Boeken / Non-fictie

Dichter bij de mens Jonathan

recensie: Jonathan Franzen (vert. Peter Abelsen) - Verder weg

Jonathan Franzen mag sinds Vrijheid dan een beroemd schrijver zijn, hij is, nog steeds, ook maar een mens. Bij het lezen van de non-fictiestukken in de bundel Verder weg lijk je de mens Jonathan te naderen. Als je door blijft lezen.

Op het eerste gezicht lijkt Verder weg een tussendoortje, met de nodige gemakzucht in elkaar geflanst door de uitgeverij. De stukken in de bundel lijken weinig gemeen te hebben: lovende recensies over veelal onbekende boeken, essays over Franzens avonturen als vogelaar, over liefde en hoe technologie die in de weg staat, over autobiografische fictie, over de staat New York en over David Foster Wallace. Op de cover staat, bij wijze van ondertitel: ‘Van de auteur van Vrijheid‘. En dan prijkt er ook nog een schreeuwerige gouden sticker op de Nederlandse vertaling, waarop Joost Zwagerman je verzekert dat Vrijheid een boek is ‘waar je echt van gaat houden’, zodat er geen misverstand over kan bestaan: dit, lezer die Vrijheid zo mooi vond, is een zoethoudertje, voor het geval een volgende roman weer negen jaar op zich laat wachten.

Franzen op z’n slechtst

Als je allergische reacties krijgt van zulke marketingstrategieën ben je wellicht geneigd deze bundel links te laten liggen. En daar zou je, wederom op het eerste gezicht, gelijk in hebben. Een groot aantal van de eerder geschreven stukken zijn ook elders terug te vinden. Zo verscheen het openingsstuk ‘Pijn is niet dodelijk (afstudeerspeech op Kenyon College, mei 2011)’ in aangepaste (en aanzienlijk verbeterde) vorm in The New York Times.

Dit openingsstuk geeft een staaltje van Franzen op z’n slechtst. Franzen veronderstelt een directe relatie tussen technologische ontwikkelingen, consumptiegedrag, en falende liefde, maar de voorbeelden die hij vervolgens aanhaalt lijken hier weinig mee te maken te hebben: zijn huwelijk faalde zonder hulp van Facebooks like-button. Via allerlei zijpaden en niet altijd even geslaagde vergelijkingen komt hij heel ergens anders uit dan waar hij begon: bij zijn oprechte liefde voor vogels en de bezwering dat je niet kunt liefhebben zonder jezelf op het spel te zetten. Franzen is een rommelige essayist. Wat in dit essay gebeurt, gebeurt in meerdere: delen ervan voegen uiteindelijk weinig toe aan het centrale betoog en hadden vanuit dat oogpunt net zo goed weggelaten kunnen worden.

Verloren vriend

Aanvankelijk lijkt dat ook het geval in het titelstuk ‘Verder weg’. ‘Verder weg’ is het tweede en langste stuk in de bundel, en het is centraal voor de hele bundel. Het begint als een essay over een afgelegen eiland, met de naam Masafuera (‘verder weg’), waar Franzen heen wil om zich Robinson Crusoe te wanen, om bij te komen van de vermoeiende promotiecampagne voor Vrijheid, maar vooral – zo blijkt – omdat hij niet weet wat hij met zichzelf aan moet sinds de dood van zijn vriend en rivaal David Foster Wallace. Hij schrijft bladzijden vol over het belang van het boek Robinson Crusoe, maar je merkt dat dit slechts een tijdelijke afleiding is van waar het hem werkelijk om gaat.

Terwijl hij een eenzame klimpartij onder vreselijke weeromstandigheden beschrijft, komen de gedachten naar Wallace genadeloos naar voren, de verwarring en de woede waarmee hij Franzen achterliet. Franzen heeft zich altijd de minder getalenteerde van de twee gevoeld en nu moet hij, als overlevende, goed verkopende schrijver eeuwig blijven concurreren met die geniale dode, van wie de media een heilige hebben gemaakt:

Nee, hij was niet in orde, en in zeker opzicht kan het verhaal van onze vriendschap ermee worden samengevat dat ik een diepe genegenheid koesterde voor iemand die geestesziek was. En toen benam die depressieve man zich het leven, op een manier waarvan hij wist dat die degenen van wie hij het meest hield het meeste verdriet zou doen. En wij die van hem hielden bleven achter met een grote woede en het gevoel verraden te zijn. Niet alleen verraden omdat we voor niets onze liefde in hem hadden gestoken, maar ook omdat wij hem kwijt waren terwijl zijn zelfmoord de mens David tot een publiek bezit maakte.

Franzen beschrijft hoe geweldig en hoe frustrerend het was vrienden te zijn met de – vrij onmogelijke – Wallace. Hij probeert van alles om diens dood te plaatsen, haalt er daarom weer allerhande zaken bij, maar je ziet dat zijn pogingen stranden, en het is onduidelijk of hij dat zelf ook ziet. Juist die gemankeerdheid, die zichtbare worsteling van ‘de mens Jonathan’, maakt ‘Verder weg’ tot een ontroerend stuk.

Liefde is een zeldzaam vogeltje

Meer nog dan bij Franzens andere autobiografische non-fictie (How to Be Alone en The Discomfort Zone), die zorgvuldiger geconstrueerd is en literair interessanter, krijg je bij het lezen van Verder weg het gevoel dat je Franzen beter leert kennen. Uit de combinatie van stukken rijst een intiem beeld op van Franzen als een onzekere man, die grote moeite heeft affectie te uiten als het niet gaat om boeken of vogels. Je ziet hoe hij, vanaf zijn eigen eiland, voortdurend probeert de afstand tussen hem en anderen te verminderen, terwijl dat hem tegelijkertijd angst aanjaagt.

In dat licht zijn ook de omzwervingen in zijn essays te begrijpen. Hij gaat omzichtig te werk zodra het gaat over zijn liefde voor andere levende wezens, als een vogelaar die een zeldzaam exemplaar probeert te naderen. Liefde zou wel eens op kunnen schrikken en wie weet of je haar dan ooit nog van zo dichtbij zult kunnen zien. In de recensies echter slaat hij vastberaden een pad in dat hij tot het eind blijft volgen: zijn liefde voor boeken is relatief onproblematisch.

Verder weg is, wellicht onbedoeld, een boek geworden voor wie Franzen van dichterbij wil zien, een boek waarin hij zichzelf op het spel zet zonder de veilige verhulling die het label ‘fictie’ biedt en zonder daarmee te koketteren. Als Verder weg al een sticker nodig heeft, dan zou er op moeten staan: ‘Over Franzen: Een mens van wie je een beetje gaat houden.’