Kunst / Achtergrond
special: In gesprek met de Franse fotograaf Antoine D'Agata

Asociaal, goddeloos, erotisch en immoreel

Het werk van de fotograaf Antoine D’Agata gaat over zelfdestructie en extase, de dag en de nacht. Hij beheerst de kunst om de confrontatie op te zoeken, zich bloot te geven en deel uit te maken van zijn beelden. Voorafgaand aan de opening van de grote overzichtstentoonstelling over zijn werk in het Fotomuseum Den Haag, sprak 8WEEKLY deze bijzondere fotograaf.

Antoine D’Agata werd geboren in 1961 in Marseille. Ruim twintig jaar later verhuist hij naar New York. Daar volgt hij fotografiecursussen aan het International Centre of Photography (ICP) en raakt bevriend met de fotografen Nan Goldin en Larry Clark. Sinds 2004 werkt hij voor het internationale fotoagentschap Magnum Photos en leidt hij een nomadenbestaan zonder vaste woonplaats. Hij reist van plek naar plek, logeert in hotels en bij vrienden.

De tentoonstelling Antoine D’Agata. Anticorps is de wereldpremière van een geslaagde overzichtstentoonstelling van het werk van D’Agata. De tentoonstelling bevat intieme en extreme beelden van de fotograaf en de prostituees waarmee hij leeft en drugs gebruikt. Daarnaast is ook werk te zien van een andere kant van de zelfkant van de maatschappij, die van conflicten in het Midden-Oosten. De tentoonstelling is van 26 mei tot 2 september te zien in het Fotomuseum Den Haag.

~

Momenteel is een grote overzichtstentoonstelling van uw werk te zien in het Fotomuseum in Den Haag, samengesteld door de curatoren Fannie Escoulen en Bernard Marcadé. Wat vindt u zelf van het resultaat?
“Ik heb geen intentie om de tentoonstelling te beoordelen op kwaliteit en kan dat ook niet. Ik ben daar misschien te betrokken voor en op dit moment te veel verloren in mijn eigen denken en het proces daarvan. Ik ben een paar maanden geleden gestopt met fotograferen om me bezig te houden met deze tentoonstelling en het maken van een boek. Op dit moment ben ik vooral geobsedeerd door wat ik hierna moet doen en wat nu zal volgen.”

En wat zal er nu volgen?
“Om eerlijk te zijn, ik heb geen flauw idee. Ik zou het graag willen weten. Ik heb mezelf voorgenomen om daar pas vanaf volgend jaar januari over na te denken.”

Is het lastig voor u om niet te fotograferen?
“Ja, dat is het zeker. Op dit moment werk ik aan een videofilm om me bezig te houden. De film is vergelijkbaar met mijn fotografisch werk, maar hier interview ik de vrouwen die ik fotografeer en met wie ik leef. De film wordt opgenomen in negen verschillende landen, waar twintig vrouwen spreken in hun eigen taal. Het is voor mij een nieuw avontuur, want ik heb geen enkele cinematografische achtergrond. Video is een goed medium om te ontdekken. Het is een magisch proces waarbij veel bovenkomt. De film gaat verder dan de pijn, de drugs, de seksualiteit en de slechte omstandigheden.”

Hoe is het idee ontstaan voor een grote overzichtstentoonstelling?
“In het begin was het niet zozeer een idee, maar mijn eigen noodzaak. Ik begon moe te worden en ook bang om er niet meer te zijn en al mijn werk zo achter te laten. Ik had iets nodig om te kunnen vertragen en al mijn werk te ordenen. Ik denk dat ik hierna een nieuwe manier kan ontdekken om verder te gaan. Het is een manier om even te stoppen en straks opnieuw te beginnen.”

De tentoonstelling Anticorps bevat werk van vele jaren. Heeft er een bepaalde ontwikkeling plaatsgevonden in uw werk?
“Nee, ik beschouw mijn werk als één geheel. Je kunt er wel op verschillende manieren naar kijken, bijvoorbeeld chronologisch, zoals in deze tentoonstelling. Misschien is mijn werk door de jaren heen directer geworden, maar toch is er niets veranderd. Het is nog steeds erg politiek en documentair. Het is de wereld zoals ik hem ken en zie. Ik probeer steeds meer betrokken te zijn en mezelf te pushen en extremer te worden.”

~

De tentoonstelling bevat werk over vrouwen, maar ook beelden van conflictgebieden. Is het fotograferen van oorlog een manier om terug te keren naar de realiteit?
“Mijn werk toont verschillende facetten van dezelfde thematiek. Net als seks en drugs, is ook oorlog iets waar je je gemakkelijk in kan verliezen. Zelf heb ik geen moreel oordeel over de dingen die ik fotografeer. Ik probeer betrokken te zijn en er volledig voor te gaan. Tegelijkertijd beschik ik over de mogelijkheid ‘in en uit’ de werelden die ik fotografeer te treden. Mijn vrienden, de mensen die je in mijn foto’s ziet, zijn geboren in bepaalde omstandigheden en hebben niet dezelfde vrijheid als ik. Ik ben er niet trots op, want ik heb geluk en het is oneerlijk. Toch vind ik dat ik er zoveel mogelijk gebruik van moet maken. Ik zie het als mijn plicht en verantwoordelijkheid om op plekken te zijn waar ik kan zien en leren te begrijpen. Ik zie het niet als mijn taak als fotograaf om getuige te zijn. Fotograferen is voor mij een manier om deel uit te maken van de wereld. Het komt niet voort uit intellectueel denken of het analyseren van de wereld. Het is iets menselijks. Een manier om risico’s te nemen door meer te voelen.”

Bent u tevreden met uw werk?
“Dat vind ik een complexe vraag. Waar ik nu het meest tevreden over ben is mijn boek Position(s) dat vandaag is uitgekomen. Het is iets waar ik de afgelopen jaren aan heb gewerkt en controle over heb. Een publicatie is een goed medium om me te uiten en om heel precies te zijn. Veel meer dan een tentoonstelling. Bij een tentoonstelling, kun je nooit geheel doen wat je zelf wil. Je werkt met meerdere mensen en een budget.”

Enerzijds lijkt uw werk heel nonchalant, anderzijds is het heel solide. Het is ook interessant hoe u aan de ene kant vrij wil zijn en u op een bepaalde manier toch de controle wil houden.
“Dat is iets dat me erg bezig houdt. Het is eigenlijk de grootste vraag van mijn leven en ik ben er nog niet in geslaagd een antwoord te vinden. Het gaat er mij om een samenhangend geheel te creëren. Eigenlijk zou mijn werk alleen uit snapshots moeten bestaan, slechte snapshots. Maar ik kan niet loskomen van de drang een esthetische wereld te creëren waar vorm je nieuwe dingen laat ontdekken. Sommigen vergelijken mijn werk wat dat betreft met de schilder Francis Bacon.
Controle is voor mij een manier om coherent te zijn. Een aantal jaar geleden ben ik begonnen met andere mensen de camera te geven, dus op een bepaalde manier verlies ik de controle. Toch blijf ik in controle, bijvoorbeeld door het licht zachter te zetten of door de opmaak. Ik blijf in controle, maar wel zó dat er iets nieuws uitkomt dat de puzzel compleet maakt.
Ik ben sinds kort met filmen bezig en dat is een geheel ander proces. Met filmen heb je veel minder controle en moet je omgaan met een hele andere esthetiek. Het is veel complexer om de gelaagdheid van mijn beelden over te brengen. Veel van mijn werk gaat over seksualiteit. Zonder een esthetisch filter, dreigen de beelden banale porno te worden. Toch probeer ik bij iedere foto de esthetiek te verminderen en meer de politieke complexiteit te tonen. Mijn werk gaat over realiteit, maar ook over iets dat meer is dan alleen die realiteit.”

 

Muziek / Achtergrond
special: Een muziekbeschouwing

It all started with a big bang

.

In den beginne was er… muziek! Althans, de achter-achter-achter-achter-kleinzoon van Adam bleek de stamvader ‘van allen die op de lier of de fluit speelden’. Maar van wie hij dat had geleerd wordt niet duidelijk. Wie gaf de mensch zijn muziek? Het zou in elk geval een gewaagde ouverture zijn als de muziek zijn intrede deed met een Big Bang…

Muziek is misschien wel een van de meest bijzondere eigenschappen van de mens. Verspreid over alle tijden en volken, vluchtig als de tijd zelf, maar toch vol van herinnering en voor velen een onverklaarbare dagelijkse behoefte. Maar hoe komt muziek aan die sterrenstatus? Wat is het nut van muziek waardoor de muzikale capaciteiten van de mens niet zijn verdwenen?

Darwin-Schmarwin

~

Wie naar een oorsprong zoekt zal bij Darwin uitkomen, ook al heeft muziek op het eerste gezicht niets met natuur te maken maar juist alles met cultuur. In elke cultuur is er namelijk ruimte voor muzikale activiteiten; van devoot gezang tot rituele dansen en van muziek om bij te werken tot muziek om bij in slaap te vallen. Met dat heugelijke feit in het achterhoofd kun je de conclusie trekken dat muziek een wereldwijd, universeel menselijk gedrag is. En dan kom je al snel in de mallemolen die Darwinisme heet. Redeneer maar mee: gedrag is intellect, intellect is brein, brein is biologie en biologie is evolutie, et voilá!

Natuurlijk waren anderen ons voor met deze redenatie. Zelfs Darwin himself trachtte het mysterie op te lossen. Gelukkig wist hij er een multiplechoicevraag van te maken. De keuzemogelijkheden zijn (lekker kort door de bocht) a. natuurlijke selectie of b. seksuele selectie. Aangezien ook vogels hun lief veroveren met gezang en alleen Orpheus wist te overleven door het maken van muziek, is het logisch om voor optie b. te gaan. Mensenmuzikanten zijn natuurlijk ook woest aantrekkelijk, maar hebben ze echt een streepje voor op de rest?

~

Anders dan bij andere dieren is er namelijk geen wezenlijk verschil in de manier waarop mannen en vrouwen zingen of muziek in hun hersenen verwerken. Er is dus geen sluitend bewijs dat muziek helpt bij de seksuele selectie van een partner. Zoals Darwin zelf ook al zei  ‘As neither the enjoyment nor the capacity of producing musical notes are faculties of the least use to man in reference to his daily habits of life, they must be ranked amongst the most mysterious with which he is endowed.’

Tussen de oren
Het mysterie zou eenvoudiger zijn opgelost als we de muziek konden traceren in de hersenen, als er een speciale muzikale hersenkwab zou bestaan die de mens als muzikale soort zou rechtvaardigen. Helaas, die is er niet. Gebleken is dat muziek in de hersenen een haast belachelijke hoeveelheid gebieden activeert. Elk onderdeel van muziek (toonhoogte, ritme, timbre, emotie, et cetera) wordt in een ander deel van de hersenen verwerkt. Het is pas voor te stellen hoe al die gebieden in je hoofd samenwerken als er iets misgaat.

~

Zo omschrijft Oliver Sacks in zijn boek Musicofilia een groot aantal zaken waarbij er iets misgaat in het muzikale brein. Zoals het verhaal van een niet bijzonder muzikale man die door de bliksem getroffen wordt en plotseling een hevig verlangen krijgt naar pianomuziek, zo hevig dat hij er bezeten van raakt. Of het verhaal van de componiste die na een auto-ongeluk geen coherent geheel meer kan maken van de muziek die ze hoort. Verhalen over mensen met amusie, mensen die geen ritme hebben, geen toonhoogtes kunnen onderscheiden of die juist buitengewoon muzikale mensen die een absoluut gehoor of een bovennatuurlijk muzikaal geheugen hebben. Een absolute aanrader als je geïnteresseerd bent in het onderwerp.

Gezelligheid kent geen tijd
Als er geen specifiek muzikale hersenkwab is, zou het natuurlijk kunnen zijn dat onze hersenen tijdens een mensenleven om leren gaan met muziek net zoals we lezen, de verkeersregels en een bepaalde sociale etiquette aanleren. Is het dan niet de mens, maar de muziek die is geëvolueerd? Het zou natuurlijk kunnen zijn dat de eerste homo sapiens in Afrika al een soort bonte avonden hield met zang en dans. Met de verspreiding van de wijze mens namen ze de muziek gratis mee. En zoals mensen zich aanpassen aan hun omgeving, zal cultuur en daarmee muziek zich ook hebben geevoluëerd naar de veelheid aan muziek die er nu op de wereld bestaat.

Na de Tweede Wereldoorlog was de druk wel van de ketel om alles maar met de evolutietheorie te willen verklaren, en kwam er meer nadruk op de culturele en sociale aspecten van muziek. Pas tegen het einde van de eeuw laaide de biomuzikale discussie weer op nadat psycholoog Steven Pinker muziek had gedegradeerd tot ‘auditieve kwarktaart’; een heerlijk hapje om de functies van het brein die wél nut hebben te pleasen, waarvan het plezier dat je eraan beleeft het enige doel is.  Want laten we eerlijk zijn, als de muziek morgen uitgaat, zou dat het einde van de mensheid betekenen? Misschien zouden we er in sommige gevallen zelfs dankbaar voor zijn.

Het poldermodel
In dezelfde tijd dat Pinker de knuppel in het hoenderhok smeet, werden er ook grote stappen gedaan binnen het neurologisch onderzoek. Met behulp van scans en het meten van de hersenactiviteit is gebleken dat muziek misschien geen specifiek hersengebied inneemt, maar dat muzikaliteit wel degelijk is aangeboren. Je kunt muzikaliteit vergelijken met het taalvermogen van de mens. Vrijwel ieder kind leert een taal voor zijn vierde verjaardag. Sommigen leren er een, maar je kunt kinderen ook met meerdere talen bekend maken zonder veel extra moeite. Als je op latere leeftijd een tweede taal wilt leren, is dat een stuk moeilijker.

~

Zo is het ook met muziek:  heel jonge babies herkennen niet alleen muziek uit alle delen van de wereld als muziek (iets waarmee volwassenen nog wel eens moeite mee kunnen hebben), maar ze kunnen ook binnen die muziek verschillen waarnemen die volwassenen, die niet bekend zijn met die soort muziek, niet zullen horen. Wat helemaal bijzonder is, is dat ze dat na tien maanden al min of meer zijn verleerd. Hun muzikale brein heeft zich dan al gevormd naar de muzikale omgeving waarin ze verkeren. Er is op het gebied van de muzikale evolutie dus toch een compromis te sluiten: muzikaliteit is een aangeboren menselijke eigenschap, terwijl de muziek een cultureel product is. Geloof je het niet? Het blijkt dat maar liefst 17% van de mensen zichzelf amuzikaal vind, terwijl in werkelijkheid slechts 4% van de mensen iets mankeert aan hun muzikale competenties. Je kunt het lezen in Iedereen is muzikaal van Henkjan Honing, die ook altijd de muziekvragen in NRC-Next beantwoordt.

Al met al een lastig vraagstuk met nog lastigere antwoorden. Want ook al weten we nu dat muziek zich op het biologische én het culturele vlak ontwikkelt, het werkelijke nut ervan is nog steeds niet bewezen. Het ene kamp vindt muziek niks waard, terwijl daar in het andere kamp duidelijk anders over wordt gedacht. Er wordt zelfs beweerd dat muzikaliteit en de wisselwerking die zij veroorzaakt in de hersenen een cruciale rol heeft gespeeld in de vorming van de wijsheid in de homo sapiens. Hoe je het ook wendt of keert, muzikaliteit is een van de meest bijzondere eigenschappen van de moderne mens.

8WEEKLY MediaPlayer
8WEEKLY MediaPlayer

http://www.youtube.com/watch?v=EU7HcV83RXc http://www.youtube.com/watch?v=AUT9UTVrwp8&feature=related

Boeken / Non-fictie

Laten we verlegen zijn

recensie: Susan Cain (vert. Jan Willem Reitsma) - Stil. De kracht van introvert zijn in een wereld die niet ophoudt met kletsen

Zullen de zachtmoedigen de aarde erven of hebben de brutalen de aarde tegen die tijd al lang opgebruikt? Susan Cain, succesvol adviseur, mooi, slim, én introvert, zet in haar boek Stil genuanceerd uiteen hoe rustige (introverte) mensen verschillen van uitbundige (extraverte) en waarom we er allemaal bij gebaat zijn als we die eerste soort wat meer gaan waarderen.

Hoe drukker we worden, hoe meer geluiden dat we rustiger aan moeten gaan doen. Joke Hermsen zou de tijd het liefst langzamer willen laten gaan, er zijn bewegingen voor slow food en slow seks, en tegenover elke botte schreeuwlelijk staat iemand die hem wenst te onthufteren. En nu is er Susan Cain, met haar veelbekeken TED-lezing en het bijbehorende boek Stil. De kracht van introvert zijn in een wereld die niet ophoudt met kletsen. Een even doorwrocht als soepel geschreven boek, waarin wetenschappelijk onderzoek, historische verhalen en persoonlijke anekdotes afgewisseld worden in een meeslepend pleidooi voor introversie.

Extravert ideaal

Waarom zijn sommige mensen rustiger dan anderen? De ‘kern’ van introversie ligt in de gevoeligheid van het zenuwstelsel: ongeveer één op de drie mensen vertoont van jongs af aan een sterke reactie op prikkels, een alertheid voor en/of angstige reactie op alles wat nieuw is. Mensen met zo’n gevoeligheid voelen zich sneller overspoeld, vooral in sociale situaties (die bij uitstek uit een veelheid aan prikkels bestaan), en zullen doorgaans een voorkeur ontwikkelen voor activiteiten waarbij ze zich op één ding tegelijk kunnen richten.

Cains conceptualisatie van introversie is echter ruimer dan alleen prikkelgevoeligheid. In haar boek staat introversie niet alleen voor liever met één of twee vrienden een goed gesprek voeren dan met een grote groep de beest uithangen, maar ook voor bedachtzaamheid, meelevendheid, oog voor detail en gevoeligheid. De dromers en de denkers. Het lijkt wat simplistisch om eigenschappen die weliswaar vaak samengaan maar dat niet automatisch hoeven te doen, allemaal onder één begrip te scharen. Cain geeft echter duidelijk aan dat ze dit doet en welk hoger doel dat dient: een herwaardering van de mens die van nature stil is. Dat is nodig, vindt Cain, omdat de westerse samenleving rustige mensen steeds meer is gaan behandelen als sukkelaars en extravert gedrag, ten onrechte, tot ideaal heeft verheven.

Stille helden


Vandaar dat Stil vol staat met inspirerende verhalen over de beheerste moed van rustige mensen: Rosa Parks, wier heldendaad om in de bus te blijven zitten op een plaats bestemd voor blanken, des te meer indruk maakte omdat ze zo’n zacht stemmetje en lieve uitstraling had; Eleanor Roosevelt, die met haar sterke geweten en standvastigheid haar veel wispelturiger man sterk beïnvloedde; en Gandhi natuurlijk, die mede dankzij zijn verlegenheid uitvond hoe je in verzet komt tegen misstanden zonder je stem te verheffen, laat staan de wapens op te pakken.

Daarmee maakt Cain de introverte mens niet ineens tot nieuw ideaal, haar betoog is genuanceerder. Ze suggereert weliswaar dat de kredietcrisis niet zo groot was geweest als er meer introverte mensen in de top van de bankenbesturen hadden gezeten, maar tegelijkertijd benadrukt ze dat ze zich toch lichtelijk begon te vervelen na enkele dagen retraite met alleen maar introverte mensen. De extraverte mens hoeft van Cain zeker niet uitgebannen te worden, als er – heel bescheiden – maar ietsje meer rekening gehouden wordt met de kwaliteiten en behoeften van de introverte mens.

Aanpassen

Normaal gesproken zijn het namelijk introverte mensen die rekening houden met extraverte mensen. Zij passen zich aan. Door naar feestjes te gaan, terwijl ze liever thuis een boek lezen, door de kantoortuin op te zoeken, terwijl ze liever alleen zouden werken, door luider te spreken, meer te lachen, overal voor in te zijn. Tot op zekere hoogte, benadrukt Cain, is dat gedrag lovenswaardig en nuttig (als je iets belangrijks te vertellen hebt moet je wel weten hoe je dat kunt presenteren). Het risico is echter dat je doodvermoeid raakt door je steeds anders voor te doen dan je bent.

Cain maakt duidelijk hoe pijnlijk het is om te leren dat hoe jij bent door anderen niet gewaardeerd wordt. Wie Cains laatste hoofdstuk – ‘Over schoenlappers en generaals: hoe je stille kinderen grootbrengt in een wereld die hen niet hoort’ – met droge ogen kan lezen, was duidelijk geen verlegen kind. Cain vertelt over de zevenjarige Ethan, wiens ouders hem naar een psycholoog sturen, omdat hij zo eenzelvig is en niet terugvecht als zijn broertje hem slaat. En over de kleine Isabel, die haar moeder uiteindelijk weet uit te leggen waarom ze na school liever niet meer met een klasgenootje gaat spelen: ‘School is vermoeiend omdat er een heleboel kinderen in het lokaal zijn, en dan word je moe.’ Het is te hopen dat Stil een kleine revolutie in het westerse denken veroorzaakt, te beginnen bij ouders van introverte kinderen. Wie weet is het voor hen een geruststellende boodschap dat ook Bill Gates introvert is.

 

Boeken / Fictie

Filosofie en eenzaamheid

recensie: Sylvia Iparraguirre (vert. Trijne Vermunt) - Een wintervertelling uit Buenos Aires

.

Chris is zestien en is niet blij met zijn leven. Hij woont met zijn moeder en haar onuitstaanbare Poolse vriend in een klein vervallen huis in Buenos Aires. Op school blinkt hij uit in filosofie, maar zijn docent Mentasti is de enige die een toekomst in de wetenschap voor Chris ziet weggelegd. Op zijn zeventiende verjaardag besluit hij het roer om te gooien, verlaat hij zijn ouderlijk huis en komt hij als huurder terecht bij de mysterieuze Marcia Vidot.

Wat volgt is het streven om geld te verdienen met het verkopen van prullaria (onder andere rubberen borsten), Chris’ eerste seksuele ervaring met zijn huisbazin en een ongemakkelijk feest met haar, Mentasti en Chris’ vriendin Melissa. Uiteindelijk besluit hij om verder te gaan, zowel letterlijk als figuurlijk: hij verlaat het huis van Marcia Vidot, laat zijn eenzaamheid en twijfels over de toekomst achter en begint vol energie en goede moed aan een nieuwe reis, dit keer door heel Argentinië.

Zwaar filosofisch
Sylvia Iparrguirre, die gezien wordt als een volgeling van haar landgenoot Jorge Luis Borges, heeft veel in deze roman willen stoppen. Haar elegante en rijkgevulde taal zorgt voor sfeervolle beschrijvingen van de stad Buenos Aires en trekt de lezer in een vingerknip naar de andere kant van de wereld. Ook beschikt ze over het talent om in één scene een gemoedstoestand te vatten, zoals in het begin van de vertelling, wanneer de ongelukkigheid van Chris tot een hoogtepunt komt. Het dak van het vervallen huis van zijn moeder is gaan lekken, waardoor vijfhonderd muziekkaarten die hij stiekem van een Armeense leverancier heeft gekocht om te verkopen, ’s ochtends allemaal tegelijkertijd afgaan. ‘Eerst eentje, toen nog een en daarna allemaal tegelijk tot de jingle bells en heilige nachten versmolten tot het gekrijs van een creperende rat begeleid door een dwergenorkest van ontstemde belletjes en fluitjes.’

Deze beeldende en ontroerende scènes zijn echter schaars; de algemene toon van de roman is te zwaar. In zowel de hoofdstukken over Chris als in de hoofdstukken over Mentasti worden donkere gevoelens en ingewikkelde gedachtes in lange stream-of-consciousnessfragmenten over de lezer uitgestort. Bovendien zijn de hoofdstukken over Mentasti  soms moeilijk te volgen door de filosofische inslag. De wetenschapper worstelt met een boek dat hij over de taalfilosoof Wittgenstein wil schrijven, wat overpeinzingen oplevert die veel voorkennis vereisen van de lezer.

Chris is ook gefascineerd door filosofie en heeft een hechte band met Descartes, die hij in gedachte aanspreekt met ‘René’ en die volgens hem constant over zijn schouder meekijkt. In alles wat hij doet probeert hij methodisch te werk te gaan en te leven volgens de regels van Descartes: ‘René twijfelde aan alles en begon helemaal opnieuw. Ook hij twijfelde overal aan: zijn moeder, zijn vaders dood, zijn huis, school. Hij maakte schoon schip en begon opnieuw.’ Het is een mooie kapstok die Iparraguirre gebruikt om zowel Descartes aan de lezer te brengen, als om de eenzaamheid van Chris te benadrukken (René lijkt Chris’ enige echte vriend te zijn), maar ook hier overheersen de onsamenhangende gedachtegangen te vaak het verhaal.

Too much
Een wintervertelling uit Buenos Aires bevat mooie beelden en de coming-of-ageplot zit prima in elkaar. Maar de combinatie van de thema’s eenzaamheid en desillusie met de zware filosofische overpeinzingen is gewoonweg too much. De roman is een bad van stroop waar je maar moeilijk doorheen komt en waarin je vaak verlangt naar een hap frisse lucht.

Boeken / Non-fictie

Kleurrijk en wrang portret tegen de achtergrond van apartheid

recensie: Alexandra Fuller (vertaling: Inge de Heer) - Onder de boom van vergetelheid

.

Onder de boom van vergetelheid is het vierde non-fictieboek van Alexandra Fuller. De Engelse schrijfster en publiciste woonde bijna haar hele jeugd in Afrika. Ze komt uit een gezin van kolonisten, die als boeren werkten en woonden in Rhodesië en Kenia. Haar jeugdervaringen lopen als rode lijn door haar eerdere werk, zoals in haar debuut We gaan niet naar de hel vannacht en Voor de leeuwen. De schrijfster is onderscheiden met diverse Amerikaanse literaire prijzen voor haar werk. Voor haar debuut won zij onder meer de New York Times Notable Book 2002.

Karakter vol tegenstrijdigheden

Het boek gaat over het avontuurlijke leven van Nicola Fuller, de moeder van schrijfster Alexandra Fuller. Nicola heeft een opvallend karakter vol tegenstrijdigheden. Ze is fel, fanatiek, dol op geweld en strijd, trots op haar Schotse roots, maar tegelijkertijd is ze ook zeer gevoelig, spiritueel en moedig. Ze kent periodes waarin zij ernstig depressief is. Dat laatste is niet vreemd, ze maakt nogal wat mee: ze verliest meerdere kinderen, maakt diverse burgeroorlogen mee en moet vechten om te overleven in een blank landbouwersgezin in het roerige Zuid-Afrika.

Alexandra Fuller beschrijft haar moeder met een grote dosis nuchterheid en vooral veel humor. De nogal omstreden visie van haar moeder over het leven als kolonisten in Afrika beschrijft zij op sarcastische wijze. Ze laat er door haar verteltoon geen misverstand over bestaan dat zij zelf een andere mening heeft. Tegelijkertijd veroordeelt zij haar moeder niet en beschrijft ze haar op milde, bijna afstandelijke toon. Het is alsof ze haar moeder ergens niet helemaal voor vol aan ziet, juist omdat de vrouw zo vol vreemde tegenstrijdigheden zit:

Mama heeft gevochten voor wat zij beschouwde als Haar Land in Afrika, en fel en meedogenloos ook. Vandaar dat het verwarrend maar erg leerzaam is om haar politieke helden in ogenschouw te nemen (het is duidelijk wie ze bewondert, want ze vernoemt haar huisdieren naar hen): Che Guevara, Josip Broz Toto en Aung San Suu Kyi. Met andere woorden: mama bewondert leiders van ‘het volk’, terwijl ze zelf de indruk maakt ‘het volk’ totaal niet te kunnen verdragen.

Respect en liefde voor moeder

De band tussen Alexandra en haar moeder komt een paar keer aan bod. De schrijfster heeft een bijzondere jeugd gehad. Ze genoot van de vrije opvoeding van haar moeder in de meest prachtige omgevingen in Afrika, maar zij maakte ook burgeroorlogen, ziekte en sterftegevallen in de familie mee. De vrije opvoeding van haar moeder, had daarbij een keerzijde. Nicola was vooral praktisch ingesteld, was goed qua verzorging van haar kinderen en bood ze alles wat ze nodig hadden, maar uitte niet veel moederliefde op fysieke of verbale wijze.

Ik schrok mij een ongeluk toen ik jou overhandigd kreeg. Zwart haar, gele huid en de meest indrukwekkende chagrijnige uitdrukking, die je ooit bij een pasgeboren baby hebt gezien.

Ondanks de eerlijke en niet altijd flatterende informatie over haar moeder, spreekt uit het boek vooral respect en liefde voor haar moeder met een grote dosis trots. Alexandra Fullers sarcasme werkt daarbij uitstekend in het boek. Ze geeft een kleurrijk en interessant beeld van haar moeder, zonder de zwaardere zaken teveel te benadrukken. Ze aanvaardt haar moeder simpelweg zoals zij is en is onder de indruk van haar wilskracht. Dat is ware levenskunst: aanvaarden wat er is en het niet willen en hoeven te veranderen.

Muziek / Concert

Bekende receptuur: veilig en serieus

recensie: Beach House

De ambities van Beach House zijn bescheiden. Naar een groot aanzien verlangen ze niet. Desondanks wint de band aan populariteit. In een uitverkocht Melkweg laat Beach House zien waarom.

Vier keer eerder stonden ze in onze hoofdstad, maar nog niet eerder in de Melkweg. Over het debuut in het Amsterdamse poppodium kan het duo uit Baltimore tevreden zijn. In de bijna twee uur dat de band op het podium staat, wordt het publiek geïnjecteerd met dat karakteristieke Beach House goedje: verslavende droompop.

Weelderige bos krullen

~

De mystieke sfeer die Beach House omringt, is grotendeels toe te schrijven aan Victoria Legrand. De dertigjarige zangeres heeft iets mysterieus, waardoor ze niet gemakkelijk te duiden is. De weelderige bos krullen die haar gezicht bedekt, draagt daar zonder meer aan bij. Haar echoënde stemgeluid dat een licht androgyne neiging heeft, is een andere factor. Dat het zaterdagavond Legrand is, en niet de drummer of gitarist Alex Scally, die de aandacht op zich vestigt, is dus zeker geen verrassing.

Bezwerend

~

Van de zeventien nummers die Beach House vanavond brengt, is ‘Wild’ het liedje waarmee wordt afgetrapt. Een nummer dat het gevoel van Bloom, Beach House’ nieuwe album, goed representeert. Door het uitgebalanceerde samenspel van gitaar, drums en synthesizer klinkt het bezwerend en dromerig. Bovenal zet het onmiddellijk de toon: de liedjes klinken live allemaal minstens zo sterk als op het album.

Opvallend is wel dat het grootste succes van de avond wordt geboekt met nummers van het vorige album Teen Dream. Uitvoeringen van ‘Zebra’, ‘Walk in the Park’ en ‘Norway’ worden met gejoel onthaald, terwijl ‘Myth’, kopstuk van Bloom, minder op de emoties van de bezoekers werkt.

Veilig en serieus
Een reden om ontevreden naar huis te gaan is er vrijwel niet. Beach House bewijst in staat te zijn een consistent optreden te geven, zodat de luisteraar geen seconde verslapt. De receptuur is bekend: veilig en serieus. De enige kritische noot is dat het concert soms ook iets te veilig en serieus is. Geconcentreerd worden de nummers afgewerkt en dat siert Beach House, maar aan amusante praatjes tussen de liedjes door besteden ze geen aandacht. De verrassing en spontaniteit die nu ontbeerde, had de avond net iets meer kracht bijgezet.

Muziek / Achtergrond
special: Le Guess Who? Mayday

Van breekbaar tot hypnotiserend in zomers Utrecht

.

In en rond de Utrechtse Voorstraat zit een groot aantal ondernemers met een hart voor muziek. Tijdens een zonnige zaterdagmiddag vormen hun etablissementen het decor voor een aantal kleinschalige instore-optredens. Een mooi startschot voor een geslaagde Le Guess Who? Mayday.

~

We beginnen Le Mini Who?, zoals de middag voorafgaand aan Le Guess Who? Mayday officieel gedoopt is, in platenzaak Plato. De Utrechtse band Lost Bear brengt hier een akoestische set ten gehore. Ondanks wat technische mankementen en een sfeer die bij tijd en wijle wat erg bewust jolig is, is het een geslaagd optreden. De invloeden van nonchalante indiebands uit de jaren negentig zijn nooit ver weg, en de opgezochte grenzen tussen muzikaliteit en prettige chaos leveren verrassingen en spanning op.

Harde punk, ijle klanken en Zeeuwse gospel
In koffiehuis The Village speelt om half vier de Utrechtse formatie April. Normaal speelt de band met een drummer, vandaag spelen ze hun liedjes met slechts bas, gitaar en zang. De sfeer van de muziek en teksten doet denken aan de fatalistische verveeldheid van veel punk en new wave. Het vormt een curieus maar niet onprettig contrast met de zwoele lentedag. Nadeel is dat het geluid wel erg hard is in de kleine locatie, waardoor het een wat schrille luisterervaring wordt.

~

Terug in platenzaak Plato weet Luik te imponeren met hun set. Ze spelen vrij trage en bezwerende gitaarmuziek, met veel ruimte voor mooie melodieën. De ambiance slaat om van uitgelaten zomers in sereen en ingetogen, en dat mag een prestatie heten. Speciale vermelding is er voor de enkele gitaarsolo’s. De zorgvuldig geplaatste dissonanten zorgen voor een enorme verrijking van het toch al indrukwekkende geluidsbeeld.

Het laatste optreden dat we bekijken van Le Mini Who? is van Broeder Dieleman. In wijnbar Vinvin brengt hij enkele Zeeuwse traditionals ten gehore, naast ander materiaal. Met zijn innemende persoonlijkheid en nostalgische muziek vormt hij een sympathieke afsluiting van Le Mini Who.

Een broeierige muzikale avond

~

Na de geslaagde middag dankzij Le Mini Who?, beginnen we de avond van Le Guess Who? Mayday in Tivoli, waar Sharon van Etten speelt. De band speelt strak en de nummers zijn niet gespeend van aantrekkelijke hooks, maar het geheel doet soms wat routinematig aan. Wel zeer imposant zijn de momenten waarop Van Etten alleen speelt, zich slechts begeleidend op haar Fender. Dan toont ze zich breekbaarder, en is de veelzijdigheid van haar stem beter hoorbaar.

Moonface is de tweede band van de avond die we bezichtigen, tevens in Tivoli. De monumentale sound die de heren neerzetten is ronduit overdonderend. Voornamelijk het eerste gedeelte van het optreden is erg sterk. Als de luisteraar eenmaal gewend is aan het massieve geluid boeit de band net iets minder, en zijn de erupties aan het einde van nummers wat te voorspelbaar. Desalniettemin is dit een geslaagd optreden.

~

We gaan verder met de Amerikanen van Cloud Nothings. Na een eenvoudige, maar doeltreffende introductie beginnen ze hun optreden met het nummer ‘Wasted Days’, van hun laatste, succesvolle plaat Attack on Memory. Ze spelen deze plaat volledig vanavond, tot genoegen van het toegestroomde publiek. Het geluid laat qua mix tijdens de eerste paar nummers helaas wat te wensen over. De basdrum en bas staan wel erg hard, waardoor veel van de details verloren gaan. Gelukkig wordt dit snel beter, waarna de band bewijst een opzwepend en energiek optreden neer te kunnen zetten.

We komen nog even bij met de hypnotiserende dj-set van MMOTHS in ACU, waarna deze preview van Le Guess Who? er alweer opzit. Het zomerse weer en de prima sfeer bleken de ideale context te vormen voor een mooie festivaldag vol sterke optredens.

Boeken / Fictie

Gelukkig kun je altijd nog bij de kunst terecht

recensie: Rosan Hollak - Scherptediepte

De verhalen van Rosan Hollak gaan over eenzame zielen en hun fantasie. De conclusie is onvermijdelijk: eigenlijk zijn wij allemaal alleen.

Een dikke, zwarte vrouw in een ziekenhuis, een studente, een bokser die traint voor de wedstrijd van zijn leven, een wereldberoemde dj die net vader geworden is, een dochter van een zojuist overleden fotograaf, een bejaarde Amerikaan alleen op reis door Azië, een Tunesisch jongetje aan de vooravond van zijn inwijding; de achtergronden van de personages in Scherptediepte – debuut van NRC-journaliste Rosan Hollak – verschillen nogal van elkaar, to say the least. De verhalen over hen zijn momentopnames, stills uit de films van hun leven. Steeds als haar personages in afwachting zijn van een kantelpunt, wordt de tijd even stilgezet, wordt er even ingezoomd. De voetballer die vlak voor de laatste penalty in de WK-finale even zijn aanloop onderbreekt.

Onbetrouwbare vertellers

Hollaks verhalen vertonen niet alleen een opvallende thematische overeenkomst. Ook is er altijd dat ene motief dat in allerhande verschijningsvormen terugkeert: dat van een aan kunst verwante gebeurtenis die je een definitief zetje in een bepaalde richting kan geven. Steeds weer: Molly Green die met medepatiënten klassieke Engelse gedichten leest, gedichten die haar tragische leven een nieuwe betekenis geven. De dj gaat zo op in zijn muziek en de verknipte verschijningsvormen van zijn succes dat de ziekte van zijn pasgeboren dochtertje langs hem lijkt af te glijden. Boubakr, het jongetje dat het ware geluk lijkt te vinden als hij Bob Marley ontdekt, komt erachter dat de muziek hem zelfs door zijn zwartste momenten heen kan helpen. Voortdurend is er de suggestie dat kunst de belangrijkste katalysator in een mensenleven is.

Alle verhalen worden aan de lezer meegedeeld door een ik-verteller, de hoofdpersoon van ieder verhaal. Je zou kunnen beargumenteren dat een schrijver zich er daarmee wat eenvoudig van afmaakt, omdat de onbetrouwbaarheid van de verteller de noodzaak van volledigheid en overzicht laat wegvallen. Met de keuze voor uitsluitend onbetrouwbare ik-figuren neemt Hollak echter ook twee risico’s: de eenvormigheid van de verhalen kan gaan tegenstaan, zozeer dat je aan het eind van de bundel vermoedt dat je zeven keer hetzelfde verhaal gelezen hebt, én ieder personage, hoe weird ook, moet een eigen stem krijgen, eentje die tegelijk literair en geloofwaardig is.

Iedereen is altijd alleen

Die hordes neemt Hollak beide met verve. De eenvormigheid van de verhalen wordt slechts in retrospectief duidelijk, juist door het feit dat de schrijfster erin slaagt om met dezelfde stenen iedere keer een volkomen ander huisje te bouwen. Belangrijkste oorzaak hiervoor: de hoofdpersonen. Met uitzonderlijk empathisch vermogen slaagt Hollak erin om van de meest uiteenlopende figuren niet van echt te onderscheiden mensen te maken. Dat lukt de ene keer trouwens beter dan de andere: in de verhalen over de bokser en over de zwaarlijvige patiënte probeert Hollak een rauwe vertelstem (denk: twee pakjes Gauloises per dag, en dat veertig jaar lang) die in korte zinnen, vol al dan niet authentieke uitdrukkingen het leven van de Amerikaanse onderklasse uit de doeken te laten doen. Dat dat onmogelijk is, wordt wel duidelijk als de vertwijfeling van de eenzame bokser wordt beschreven:

Ik pak een fles van de plank en staar naar het gezicht van Jezus. ‘Zeg me dan wie ik ben!’ roep ik tegen hem. Ik voel tranen in mijn ogen prikken. ‘Pinche huevón. Zeg iets. Laat me weten dat het klopt. Dit. Hier. Laat me niet alleen.’

Aan de bokser die dit soort dingen zegt, zelfs in z’n eentje, durf ik wel een knock-out in de eerste ronde te voorspellen. Hij zou beter scriptschrijver van The Bold & The Beautiful worden.

Momenten als deze, passages waarin Hollak even de pedalen kwijt lijkt en de menselijke vertelstem overslaat en clichés begint uit te spugen, zijn hoogst zeldzaam. Het merendeel van de tijd is Hollak de sensitieve schrijfster die de achterflap belooft. Met Scherptediepte toont zij niet alleen aan een talentvol schrijfster te zijn, maar bovenal dat iedereen altijd alleen is, dat iedereen in wezen beklagenswaardig is en dat iedereen altijd bij de kunst terecht kan om uit te huilen.

Boeken / Fictie

Een moment van reflectie

recensie: Teju Cole (vert. Paul van der Lecq) - Open Stad

.

De plot van Open stad is vrij gemakkelijk na te vertellen. De Duits-Nigeriaanse immigrant Julius zit in het laatste jaar van zijn arts-assistentschap in de psychiatrie. Als tegenhanger voor zijn resultaatgerichte en ingewikkelde werk wandelt hij regelmatig doelloos door zijn woonplaats New York. Het boek bestaat uit de gedachtes en ontmoetingen die Julius heeft voor, tijdens en na deze wandelingen. Maar de eigenlijke inhoud die onder deze wat summiere verhaallijn schuilgaat, betreft Julius’ identiteitscrisis.

Hybride identiteit
Julius’ identiteit is opgebouwd uit stukjes van de culturen waar hij toe behoort of behoord heeft, verhalen van mensen die hij ontmoet heeft en inzichten die hij uit boeken heeft gehaald.  In het interview dat Wim Brands met hem had voor het programma Nieuwkomers noemt Cole dit een ‘hybride identiteit’. Iemand met een hybride identiteit heeft een goed idee van hoe de wereld eruitziet, simpelweg omdat hij met een groot deel van de wereld heeft kennisgemaakt. Maar het maakt het ook veel lastiger te definiëren wat zijn plaats is in de wereld.

New York, immigrantenstad bij uitstek biedt een perfecte achtergrond voor deze zoektocht:

Deze plek was een palimpsest, net als de rest van de stad, beschreven, gewist en opnieuw beschreven. […] Hele generaties haastten zich door het oog van de naald, en ik, als een uit de menigte die nog niet gewist was, liep de metro in. Ik wilde de lijn zien te vinden die aansluiting bood op mijn eigen rol in deze verhalen.

Coles proza staat vol met prachtige zinnen zoals deze. Op uitzonderlijke wijze weet hij de beschrijvingen van de stad en haar geschiedenis te verweven met de verhalen die al tot Julius’ identiteit behoren en die hij tegenkomt tijdens zijn wandelingen. Zo slaagt Cole erin om met Open stad een genuanceerd en overtuigend beeld te schetsen van de immigrant die voor zichzelf een plek zoekt in de geschiedenis, het heden en de toekomst van de wereld.

Weerspiegeling van de wereld
Maar wat Open stad van een geslaagd boek tot een briljant boek maakt, is dat het de lezer niet alleen meer inzicht geeft in De Ander, de immigrant, maar ook in zichzelf. Meest overtuigend is Julius’ beschrijving van zichzelf als iemand die in de spiegel kijkt en daarin het universum weerspiegelt ziet.

In leven zijn […] was zowel het origineel zijn als de weerspiegeling, en dood zijn, dat was alsof je werd afgescheiden en alleen nog maar weerspiegeling was.

Dit besef, dat de geschiedenis van de wereld en jijzelf alleen weerspiegeld kunnen worden via nieuwe individuen in de wereld, geldt natuurlijk net zo goed voor de autochtone lezer. Welke verhalen maken ons tot wie we zijn? En welke verhalen zullen ook in de toekomst nog over ons verteld worden? Dit soort complexe vragen staan in het hart van de moderne samenleving die soms alleen nog van verhalen aan elkaar lijkt te hangen.

Teju Cole slaagt erin niet zozeer een antwoord te geven op deze vragen, maar de lezer er bewust van te maken, een moment van reflectie te bieden. Een overtuigend voorbeeld van wat literatuur vandaag de dag kan en misschien wel moet doen.