Film / Films

Zonder drama geen geluk

recensie: Happy, Happy

In een afgelegen Noors sneeuwlandschap worstelen vier volwassenen met hun eigen én elkaars gevoelens. Happy, Happy (Sykt lykkelig) is een luchtig drama dat opvalt door de volwassen en begripvolle benadering.

Elisabeth (Maibritt Saerens) en Sivge (Henrik Rafaelsen) verhuizen van de grote stad naar het platteland. Met groot enthousiasme worden ze verwelkomd door Kaja (Agnes Kittelsen), die is getrouwd met de introverte Eirik (Joachim Rafaelsen). Al direct de eerste avond nodigt ze hun nieuwe buren uit voor het eten: een door Eirik geschoten eland. Vanaf de eerste conversatie kijkt Kaja op tegen het andere, schijnbaar gelukkige, koppel. De verschillen tussen beide stellen worden verder benadrukt tijdens een hoe-goed-ken-je-je-partnerspelletje.

Tegenstellingen en geheimen
Advocaat Elisabeth is gereserveerd, terwijl haar gastvrouw zeer spontaan is. Hoewel de afstand naar zowel haar man als zoontje steeds groter is geworden, strijdt Kaja met een onverzettelijk optimisme voor het behoud van hun gezin. Eirik is een man van weinig woorden en valt door zijn schaarse opmerkingen uit de toon in het gezelschap. Sivge blijkt net zo openhartig als Kaja. Beiden staan garant voor enkele ontboezemingen. Zo zegt Kaja dat Eirik veel liever op jacht gaat met vrienden dan dat hij seks met haar heeft. En Sivge onthult dat hun vertrek uit de stad heeft te maken met de recente buitenhuwelijkse affaire van Elisabeth.

~

De nieuwe bewoners raken vlot ingeburgerd en treden toe tot het plaatselijke koortje. Terwijl Eirik en Elisabeth buitenshuis werken, krijgen thuisblijvers Kaja en Sivge alle gelegenheid om naar elkaar toe te groeien. Er ontstaat een sfeer van gelijkgestemdheid, intimiteit en heimelijke voorvallen die uitmondt in actie en reactie tussen beide stellen. Het ene moment dramatisch of ontroerend, het andere moment grappig of hilarisch. Kaja ontpopt zich als het belangrijkste personage, energiek neergezet door de innemende Agnes Kittelsen.

Meester en slaaf
De subplot in Happy, Happy gaat over de zoontjes van beide koppels. Elisabeth en Sigve hebben een geadopteerd zwart jongetje Noa. Theodor, het blonde, blauwogige zoontje van Kaja en Eirik, laat er vanaf hun eerste ontmoeting geen misverstand over bestaan dat Noa zijn slaaf is. In diverse scènes loopt Noa verplicht dingen rond te sjouwen, terwijl Theodor niet schroomt om Noa soms een pak rammel te geven. Het gegeven van meester en dienaar heeft waarschijnlijk als doel te tonen hoe in relaties de ene helft vaak meer macht heeft dan de andere, maar helaas verpesten enkele fragmenten het lichtvoetige karakter van de film.

De intermezzo’s van een barbershopkwartet zijn kennelijk luchtig bedoeld, feitelijk beroven ze het verhaal van zijn dramatische dynamiek en zijn ze overbodig. Debuutregisseur Anne Sewitsky had de onderlinge lotgevallen van twee koppels best in één uur speeltijd kunnen stoppen. Die tijd is voldoende om aan te tonen hoe nutteloos het is om je eigen relatie te vergelijken met die van een ander stel. 

Muziek / Achtergrond
special: Buiten Westen

Totaalfestival

Je kunt er dansen op disco in een botsautotent, in een tipi terwijl je gemasseerd wordt lurken aan een waterpijp, of de stad overzien vanuit het reuzenrad. Buiten Westen, een nieuw dancefestival in Amsterdam, gaat voor de totaalervaring.

Het idee voor Buiten Westen ontwikkelde zich organisch. Nadat Sander Groet (Club AIR) een vergunning had geregeld voor een feest op het grasveld bij het Westerpark, zocht hij medeorganisatoren. Hij kwam terecht bij Next Monday’s Hangover en Pleinvrees, waarvan de eerste de overkoepelende organisator werd. Van daaruit werden weer andere, creatieve organisaties bij Buiten Westen betrokken. Het web breidde zich uit met veel verschillende initiatieven, waardoor de term dancefestival de lading eigenlijk niet meer dekt.

Organisator Ridzert Beetstra (NMH) benadrukt dat de belangrijkste gedachte achter Buiten Westen het collectief is: ‘alles staat in dienst van elkaar: zes podia, die niet zozeer losse stages zijn, maar elk een noodzakelijk deel van het grotere geheel. En dat grotere geheel bestaat uit meer dan muziek. Het hele terrein wordt omgebouwd tot een cohesie van creatieve cultuur, een dance-versie van festivals als de Parade.’

Disneyland voor volwassenen
Ridz wil niet te veel verklappen, maar er komt hoe dan ook een reuzenrad op het terrein. ‘Het wordt een soort Disneyland voor grownups’. Geen festival met losse hoekjes waar mensen een feestje bouwen, maar één groot feest van interactie en creativiteit.

Toch draait het ook om de muziek. Om zich ook op dit vlak te onderscheiden van andere festivals is er bewust nauwelijks echte techno geprogrammeerd. De programmering van de zes podia wordt daarbij ieder door een andere organisator geregeld. ‘Pleinvrees zal vooral melodieuze house laten horen. De Blackout-stage wordt het terrein van puristische, UK house, de Detroit sound. Ook leuk wordt Rekorder, die wat moeilijker toegankelijke, elektronische muziek programmeert. Zelf hebben ze het over het “ouwe pillengevoel”, sferische experimentele spacemuziek. De Vrijbuiters doen weer iets heel anders: harde ravehouse.’

Wunderbar, vanuit Bar 27, komt met een heuse circustent. Acrobaten omringd door tech-house. Maar de grote verrassing wordt volgens Ridz het podium van Paardenkracht, dat zich volledig op disco richt. ‘Disco heeft nu momentum. Met namen als Jacques Renault en het Drop Out Orchestra wordt de stage van Paardenkracht de grote hit. En dan hebben ze ook nog Shmlss, winnaar van de Gouden Kabouter voor nieuw talent.’

Het laten rijmen van sfeer en kwaliteit is iets dat alle festivals proberen te doen. Buiten Westen lijkt echter alles op alles te zetten om tot een ideale symbiose te komen, juist door creatieve collectieven verschillende programma’s te laten organiseren. Zo kan per podium in zowel de muzikale als uiterlijke invulling één visie uitgedragen worden. Enige voorwaarde is dat die visie past in het totaalplaatje, waarbij geen ruimte is voor een mainstage of hoofdact, en des te meer voor fantasie en goede wil.

‘Eigenlijk zou iedere dj of producer een jaar in een punkband moeten zitten.’
Ridz draait zelf bij de Rekorder-stage, onder de naam Some Chemistry. Zelf noemt hij zijn stijl een kruising tussen melodieuze house en elektronica, waarbij hij ook live meespeelt. Na tien jaar in een indie-rockbandje te hebben gebast, heeft hij genoeg muzikale ervaring om aan te boren. ‘Eigenlijk zou iedere dj of producer een jaar in een punkband moeten zitten.’ Hij laat software draaien en speelt lijnen in met midicontrollers. Maar soms draait hij ook gewoon plaatjes: ‘dan heb je toch meer controle over de dansvloer, kun je de sfeer beter aanvoelen. Het is makkelijker naar een andere stijl omschakelen dan wanneer je zelf de muziek maakt.’

Twee van Ridz’ helden geven acte de présence op Buiten Westen: Kollektiv Turmstrasse en Max Cooper. Beiden bij Rekorder, waar er op muzikaal gebied veel interessants lijkt te gaan gebeuren. ‘Kollektiv Turmstrasse is natuurlijk te gek, maar vooral met Max Cooper ben ik blij. Sinds een jaar is hij echt groot aan het worden, en hij blijft zichzelf uitvinden, staat aan het front van experiment als een soort whizzkid-scientist.’ Max Cooper heeft een PhD in een tak van biologie die zich richt op technologie en wiskunde. Een wetenschappelijke achtergrond die resoneert in zijn muziek: hij gebruikt de nieuwste technische gadgets in zijn livesets. Een rasechte nerd – in de meest positieve zin van het woord.

Mocht er behoefte zijn de oren en benen even wat rust te gunnen, dan zijn er onder meer een ‘lomografie’-wedstrijd, een vintage kledingwinkel, en vooral veel vers en biologisch eten volgens populair concept. Maar er zijn minder goede dingen hip geweest dan verantwoord voedsel, en ook met de tendens om alle creatieve registers open te trekken op een festival is weinig mis.

Daarmee belooft Buiten Westen hoe dan ook te strijden om de titel ‘leukste festival van 21 juli’. En er zijn er veel. Waarom Buiten Westen? Ridz: ‘Ook vanwege de locatie. Het is voor het eerst dat er op deze manier een outdoor dancefestival plaatsvindt binnen de ring. We hebben veel podia, veel acts, veel creativiteit. En dat voor een relatief klein bedrag, ook vergeleken met andere festivals.’ En dan misschien nog het belangrijkste: de totaalervaring.

Boeken / Non-fictie

Achter de bal

recensie: Raf Willems - Het Mannschaftswunder. Waarom de Duitsers de besten zijn

• 8WEEKLY besteedt deze zomer extra aandacht aan sport met wekelijks nieuwe recensies over sportboeken. Op de dag van Nederland-Duitsland tarten we het lot met een boek met een omineuze ondertitel. Links naar meer recensies over sportboeken vind je onder aan deze recensie. •Duitsland is een van de succesvolste landen in het internationale voetbal. Maar niet alleen de prestaties van Die Mannschaft zelf zijn opzienbarend. In Duitsland is voetbal meer dan alleen een spelletje. Over maatschappelijke betrokkenheid en die Kunst ohne Titel zu erfreuen.

~

Duitsland is een van de succesvolste landen in het internationale voetbal. Maar niet alleen de prestaties van Die Mannschaft zelf zijn opzienbarend. In Duitsland is voetbal meer dan alleen een spelletje. Over maatschappelijke betrokkenheid en die Kunst ohne Titel zu erfreuen.

Raf Willems (1960), auteur van 25 voetbalboeken, is een voetbalpurist en liefhebber van fraai combinatiespel. Een boek over Duitsland, onze erfvijand, met zijn ooit zo fysieke en intimiderende, maar nu zeer sierlijke en frivole spel, kon niet uitblijven. Het resultaat is Het Mannschaftswunder: waarom de Duitsers de besten zijn, over de Duitse voetbalcultuur.

Worst

Bij Duitsland en voetbal denken veel mensen aan Franz Beckenbauer, Toni Schumacher en Lothar Matthäus. Vervelende mannetjes, met matjes en snorren. Of aan verschillende soorten worst: Bockwurst, Currywurst of eenheidsworst. Wie de Duitse voetbalgeschiedenis echter nader bestudeert, concludeert iets anders: Duitsers zijn lang niet zo stijf, stug of saai als wij altijd denken. Integendeel, veel landen zouden een voorbeeld kunnen nemen aan Duitsland.

Het Duitse voetbal heeft een speciaal verleden, zoals heel Duitsland een geschiedenis heeft die voor altijd als een loden last om de nek van het land hangt. In de beginjaren van het voetbal, zo’n honderd jaar geleden was het de jood Walther Bensemann die de wortels legde voor een voetbalstijl waarbij plezier, het erfreuen, centraal stond. Voetbal als bindmiddel voor ’twee optimistische verhalen: artistiek, aanvallend spel met (…) opbouwende maatschappelijke invloed’. Het nationaalsocialisme, met zijn nadruk op ’tucht, kracht, orde en inzet’, draaide dit echter de nek om. Na de Tweede Wereldoorlog keerde Bensemanns stijl echter bij vlagen terug, meest recentelijk tijdens de afgelopen twee WK’s.

Voetbal als bindmiddel

Achter de bal gaat een wereld schuil die verder gaat dan 4-3-3 of 3-5-2. Het Duitse voetbal was altijd een teken van zijn tijd en had zijn wortels altijd diep in de maatschappij. De invloed van het voetbal gaat veel verder dan wat er op het veld gebeurt. Willems legt uit dat de bal ook een politiek middel kon zijn. Zo zag bondskanselier Willy Brandt begin jaren zeventig al het belang van sport voor de maatschappij, terwijl menig socioloog van mening is dat het ‘Wonder van Bern’ in 1954, waarbij West-Duitsland tegen alle verwachtingen in wereldkampioen werd, West-Duitsland weer tot één samenleving smeedde. De wereldtitel van 1990 kwam ook al op het juiste moment; het team dat won was het eerste verenigde Duitse elftal sinds 1938. Oost en West kwamen weer bij elkaar.

Vanuit dit gemeenschappelijke belang hebben de Duitse voetbalbond en de Duitse overheid dan ook verscheidene projecten opgezet om vanuit het voetbal maatschappelijke verandering te bewerkstelligen. Zo heeft het vrouwenvoetbal een vlucht genomen dankzij overheidssubsidies en wordt kansarme jongeren van allerlei culturele achtergronden verdraagzaamheid geleerd door middel van de spelvreugde, wederom het erfreuen.

Geen wonder

Het Duitse voetbal is dus meer dan alleen winnen. Echter, met drie wereldtitels en drie Europese titels valt niet anders te concluderen dat het ook met dat winnen wel goed zit. Het wordt nu alleen tijd dat het team van bondscoach Joachim Löw dat dan ook maar weer eens gaat doen, met zijn zeer getalenteerde en multiculturele selectie, zo vindt Willems. De laatste titel dateert immers alweer van het Europees Kampioenschap in Engeland in 1996.

Het Mannschaftswunder biedt de lezer een verrassende kijk op de Duitse voetbalcultuur. Hoewel het boek niet verklaart hoe Duitsers winnen (hiervoor ontbreken de voetbaltechnische analyses), legt het de wereld achter dit succes bloot. En eigenlijk is het dan helemaal niet zo wonderlijk dat de Duitsers zo vreselijk goed zijn.

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al. – Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze
Maarten Moll – Wat een goal!
Michael Boogerd en Maarten Scholten – Handboek Tour de France 2012

Boeken / Strip

Een jaar lang in een andere wereld

recensie: Guy Delisle (vert. Arend Jan van Oudheusden) - Jeruzalem

.

~

Het is op zich vreemd dat de Nederlandse uitgave van Jeruzalem geen ondertitel heeft meegekregen. Chroniques de Jérusalem luidt de oorspronkelijke titel. De meeste vertalingen nemen die kwalificatie – kronieken – op de een of andere manier wel mee: Chronicles from the Holy City is de Engelse ondertitel en in het Duits heet het boek Aufzeichnungen aus Jerusalem. Het lijkt niet van belang, maar het weglaten van dat ene woordje uit de titel verandert de manier waarop je het boek leest.

Een beleving, geen uitleg

Jeruzalem is geen journalistiek werk. Anders dan bijvoorbeeld Joe Sacco (Onder Palestijnen), die een beeld probeerde te schetsen van de leefomstandigheden in Palestina en het voortdurende conflict in Israël, is het boek van Delisle het best te omschrijven als een dagboek. Onderverdeeld in twaalf hoofdstukken – augustus tot en met juli – vertelt Jeruzalem over hoe het gezin Delisle aankomt in Jeruzalem en hoe Guy probeert om een ritme te vinden. Hij zoekt voortdurend naar een rustige plek om te schetsen, probeert de bezienswaardigheden te bekijken en berust in zijn rol als huisvader.

Zijn zwerftochten brengen hem op de bekendste plekken van Jeruzalem, zoals de Tempelberg en de Klaagmuur, maar ook in onbekende  achterafwijken en stukjes Jeruzalem die normaal gesproken verborgen blijven. Ook overbekende maar weinig geziene onderdelen van de stad komen langs. Met name de Muur. Delisle wordt getroffen door die muur die Israël en de Palestijnse gebieden scheidt. Het is een fysieke representatie van de tweedeling die in Jeruzalem bestaat tussen Joden en Arabieren.

Met wijd open ogen


Delisle, bekend om zijn minimalistische en makkelijk in het oog liggende stijl van tekenen, verkent de stad met een nieuwsgierigheid en open houding die bijna naïef aandoet. Stijl en inhoud sluiten zodoende mooi op elkaar aan, maar af en toe komt het geheel een beetje te simplistisch over. Vooral wanneer Delisle, die veel contacten heeft bij hulporganisaties en diplomaten, verhalen over het dagelijks leven van Palestijnen te horen krijgt.

~

De Joden komen er bekaaid van af. Hoewel huisuitzettingen en het bouwen van de Muur uitgebreid aan bod komen, blijven de achtergronden van het conflict zo goed als onaangeroerd. Dat is gezien de complexe problematiek niet verwonderlijk, maar de problemen waar de Palestijnen mee worstelen komen uitgebreid aan bod, en dat geldt zeker niet voor de andere kant van het verhaal. Daarom was die ondertitel een goede toevoeging zijn geweest. Het lezen van ‘Kronieken uit Jeruzalem’ zou al duidelijker maken dat Delisle hier geen beeld van de stad probeert te geven, maar van zijn beleving van de stad.

Dagboek van een tekenaar


Jeruzalem is een mooi vormgegeven dagboek. Het laat zien hoe Delisle probeert te wennen aan zijn nieuwe omgeving. De minimalistische tekenstijl en het ingehouden gebruik van kleur geven het geheel een wat monotoon uiterlijk, waardoor het duidelijk wordt dat de inwoners van het gebied de smaakmakers zijn. En zoals ieder dagboek staat Jeruzalem vol met eigenaardigheden, met de opvallende dingen die de chroniqueur tegenkomt.

In Jeruzalem is het heel normaal als er iemand gewapend over straat loopt of jogt met een aanvalsgeweer op zijn rug. Ultraorthodoxe Joden schuwen geweld niet – mannen die de hele week in gebed en gepeins verzonken zijn vallen op zondag een verdwaalde auto aan. En controles zijn aan de orde van de dag. Delisle laat zien hoe bevreemdend de stad daadwerkelijk is en dat de Palestijnen en Joden heel verschillende visies hebben. Maar af en toe lijkt het incompleet, waardoor het toch weer wat van een reisgids heeft. Een dagboek zou persoonlijker zijn.

Boeken / Non-fictie

Voorpret in de aanslag

recensie: Michael Boogerd en Maarten Scholten - Handboek Tour de France 2012

~

• 8WEEKLY besteedt deze zomer extra aandacht aan sport met wekelijks nieuwe recensies over sportboeken. In aanloop naar de Tour de France, die eind deze maand begint, een bespreking van het Handboek Tour de France 2012. Links naar meer recensies over sportboeken vind je onder aan deze recensie. •

Met de gigantische sportzomer in het vooruitzicht, zou je bijna de Tour vergeten. Het wielerspektakel dat duurt van 30 juni tot 22 juli lijkt een mooie nazit na het Europese kampioenschap voetbal en een uitstekend opwarmertje richting Olympische Spelen. Maar voor de echte liefhebber gaat er niets boven de Tour.

Met de gigantische sportzomer in het vooruitzicht, zou je bijna de Tour vergeten. Het wielerspektakel dat duurt van 30 juni tot 22 juli lijkt een mooie nazit na het Europese kampioenschap voetbal en een uitstekend opwarmertje richting Olympische Spelen. Maar voor de echte liefhebber gaat er niets boven de Tour.

Buiten twee Wereldoorlogen stopt de Tour voor niets en niemand. Maar wat is de schoonheid van het drie weken lang volgen van een peloton zwoegende mannen op een fiets? Wat is het mooie aan vijf uren lang kijken naar een etappe die eindigt in een massasprint? Deze vragen doen denken aan een vraag die een leerling ooit stelde aan Augustinus: ‘Wat deed God voordat Hij hemel en aarde schiep?’ ‘Toen was Hij bezig met het inrichten van de hel, voor lieden die zulke vragen stellen’, antwoordde Augustinus toen. De hel is wat zwaar bestraft voor tournaïevelingen, maar feit is dat de liefde voor de Ronde van Frankrijk – die sinds 1903 verreden wordt – nauwelijks is uit te leggen. Het Handboek Tour de France 2012 prijst zich aan als een boek voor alle wielerliefhebbers, maar misschien zouden ook de ongelovigen dit boek moeten aanschaffen. Het is namelijk een uitstekende inwijding in allerlei tourgeheimen.

Curieuze verhalen
Zo biedt het handboek een overzicht van alle te rijden etappes, worden favorieten voor de gele (beste in het algemeen klassement), groene (beste sprinter) en bolletjestrui (beste klimmer) besproken en ontbreekt het uiteraard niet aan de nodige cijfers en statistieken.

Het overzicht van de etappes beslaat het grootste gedeelte van het boek. Iedere etappe wordt aanstekelijk besproken door Michael Boogerd en opgeluisterd met uitleg van wielertaal (kwakken, wringen, grasmaaien) en de nodige anekdotes en curieuze verhalen. Soms doet het zelfs een heel klein beetje denken aan de vertellingen van wijlen Jean Nelissen, die altijd wel een blik weetjes open kon trekken over schijnbaar onbelangrijke details. Verschillende verhalen blijken echter te zijn vertaald uit een Noors boek getiteld Røff guide til Tour de France 2011, dat model lijkt te hebben gestaan voor deze editie. Het zou sterker zijn geweest als de heren zich hadden beroepen op onze eigen nationale wielerencyclopedieën (Van Mart Smeets tot Dries van Agt). Dat had het boek extra bijzonder gemaakt. Maar gelet op de uitgave is het niet onbegrijpelijk dat voor een te behappen vorm is gekozen.

Waarde
Het boek zal waarschijnlijk pas tijdens de Tour zelf zijn werkelijke waarde bewijzen. Vlak voor of gedurende de etappe moet het heerlijk zijn om even een overzicht bij de hand te hebben van wat er allemaal staat te gebeuren. Je kunt zelfs de show stelen door net te doen alsof je voor de vuist weg allerlei feiten en historische verhalen over de rit paraat hebt.

Nadeel is natuurlijk dat het een typisch 2012 gehalte heeft. Volgend jaar zul je de 2013-editie moeten aanschaffen en voor je het weet zit je met een berg gedateerde handboeken in je kast. Maar als dat met wijnboekjes kan, dan toch zeker met tourboeken. Voor de echte sportliefhebber maakt dat natuurlijk allemaal niet uit. Die zit ongetwijfeld al met het handboek Olympische Spelen 2012 en de Panini-plaatjes op schoot zich te verheugen op wat een fantastische sportzomer lijkt te gaan worden. Het Handboek Tour de France 2012 past daar uitstekend bij.

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al. – Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze
Maarten Moll – Wat een goal!

 

Boeken / Non-fictie

(Hopeloos) tijdloos

recensie: Koen Haegens - Neem de tijd. Overleven in de to go-maatschappij

Let’s go-ooh, time’s a-wastin’, zongen Carl Smith en June Carter al in de jaren zestig. Sindsdien hebben we alleen maar meer haast gekregen. Slechte zaak, vindt Koen Haegens, die in Neem de tijd een analyse van onze tijdsgerelateerde problemen uiteenzet.

Het lijkt wel of we overal advies horen over hoe we onze tijd zouden moeten indelen. Begrippen als stress, burn-out, onthaasting en mindfulness zijn gemeengoed geworden. Aan de ene kant hebben we allerlei problemen met ons levenstempo, en aan de andere kant worden ons technieken aangereikt om beter om te gaan met het gevoel dat we alles wat we moeten en willen doen in een heel klein beetje tijd moeten proppen.

Geen grip
Neem de tijd is gelukkig niet nóg een boek met dergelijke adviezen. Het gaat meer over wat de betekenis van tijd is. Niet in natuurkundige of metafysische zin, maar praktisch. De invloed van de manier waarop we denken over tijd (ons ’tijdsregime’ en onze ’tijdsdiscipline’) is groot, volgens Haegens. Hij laat zien dat het begrip tijd reikt van overtolligheid (we doen meer in minder tijd, dus hebben we minder werknemers nodig) tot onzekerheid over toekomstige pensioenen (alles verandert zo snel dat we met geen mogelijkheid kunnen voorspellen hoe de vlag er over twintig of dertig jaar bij zal hangen). ‘Tijd is geen individuele, maar een maatschappelijke kwestie’, stelt Haegens:

Want wie het gevoel heeft niet langer zelf richting te kunnen geven aan het bestaan, beschikt niet over zijn eigen leven. Die verliest de grip op de wereld om zich heen. Dat klinkt abstract, maar voor te veel mensen is het een realiteit. Bijna één op de drie Nederlanders geeft desgevraagd aan dat hij voor zijn gevoel geen grip heeft op de eigen toekomst. Dat is iets wat álle mensen zich dienen aan te trekken.

De grote tijdsvraag
Tijd als ruling principle van het leven, dus. Haegens overtuigt in zijn analyse, draagt nieuwe inzichten aan en gebruikt zijn eigen ervaringen om theorieën wat inleefbaarder te maken. Jammer is wel dat de indeling wat ongelukkig is: vijftien pagina’s voor het einde kondigt hij aan dat het belangrijkste deel van het boek – zijn ideeën over hoe we aan onze tijdsfuik kunnen ontsnappen – aan is gebroken. Dat had misschien wel iets eerder gekund.

Het neemt echter niet weg dat Neem de tijd een inspirerend boek is. Door Haegens’ ontleding van de rol die tijd in onze levens speelt, en van de manier waarop onze tijd gemanipuleerd wordt door economische en maatschappelijke krachten, ga je inderdaad vragen stellen. Is het bijvoorbeeld mogelijk niet meer drie verschillende bezigheden meer in een halfuurtje te proppen – om de gewoonte van ’tegelijkertijdigheid’, zoals Haegens het noemt, te doorbreken? Niet om te ontstressen of onthaasten, zoals de zelfhulpboeken het willen, maar omdat het antwoord op Haegens’ vraag verstrekkende consequenties heeft: ‘wie beslist over mijn tijd?’

Muziek / Concert

Brief van muziekrecensent Sanne aan Jella

recensie: Song Books van John Cage

.

Hoi Jella,

We lijken elkaar steeds mis te lopen op het Holland Festival. Gisteren was ik bij de uitvoering van John Cage’s Song Books door het New Yorkse gezelschap “Alarm Will Sound” in het kader van het Cage-weekend. Als John Cage niet in 1992 overleden was, vierde hij dit jaar zijn 100e verjaardag, en dat is voor het Holland Festival reden voor een extra feestje. Daarom wordt dit weekend gevuld met Cage, met de nadruk op zijn werken voor theater. Omdat ik meer bekend ben met de muziek dan met het theater van Cage had jij mij vast een beetje kunnen illumineren.

Cage staat bekend om zijn ‘toevalsmuziek’ waardoor van veel stukken geen enkele uitvoering hetzelfde is. Dat geldt ook voor het theaterwerk Song Books dat bestaat uit een willekeurig aantal kleine ‘solo’s’, die worden uitgevoerd door een willekeurig aantal spelers, in dit geval een twintigtal in stofjassen aangevuld met twee zangeressen in vol ornaat.

Het toneel is opgedeeld in een heleboel minisets waarop ik onder andere het volgende voorbij zie komen: een potje schaak, een zingende vrouw die de weg kwijt is (tenminste, ze heeft een kaart bij zich, dus dat neem ik aan), een man met ballonnen aan zijn armen, een stukje Indiase zang waarvan blijkt dat de zanger niet weet wat hij zingt, een man die op een typemachine typt, een andere man op inline skates, er wordt een lunch klaargemaakt, op een plastic trombone gespeeld, op een schoolbord geschreven, was opgehangen en nog veel meer.

Daarbij loopt alles ook nog eens steeds meer door elkaar waardoor ik eigenlijk niet meer weet waar ik de rode draad zou moeten zoeken. Gelukkig is die er niet echt bij ‘toevalstheater’, toch? Maar vlak voor de pauze cumuleert alles in een theaterpandemonium om op te lossen in een soort anarchistisch slot. Hoewel het op zich natuurlijk vreemd is dat de spelers zich juist op dit punt weten te verenigen om anarchistisch getinte pamfletten over het publiek uit te strooien, getuigt het ook wel van een goed gevoel voor humor.

Na de pauze (waarin er met behulp van mobieltjes in het publiek ook nog Cage’s 33 1/3  wordt mogelijk gemaakt) valt de stiekem toch ontstane verhaallijn langzaam weer uit elkaar totdat het stuk gewoon op is, afgelopen, klaar. Hoewel dat misschien niet zo lijkt, is de voorstelling, mede dankzij een heerlijk huiselijke enscenering, niet verwarrend. Uit Alarm Will Sound’s versie van Song books spreekt een nostalgische, haast kinderlijke sfeer die ervoor zorgt dat het stuk uitnodigend blijft. Ook de ingevoegde elementen van publieksparticipatie dragen daar aan bij.

Cage laat je als toehoorder lopen op de dunne lijn tussen kunst en het normale leven. Wat is muziek en wat is geluid? Wat is theater en wat gebeurt er nu in werkelijkheid? Deze vragen zijn denk ik de regels in het spel van Cage waarin het publiek meespeelt. Het is iets waar al veel over geschreven is, maar om het te bevatten moet je het gaan horen, gaan zien, gaan beleven.

De voorstelling wordt omlijst door kortere muzikale werken van John Cage uitgevoerd door Slagwerkgroep Den Haag, maar ik sluit de avond af met mijn eigen uitvoering van 4’33’’ waarin het klotsende IJ en de wapperende vlaggentouwen de hoofdrol spelen.

Groeten terug,

Sanne

P.S. Op zondag werd er ook een mooie special uitgezonden over John Cage op nederland 2.

Speciaal voor het Cage weekend voegde Shane Burmania (programma coördinator bij Het Muziekgebouw aan ‘t IJ) een aantal tracks toe aan zijn 22tracks.

Kijk hier de special van het Holland Festival over John Cage.

Boeken / Non-fictie

Nog één keer denken aan Ilie Dumitrescu

recensie: Maarten Moll - Wat een goal!

• 8WEEKLY besteedt deze zomer extra aandacht aan sport met wekelijks nieuwe recensies over sportboeken. Op deze begindag van het EK Voetbal in Polen en Oekraïne: Wat een goal! Links naar meer recensies over sportboeken vind je onder aan deze recensie. •  De eenvoudigste ideeën zijn de beste. Zoals de voetbalgeschiedenis herschrijven aan de hand van de 120 minuten (+ strafschoppen) die een voetbalwedstrijd maximaal kan duren.

~


  
De eenvoudigste ideeën zijn de beste. Zoals de voetbalgeschiedenis herschrijven aan de hand van de 120 minuten (+ strafschoppen) die een voetbalwedstrijd maximaal kan duren.

Voetbalgeschiedschrijvingen en sportcanons kunnen twee kanten op. Die van de oneindige volledigheid (neem de geweldige serie Oranje Toen & Nu van Matty Verkamman en Taco van de Velde, een reeks boeken waarvoor je – wanneer je alles wilt hebben – twee extra Billy’s moet ophalen). Of die van het oplepelen van altijd maar weer dezelfde vijftig clichéverhalen die inmiddels zo vaak verteld zijn dat je zou willen dat ze nooit gebeurd waren (de hand van God, WK-finale ’74, Van Basten in ’88, de kopstoot van Zidane, de goals van Paolo Rossi, Roger Milla, noem maar op). Er zijn sportschrijvers die gebukt gaan onder de alle originaliteit verterende angst van het niet incompleet durven zijn. Maar compleetheid is, evenals perfectie overigens, dodelijk saai.

Van Trevor Hicks tot Pierre Womé


Maarten Moll (journalist bij Het Parool) heeft dat goed begrepen, getuige zijn inleidende woorden bij Wat een goal!. Híj is verantwoordelijk voor het eindproduct, dus híj selecteert en híj is degene door wiens subjectieve bril we de afgelopen voetbaleeuw te zien krijgen. Moll is de Bert van Marwijk van de voetbalgeschiedenis: hij houdt vast aan veel oude waarden en vaste krachten, maar kiest soms voor een Jetro Willems-moment: niemand die er ooit aan had gedacht juist dat in een voetbalgeschiedenis op te nemen. En op die momenten stijgt Wat een goal! uit boven het meeste wat er eerder op dit gebied verschenen is.

Een paar namen: Trevor Hicks, Archie Thompson, Norbert Siegmann, Ilie Dumitrescu, René Higuita, François Sterchele, Fernando Redondo, Roberto Rojas, Marc Vivien Foé, Jürgen Sparwasser, Pierre Womé, Vitali Daraselia en David Kipiani. Er zijn maar weinig boeken op de wereld waarin deze namen gezamenlijk figureren en waarin ze deel uitmaken van een groter verband. Want dat is de kracht van Molls werk (wat een sisyfusarbeid moet het zijn geweest): het stelt het grote en het kleine naast elkaar, net zoals dat in de sport zelf gebeurt. Nergens anders dan in het voetbal is het polletje van Van Breukelen een anekdote van vergelijkbare grootte als die van de moord op Andrés Escobar, bestaat er geen hiërarchie tussen mislukking en succes.

De kantlijn centraal

De mooiste zijn de verhalen die buiten het veld doorgaan, alsof er geen witte lijnen van kalk zijn waarbinnen het verhaal zich afspeelt. Met die verhalen – over de gefnuikte ambities van grote talenten, instortende stadions, politieke verwikkelingen – had Moll zelfs nog wel wat soepeler mogen zijn en de strikte omvang van zijn anekdotische verhalen iets mogen oprekken. Dankzij een consequent aangehouden stijl – korte zinnen, soms wat al te staccato, literair tiki-taka – slaagt de schrijver er toch steeds weer in om in een paar honderd woorden een wereld op te roepen.

Dat lukt hem ook als hij een doelpunt, een beroemde actie of een legendarische wedstrijd beschrijft, maar die stukjes leggen het onherroepelijk af tegen de vergeten achtergronden die Moll nog één keer terug op de voorgrond weet te krijgen. Messi, Van Basten, Beckham, Ronaldo; ze staan in duizendvoud op YouTube, op verzamel-dvd’s en op de harde schijf van samenstellers van tv-programma’s. We kunnen ze dromen, en dat doen we ook regelmatig, daar hebben we Wat een goal! niet voor nodig. Maar die verhalen die Moll onder het stof van de vergetelheid heeft weten uit te trekken, daar wil je meer van weten, ze nodigen uit tot googelen, tot herlezen en tot nader onderzoek. Rojas, Thompson, Womé en Higuita, na een leven lang in de kantlijn zijn zij in Wat een goal! degenen om wie het werkelijk gaat.

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al. – Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze

 

 

Theater / Voorstelling

Je kon hem toch niets kwalijk nemen?

recensie: Narciss

‘Hij heeft wel duizend keer de Hitlergroet gebracht’. Er valt een stilte. Kathenka Woudenberg zit achter een rommelig bureau en kijkt veelbetekenend de zaal in. ‘Maar je kon hem toch niets kwalijk nemen?’ Narciss is een voorstelling over een omstreden familiegeschiedenis, over schuldvraag na de oorlog en hoe dat iemands leven beïnvloedt.

~

Haar opa was een fanatiek NSB-er, haar vader was model leerling van Hilter’s eliteschool. Hij was pas 17 jaar oud toen hij bij de Hitlerjugend zat, hem viel toch niets te verwijten? Woudenberg gaat op zoek naar ‘de schuldige’. Was het misschien de charmante en beroemde schrijver die haar moeders hoofd op hol bracht? Maar die, toen puntje bij paaltje kwam, bij zijn vrouw en twee schattige, ‘over de manege getilde terroristendochtertjes’ bleef. Wat als híj voor haar moeder had gekozen en niet ‘de man die later haar vader werd?’ zegt ze, als ze mijmert over een andere levensloop. Woudenberg vertelt in een monoloog over een verleden dat blijft knagen, over een leven waarin bittere verwijten en zelfbeklag lijken te overheersen.

Grammofoonplaatje spelen

Regisseur en scenarist Gerardjan Rijnders heeft zich laten inspireren door de brieven die Kathenka Woudenberg hem schreef over haar familiegeschiedenis, en is dus deels autobiografisch. Misschien is dat de reden van de persoonlijke en bij vlagen beeldende tekst. Wrang is het als Woudenberg vertelt over haar vader die na de oorlog in de strafkampen ‘grammofoonplaatje moest spelen’: gebukt en met één vinger op de grond rende hij urenlang rondjes. Ontwapenend als ze vertelt over het vroege overlijden van haar moeder: ‘Maar we kunnen mama toch altijd nog bellen?’ zegt de jonge Kathenka in al haar naïviteit tegen haar vader als ze voor het graf staan, ‘Er staat toch een telefoonnummer op de steen?’  

~

Het geheel speelt zich af in een ijzeren omheining die Woudenberg als een beklemmende gevangenis van drie kanten omringt. De metalen wanden bestaan uit onregelmatige vakjes waar papier gehaast – in propjes, netjes opgerold, of bij wijze van grapje in gevouwen origamivogels – in is gestopt. Het doet denken aan een postkantoor en de vermeende orde die ze probeert aan te brengen in haar leven, en aan de klaagmuur in Jeruzalem met haar verzoeken en gebeden tussen de voegen.

Prachtig maar ook beklemmend

In de tekst worden de personen op geen enkel moment geconcretiseerd. Woudenberg vertelt voortdurend in de derde persoon, waardoor de voorstelling op sommige momenten tot onduidelijkheid leidt. Narciss is een persoonlijk verhaal dat de actrice op een mooie manier deelt met de toeschouwers. Maar door de verbitterde verwijten en het zelfbeklag wordt de sfeer ook beklemmend en snakt het publiek tegen het einde van de voorstelling naar ademruimte, zeker als uiteindelijk de Hitlergroet wordt gebracht. 

Film / Films

Een helse knipbeurt

recensie: Cosmopolis

Cosmopolis, de nieuwste film van David Cronenberg, is een film die zich niet gemakkelijk laat vangen en meerdere perspectieven kent. Cronenberg weet ieder aspect in de film met voldoende subtiliteit voor het voetlicht te brengen. Dit geeft een ietwat vermoeiende zit. Wie echter gegrepen wordt door de sardonische humor kan er genoeg van genieten en vooral nagenieten.

~

De 28-jarige golden boy Eric Packer, die in zijn limousine in Manhattan op weg is naar de kapper, heeft vlak daarvoor zijn totale vermogen ingezet op de daling van de Chinese yuan. Een verkeerde beslissing, zo blijkt. Gaandeweg stort zijn imperium in. Packer wil niet alleen letterlijk naar de kapper, hij wil ook figuurlijk geknipt worden. Ondanks alle bemoeilijkende omstandigheden. ‘Getting a haircut‘ is een term uit de financiële wereld die zoiets betekent als: als er zekerheden als onderpand gebruikt worden, worden deze zekerheden over het algemeen gedevalueerd, omdat de lenende partij een buffer verlangt mocht de marktwaarde dalen. 

Chaos en controle
In de begintitels van de film is het werk van Jackson Pollock te herkennen en Cosmopolis eindigt met een Mark Rothko. De twee schilders zijn elkaars tegenpolen. De onrust en chaos van Pollock tegenover de strakke abstractie van Rothko. Beiden hebben echter gemeen dat ze hun kijker opzuigen. Ofwel door verstrooiing, ofwel door de immense vlakken. In het begin wordt het filmdoek als het ware beschilderd door Pollock. Een link naar de vervlechtingen in het bankwezen en de daarmee gepaard gaande chaos. Eric verhoudt zich tot het chaotische, drukke snelle geld. Wanneer zijn kunstdealer (Juliette Binoche) hem vertelt dat Rothko’s Chapel te koop staat, zegt hij haar toe deze direct te kopen. Het vlakke zwart dient in zijn bezit te komen. Alsof hij het wil neutraliseren tot een object. Zijn vrouw ziet hij ook als een object. Hij kent haar amper. Ze heeft een engelachtige verschijning en veel interesse voor het immateriële. Ze is in alles zijn tegenpool.

In een bizarre trip door Manhattan zien we de ondergang van deze zeer succesvolle Eric Packer. De bij het overlijden van een soefi-rapper dansende derwishes, die opdoemen in Packers helletocht, verwijzen naar Rothko’s Chapel. Groteske ratten bevolken de stad, een aanslag dreigt op de Amerikaanse president en een groot burgerprotest is op handen. Ook persoonlijk zit het niet mee. Packers huwelijk loopt op de klippen en zijn eigen leven wordt bedreigd. Deze cocktail wordt in een zeer door dialogen gedreven film gegoten, wat een vervreemdend en verstikkend effect op de kijker heeft.

Eric Packer leeft in zijn eigen wereld, in zijn veilige limousine. Eric is degene die bepaalt wie zijn wereld binnenkomt. Zijn contact met de buitenwereld verloopt via zijn persoonlijke bewaker Torval, die hem voortdurend waarschuwt voor allerlei ‘imminente dreigingen’. Torval is het medium tussen Erics ingesloten limousinewereld en de buitenwereld. Qua persoon lijkt hij op Eric, even berekenend, rationeel en kil.

Wurggreep zonder verlossing

~

Uiteindelijk is iedereen slaaf van het systeem geworden. Ook de verlosser die, in de gedaante van Benno Levin (Paul Giamatti), aan het einde van de film de wurggreep waar Eric in zit kan verlichten. Zo sijpelt filosoof Karl Marx ook nog het verhaal binnen. Er komt een tijd, schrijft Marx in zijn Communistisch Manifest, dat het kapitalisme een dusdanige grootheid kent, dat het voor de samenleving te snel gaat en dat haar grilligheid en onvoorspelbaarheid de overhand zal nemen. Zie hier de referentie naar het werk van Pollock. En het alternatief dan? Dat wordt getoond in de schilderijen van Rothko. Maar die gaat hen eveneens niet verlossen. Het duistere waar we geen grip op krijgen, wat zich in Rothko’s schilderij als een 2D-werkelijkheid aan ons voordoet. Het absorbeert ons, zonder dat we houvast hebben, het slokt ons helemaal op en voert ons naar onze doodsangst. Daarom kan zelfmoord, of de moord die Eric begaat, hem niet meer redden. In een neoliberale genotsmaatschappij waarin elk verlangen direct bevredigd wordt, levert zelfs het ultieme einde geen verlossing. In deze wurggreep laat Cronenberg ons hangen, totdat er nog enige kleur in de aftiteling verschijnt.