Boeken / Fictie

Gruwelen aan de zijlijn

recensie: Elvis Peeters - Dinsdag

.

Met Wij schetste schrijversduo Elvis Peeters in 2009 een onthutsend portret van een groepje jongeren dat zich zonder morele bezwaren te buiten gaat aan geweld, seks en martelende spelletjes. Genadeloos prikte de roman door de leegheid van de samenleving heen en hield ons voor waar grenzeloze genotzucht toe kan leiden. Ook in Dinsdag ontmoeten we een man die nergens spijt van heeft. Maar waar Wij de lezer een andere wereld binnentrekt, blijf je bij Dinsdag aan de zijlijn staan. En merk je dat die oude man je uiteindelijk weinig interesseert.

Filmische scènes
Dat ligt niet aan de scènes waaruit het verhaal is opgebouwd. Die zijn vaak sterk en variëren van teder en liefdevol tot rauw en confronterend. Op sommige momenten zijn ze zelfs bijna filmisch en voel je jezelf het verhaal ingezogen worden. Dat komt echter maar zelden voor en dat heeft alles te maken met de abrupte overgangen en afbrekingen die de herinneringen aan elkaar moeten rijgen.

Zoals de scène waarin we het hoofdpersonage terugvinden aan een kampvuur in Congo. In beeldende taal jaagt Peeters het tafereel naar een hoogtepunt en als lezer voel je de sintels van de vlammen, ruik je de braadgeur van het vlees en kom je bijna in trance door het tromgeroffel van de tamtams. Om plotseling terug naar het heden te worden gerukt door een klop op de deur. De overgang is zo plompverloren en bijna banaal dat het alleen maar irritatie opwekt.

Dichterbij willen komen
Ook het leven en de dood van de vrouw, die slechts enkele pagina’s in beslag nemen, zijn te oppervlakkig geschetst om enig gevoel voor de personages te ontwikkelen. Het moment van sterven is ontroerend, en door de sobere stijl zelfs aangrijpend, maar het blijft een op zichzelf staande scène die door de structuur van de roman snel wegebt. Nu zou je kunnen zeggen dat dit niet anders kan. We hebben immers te maken met een hoofdpersonage voor wie het leven geen inherente betekenis heeft.

De man voelt geen wroeging, blijdschap of verdriet, staat los van de wereld en van anderen en dan zou het vreemd zijn als we plotseling op allerlei gevoelige beschouwingen over verlies en dood zouden stuiten. ‘Het leven heeft achter sommige dingen een punt gezet, de gedachte aan andere mogelijkheden is zinloos’: zo weert hij alles af, alsof een vreemde zijn leven leidt. Maar dat doet niets af aan het verlangen van een lezer dichterbij te komen. En daar laat Peeters steken vallen.

Vluchtig en onevenwichtig
Lege personages die gruwelijke dingen doen. We hebben er in de literatuur meer voorbij zien komen. Zulke figuren zijn vaak interessant omdat ze iets over de tijd of de samenleving zeggen. Deze oude man zegt ons echter niets, behalve dat niets van enigerlei waarde is. Onaangedaan vertelt hij over zijn tijd in Congo, waar hij zich dan weer bij het leger aansluit en dan weer bij een rebellengroep. Het maakt hem niet uit, er zijn partijen genoeg, en zonder principes slaat hij zich door alle gruwelen heen.

Als lezer wil je zo iemand voelen en begrijpen. Het is niet voldoende om hem nonnen te laten verkrachten terwijl hij blijft herhalen dat alles zo zinloos is. Als geheel blijft Dinsdag daarom te vluchtig en onevenwichtig om echt indruk te maken. En dat is jammer, want de roman is opgebouwd uit enkele scènes die krachtig genoeg zijn om de lezer bij de kladden te grijpen.

Boeken / Non-fictie

Non-fictie in haar puurste vorm

recensie: Hans Buddingh' - De geschiedenis van Suriname

.

De geschiedenis van Suriname van journalist en econoom Hans Buddingh’ is geen boek dat je leest ter ontspanning voordat je gaat slapen. Het is non-fictie in haar puurste vorm – een historische verhandeling waarin de feiten nauwkeurig zijn beschreven. Inclusief vele jaartallen en namen van planters, gouverneurs en opstandige slaven. En inclusief oude brieven, teksten en tabellen met cijfers. Wie zich wil verdiepen in dat ‘wonderbaer ende goudrijcke landt’, zoals het op het omslag staat beschreven, heeft aan dit boek een uitstekend en totaal naslagwerk dat vier eeuwen geschiedenis van Suriname beslaat.

Niet altijd spannend, wel compleet
Spannend om te lezen is het boek niet altijd, maar dat is ook niet wat het nastreeft – De geschiedenis van Suriname is in elk geval compleet. En wie minder geïnteresseerd is in het bestuurlijke Suriname van de zeventiende en achttiende eeuw, kan doorbladeren naar uitgebreide verhandelingen over de slavernij, boni-oorlogen en de marron-samenleving. Dat bestuurlijke Suriname was overigens een grote rotzooi, zo blijkt uit de eerste hoofdstukken; Nederlanders hebben er door een continue machtsstrijd een potje van gemaakt.

Wat de slavernij betreft; de gruwelijkheden van dat tijdperk komen misschien nog wel extra goed tot uiting door de droge, feitelijke vorm waarin de historie verteld wordt. ‘De slaven in Suriname waren voor de wet niet meer dan een rechtsobject’, zo schrijft Buddingh’ in de eerste zin van het hoofdstuk ‘Slavernij’. Wat dat concreet betekent, wordt duidelijk uit vele wrede voorbeelden die hij schetst – bijvoorbeeld deze memorie uit 1938, waaruit blijkt dat slaven in 48 uur slechts zes uur vrij hadden om te eten en te slapen:

De neegers nu, die den geheele nacht doorgewerkt hebben aan het aanbrengen van het riet, het wegdragen der uitgeperste stokken, het stoken van het vuur (een taak daar de meeste spoedig aan succomberen) en het koken van suiker mogen, des anderen daags niet uitrusten, maar moeten dadelijk van de molen naar veld gaan om riet te kappen en te transporteren (…).

Niet gebonden aan de waan van de dag

Van de transformatie van de koloniale maatschappij, de economische situatie en de moeizame weg naar de onafhankelijkheid, leidt Buddingh’ de lezer naar de jongste geschiedenis van Suriname, die zich grotendeels laat vertellen aan de hand van die ene roemruchte naam: Desi Bouterse. Corruptie, de Binnenlandse Oorlog en wijdverbreide drugspraktijken passeren de revue, waardoor de krantenberichten van nu van een stevige context worden voorzien. Bijvoorbeeld door de brief van de Associatie voor Democratie gericht aan Bouterse, die aan de Decembermoorden voorafging:

U spreekt wel van democratische structuren en consultatie, participatie, controle en verantwoording, maar de leiding van de staat, zoals onder meer in uw persoon verenigd, moet door het volk als een onwrikbaar gegeven worden aanvaard. Kennelijk wordt het volk door u nog niet in staat geacht over het inzicht te beschikken zijn eigen vertegenwoordigers te kiezen.

Het is ook het stuk geschiedenis dat deze herziene uitgave (de eerste editie verscheen in 1995) van De geschiedenis van Suriname weer zo actueel maakt. ‘Puur toeval’, is het volgens Buddingh’ dat zijn herziening is gepubliceerd juist nu de amnestiewet de gemoederen rond Suriname weer hoog heeft doen oplaaien. Maar ook al is de timing onverwachts goed, dit boek is allesbehalve gebonden aan de waan van de dag. De geschiedenis van Suriname is evenwichtig, goed geschreven en met een nauwkeurige precisie verteld – een standaardwerk dat in geen enkele boekenkast misstaat.

Film / Achtergrond
special: Stanley Kubrick: The Exhibition + retrospectief (deel 1)

Met de blik van een meester

Tussen 21 juni en 9 september besteedt EYE aandacht aan de legendarische regisseur Stanley Kubrick in de vorm van een unieke tentoonstellling en een uitgebreid retrospectief. 8WEEKLY kijkt terug op de carrière van een man die net zo boeiend is door wat hij niet heeft gemaakt als wat wel.


DEEL 1 | DEEL 2 


‘If I had my way I would shoot a scene and then go home for a month to think about it’. 
Zo luidde Stanley Kubricks antwoord op een vraag van criticus Gene Siskel over hoe lang het duurt om een film te maken die voldoet aan Kubricks eisen.

De jonge Stanley als fotograaf voor Look

De jonge Stanley als fotograaf voor Look

Het is een veelzeggende uitspraak van een mysterieus filmmaker en mens. Dat er een genie in hem huist zullen veel filmliefhebbers nog wel toegeven, maar daarbij zullen ze in veel gevallen ook zijn perfectionisme en meedogenloze werkmethodes aanhalen. Stanley Kubricks filmcarrière omspande 46 jaar, toch maakte hij in die periode maar 13 films. Kubrick was geobsedeerd door zijn projecten en hij werkte er met een zo extreme mate van precisie aan dat het vaak vele jaren duurde om er een af te ronden. Of niet af te ronden, zoals zovele malen gebeurde. Kubrick werkte meestal in het geheim, teruggetrokken op zijn landgoed in Engeland waar hij de laatste 37 jaar van zijn leven met zijn familie woonde. En dat voor een man die in alles een New Yorker was, de drukke en jachtige wereldstad waar het nooit stil is. Helemaal afscheid nam hij echter niet. De New York Times ontving hij dagelijks en hij keek vol passie naar videobanden met wedstrijden van de Yankees, de club waarvan hij altijd fan is gebleven. Ook verloor hij nooit het accent van de Bronx, de buurt waar hij in 1928 werd geboren en waar hij zijn jeugd doorbracht.

Jazz, schaken en fotografie


De opgroeiende Kubrick was niet zo’n ster op school. Liever richtte hij zich op fotografie en jazzmuziek. Een korte carrière als drummer brak hij af vanwege de door drank en seks beheerste nachtclubs waar hij speelde. Nee, fotografie moest het worden. Het was een start van een fascinatie die hij nooit meer verloor, ook al kwam hij er na het van de grond komen van zijn filmcarrière veel minder aan toe. Een andere grote interesse was schaken, een spel dat zijn vader hem had geleerd om de jonge Stanley wat intellectuele uitdaging te bieden. Dat schaakspel boeide hem zo, dat Kubrick opnames stil liet leggen als hij een acteur waardig achtte hem uit te dagen. Ook duikt het spel in veel van zijn films op. Jacob Kubrick gaf zijn dertienjarige zoon een camera en de jongen was al snel verkocht. Hij maakt foto’s voor de schoolkrant en ontwikkelde ze zelf in zijn eigen gemaakte donkere kamer. Op zijn zestiende verkocht hij zijn eerste foto, aan Look magazine. Toen hij van school kwam trad hij in dienst van Look als fotograaf. Veel van zijn foto’s getuigen van een eigenzinnige blik en een oog voor detail dat opmerkzaam was voor een jongen van zijn leeftijd.

Fear and Desire

Fear and Desire

In die tijd zag Kubrick ook veel films en hij maakte zelf een aantal documentaires rond 1950, toen hij zijn baan bij Look opzegde. Om aan extra geld te komen speelde hij schaakwedstrijden voor het prijzengeld. In 1953 volgde het speelfilmdebuut, Fear and Desire, dat hij maakte met financiële steun van zijn vader. In dit debuut, een existentiële anti-oorlogsfilm over vier soldaten die in het reine met zichzelf moeten zien te komen als ze vastzitten in vijandelijk gebied, deed Kubrick vrijwel alles alleen. Ondanks de redelijke kritieken deed Kubrick de film later af als het werk van een amateur en hij verbood het vertonen ervan. Hijzelf schijnt een groot deel van de negatieven vernietigd te hebben. Dertig jaar later dook er een print op die met hoge uitzondering vertoond mag worden. In een afgesloten omgeving en slechts aan individuele kijkers. De weinigen die Fear and Desire gezien hebben, zijn het over het algemeen eens over de inderdaad gebrekkige kwaliteit.

Eerste successen


The Killing

The Killing

Zijn volgende film Killer’s Kiss (1955) was de laatste die door vrienden en familie werd gefinancierd. Dat betekende in dit geval ook dat hij op vrijdagen de opnames stil legde om zijn werkloosheidsuitkering te kunnen innen. De film gaat over een uitgerangeerd bokser die iets krijgt met het liefje van een gangster en zo zijn leven in gevaar ziet komen. In 1954 startte Kubrick zijn eigen productiemaatschappij, samen met James B. Harris, en hij maakte zijn eerste grote film: The Killing (1956). De film was een succes bij de critici en heeft, door zijn nonlineaire plotstructuur, veel invloed uitgeoefend op latere generaties filmmakers. The Killing volgt een aantal conventies van de film noir, maar weet er door de structuur en montage een eigenwijze draai aan te geven. Hoewel de film het niet goed deed bij het publiek, heeft hij in de decennia na de release een flinke aanhang opgebouwd. Met het kille, maar ook aangrijpende oorlogsdrama Paths of Glory (1957) bevestigde Kubrick zijn status als de meest veelbelovende naoorlogse Hollywoodregisseur. Hij verhaalt over een kolonel in het Franse leger die tijdens de Eerste Wereldoorlog weigert zijn troepen langer aanvallen uit te laten voeren op de Duitse stellingen, omdat ze kansloos zijn tegen de overmacht. Honderd van zijn mannen moeten daarna, als voorbeeld voor de rest, terecht staan voor lafheid. Zowel critici als publiek smulden ervan en de regisseur leek een grote carrière voor zich te hebben in Hollywood. Kubrick had voor het eerst een echte ster in de hoofdrol, Kirk Douglas, en de regisseur besefte dat die weliswaar deuren kon openen, maar ook aandacht opeiste en een bedreiging kon zijn voor zijn autonomie als filmmaker. Moest hij zich in laten kapselen door het systeem, met een garantie dat hij films zou kunnen blijven maken maar wel met inlevering van autonomie, of koos hij voor zichzelf?

Spartacus

Spartacus

Tussen 1957 en 1962 maakte de regisseur een aantal gebeurtenissen mee die hem duidelijk een kant op zouden sturen. Zo zou hij samen met Marlon Brando de western One-Eyed Jacks maken. Maar na bijna een jaar besloot Kubrick eruit te stappen, omdat hij voortdurend van mening verschilde met zijn ster. Die wilde de film eigenlijk zelf regisseren en dat is uiteindelijk ook gebeurd. In hoeverre Kubricks ideeën nog terug te vinden zijn in het eindresultaat blijft de vraag. In de periode daarna onderzocht Kubrick zelf een aantal potentieel interessante projecten, waaronder dat voor een nieuwe oorlogsfilm (The German Lieutenant), maar tot een vastomlijnd plan kwam het niet. Eind 1959 benaderde Kirk Douglas hem met de vraag de regie van Spartacus over te nemen. Anthony Mann had het bijltje erbij neergegooid na vele conflicten met hoofdrolspeler Douglas. Kubrick stemde toe, beseffend dat ook hij het niet makkelijk zou gaan hebben met de van een groot ego voorziene acteur. Spartacus werd een groot succes maar Kubrick was wel klaar met de grillen en de macht van Hollywood. Voortaan wilde hij alleen films maken waarbij hij het script, de acteurskeuze, de montage en alle andere aspecten van het filmmaken in eigen hand had. Een eerste belangrijke symbolische stap daartoe was zijn verhuizing naar Groot-Brittannie, waar hij de rest van zijn leven zou blijven.

Die verhuizing werd ook ingegeven door zijn plan om de controversiële roman Lolita van Vladimir Nabokov te verfilmen. Het verhaal over professor Humbert Humbert die trouwt met de gefrustreerde weduwe Charlotte Haze om in de buurt te kunnen zijn van haar twaalfjarige dochter Lolita, was een potentiële prooi voor Amerikaanse censors. Om de controverse voor te zijn was Lolita in de filmversie veertien jaar en werd de film bij de release voorzien van een ‘Adults Only‘ sticker. Maar onder druk van de studio moest hij nog verder gaan en delen uit de film verwijderen die de seksuele spanning tussen Humbert en Lolita illustreerden. Daardoor is het in het eindresultaat nooit echt duidelijk of dit alles echt gebeurd is of slechts een illusie in het hoofd van de professor. Door alle hype vooraf werd Lolita (1962) wel een groot succes. De kritiek was echter verdeeld.    

Nucleair Oscarmateriaal

Dr. Strangelove

Dr. Strangelove

In 1964 maakte Kubrick een film die je met een gerust hart een meesterwerk mag noemen en die de nieuwe standaard zette voor een genre dat weinigen beheersen: de zwarte komedie.  Dr. Strangelove: Or How I Learned To Stop Worrying and Love the Bomb is gebaseerd op de roman Red Alert van Peter George en was in eerste instantie bedoeld als thriller over de Koude Oorlog. Maar tijdens het schrijven, samen met George en meestersatiricus Terry Southern, merkte Kubrick dat het script hem steeds aan het lachen maakte. Hij besefte dat de tijd rijp was voor een komedie die de draak stak met een nucleaire oorlog, een fenomeen dat de westerse wereld daadwerkelijk angst aanjaagde op dat moment. Peter Sellers had drie rollen in de film, waaronder die van dokter Strangelove (een voormalig Nazi die nu adviseur is van de Amerikaanse president, maar zijn oude gewoonten nog niet helemaal af is geleerd). Kubrick verdiende er zijn eerste van vier opeenvolgende Oscarnominaties mee.

2001: A Space Odyssey

2001: A Space Odyssey

Vlak na de release van Strangelove benaderde Kubrick science-fictionschrijver Arthur C. Clarke voor een samenwerking. Diens verhaal The Sentinel (1948) fascineerde Kubrick en hij wilde de mogelijkheden onderzoeken er een film van te maken. Hun samenwerking zou resulteren in Kubricks beroemdste film. Toen 2001: A Space Odyssey in 1968 afgevuurd werd op het publiek wist dat niet wat het overkwam. 2001 is een film die afweek van alle gebaande paden en revolutionair was in zijn gebruik van special effects en klassieke muziek op de soundtrack. Ook de kritiek was verdeeld, uiteenlopend van pure aanbidding tot het gebruik van woorden als ‘saai, aanmatigend, halfslachtig, pretentieus en volledig de weg kwijt’. Kubrick gaf ooit toe dat meer dan 200 mensen wegliepen uit een screening voor professionals, waaronder het hoofd van productiemaatschappij MGM.

Toen de film uitgroeide tot een succes draaiden ook veel critici bij. Langzaamaan groeide de populariteit en toen 2001 in 1969 en 1970 een rerelease kreeg bereikte die pas een piek. Dat kwam mede door het omarmen ervan door de jeugd en de toen alom aanwezige drugsscene. De leden daarvan waren ervan overtuigd dat de film pas begrepen werd onder invloed van stimulerende middelen. MGM begreep die aantrekkingskracht en voorzag de film bij een nieuwe rerelease in 1972 van de tagline ‘The Ultimate Trip‘. Juist door het ontbreken van een eenduidige interpretatie kon 2001 uitgroeien tot een fenomeen. Kubrick en Clarke waagden zich nooit aan uitleg en zeiden dat elke versie de goede was. Clarke zei zelfs ooit: ‘If you understand the film then Stanley and I have failed.’

In de twee jaar daarna werkte Kubrick aan Napoleon, een biografie waarvoor hij een uitgebreid script schreef en veel onderzoek deed naar bronnen en filmlocaties. Hij was gefascineerd door de persoonlijkheid van de man die genialiteit en het vermogen om fatale strategische beslissingen te nemen in zich verenigde. Hij stond op het punt met de opnames te beginnen in 1970 toen Waterloo, met Rod Steiger als Napoleon, uitkwam en flopte. Kubrick bedacht zich, maar zou nog vele malen terugkeren naar zijn researchmateriaal, wachtend op het moment dat de tijd wel rijp zou zijn voor de epische biopic die hij voor ogen had.

LEES VERDER IN DEEL 2

Film / Achtergrond
special: Stanley Kubrick: The Exhibition + retrospectief (deel 2)

Met de blik van een meester

In dit tweede deel kijken we naar Kubricks werk tussen 1970 en zijn dood in 1999. Die periode begon met zijn meest omstreden film en gaat via twee zeer verschillende boekbewerkingen naar een film die zijn laatste bleek te zijn, alhoewel hij dat toen niet kon vermoeden, en waar hij zelf het meest tevreden over was.

DEEL 1 | DEEL 2

X-rating en copycats

A Clockwork Orange

A Clockwork Orange

In zijn meest omstreden film A Clockwork Orange (1971), gebaseerd op de gelijknamige roman van Anthony Burgess, ging de regisseur verder met zijn zoektocht naar de toekomst en de drijfveren van de mens. Alex (Malcom McDowell) en zijn ‘droogs‘ (een van de vele taalvondsten van Burgess die Kubrick met veel bravoure verwerkt in de film) hangen rond in de Korova Milkbar, als ze tenminste niet bezig zijn met het in elkaar slaan van voorbijgangers, het aanranden van vrouwen of het terroriseren van ouders en volkomen vreemden. Als Alex wordt verraden door zijn maten ondergaat hij in de gevangenis een experimentele techniek om het inherente geweld in hem te onderdrukken. Maar als hij vrijgelaten is blijft de vraag overeind of Alex echt is genezen. A Clockwork Orange was zeer controversieel door de geweldscènes en het plezier waarmee Alex en zijn droogs dat geweld uitoefenen. De film kreeg een X-rating en Kubrick nam de film zelfs uit roulatie in Groot-Brittannië toen de film copycats bleek te inspireren. Tieners kleedden zich als Alex en zijn bende en begonnen daadwerkelijk het terreurbewind uit te oefenen uit de film. Toen een vrouw werd verkracht die beweerde dat de dader beïnvloed was door de film stapte Kubrick zelf naar producent Warner Brothers, erop aandringend dat de film in Groot-Brittannië pas na zijn dood vertoond mocht worden. En zo geschiedde.

Barry Lyndon

Barry Lyndon

De trend die Kubrick inzette met 2001 en Napoleon, een lange voorbereiding en een uitgebreid researchtraject, zette hij door met zijn volgende film. Vier jaar, waarvan twee jaar opnames, werkte hij aan Barry Lyndon, een kostuumdrama gebaseerd op de roman van William Makepeace Thackeray The Luck of Barry Lyndon. Kubrick castte opnieuw een ster in de hoofdrol, ondanks zijn eerdere aanvaringen met Kirk Douglas. Ryan O’Neal is de achttiende-eeuwse titelheld die zich omhoog werkt in de Engelse upper class, om daarna te ontdekken dat de weg ernaartoe en de positie hem geen geluk hebben gebracht. Visueel is Barry Lyndon (1975) een van de mooiste films ooit gemaakt. Net als in 2001 verlegde Kubrick grenzen, ditmaal door het uitbannen van kunstlicht bij de opnames. Alle scenes in de film die licht nodig hebben krijgen dat van kaarsen. Omdat de generatie lenzen die toen in film gebruikt werden niet lichtsterk genoeg waren voor die omstandigheden wende Kubrick zich tot Zeiss. De lenzenmaker beschikte over speciale 50mm lenzen die met een diafragma van f/0.7 ongekend lichtsterk zijn. Ze waren eerder gebruikt voor de Apollo-landingen op de maan. Speciaal voor de film werden die aangepast zodat ze met Kubricks camera’s gebruikt konden worden. Het effect dat hij ermee bereikte is schitterend en Barry Lyndon heeft een schilderachtige kwaliteit die zelden meer gezien is in cinema. Maar een publieksfilm is het niet, daarvoor ligt de nadruk te veel op sfeer en is hij te traag. De film kreeg 7 Oscarnominaties, waaronder Beste Film en Kubricks laatste als beste regisseur. Voor de technische kwaliteiten werd Barry Lyndon wel gewaardeerd, maar opnieuw won Kubrick niet de regieprijs. Teleurgesteld als hij was over de publieksontvangst besloot Kubrick dat zijn volgende film een commercieel succes moest worden.

De horror in de mens

The Shining

The Shining

The Shining, het boek van Stephen King, leek een vreemde keuze voor Kubrick. Het horrorgenre zou een stap te ver zijn voor de rationele regisseur. Maar de enorme populariteit van King en de casting van Jack Nicholson in de hoofdrol deden de verwachtingen niettemin tot grote hoogte stijgen. Het resultaat is een film die weliswaar volbloed horror is, maar van een heel andere orde dan wat liefhebbers kenden en wat de lezers van King verwachtten. Die laatsten waren dan ook de eersten die afhaakten toen ze merkten hoe rigoureus de filmmaker had gesneden in de plot van King. Waar die vooral de nadruk legde op het bovennatuurlijke en het onverklaarbare gaat Kubrick op zoek naar de horror in zijn personages en de kilte van het Overlook hotel. Een kilte die voortkwam uit Kubricks berekenende en intellectuele aard, die inging tegen de onderbuiktactieken van King. De technische innovatie in deze film beperkt zich tot een ingenieus gebruik van de steadicam, waarmee de filmmaker shots kon maken die met traditionele dollies en cranes niet mogelijk waren. Het waren vooral de opnames van The Shining (1980) die Kubrick de reputatie van perfectionist bezorgden. Die opnames duurden ruim een jaar en de acteurs hadden het zwaar met Kubricks vele retakes en de honderden scriptwijzigingen, soms meerdere per dag. Vooral Shelley Duvall leed eronder en de paniek en stress die de fragiele actrice in haar rol over weet te brengen lijkt een rechtstreeks gevolg van de druk die Kubrick op haar legde.

Full Metal Jacket

Full Metal Jacket

De tijd die Kubrick besteedde aan voorbereidingen bereikte een nieuwe piek bij zijn volgende film: aan Full Metal Jacket (1987) werkte hij bijna zeven jaar. De film is gebaseerd op de roman The Short-Timers van Gustav Hasford, waarin een eenheid jonge mariniers eerst gedrild wordt en vervolgens de strijd aan gaat met een onzichtbare en onbegrepen tegenstander in een ver land dat Vietnam heet. Die scheiding in twee delen is ook het zwaktepunt van de film omdat de delen te veel als losse elementen bestaan en weinig relatie hebben. Afzonderlijk zijn ze wel sterk, vooral het stuk waarin de mariniers getraind worden door een meedogenloze sergeant en waarin een van hen zelfs bezwijkt aan de druk. De relatie met Kubricks eigen behandeling van zijn acteurs is in de ogen van de regisseur vast niet voor de hand liggend. Mede dankzij de vrij conventionele plot, voor Kubrickbegrippen dan, en structuur werd Full Metal Jacket wel een redelijk succes. Een succes dat echter groter had kunnen zijn als Kubrick door zijn eigen traagheid niet was ingehaald door Oliver Stone, die – met het door critici en publiek bejubelde Platoon – een jaar eerder was met zijn publieksfilm over de Vietnamoorlog. Stanley Kubrick was afgetroefd. En dat zou hem nogmaals gebeuren.

Meer onvoltooide projecten
Het zou twaalf jaar duren voordat zijn volgende film uit kwam, een release die pas enkele maanden na zijn dood plaats vond. Waarom twaalf jaar? Om de eenvoudige reden dat hij opnieuw aan projecten werkte die uiteindelijk nooit van de grond zouden komen. Het belangrijkste daarvan was Aryan Papers, een drama over een Joodse vrouw en haar neefje die zich voordoen als katholieken om niet vervolgd te worden tijdens de Holocaust. Kubrick verrichtte research en schreef een script, gebaseerd op de roman Wartime Lies van Louis Begley, en hij was druk bezig met de voorbereidingen om te gaan filmen en de casting toen hij hoorde dat Steven Spielbergs Schindler’s List klaar was om in productie te gaan. Kubrick wilde de strijd niet aangaan met publiekslieveling Spielberg en besloot het project te staken. Na bijna vier jaar aan de voorbereidingen ervan gewerkt te hebben. Kubrick richtte zich toen weer op A.I.: Artificial Intelligence, naar het science-fictionverhaal Super-Toys Last All Summer Long over een jongensrobot die – net als Pinokkio – graag een echt mens wil worden. Samen met schrijver Brian Aldiss werkte hij een deel van de jaren tachtig en negentig aan de voorbereidingen. Naarmate het project meer vorm kreeg begon Kubrick echter te twijfelen of het wel voor hem geschikt was. Hij voerde lange telefoongesprekken met Steven Spielberg, waarin ze discussieerden over het project. Uiteindelijk besloot Kubrick dat zijn collega veel beter geschikt was als regisseur en ook dit project legde hij stil. Na de dood van Kubrick in 1999 nam Spielberg het op zich de film af te maken.

Eyes Wide Shut

Eyes Wide Shut

In 1997 kwam de mededeling dat Kubrick de erotische thriller Eyes Wide Shut zou maken, gebaseerd op Traumnovelle van Arthur Schnitzler. Hierin wordt het leven van de succesvolle arts William Harford overhoop gegooid als hij hoort dat zijn vrouw Alice hem wil verlaten voor een man uit haar dromen die niettemin zo echt is voor haar dat ze er alles voor op wil geven. Vervolgens duikt de arts het nachtleven en zijn onderbewustzijn in op zoek naar begrip, maar ook wraak. De opnames vergden meer dan twee jaar, mede omdat twee van de gecaste acteurs (Harvey Keitel en Jennifer Jason Leigh) door het uitlopen van de opnames in de problemen kwamen met hun eigen schema’s. Toen bekend werd dat Kubrick in zee ging met acteursechtpaar Tom Cruise en Nicole Kidman stegen de verwachtingen over de film verder. Hou ver zou Kubrick durven gaan in het expliciet maken van de beloofde erotiek en seksscènes? Eyes Wide Shut (1999) zou uiteindelijk een van de meest conventionele films van Kubrick worden, ondanks de toch wel aanwezige erotiek en de dromerige atmosfeer. De Amerikaanse versie is zelfs nog wat braver door de digitaal toegevoegde silhouetten die de seks in de orgiescène moesten blokkeren. De kritiek op de film was niet mals, maar door de aanwezigheid van de sterren en door de plotselinge dood van de regisseur stroomde het publiek aanvankelijk toe. Kubrick was naar verluid tevreden met het resultaat, maar zoals zo vaak bleef ook hier het enigma van wat de man nu werkelijk dacht overeind. Vier dagen na de vertoning van de definitieve versie van Eyes Wide Shut overleed Kubrick.

Tentoonstelling en retrospectief
Het Deutsches Filmmuseum ging acht maanden lang op ontdekkingstocht door de nagelaten collectie in Kubricks huis nabij Londen, dat tot voor kort ontoegankelijk was. De uitgebreide tentoonstelling, een coproductie met het Deutsches Filmmuseum, werpt nieuw licht op Kubricks drijfveren en zijn werkwijze. Vele originele attributen en kostuums, scenario’s, foto’s, brieven en camera’s bieden een blik in zijn gedachtewereld. Belangrijke filmfragmenten en interviews zijn als een schil om de objecten heen geprojecteerd. Ook zijn Kubricks foto’s voor Look Magazine uit de jaren veertig te zien en een twintig minuten durende audiovisuele presentatie gaat dieper in op Kubricks bijzondere gebruik van muziek. De tentoonstelling biedt een blik achter de schermen van de filmsets om zo tot nieuwe inzichten te komen over Kubricks technische innovaties en het gebruik van special effects. Dat Kubrick zijn filmprojecten tot in het kleinste detail voorbereidde, blijkt uit de hoeveelheid en de veelzijdigheid van het geëxposeerde materiaal. Een waardig eerbetoon aan een visionair filmmaker dat niet voor niets al sinds 2004 met groot succes de wereld rondreist. De manier waarop EYE het heeft vormgegeven, chronologisch en met de films centraal als kapstok voor al het gerelateerde materiaal, tilt deze tentoonstelling echter tot nieuwe hoogten.

Boeken / Fictie

De zoektocht van Henry Bright betekent ook de zoektocht van Josh Ritter

recensie: Josh Ritter (vert. Ronald Cohen) - De wonderjaren van Henry Bright

.

Het is 1918, de Eerste Wereldoorlog is voorbij, de wereld ligt in scherven uiteen en Henry Bright, een oorlogsveteraan die nauwelijks meerderjarig is, is zojuist vader geworden. Zijn vrouw Rachel, met wie hij net een geïmproviseerd bruiloftje achter de rug heeft, sterft in het kraambed, als Henry plotseling een stem hoort. Het is de stem van een engel, die praat door de mond van zijn paard. Ga weg, raadt die stem hem aan, ga weg en kom niet meer terug. Verbrand al je schepen achter je en vertrek. Henry Bright doet wat hem gevraagd wordt, hij is niet anders gewend.

Wankele stapjes

Josh Ritter is de singer-songwriter die met dit veelbelovende uitgangspunt zijn eerste stappen in de literatuur zet. Wankele stapjes, dat wel, van iemand die weet hoe hij een verhaal moet vertellen, een rijke fantasie heeft en een opvallend talent om sterke beelden op te roepen, maar ook nog het nodige te verbeteren heeft.

Het idee voor het verhaal van Henry Bright kwam toen Ritter werkte aan zijn meest recente studioalbum, So Runs the World Away. Het is nauwelijks voor te stellen hoe deze roman in een liedje van drie minuten zou hebben geklonken, want Ritter roept een wereld op die het midden houdt tussen het magisch realisme uit de Zuid-Amerikaanse school en de soms angstaanjagend opwindende memoires van Ernst Jünger. Ritter houdt zich niet in, hij neemt risico’s die niet allemaal goed uitpakken, maar zijn ambitie verraadt zowel fantasie als een visie op literatuur, en daarmee neemt hij de lezer voor hem in.

Grote Oorlog, grote verhalen

Het ligt niet voor de hand voor een Amerikaanse debutant om zich te verdiepen in de Grote Oorlog, die toch vooral deel uitmaakt van het gemeenschappelijk geheugen van de Europeaan – en zelfs dat vaak niet eens. In Nederland kunnen we bibliotheken vullen met romans over ’40-’45, in België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland geldt dat voor ’14-’18. Lees er bijvoorbeeld de rijke verzameling oorlogspoëzie in de bloemlezing Het lijf in slijk geplant (geselecteerd door Geert Buelens, hoogleraar Moderne Letterkunde aan de UU) maar op na. Ritter verdiepte zich grondig in de oorlog en de periode erna, en raakte er gaandeweg door gefascineerd. De wonderjaren van Henry Bright is een vrucht van die fascinatie.

Vanaf regel één gooit Ritter alle remmen los, inclusief een baby die de ‘Nieuwe Hemelkoning’ moet worden, een reis door een kapotgeschoten landschap en een betweterige engel, die Henry voortdurend op het verkeerde been lijkt te willen zetten. Ritter is bovendien niet beschroomd om in zijn debuut de goocheldoos met literaire trucs en intertekstualiteit tot de bodem te ledigen. De reis van Henry die onmogelijk kan worden geïnterpreteerd zonder de Odyssee te noemen, de brand die hij aansteekt en die vervolgens het bos waar hij doorheen reist in de as legt, symboliseert natuurlijk zijn eigen verleden dat hem op de hielen zit, enzovoort. En dan zijn er natuurlijk die opvallende metaforen, beeldsprakigheden die de verschillende weertypen en lichaamsgesteldheden moeten beschrijven. Vaak op het randje van kitsch, soms erover, maar altijd getuigend van durf, van de bereidheid af en toe eens een risicootje te nemen.

Opeens is daar de structuur


Zo veel goede wil, zo veel verteltalent en toch overtuigt Henry Bright in z’n geheel toch niet helemaal. De archaïsche, auctoriale vertelstem die Ritter hanteert, werkt goed en is bovendien knap getroffen, maar hij slaagt er niet in die toon tot het eind toe vol te houden. Ook lijdt De wonderjaren van Henry Bright aan een klassiek debutanteneuvel: het ambitieus begonnen web van verhaallijnen wordt niet helemaal geloofwaardig afgeweven, waardoor de lezer de draad (jaja) soms even kwijt dreigt te raken. Perspectieven, tijden; Ritter jongleert ermee als toonsoorten in een liedje. Maar: niet met hetzelfde gemak. De soepelheid van de songwriter ontbreekt en dan komt de structuur opeens bloot te liggen, alsof je naar een röntgenfoto van een roman zit te kijken. Of naar het notenschema van een liedje.

Ritters tweede roman wordt inmiddels afgerond. Alleen als hij erin is geslaagd de kinderziektes van zijn eersteling weet te genezen, heeft de Amerikaanse literatuur er een interessante auteur bij.

Boeken / Non-fictie

De terugkeer van de omgevallen boekenkast

recensie: Umberto Eco (vert. Roland Fagel) - Het creëren van de vijand

Het is een titel die een gewichtig boek insinueert: Het creëren van de vijand. Umberto Eco wilde het boek eigenlijk gewoon ‘Gelegenheidsgeschriften’ noemen. Minder aantrekkelijk, maar een betere benaming. Dat zijn het immers, slechts een van de stukken gaat over vijandsbeelden.

Eco is vooral bekend door zijn romans. Vorig jaar was De begraafplaats van Praag nog een bestseller, zijn eerste roman, De naam van de Roos, werd zelfs verfilmd. Maar Eco is in de eerste plaats een wetenschapper, semioticus, gespecialiseerd in middeleeuwse literatuur en de werken van James Joyce.

Neo-avantgarde

In de jaren vijftig van de twintigste eeuw was Eco al bezig naam te maken in de academische en literaire wereld, als jong en aanstormend semioticus. In 1963 hoorde hij bij de oprichters van de Gruppo 63, een neo-avantgardistische groep Italianen. Zij probeerden niet alleen de literatuur en beeldende kunst te vernieuwen, maar ook het denken daarover. Het structuralisme raakte net in zwang, Roland Barthes stond op het punt om Death of the Author te schrijven. En Eco liep mee in de voorhoede.

In Het creëren van de vijand zijn vijftien stukken van Eco verzameld die hij voor specifieke gelegenheden heeft geschreven: congressen voor semiotici, een jubileumviering, verschillende jaarboeken en een openingslezing voor een congres over ethiek. Het enige wat de stukken met elkaar gemeen hebben is dat Eco hun onderwerp niet zelf heeft gekozen. De geschriften hebben dan ook niet tot doel tot denken aan te zetten, maar eerder

zowel spreker als gehoor te amuseren. Kortom, het gelegenheidsgeschrift is een barokke oefening in welsprekendheid, te vergelijken met het soort uitdagingen dat Rosanna oplegde aan Christian (en daarmee ook aan Cyrano de Bergerac), in de trant van: ‘vertel me eens iets over de liefde.’

Overzichten en opsommingen


Eco is geïnteresseerd in hoe iets een boodschap overbrengt en met wat er nu precies gezegd wordt. Zijn stuk over Thomas van Aquino (‘Geen embryo’s in het paradijs’) is daar een mooi voorbeeld van. Door een nauwkeurige analyse van Thomas’ werk betoogt Eco dat de middeleeuwse denker helemaal niet tegen abortus was. De ‘Overpeinzingen bij Wikileaks’ betogen vooral dat een echt geheim een ‘leeg geheim’ is, iets wat nooit gedeeld wordt. Daarmee wordt een echt geheim ook nutteloos, want onkenbaar. De geheimen die de verschillende geheime diensten verzamelen zijn dat volgens Eco niet – Wikileaks publiceerde een hoop gegevens die al publiekelijk bekend waren.

In tegenstelling tot eerdere non-fictiewerken van Eco, zoals De structuur van slechte smaak, Kant en het vogelbekdier en Zes wandelingen door fictieve bossen mist Het creëren van de vijand coherentie. De breedte van onderwerpen is echter geen bezwaar, eerder een voordeel van het boek. Een echt specialistische uiteenzetting ontbreekt in het boek. De beperkte ruimte voor ieder onderwerp voorkomt dat Eco te veel op de millimeter gaat werken. Zo blijft het redelijk goed te volgen, ook als je niets van het onderwerp weet.

Bibliotheca semiologica, curiosa, lunatica, magica et pragmatica

Eco lijkt vooral bezig te zijn met onderwerpen in hun context te plaatsen. Zo verzanden de stukken soms in overzichten en opsommingen. ‘Schatgraven’ spant wat dat betreft de kroon – een opsomming van schatten, waar ze te vinden zijn, waar ze vandaan komen en waar ze hun waarde aan ontlenen. Eco heeft een enorme bibliotheek en dat wil hij laten merken ook. De verwijzingen vliegen je om de oren. Indrukwekkend allemaal, maar af en toe wat protserig en overbodig. Ook zijn voorliefde voor citaten loopt soms weg met de stukken. Zeker als het oorspronkelijke Latijn niet vertaald wordt.

De diversiteit van onderwerpen in Het creëren van de vijand is een groot pluspunt. Toch kan het boek niet heel erg boeien. Daar wraakt zich toch het feit dat het gelegenheidsgeschriften zijn. Alle stukken zijn geschreven met een specifiek doel voor ogen, een specifieke plek om uitgesproken of gepubliceerd te worden. Hoewel goed te volgen zijn de stukken vrij specialistisch, geen wonder gezien het feit dat ze voor een specifiek, bijna per definitie geïnteresseerd publiek geschreven zijn. Hoewel het flauw lijkt, komt de gedachte dan onwillekeurig boven: daar had je bij moeten zijn.

Film / Films

You have the right… to love this movie

recensie: 21 Jump Street

Iedereen zal veel herinneringen hebben aan zijn of haar middelbareschooltijd, maar niet iedereen krijgt de kans om nog eens terug te gaan en het beter (of slechter) te doen. In deze sterke actiekomedie krijgen agenten Schmidt en Jenko deze kans wél.

~

Ondanks hun grote verschillen, Schmidt (Jonah Hill) was op de middelbare school een typische nerd en Jenko (Channing Tatum) een populaire jongen, sluiten de twee hoofdrolspelers in 21 Jump Street na de middelbare school vriendschap op de politieacademie. Nadat ze hun opleiding hebben voltooid, worden ze op een undercovermissie gestuurd om een drugsbende op een middelbare school op te rollen.

In eerste instantie is het de bedoeling dat de twee de rollen hernemen die ze vroeger ook hadden. Jenko krijgt dus de rol van een populaire jongen en moet bij de ‘incrowd‘ gaan horen, terwijl Schmidt zich bij de nerds moet voegen. Door een stommiteit van Jenko krijgen de jongens echter elkaars naam en dus ook elkaars rooster. Vanaf dat moment gaan dingen niet meer zoals gepland, wat vooral Jenko niet kan waarderen.

Sterk plot met aandacht voor de actualiteit


~

Jenko lijkt te denken dat de levensstijl die hij zich herinnert altijd hetzelfde is gebleven, maar naarmate mensen opgroeien en veranderen, verandert ook de jongerencultuur. Dit hebben de regisseurs goed weten te vangen. Populaire onderwerpen voor de jeugd van deze tijd, zoals Glee, Youtube, ecologisme, veganisme en homoseksualiteit, krijgen subtiel een verwijzing – of afkeuring. Omdat de film begint met een intro uit de middelbare schoolperiode van Smith en Jenko wordt het verschil tussen de twee generaties alleen maar sterker benadrukt.

De plot van de film op zich zelf zit niet vol verrassende wendingen en moeilijke personages, maar de manier waarop het verhaal wordt neergezet maakt dit meer dan goed. 21 Jump Street zit boordevol leuke woordgrapjes (not-so-slim-Shady om de dan nog Eminemfan Schmidt te beschrijven), verwijzingen naar andere films (wie vindt die naar Jack Sparrow?) en grappige scènes. Een goed beeld van de vele komische tegenstellingen geeft de scène waarin Jenko en Schmidt trots hun politiediploma in ontvangst nemen en verkondigen ‘bad ass motherfuckers‘ te worden. Nog geen seconde later fietsen ze op een suf politiefietsje door het park om kinderen te verbieden de eenden te voeren.

Niet alleen maar lachen, gieren, brullen


Naast de komische kant heeft de film ook een aantal onverwachte en spannende momenten die vol actie zitten. Van begin tot eind ben je als kijker geboeid en vooral aan het einde word je regelmatig verrast. Een kleine afknapper voor sommigen kan het grove taalgebruik zijn, maar dit is meer een persoonlijke kwestie. Al met al is 21 Jump Street een ontzettend grappige actiekomedie met als leuke extra’s een verrassend sterke rol van Channing Tatum en een gastoptreden van Johnny Depp. 

Muziek / Concert

Gedegen en fenomenaal

recensie: My Morning Jacket

.

Natuurlijk is het afwachten hoe My Morning Jacket op het podium van Tivoli vorm geeft aan de rijke historie van de band. De nadruk zou kunnen liggen op het nieuwste album Circuital maar ze kunnen ook teruggrijpen naar hun begintijd. Gelukkig is een mooie mengeling ons gegund met de nadruk op de gitaarhistorie.

~

De hoge stem van Jim James is al jarenlang onmiskenbaar het handelsmerk van My Morning Jacket. Het debuut dateert alweer uit het laatste jaar van de jaren negentig. Met The Tennessee Fire speelde de band zich direct in de kijker van de alternatieve popliefhebbers. Het niveau van de albums die volgden was bijna zonder uitzondering hoog. Toch zit er een evolutie in de muziek van dit uit Kentucky komende gezelschap. Zo transformeerden de laatste drie albums naar meer elektronica ten koste van het gitaargeluid. Wie Circuital direct na het debuut draait kan maar moeilijk geloven dat het om één en dezelfde band gaat. De verbreding of transformatie die My Morning Jacket heeft doorgemaakt is verbluffend.

Gedegen
Het publiek in Tivoli wordt nauwelijks opgewarmd door de geluiden van de Belgische formatie King Dalton. Het ombouwen van het podium neemt bijna een half uur in beslag, terwijl My Morning Jacket toch beschikt over een crew van zo’n zes man. De vijfmansformatie wordt nog altijd stevig aangevoerd door James, die ook de meeste aandacht naar zich toe weet te trekken op het rechterdeel van het podium. Zijn act doet soms wat aan Peter Gabriel en Antony and the Johnsons denken, met zijn cape en soms zijn handdoek over zijn hoofd. Muzikaal is het een stuk ruiger dan voornoemde vergelijkingen, maar het charisma komt wel overeen.

~

In een twee uur durende show geeft My Morning Jacket een mooie bloemlezing uit hun dertienjarige historie. We zien een band die een gedegen stuk muziek weet neer te zetten, als je het vergelijkt met het rammelige maar veelbelovende geluid van het debuutalbum The Tennessee Fire. Je kunt zien en horen dat hier mannen met een flink stuk podiumervaring staan te musiceren. Geen routine, daarvoor straalt er te veel plezier en magie van het podium in Utrecht.
Andere oren
Op het moment dat je op de beats, bassen en zang je ogen sluit en je helemaal laat meevoeren met de muziek, komt onwillekeurig een herinnering opzetten aan het oude Pink Floyd van voor The Dark Side of the Moon. De psychedelische tijd van deze supergroep heeft zeker zijn zaadje geplant in My Morning Jacket. Het tempo ligt over het algemeen hoog, evenals het geluidsniveau. Een absoluut hoogtepunt is de semi-ballad ‘Slow Slow Tune’, die tevens op video is vastgelegd.

~

De mix van gitaarmuziek met gepaste elektronica neemt naar het eind van het optreden toe en geeft een prima aanvulling en invulling aan het gedegen uitgesponnen geluid van de band, zonder afbreuk te doen aan de sferische en soms hoogdravende elementen van de composities van James. De welvende gitarendeken, ondersteund met stevige bas en drum, is doorspekt met toetsenklanken. Af en toe wellen wat saxofoonklanken op als gitarist Carl Broemel van instrument wisselt. De zang van James is in de loop van de jaren iets gedaald in toonhoogte maar heeft niet ingeboet aan zeggingskracht. Het onvaste karakter van weleer heeft plaatsgemaakt voor zelfvertrouwen.
De net-niet uitverkochte zaal van Tivoli aan de Oude Gracht kan terugkijken op een fenomenaal en gedegen optreden. Iedereen die er niet was had in Nederland alleen direct de volgende dag nog kans om de band op dit moment aan het werk te zien in Groningen. Live voegt My Morning Jacket net dat beetje extra toe, waardoor je de albums met andere oren zal gaan beluisteren.
Boeken / Non-fictie

Dichter bij de mens Jonathan

recensie: Jonathan Franzen (vert. Peter Abelsen) - Verder weg

Jonathan Franzen mag sinds Vrijheid dan een beroemd schrijver zijn, hij is, nog steeds, ook maar een mens. Bij het lezen van de non-fictiestukken in de bundel Verder weg lijk je de mens Jonathan te naderen. Als je door blijft lezen.

Op het eerste gezicht lijkt Verder weg een tussendoortje, met de nodige gemakzucht in elkaar geflanst door de uitgeverij. De stukken in de bundel lijken weinig gemeen te hebben: lovende recensies over veelal onbekende boeken, essays over Franzens avonturen als vogelaar, over liefde en hoe technologie die in de weg staat, over autobiografische fictie, over de staat New York en over David Foster Wallace. Op de cover staat, bij wijze van ondertitel: ‘Van de auteur van Vrijheid‘. En dan prijkt er ook nog een schreeuwerige gouden sticker op de Nederlandse vertaling, waarop Joost Zwagerman je verzekert dat Vrijheid een boek is ‘waar je echt van gaat houden’, zodat er geen misverstand over kan bestaan: dit, lezer die Vrijheid zo mooi vond, is een zoethoudertje, voor het geval een volgende roman weer negen jaar op zich laat wachten.

Franzen op z’n slechtst

Als je allergische reacties krijgt van zulke marketingstrategieën ben je wellicht geneigd deze bundel links te laten liggen. En daar zou je, wederom op het eerste gezicht, gelijk in hebben. Een groot aantal van de eerder geschreven stukken zijn ook elders terug te vinden. Zo verscheen het openingsstuk ‘Pijn is niet dodelijk (afstudeerspeech op Kenyon College, mei 2011)’ in aangepaste (en aanzienlijk verbeterde) vorm in The New York Times.

Dit openingsstuk geeft een staaltje van Franzen op z’n slechtst. Franzen veronderstelt een directe relatie tussen technologische ontwikkelingen, consumptiegedrag, en falende liefde, maar de voorbeelden die hij vervolgens aanhaalt lijken hier weinig mee te maken te hebben: zijn huwelijk faalde zonder hulp van Facebooks like-button. Via allerlei zijpaden en niet altijd even geslaagde vergelijkingen komt hij heel ergens anders uit dan waar hij begon: bij zijn oprechte liefde voor vogels en de bezwering dat je niet kunt liefhebben zonder jezelf op het spel te zetten. Franzen is een rommelige essayist. Wat in dit essay gebeurt, gebeurt in meerdere: delen ervan voegen uiteindelijk weinig toe aan het centrale betoog en hadden vanuit dat oogpunt net zo goed weggelaten kunnen worden.

Verloren vriend

Aanvankelijk lijkt dat ook het geval in het titelstuk ‘Verder weg’. ‘Verder weg’ is het tweede en langste stuk in de bundel, en het is centraal voor de hele bundel. Het begint als een essay over een afgelegen eiland, met de naam Masafuera (‘verder weg’), waar Franzen heen wil om zich Robinson Crusoe te wanen, om bij te komen van de vermoeiende promotiecampagne voor Vrijheid, maar vooral – zo blijkt – omdat hij niet weet wat hij met zichzelf aan moet sinds de dood van zijn vriend en rivaal David Foster Wallace. Hij schrijft bladzijden vol over het belang van het boek Robinson Crusoe, maar je merkt dat dit slechts een tijdelijke afleiding is van waar het hem werkelijk om gaat.

Terwijl hij een eenzame klimpartij onder vreselijke weeromstandigheden beschrijft, komen de gedachten naar Wallace genadeloos naar voren, de verwarring en de woede waarmee hij Franzen achterliet. Franzen heeft zich altijd de minder getalenteerde van de twee gevoeld en nu moet hij, als overlevende, goed verkopende schrijver eeuwig blijven concurreren met die geniale dode, van wie de media een heilige hebben gemaakt:

Nee, hij was niet in orde, en in zeker opzicht kan het verhaal van onze vriendschap ermee worden samengevat dat ik een diepe genegenheid koesterde voor iemand die geestesziek was. En toen benam die depressieve man zich het leven, op een manier waarvan hij wist dat die degenen van wie hij het meest hield het meeste verdriet zou doen. En wij die van hem hielden bleven achter met een grote woede en het gevoel verraden te zijn. Niet alleen verraden omdat we voor niets onze liefde in hem hadden gestoken, maar ook omdat wij hem kwijt waren terwijl zijn zelfmoord de mens David tot een publiek bezit maakte.

Franzen beschrijft hoe geweldig en hoe frustrerend het was vrienden te zijn met de – vrij onmogelijke – Wallace. Hij probeert van alles om diens dood te plaatsen, haalt er daarom weer allerhande zaken bij, maar je ziet dat zijn pogingen stranden, en het is onduidelijk of hij dat zelf ook ziet. Juist die gemankeerdheid, die zichtbare worsteling van ‘de mens Jonathan’, maakt ‘Verder weg’ tot een ontroerend stuk.

Liefde is een zeldzaam vogeltje

Meer nog dan bij Franzens andere autobiografische non-fictie (How to Be Alone en The Discomfort Zone), die zorgvuldiger geconstrueerd is en literair interessanter, krijg je bij het lezen van Verder weg het gevoel dat je Franzen beter leert kennen. Uit de combinatie van stukken rijst een intiem beeld op van Franzen als een onzekere man, die grote moeite heeft affectie te uiten als het niet gaat om boeken of vogels. Je ziet hoe hij, vanaf zijn eigen eiland, voortdurend probeert de afstand tussen hem en anderen te verminderen, terwijl dat hem tegelijkertijd angst aanjaagt.

In dat licht zijn ook de omzwervingen in zijn essays te begrijpen. Hij gaat omzichtig te werk zodra het gaat over zijn liefde voor andere levende wezens, als een vogelaar die een zeldzaam exemplaar probeert te naderen. Liefde zou wel eens op kunnen schrikken en wie weet of je haar dan ooit nog van zo dichtbij zult kunnen zien. In de recensies echter slaat hij vastberaden een pad in dat hij tot het eind blijft volgen: zijn liefde voor boeken is relatief onproblematisch.

Verder weg is, wellicht onbedoeld, een boek geworden voor wie Franzen van dichterbij wil zien, een boek waarin hij zichzelf op het spel zet zonder de veilige verhulling die het label ‘fictie’ biedt en zonder daarmee te koketteren. Als Verder weg al een sticker nodig heeft, dan zou er op moeten staan: ‘Over Franzen: Een mens van wie je een beetje gaat houden.’

 

Boeken / Fictie

Westerse promiscuïteit en oosterse retraites

recensie: Tim Parks (vert. C.M.L. Kisling) - De dienares

.

De titel verwijst naar hoofdpersonage Beth Marriot, een jonge vrouw met een wild verleden als promiscue rockzangeres. Na een niet nader te noemen gebeurtenis – hoewel het boek niet zozeer rondom een plot is opgebouwd is het toch zonde deze gebeurtenis te verraden – is Beth naar het Dasgupta Instituut vertrokken. In dit meditatiecentrum houdt ze een tiendaagse retraite, om er vervolgens negen maanden lang te blijven werken. Ze maakt deel uit van een groep dienaren en dienaressen die kookt, schoonmaakt en bovendien deelneemt aan de vele meditatiesessies.

Pad naar verlichting
Tijdens de retraites wordt bezoekers van het Dasgupta geleerd wat het boeddhistische Edele Achtvoudige Pad naar verlichting inhoudt en hoe ze dit pad kunnen bewandelen. Voor Beth is het Dasgupta Instituut een uitvlucht: dankzij de vele regels – niet praten, niet schrijven, geen seks – kan ze haar dagelijkse leven ontvluchten en hoeft ze haar levensverhaal niet te delen met de mensen om haar heen. De dienares is het dagboek dat Beth bijhoudt tijdens haar laatste tiendaagse periode in het centrum. Uit haar dagboek blijkt al snel dat ze moeite heeft om haar nieuwsgierigheid naar de buitenwereld nog langer te onderdrukken. Alleen al met het schrijven in haar dagboek breekt ze een belangrijke regel; niet schrijven tijdens de retraites. Daarnaast zoent ze tijdens haar laatste periode met een mededienaar, probeert ze de directrice van het instituut overstuur te krijgen, rookt ze volop en gaat ze keer op keer stiekem naar de kamer van een mannelijke bezoeker om zijn dagboek te lezen.

In De dienares worden Beths omschrijvingen van haar dagelijks leven in het meditatiecentrum afgewisseld met haar persoonlijke herinneringen en lessen uit het Dasgupta. Parks is er in geslaagd die teksten soepel in elkaar te laten overlopen. Je wordt meegesleurd in Beths dilemma: een leven binnen de muren van het Dasgupta, ver van de buitenwereld en ver van haar problemen, of terugkeren naar haar hectische bestaan, waarmee ze alle boeddhistische lessen verwerpt die haar negen maanden lang hebben geholpen. Langzaam maar zeker komt Beth erachter dat ze haar gedachten niet kan ontvluchten: ze is nog niet in staat om verlichting te bereiken of is er nog niet aan toe.

De bekende weg?
In vrijwel iedere recensie wordt aangehaald dat Parks in zijn romans oost en west op ingenieuze wijze met elkaar weet te vermengen. Maar is dat wel zo? Beth is een westerse vrouw, woonachtig in het westerse Groot-Brittannië, met een westerse leefstijl. In het boek beschrijft ze weliswaar enkele boeddhistische ideeën, maar maakt dat de roman oosters? Beth denkt dat ze veranderd is door haar verblijf in het Dasgupta, maar ze ontvlucht het instituut op een bepaald moment om terug te keren naar haar oude leven. Ze heeft het Achtvoudige Pad niet kunnen voltooien en heeft geen verlichting gevonden. In tegendeel; ondanks haar vele uren meditatie kiest ze ervoor om terug te keren naar de haar zo bekende westerse wereld. 

In zijn vorige boek, het autobiografische Leer ons stil te zitten, beschrijft Parks hoe hij dankzij new age-achtige ademhalings- en meditatietechnieken van zijn plasproblemen afkwam. De dienares beschrijft hij zelf als het logische vervolg op dat boek. Maar Parks kwam dankzij meditatie van zijn problemen af, terwijl Beth er alleen tijdelijk door wordt afgeleid. Parks lijkt in De dienares het oosten en het westen niet langer met elkaar te verbinden, maar brengt juist een duidelijke scheidslijn aan tussen de twee: Beth probeert oost en west samen te brengen, maar moet uiteindelijk kiezen voor ofwel het oosten – het Dasgupta – ofwel het westen – haar oude leven. De dienares is een interessante roman over levensvragen, identiteitscrises en filosofie. In tegenstelling tot Parks’ eerdere werk blijven oost en west echter mijlenver van elkaar verwijderd.