulke verstilde passages herneemt de roman direct het snelle relaas over de uitgebroken chaos. 

Na de twijfel

In het eerste deel van dit lijvige boek wordt nog getwijfeld en gezocht naar zekerheid. Naarmate de roman vordert, raken zowel de personages als de hele maatschappij steeds meer bezeten – de ontwikkeling van Viktor, die steeds meer zwelgt in de roes van macht en wodka, is hiervoor exemplarisch. Hoewel ‘bezetenheid’ een negatieve connotatie bezit, is het in de revolutionaire chaos een noodzakelijke zijnstoestand, want alleen de bezetenen kunnen daarin overeind blijven.

Aan het toppunt van de chaos staat de pogrom. Zjitkov, zelf van joodse komaf, heeft in Odessa meerdere pogroms meegemaakt en beschrijft het sterker dan wie ook in de wereldliteratuur: dichterbij een pogrom kom je alleen als je erin zit. Hij verbeeldt de ultieme bezetenheid van de razende en hatende massa’s: ‘Alles, die zijn tot alles in staat, in de grote vreugde vóór de eerste klap.’

De revolutie is verraden, en dapperen proberen de joden waar mogelijk te beschermen. Niet de bevochten betere wereld is bereikt, maar enkel een nieuw inzicht in de slechtheid van het bestaande. Een murw gebeukt personage verzucht: ‘Gebeuren dit soort dingen op de hele wereld? Is dit zoals het gaat?’ Na deze roman vermoedt de lezer inderdaad dat dit is zoals het gaat. Hiermee is overigens niet het einde van de roman verklapt – deze vervolgt ook hierna nog met dezelfde kracht.

Film / Achtergrond
special: HAFF filmfestival

Highlights, shorts en winnaars

.

Er was in Utrecht veel te genieten op het vijftiende Holland Animatie Film Festival. In een rijke variëteit aan stijlen waren korte en lange animatiefilms van over de hele wereld te zien.

~

DEEL 1 | DEEL 2

Het is ondoenlijk om een evenwichtig overzicht te geven, dus we zullen ons beperken tot de highlights en de bijzondere films, enkele langere films eruit lichten en de prijswinnaars becommentariëren. China stond met een speciaal programma extra in de belangstelling. Twee makers vielen daarbij in het bijzonder op: Lei Lei en Sun Xun. Daarnaast is het prachtige Double Fikret meerdere malen geroemd in het programmaboekje en zeker niet onterecht.

Competition Shorts 1


Aalterate

Aalterate

Misschien wel het beste programma van het festival. Het Estse Body Memory, van Ülo Pikkov onderscheidt zich met de prachtige muziek, die doet denken aan Arvo Pärt. Twee winnaars zitten in dit programma. Zowel het prachtige Aalterate, dat een soort symfonische vergankelijkheidscinema laat zien, en het onrustige Two, een beeldencompositie op klassieke muziek. Vreemd dat tussen al het moois wat er getoond werd, juist Two een prijs wint. Zou het te maken hebben met de aanwezigheid van de maker? De mooiste film in dit programma is The Monster of Nix, Rosto, een Nederlands/Belgisch/Franse co-productie met een geweldige voice-casting waarin ondermeer Terry Gilliam en Tom Waits te horen zijn. De film blinkt uit in haar fantasie, die een mix lijkt tussen Neil Gaiman op LSD en The Neverending Story. Een musical-animatie met prachtige songs, die zich laat vertellen als een duister sprookje. De films Rossignols en décembre en One more time! Zijn verwant aan elkaar, beiden gebruiken ze een stopmotion schildertechniek. De laatste is geproduceerd door Alexander Petrov, de grondlegger van deze stijl, en lijkt een ode aan hem te zijn van een nieuwe lichting Russische filmmakers.

Competition Shorts 4


Brandt Rhapsodie

Brandt Rhapsodie

De interesse in dit programmaonderdeel werd gewekt door een still van een van Sun Xun’s films. In deel 4 was onder andere het licht melancholische Brandt Rhapsodie te zien, een videoclip van François Avril op een nummer van Benjamin Biolay en Jeanne Cherhal. De tekst eronder vertelt in een vlotlopend rijm het verhaal over twee geliefden. The Women’s Day Gift van Mihail Dvoryankin borduurt verder op de liefde. Hoewel het de liefde is van jonge kinderen is de film een stuk droeviger dan Brandt Rhapsodie. De allegorische eigenzinnige beeldtaal van Sun Xun komt onbegrijpelijk over op het eerste oog, maar weet qua schoonheid te boeien. In zijn films staat het in de vergetelheid raken van traditionele waarden in het moderne China centraal. Dat mag zo zijn, hij weet het vooral mooi in beeld te brengen. Landgenoten Chen Xi en An Xu vertoonden hun Grain Coupon. De film valt op vanwege de authentieke stijl, maar op verhalend gebied kunnen de twee nog wel wat groeien.

Competition Shorts 6


Double Fikret

Double Fikret

Deel zes is een wisselvallig programma met uitschieters en tegenvallers. Om met de laatsten te beginnen. The Great Rabbit van Atsushi Wada hanteert een stijl die je moet liggen en dat lukte in dit geval in het geheel niet. De andere tegenvaller was precies de film waar ik grote verwachtingen van had: Maska, van de Quay Brothers. Sterk beïnvloedt door de meester van de stopmotion, Jan Švankmajer, komen ze met een onnavolgbaar verhaal, dat niet meer wordt dan kijkdoos-cinema en stopmotion spielerei. Gelukkig werd er sterk geopend met Lazarov, waarin een dode kip tot leven wordt gewekt, die dan maar direct wraak neemt op haar onderzoeker. Dit gefreakte filmpje zit vol hilarische beelden. Eveneens geniaal is Double Fikret van de Chinees Haiyang Wang. Nog het best te vergelijken met de associatieve stijl van Terry Gilliam en precies zo’n film die je fantasie uit haar verbanden rukt en nieuwe werelden laat zien. Absurdisten en surrealisten komen hier geheel aan hun trekken! Daarnaast kende dit programma een van de winnaars, namelijk Oh Willy… van Emma de Swaef en Marc James Roels. Een aandoenlijk verhaal over een jongen die opgroeit in een naturistenkamp en na de dood van zijn moeder terugkeert.

Cartoon D’or

Paths of Hate

Paths of Hate

De Cartoon D’or is een prestigieuze Europese prijs voor korte animatiefilms van Cartoon, de European Association of Animation Film, mede mogelijk gemaakt door het MEDIA Programme. Nick Park (de man achter onder andere Wallace and Gromit) won in 1991 de eerste Cartoon D’or, met zijn film Creature Comforts. Het merendeel bestaat uit computergeanimeerde shorts, die qua stijl vooral aan de Pixar en Dreamworks doen denken. Pivot lijkt nog het meest op een computerspelletje uit de jaren negentig en onderscheidt zich met een leuke twist in het verhaal. The External World kent spuuglelijke animaties, maar is gelukkig zo grof, dat er genoeg te lachen valt. De enige inzender met visie en durf is echter de Pool Damian Nenow met zijn oorlogsparabel Paths of Hate. Hierin komt een stripverhaal tot leven, waarin een Engelse piloot in de Tweede Wereldoorlog tegen een Duitse piloot vecht. Nenow weet met gebruik van horrorelementen zijn verhaal spannend te houden.

Winners Programme: Kei Oyama’s Choice Part 2

Japan is een actief land op het gebied van film. Veel van wat er daar uitkomt is moeilijk in de rest van de wereld vertoonbaar. Het indielabel CALF wil daar verandering in brengen. Samen met Kei Oyama, die in een eerdere editie van HAFF in de prijzen viel, zijn er twee programma’s samengesteld met favorieten van Oyama. Het tweede programma bood een afwisselende selectie van animatie uit Japan. Pika pika laat met een lichtshow door een groepje enthousiastelingen en met behulp van stopmotion techniek prachtige figuren zien. In Mirai Mizue lopen Escherachtige figuren op hoog tempo en begeleidt op muziek op wonderlijke manier door elkaar heen, waardoor het geheel een psychedelisch effect krijgt. Ook Atsushi Wada’s eigenzinnige stijl is goed vertegenwoordigt.

Competition Dutch Animation 2


Chase

Chase

Deze competitie staat open voor alle animatieproducties van Nederlandse bodem. In drie programma’s wordt de rijke diversiteit aan Nederlandse makelij getoond. Deze serie opent met het serene A history of the title sequence. Het hoogtepunt van deze serie is Chase. Een film die interessant is vanwege zijn concept, namelijk dat alles in de film bestaat uit driehoekjes, of een verzameling driehoekjes en dat door het goede gebruik van geluid en effecten er een verhaal ontstaat. Iedereen heeft gegarandeerd een andere film gezien. De bedrijfsfilm van Naturalis is prachtig vormgegeven en Auditie wist heel doeltreffend een gevoelige snaar te raken. Dat deed ook Zelf Portret, waarin Rembrandt van Rijn in zijn schilderijen duikt om zijn evenbeeld te bezweren. Een Dr. Jeckyll and Mr. Hyde in een nieuw jasje. Opvallend is dat de films die het meer van hun komische aspect moeten hebben, kwalitatief en creatief de minst goede inzendingen zijn.

Competitie European Student Films 1


tWins

tWins

De Europese studentenfilms lieten eveneens een gevarieerd aanbod zien. Hierbij viel de Slowaak Peter Budinsky op met zijn zeer komische en originele tWins. Twee broers, een grote en een kleine zijn aan elkaars hoofd vastgegroeid. De grote broer is de macho en de bokskampioen die zijn kleine broertje voortdurend verslaat, waarop de kleine op zijn eigen manier naar wraak zoekt. Hilarisch wordt de film vooral wanneer een van beide komt te overlijden en ze onafscheidelijk blijken te zijn. Conte de Faits, de prachtige film van Jumi Yoon, bevat mooie muziek en is geanimeerd in de stijl van de hierboven genoemde Alexander Petrov. A Plastic Life van Suyin Tjon A Hie (afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven) blinkt uit door het geniale idee om aan de hand van een jarenlang gegroeide plastic-tasjesverzameling een alternatieve kijk op onze maatschappij te geven. Tevens ‘a trip down memorylane’.

Hogeschool voor de Kunsten, Utrecht


Sheeped Away

Sheeped Away

Wat opviel aan de films van de Hogeschool van Utrecht is dat de focus lijkt te liggen op de VS. De stijl en de humor komt overeen met wat we vaak van overzee zien. De studenten die toelichting gaven beaamden dit. Ze geven toe doorgaans door Amerikanen te zijn beïnvloedt, ook omdat animatiefilms uit andere landen moeilijker te vinden zijn. Mac ‘n’ Cheese, die in meerdere programma’s te zien was, is een leuke vlotte productie die als een oefening aandoet. Sheeped Away, Amy en Rooted vertellen het meest van allen een verhaal. De eerste grappig, hierin worden de schapen van een schapenliefhebber opgestraald door een UFO, waarna hij zich mee laat opstralen om vervolgens op de beloofde planeet van schapen terecht te komen. Amy is een somber verhaal over een meisje dat geweld aangedaan wordt door haar verzorgster (leuk in beeld gebracht aan de hand van schaduwen), waarop het meisje gepaste maatregelen neemt. Rooted is een aandoenlijk liefdesverhaal tussen twee bomen, waarin duidelijk wordt hoe onhandig het kan zijn vastgeworteld te zijn, wanneer je geliefde net buiten handbereik woont. Leuk om eens te kijken in de keuken van de studenten.

Film / Films

Twintig seconden moed

recensie: We Bought a Zoo

.

~

Een half jaar na de dood van zijn vrouw is journalist Benjamin Mee (Matt Damon) radeloos. Zijn zoon Dylan (14) wordt van school gestuurd en zijn dochter Rosie (7) kan door burenherrie niet slapen. Hij neemt ontslag en gaat op zoek naar een rustiek gelegen huis met grote achtertuin. Zijn oog valt op een landgoed, maar tot zijn ontzetting ontdekt hij dat er een dierentuin bij hoort. ‘Soms heb je twintig seconden waanzinnige moed nodig om iets groots te bereiken’, houdt Benjamin zijn kinderen voor als hij voor de grootste uitdaging van zijn bestaan staat: het redden van het achttien hectares grote Rosemoor Animal Park.

Zingeving en harmonie

Het verhaal is gebaseerd op de autobiografie van de Engelse journalist Benjamin Mee. Het draaiboek van Aline Brosh McKenna (The Devil Wears Prada, 2006) is bij regisseur Cameron Crowe in perfecte handen. Zijn eerste speelfilm sinds het geflopte Elizabethtown (2005) combineert de emotionele en morele groei van het hoofdpersonage met de zoektocht naar zingeving en harmonie. In zijn eerdere werk Jerry Maguire (1996) was sport de kapstok, in Almost Famous (2000) muziek. We Bought a Zoo ontwikkelt dezelfde feelgoodatmosfeer als in deze voorgangers, maar richt zich op een nog breder publiek.

~

Voorspelbaarheid is een consequentie. Incidenten keren steeds pas op het allerlaatste moment ten goede en romances zie je al van verre aankomen. Hoewel de moeizame vader-zoonrelatie precies voldoende dramatische aandacht krijgt, ligt het sentiment regelmatig op de loer. Grappige momenten komen gelukkig niet van de dieren, maar van bijvoorbeeld Benjamins pessimistische broer Duncan (Thomas Haden Church) en de zeikerige dierentuininspecteur Ferris (John Michael Higgins). Ze worden moeiteloos afgewisseld met onwaarschijnlijkheden, zoals slangen die ’s avonds ontsnappen uit een kist en ’s morgens allemaal keurig bij elkaar voor het huis liggen om opgeraapt te worden.

Nauwelijks interactie tussen mens en dier

Met zijn enorme ervaring en droogkomische charme zorgt Matt Damon dat We Bought a Zoo geen kleffe status krijgt. Maar jammer genoeg is er nauwelijks interactie tussen mens en dier. Damon is weliswaar aandoenlijk wanneer hij communiceert met een doodzieke tijger, maar het is spijtig dat we Scarlett Johansson als parkhoofd Kelly nauwelijks met dieren zien omgaan. Ze mag dan ervaring hebben met The Horse Whisperer (1998), anderhalf decennium later kan het stoere wijdbeens staan en zitten niet verhullen dat ze kennelijk niet in de acteerwieg is gelegd om geloofwaardig poep te scheppen, dierenvertrekken te desinfecteren, een ontsnapte struisvogel te vangen of andere nagels dan die van zichzelf te knippen.

Als compensatie biedt ze een stralende glimlach en een gewillig oor aan haar nieuwe baas en wacht ze op zijn eerste zoen: dit is een echte familiefilm die aandacht schenkt aan relaties, inspirerend handelen en het verwerken van verlies. De cast wordt aangevuld met een trio aanstormende talenten: Maggie Elizabeth Jones als de piepkleine Rosie die praat als een volwassene, Colin Ford als Dylan die graag tekeningen van onthoofdingen maakt, en Elle Fanning als Lily die een zwak voor hem heeft. De vlotte soundtrack ondersteunt het pretentieloze vermaak.

Boeken / Fictie

Gedempt contact met de buitenwereld

recensie: Erik Spinoy - Dode kamer

.

De titel van de bundel is uitstekend gekozen. Een dode kamer is een ruimte voor akoestische opnames en metingen; ze heeft wanden die alle geluid maximaal absorberen. Ook op een andere manier geeft de titel te denken.

Ontbrekende handvatten

De titel Donkere kamer verwijst volgens het achterplat eveneens naar een kunstwerk van Ann Veronica Janssens: een mistige ruimte met wisselende kleuren, wat een sferisch, maar ook dempend gevoel oplevert. Daar sluiten Spinoys gedichten goed bij aan. Van werkelijk menselijk contact tussen de personages is in het werk geen sprake. Niet zelden ontbreken handvatten om de buitenwereld concreet te beleven:

Een hagelwitte zomerregendag in dit
of op een ander continent.

Door het verblindend daglicht in de witte zaal
de watergroene binnentuin
de stortbui in de hete binnenstad

glijdt uit het niets
zo’n vissige fiets

met op de naaf een aluminium schijf
die al dit licht vangt en opeens

de aardas met een knik verdraait

en al de rest onmerkbaar eerst
verschuiven doet.

Met de hagelwitte regen lijkt het gedicht uit het omringende wit te kruipen en na een onmerkbare verschuiving vervaagt het weer in dat wit. De vaagheid wordt versterkt doordat het gedicht vol staat met woorden die elkaar lijken uit te sluiten. Hagel en zomerregen; de regen en al het witte licht en de witte zaal; de buitenruimten van de binnentuin en -stad. Dat het gedicht zich op dit of op een ander continent afspeelt, maakt de beschreven belevenis ronduit een fictieve: zij vindt volledig plaats in de verbeelding van het gedicht.

Postmoderne romantiek

In het oeuvre van Spinoy zijn zeker twee constanten aan te wijzen. De eerste is een hang naar romantiek (iets waaraan hij zich ook in het Gedichtendagessay As/zteken (2012) schatplichtig acht). Vooral in zijn vroege werk lijkt de dichter hierdoor soms een vazal in dienst van een oud koninkrijk. Ook in deze bundel kom je bijbehorende thema’s tegen: met name dat van het onbenoembare of ongrijpbare andere. De tweede consistente is zijn voorliefde voor ‘witte woorden’, zoals ‘dauwwit’, ‘sneeuwwit’ en ‘rijp’. Als meest gebruikte witte woord staat ‘hagelwit’ met stip bovenaan – alleen al in Dode kamer zie je het een keer of zeven terug. De witte woorden betreffen vaak pseudowitten (want hoe wit is hagel nu eigenlijk?) die verdwijnen zodra (weers)omstandigheden veranderen. Zien we hier een poëtica van negatie terug waarin taal niet naar de wereld om ons heen verwijst, maar alleen naar zichzelf?

Je kunt bovendien vermoeden dat deze witte voorliefde samenhangt met een drang om het onrepresenteerbare te representeren – iets wat in beginsel onmogelijk is. Dit onrepresenteerbare is wel voelbaar in een vloeibaar, veranderlijk taalgebruik. Althans, volgens Jean-François Lyotard, van wie een motto voorin Dode kamer afkomstig is. Spinoy, die de postmoderne filosoof behandelde in zijn proefschrift Twee handen in het lege. Paul van Ostaijen en de esthetica van het verhevene (Kant, Lyotard) (1994), komt met de onbestendigheid van zijn pseudowitten aan dat vloeibare, veranderlijke taalgebruik tegemoet.

Cyberlamp


Maar ook zonder diepgravende beschouwingen kom je de bundel goed door. De nevenstellingen in de gedichten van observaties en beelden doen wellicht denken aan het werk van Martin Reints. De soms wetenschappelijke woordkeus (zoals ‘cyberlamp’ en ‘bewegingsynthese’) doet denken aan het frisse taalgebruik van Sybren Polet. Het geeft deze poëzie de beleving van het aandachtig kijken naar een intrigerend fotoboek.

Film / Films

Een zee vol problemen: moedeloos verzinken of moedig bevaren?

recensie: The Deep Blue Sea

.

In Terence Davies’ (Distant Voices, Still Lives, The House of Mirth) nieuwe film verlaat de Britse Hester Collyer (Rachel Weisz) haar keurige man William (Simon Russell Beale), nadat die haar heeft betrapt, om een nieuw leven te beginnen met haar minnaar, oorlogspiloot Freddie Page (Tom Hiddleston). De film is gebaseerd op Terence Rattigans gelijknamige toneelstuk uit 1952.

~

Davies bouwt het verhaal niet chronologisch op. Hij begint niet bij het begin van Hesters affaire met de piloot Freddie Page maar bij een wanhoopspoging van Hester, op het dieptepunt van haar nieuwe leven met haar minnaar Freddie. In de anderhalf uur daarna wordt het scherm afwisselend gevuld met flashbacks over Hesters oude leven met haar man en haar verschrikkelijke schoonmoeder, flashbacks over het begin van haar affaire met Freddie en momenten uit het heden, waarin vooral het verdere verloop van Hesters wanhoopsactie en de daaropvolgende ruzie uit de doeken worden gedaan. Als kijker heb je zo weliswaar meteen aandacht voor de film, maar die aandacht raak je door de soms wat verwarrende overgangen of nietszeggende momenten ook snel weer kwijt.

Overspel in een huwelijk is een bekend en veelbeschreven onderwerp. Niet alleen in het echte leven gebeurt het, ook in boeken en op het witte doek komt het veel aan de orde. Regisseur Terence Davies maakt het al wat origineler door de vrouw en niet de man vreemd te laten gaan en het geheel flink aan te dikken met Hesters wanhoopspoging en de knallende ruzie die daarop volgt. Hierbij balanceert hij echter regelmatig op de grens van het subtiel uiten van diepe gevoelens en het vet aanzetten van scenes die geen ander doel hebbben dan dramatisch te zijn.

Geldzorgen in een klein appartement

~

Het contrast tussen Hesters twee levens wordt dan weer wel mooi en zonder teveel overdrijving verteld. Aan de ene kant is daar haar vroegere leven met haar brave, ietwat sullige man, die haar liefde en stabiliteit kan geven, maar geen genot. Aan de andere kant is daar Freddie, de jonge, avontuurlijke piloot, die haar op seksueel gebied laat herleven, maar qua stabiliteit en geld niks te bieden heeft. Van een rustig leventje zonder geldzorgen verhuist Hester ineens naar een klein appartement en moet ze haar hand ophouden om de huur te kunnen betalen. Op momenten is dan ook een kleine aarzeling bij Hester over haar beslissing te zien.

Het verhaal speelt zich af na de Tweede Wereldoorlog. Freddie, oorlogspiloot, heeft nog steeds last van wat hij in die oorlog heeft meegemaakt. Hierdoor krijgt de romance een serieuzere lading, maar doordat de oorlog alleen in kleine verwijzingen is te zien, is de film er tegelijkertijd niet volledig mee beladen. Door de rustige manier van filmen, waarbij korte momenten lang worden uitgemeten, komt de film heel natuurlijk over, alsof je de momenten zelf meemaakt. Het is dan ook jammer dat de harde, storende muziek – die te pas en te onpas wordt gebruikt en vaak te lang doorgaat – de sfeer die het camerawerk oproept steeds doorbreekt.

Sterk tijdsbeeld

Het onderwerp van de film is enigszins cliché, maar de originele uitwerking en goede weergave van Hesters moeilijke keuze zijn mooi gedaan. Door de Tweede-Wereldoorloglink wordt de film ook net wat serieuzer. De setting, kleding en beeldkwaliteit zorgen ervoor dat je je ook echt in de tijd waarin de film zich afspeelt lijkt te bevinden. Jammer dat de slecht gekozen en gebruikte muziek het ontroerende effect van de rustige filmstijl met oog voor kleine momenten bederft.

Boeken / Kunstboek

De papaver en de heroïne

recensie: Robert Knoth en Antoinette de Jong - Poppy. Trails of Afghan heroin

.

Twintig jaar werken documentaire fotograaf Robert Knoth en journaliste Antoinette de Jong aan Poppy. Trails of Afghan Heroin met als resultaat een fotoboek en een tentoonstelling. Met dit omvangrijke project documenteren ze in beeld en geluid de handelsroute van de papaverbloem uit Afghanistan die tot de drug heroïne wordt verwerkt. Poppy. Trails of Afghan Heroin verbindt op knappe en inzichtelijke wijze het spoor van drugs met criminaliteit, vrouwenhandel, prostitutie, hiv, oorlogen en onderdrukking. Hiermee kiezen Knoth en De Jong voor een interessant perspectief om de complexe geschiedenis van onze tijd in beeld te brengen.

Een spoor van heroïne

~

Het fotoboek bevat een mix van korrelige zwart-wit- en kleurenbeelden gedrukt op mat papier. De foto’s bevatten een grote variatie in stijl en sfeer, maar vormen toch een passend geheel. De ruim 400 geselecteerde foto’s worden afgewisseld met dunne, gladde tussenbladen met meer achtergrond en verdieping. Het bijzondere aan de publicatie is dat het een niet-lineair verhaal vertelt, met als rode draad de drugsroute van de papaver. Het verhaal lijkt associatief te zijn samengesteld, wegens de grote hoeveelheid aan beelden, plaatsen en thema’s die elkaar afwisselen. Het verhaal wordt als een lange reis met vele indrukken ervaren, maar het is de heroïne die alle beelden met elkaar verbindt. Poppy. Trails of Afghan heroin is een fotoboek dat er toe doet en waarmee je nieuwe verbanden blijft ontdekken.

Audiovisuele reis door de wereld
Naast een fotoboek, is Poppy. Trails of Afghan heroin ook uitgebracht als een audiovisuele installatie in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. De tentoonstelling brengt de publicatie tot leven door fotografie te combineren met video en geluid en vormt daardoor een waardevolle aanvulling op het fotoboek. De bezoeker van de tentoonstelling wordt in donkere ruimte op hoog tempo meegevoerd in de lange tocht en ondervindt de schokkende schaduwzijde van de mondialisering.

Met Poppy. Trails of Afghan heroin herschikken Knoth en De Jong de recente geschiedenis zoals we haar kennen. Met het vele materiaal dat ze hebben verzameld, brengen ze een inzichtelijk en relevant verhaal dat gaat over het ‘nu’. Poppy. Trails of Afghan heroin is een met zorg samengesteld fotoboek dat je blijft doorbladeren en niet langer mag ontbreken in de boekenkast.

 

 

Boeken / Non-fictie

Verbeterde onwetendheid

recensie: Bert Keizer - Waar blijft de ziel?

.

Waar blijft de ziel? is de titel van het essay dat bij deze gelegenheid wordt uitgegeven. Auteur Bert Keizer is arts en filosoof en schreef onder andere Onverklaarbaar bewoond, waarvoor hij meeliep op een afdeling hersenchirurgie. Nu gaat hij in de geschiedenis van de filosofie op onderzoek in een poging het verband tussen brein en lichaam, geest en ziel te ontrafelen.

Samenspel van brein, lichaam en wereld


Het brein is sinds de geruchtmakende boeken van Dick Swaab (Wij zijn ons brein) en Victor Lamme (De vrije wil bestaat niet) tot alleenheerser gekroond. Het lichaam? Geavanceerde koets van de hersenen. De geest? Een bijproduct van neuronale processen. De ziel? Bijgezet in het museum voor oudheden, de moeite van het bespreken niet waard. Bert Keizer probeert de ziel niet in ere te herstellen; niet voor niets is de titel van het boekje in vragende vorm gesteld. Waar blijft de ziel? Heus niet in een hiernamaals – Grieks dan wel christelijk – en ook niet op een bepaalde plek in het lichaam  zoals Descartes’ pijnappelklier. Ook het Hollywood-fähige idee dat de ziel een substantie is die 21 gram zou wegen, is klinkklare onzin.

Waar blijft de ziel dan? In het samenspel van ‘Brein, Lichaam en Wereld’. Geen van die drie kan gereduceerd worden tot de ander – bijvoorbeeld het lichaam tot het brein of waarneming tot vurende neuronen. En in de ruimte die in die driehoek ontstaat, kun je het wellicht hebben over zoiets als ‘ziel’, ‘bewustzijn’ of ‘geest’. Keizer heeft geen eenduidig antwoord hoe we dat precies moeten begrijpen, dat vraagt om veel meer onderzoek. ‘Het hoogst haalbare lijkt een verbeterde onwetendheid’, schrijft hij.

Tweeduizend jaar, vijf euro


Dat doet niet af aan de buitengewoon heldere en inzichtelijke analyse die hij in minder dan 150 pagina’s weet te presenteren. Startend bij een geschiedenis van de ziel, die een dalende weg aflegde van platoonse verhevenheid steeds dichter naar het aardse en lichamelijke toe, om ten slotte met de neurohype van nu helemaal te verdwijnen. Het lichaam/geest-probleem is een van de oudste en meest besproken thema’s uit de filosofie en de vlotte manier waarop Keizer dat uiteenzet is bewonderenswaardig. Een toegankelijk boek voor de leek en een overzichtelijk werk voor de meer filosofisch onderlegde lezer.

Anders dan veel van die dunne filosofieboekjes die de markt overspoelen, levert Waar blijft de ziel? niets aan diepgang en nuance in. Van mij niets dan lof voor de almaar groeiende populariteit van de filosofie, maar Keizer laat het ‘denkwerk’ van auteurs als Coen Simon en Stine Jensen verbleken. En is dat niet precies wat je zou verlangen van een essay als dit? Vergelijk het met de Boekenweek: stel je voor dat het Boekenweekgeschenk de andere boeken zou doen verbleken. Dat je werkelijk blij zou zijn met die aanwinst die je ‘gratis’ krijgt bij besteding van 12,50 of je nu wil of niet. Tip: betaal gewoon uit eigen vrije wil die kleine 5 euro voor het essay van Bert Keizer. Genoeg voor tweeduizend jaar verder denken.

Film / Achtergrond
special: HAFF filmfestival

Geanimeerde films op de 15e editie van het HAFF filmfestival weer een lust voor het oog

.

Van 28 maart tot 1 april vond in Utrecht de vijftiende editie plaats van het Holland Animation Film Festival. 8WEEKLY was hierbij en moet concluderen dat er enkele echte parels werden vertoond. Speciaal voor u hebben wij een overzicht gemaakt van de meest in het oog springende films. Alois Nebel heeft terecht de Grand Prix Haff features gewonnen! Een prachtige uitvoering van de graphic novel Alois Nebel van Jaroslav Rudiš en Jaromir 99. De film vertelt het verhaal van Alois Nebel, die getraumatiseerd is geraakt in de oorlog en zijn dagen als einzelgänger slijt. Wanneer de avond valt en de mist het land betrekt, lijdt Alois aan hallucinaties over het verleden, de Tweede Wereldoorlog. Alois wordt opgenomen in een psychiatrisch sanatorium. Hier ontmoet hij een man die voortvluchtig is en weigert te spreken. Deze man wordt gezocht door de politie, en weet voortdurend te ontkomen. Gelijk Alois, heeft deze zwijgzame man een rekening te vereffenen met zijn verleden. Evenals de lange schaduwen die de film rijk is, is ook de zwijgzame man een verwijzing naar het oorlogsverleden, waarover liever niet gesproken wordt. Wanneer Alois na zijn behandeling terugkeert naar zijn station, is zijn werk overgenomen door iemand anders. In de overgebleven leegte, zoekt Alois naar de zin van zijn bestaan. 

De film kent een traag ritme en een bedrukkende, melancholische sfeer. De zorg die aan de film is besteed, met name door het gebruik van rotoscoping, een techniek die de stijl van de graphic novel behoudt, maakt dat je als kijker gemakkelijk in deze grimmige schaduwwereld wordt gezogen en tot het einde geboeid blijft kijken. Het is te hopen dat deze film een algemene release krijgt in de Nederlandse bioscopen, zeker gezien de nogal onverdiende lege zaal waarin deze film tijdens dit filmfestival getoond werd.

~

Une Vie de Chat is de eerste lange film van de Franse studio Folimage en een zeer aanstekelijke film. De film vertelt het verhaal van de kat Dino. Overdag leeft hij bij het sprakeloze meisje Zoe. ’s Avonds gaat Dino op avontuur met de behendige dief Nico. De moeder van Zoe werkt echter bij de Parijse politie, waar zij onderzoek doen naar een aantal intelligente diefstallen waarmee de stad wordt opgeschrikt.

Wanneer Zoe op een avond op onderzoek gaat om te kijken Dino zoal in zijn schild voert, ontdekt zij Nico, maar valt ze tegelijkertijd in de handen van de meest gezochte crimineel van de stad Victor Costa. De film wordt vlot verteld, en kent leuke plotwendingen. De personages worden met hun eigen manier van bewegen uitgewerkt, waardoor ze als leuke typetjes neergezet kunnen worden. Dit vergroot de sympathie met de verschillende personen. De film is speels getekend en de humor is aanstekelijk, hierdoor is de film toegankelijk voor een breder publiek. De Nederlands-Vlaamse voicecasting is erg leuk gedaan.

~

De afsluitende film van het festival is er een om U tegen te zeggen. In Le Tableau van de Franse animator Jean-Francois Laguionie komen geschilderde karakters, die verschillende stadia van afronding kennen, tot leven en gaan op zoek naar de schilder. In dit fantastische magisch realistische verhaal waarin de Alklaren (de karakters die volledig afgerond zijn en als aristocratische personages neergezet worden), de Ni-afs (de karakters, die niet volledig ingekleurd zijn) en de Ruwlijners (deze personages zijn niet verder gekomen dan het ‘schets-stadium’) een rol spelen, wordt het verhaal vertelt van de op Romeo en Julia gelijkende liefde vertelt tussen Ramo (een Alklare) en Claire (een Ni-af). Deze romance is zeer tegen de zin van de Alklaren. Zij doen er alles aan om de relatie te dwarsbomen en uiteindelijk vlucht Claire het woud in. Over dit woud bestaan de verschrikkelijkste verhalen, waarvan het grootste feit is dat het schilderij omlijst is, waar het woud begint. De beste vriendin van Claire, Lola en twee Ruwlijners, waarvan een verfomfaaid wordt door de Alklaren gaan met Ramo op pad, zodat zijn liefde beantwoord kan worden. De liefde wordt vervolgens prachtig allegorisch in beeld gebracht, wanneer de avonturiers in allerlei andere schilderijen terechtkomen, en elkaar kwijtraken in een fantastisch mooi getekend Venetië. Lola, is met heel andere intenties op pad gegaan. Zij wil de schilder vinden en te weten komen waarom hij zijn schilderijen niet afrond.

Natuurlijk kunnen de sociale klassenverschillen tussen de Alklaren, de Ni-afs en de Ruwlijners begrepen worden als emblematisch voor onze polariserende samenleving. Gelukkig ligt hier in de film niet de focus op.

De verwijzingen naar schilderstijlen is prachtig uitgewerkt in de film. Veel schilderijen zijn in de stijl van het fauvisme, maar de Ni-af Claire lijkt zo uit een Modigliani gelopen te zijn. Hoe Venetië in beeld is gebracht is alleen al reden genoeg om deze film te bezoeken. Met oranje en gele pasteltinten is precies de essentie van deze stad gevangen.

Jean-Francois Laguionie is een animator die vanaf de jaren 60 bezig is en in 1985 met zijn eerste langspeelfilm kwam, Gwen, le livre de Sable. Daartussenin volgden nog twee films en nu is er Le Tableau. ‘Betoverend’ is het eerste woord wat in me opkomt, na het zien van deze film. De rijke kleurenpracht, het sprankelende verhaal, de speelse karakters, ze dragen allen bij aan een betoverende filmervaring. Ik hoop van harte dat Le Tableau een release krijgt in de bioscopen!

~

Un Monstre à Paris is een Franse productie die qua animatiestijl sterk leunt op Amerikaanse animatiefilms. Ze verschilt echter in haar verhaal en de aankleding. De film speelt zich namelijk af in 1910, wat zich uit in de in die tijd populaire stijl van de Art Nouveau. Voor een liefhebber van deze stijl is dit smullen geblazen. Ook zijn de stereotypetjes leuk uitgewerkt. Bijvoorbeeld de zenuwachtige, verlegen Emile of de macho Raoul, die graag zijn uitvindingen laat zien, hoe gebrekkig deze ook werken.

Wanneer Raoul in het laboratorium van de professor aan de gang gaat met willekeurige stofjes, groeit een vlo, die zich in de huid van Charles (het hulpje van de professor) verstopt hield, uit tot groteske proporties. Naast deze monsterlijke gebeurtenis is de onuitstaanbare prefekt, Monsieur Maynott erop uit de nieuwe burgemeester te worden van Parijs. De ontwikkeling met de vlo zou hem weleens de held van de stad kunnen maken en hem de mogelijkheid bieden op deze manier zijn burgemeesterschap veilig stellen. Zoals wel vaker in feelgood films blijkt de vlo een buitengewoon charmante kant te kennen. Daarnaast kan hij geweldig dansen en zingen. De zeer geliefde danseres Maud, die door vrijwel elke man wordt lastig gevallen, valt daarom voor de oprechtheid en de verborgen schoonheid van de vlo.

Ronal Barbaren
=”rating-static>
Ronal Barbaren is van het Deense trio, dat eerder wist te vermaken met Terkel i Knibe en Rejsen till Saturn. Ronal Barbaren (Ronal de barbaar) is hun derde creatie, een parodie op onder andere Conan the Barbarian. De film blinkt uit in flauwe grappen, poep en pis humor, karikaturen, en seksueel getinte ongein. Het verhaal is verder flinterdun. In Ronal Barbaren wordt het verhaal vertelt van een barbarendorp dat zich onoverwinnelijk waant. Dit wordt door een ongelukkige samenloop van omstandigheden onder de voet gelopen door een clubje zwarte ridders, onder aanvoering van Lord Volcazar, die zich gesteund weten door een balrog. De onhandigste der barbaren en tevens slapjanus, Ronal, is de enige die de dans weet te  ontspringen. Samen met een hardrock-bard, Aliberd genaamd, gaan ze op pad naar het legendarische zwaard, dat als enige de boze tegenstander zou kunnen verslaan. Onderweg ontmoeten ze tevens de pittige tante Zandra, voor wie geen gevaar te groot lijkt. Haar zoektocht is een heel andere, namelijk een man vinden die háár aankan. Wie van flauwe humor en hersenloos vermaak houdt en niet al te gauw gechoqueerd is, zal in deze film prima aan zijn trekken komen. De film past als brutale afwisseling prima tussen de veel bravere films uit Amerika.

Terug naar overzicht

Muziek / Album

Geen blues maar folk

recensie: Eric Bibb - Deeper in the Well

Laat je bij de eerste beluistering van Deeper In The Well niet direct beïnvloeden door Eric Bibb’s track record. Bibb tapt met zijn nieuwste album namelijk niet uit het vertrouwde blues-vaatje, maar uit de Amerikaanse Roots-muziekhistorie.

Blues ligt aan de basis van vele moderne muziek, maar de originele blues komt oorspronkelijk uit het zwarte Amerika. En blues kent vele gezichten moet Eric Bibb gedacht hebben. Want Deeper In The Well is blues, echter eerder folk-blues, met de nadruk op folk. Dat is wel even wennen als je Bibb kent van de akoestische blues waarmee hij zijn carrière van start ging midden jaren negentig.

Nieuwe muzikale weg

~

Wie Bibb’s eerste albums Spirit & The Blues en Good Stuff in zijn hart had gesloten en hem met Me To You ineens een veel te commerciële weg in vond slaan, zal ook aan dit nieuwe album moeten wennen. Natuurlijk heeft Bibb in de tussentijd met bijvoorbeeld het voortreffelijke Diamond Days al lang revanche genomen voor het commerciële Me To You. Maar met zijn nieuwste werk slaat hij wederom een andere weg in, wat is toe te juichen.

Verwaterde blues
Onbevangen luisteren naar Deeper In The Well is een verademing. Bibb schrijft treffende folk-songs en voert ze uit binnen deze traditie. De mengeling van traditionals, covers van o.a. Taj Mahal en eigen composities pakt erg goed uit. De titel van het album is ontleend aan het door Bowling Roger Dale en Emerson Martha Jo geschreven ‘Dig A Little Deeper In The Well’. En de titelsong werpt zich op als het sleutelnummer van de plaat. Het staat voor Bibb’s graafwerk in de folk-traditie en het verwateren van de blues-invloeden in zijn muziek.

Gewaagde Dylan cover
De meest gewaagde maar ook meest geslaagde cover van het album is het Bob Dylan nummer ‘The Times They Are A Changing’. Met banjo en veeg-drum geluiden en een alternatief gezongen tekst blijft Bibb weg van de platgetreden paden rond dit nog altijd schitterende Dylan nummer. Bibb’s nieuwe interpretatie is daarmee wonderwel gelukt en dat verdient alle lof.

Verknocht aan een prachtwerk
Het album Deeper In The Well komt heel langzaam bij de luisteraar binnen. Maar op het moment dat het kwartje valt en je beseft dat je Bibbs vroegere blues moet loslaten, raak je ontegenzeggelijk verknocht aan dit prachtwerkje. Dan geniet je van de eerste noot van het openingsnummer ‘Bayou Belle’ tot de laatste noot van ‘Movin’ Up’ en vraag je je direct af wat de volgende muzikale zet van Eric Bibb weer zal gaan opleveren.

8WEEKLY MediaPlayer