Boeken / Fictie

Oorvertel – De doorvertellingen van Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer

recensie: Ronelda S. Kamfer (vert. Alfred Schaffer) - Santenkraam

In de jaren tachtig werd het vissersdorp Skipskop in Zuid-Afrika ontruimd door de apartheidsregering, omdat er een militaire basis werd gebouwd. In haar bundel Santenkraam geeft dichteres Ronelda S. Kamfer de mensen uit dit verdwenen dorp een stem.

Skipskop
Zowel de inhoud als de vorm van de poëzie in Santenkraam blijft fascineren. Een gouden combinatie die een sterke bundel oplevert. De gedichten in de bundel Santenrkaam zijn inhoudelijk op te delen in  twee soorten gedichten: poëtische portretten van oud-inwoners van Skipskop en persoonlijke gedichten over een ik-persoon. In de eerste categorie worden verhalen verteld, of ‘oorvertel’ (doorvertellingen), zoals de kerncyclus van de bundel heet. Er wordt ingezoomd op een klein stukje Zuid-Afrika en Afrikaanse geschiedenis dat relatief onbekend is. De ontruiming van District 6, een gedeelte van Kaapstad, in de jaren zeventig is veel bekender (‘ik huil niet om die apartheidshit ik huil omdat jullie alleen maar horen / over District 6’ wordt er in één van de doorvertellingen gezegd). Bovendien wordt er door sommigen getwijfeld of Skipskop wel echt heeft bestaan.

Kamfer ging op onderzoek uit en sprak met oud-inwoners. Deze ontstaansgeschiedenis is niet weggepoetst uit de uiteindelijke bundel, maar speelt een belangrijke rol:

wat kom je doen

ik zoek informatie verhalen over Skipskop

(…) ja meneer maar ik wil weten wat er
in Skipskop is gebeurd
hoe zag het eruit
wie woonden er

Hierdoor blijft de auteur constant aanwezig in de gedichten over Skipskop.

Donker
De aanwezigheid van de dichter is eveneens voelbaar in de persoonlijke gedichten die over het leven en de vrienden van de ik-persoon gaan; een ik-persoon die beïnvloed lijkt door de zwaarte van de doorvertellingen over Skipskop. Een opa overlijdt, een vader hangt zich op, een moeder geeft geen liefde, een vriend zegt iedere dag dat hij zelfmoord wil plegen, terwijl de ik-persoon juist zou willen dat ze zich niet zo dood voelde:

op een ochtend vertelde ik hem van mijn leven
en dat (…) als ik het echt zou kunnen ik hem zou doodmaken
dan zouden onze beide wensen uitkomen

Er wordt een lijn getrokken door alle geschiedenishoofdstukken van de Afrikaanse kleurlingen, vanaf de komst van Jan van Riebeeck in de zeventiende eeuw, via het apartheidsregime in de twintigste eeuw, tot het donkere leven van de Afrikaanse dichter nu.

Tweetalig
De vorm van de resultaten van haar zoektocht heeft Kamper in rauwe, maar zangerige poëzie gevat. De verhalende gedichten benadrukken de menselijkheid van het dorp, iets wat de apartheidsregime leek te negeren:

die verhuizing van niks
die hier-om-de-hoek-verhuizing
die steenworp-verhuizing
heeft mensenlevens vernietigd

Inwoners worden steevast bij hun voornaam of bijnaam genoemd en de verhalen lezen als roddels en familieverhalen. In de persoonlijke gedichten vallen de vele herhalingen op, zowel op woordniveau (‘hij wou wou wou zo graag’) als op zinsniveau:

ik kon mijn vader zien hangen
hij hangt
en hij hangt
en hij hangt
zonder mij

Alsof het herinneringen zijn die de ik-persoon maar voor zich blijft zien.

De vorm van de poëzie wordt bovendien overheerst door de vorm van de bundel: op de linkerpagina staan de gedichten in het Afrikaans en op de rechterpagina staan de Nederlandse vertalingen door Alfred Schaffer. Dit zorgt voor een dynamische lezing, waarbij het telkens vergelijken van de twee versies de lezer een mooi inzicht geeft in de lastige keuken van een poëzievertaler. Kamfer lijkt hiervan bewust te zijn geweest en speelt soms een spel met de vertaler. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Klippie Klipklop se storie’ (‘het verhaal van Klippie Klipklop’), waarbij het Nederlandse gedicht op de bladspiegel het negatief van de Afrikaanse lijkt te zijn:

verby                                                       voorbij
verby                                                       voorbij
voorbij                                                     verby
verby                                                       voorbij
de diep                                                     die diep
die diep                                                    de diepe
de diep                                                     die diep
blou see                                                    blauwe zee

De moeder-dochter relatie tussen de Nederlandse en de Afrikaanse taal wordt hierdoor benadrukt, wat weer een weerspiegeling is van de gelijkenis en verbintenis tussen de cultuur en de geschiedenis van onze twee landen. Santenkraam is een bundel die blijft fascineren en die nieuwsgierig maakt naar de verborgen delen van de Afrikaanse geschiedenis en de rol van Nederland daarin.

Theater / Voorstelling

Oude helden zijn inspiratie voor klapstuk jubileumjaar

recensie: Het Nationale Ballet - Bill & Mr. B.

.

De voorstelling Bill & Mr. B. bestaat uit drie choreografieën. Het eerste stuk van de voorstelling is van de choreograaf George Balanchine, die zijn carrière begon bij het revolutionaire balletgezelschap Les Ballets Russes. Vernieuwende aspecten waren dat Balanchine het accent in een voorstelling niet op het verhaal legde, maar op de bewegingen, de muziek, het licht en decor.

Boeiende chaos


~

Symphony in Three Movements is een goed voorbeeld van Balanchines visie op dans. Opvallend zijn de ingedraaide bewegingen en geflexte voeten, in plaats van de uitgedraaide benen en gestrekte voeten die normaal gesproken de basis vormen van klassiek ballet. Bijzondere solo’s, duetten en enorme ensembles wisselen elkaar af. Het grote ensemble vormt vaak geometrische patronen en verandert continu van positie, waardoor je soms niet meer weet waar je moet kijken. Er gebeurt veel tegelijk, waardoor het stuk allesbehalve saai wordt. Het oogt soms wel een beetje chaotisch.

Het Holland Symfonia, onder leiding van Otto Tausk, begeleidt de dansers op de spannende muziek van Igor Stravinsky. Deze muziek maakt het de dansers moeilijk, waardoor het corps de ballet niet altijd even gelijk is. Mooi zijn de groepsstukken waarin de dansers de choreografie net na elkaar uitvoeren, zodat er een soort wave van choreografieën ontstaat. Dit geeft een dynamisch effect.

Adembenemende kracht

~

Het tweede stuk van de avond is van choreograaf William Forsythe, ofwel Bill. De choreografie Steptext begint al terwijl het publiek nog de zaal in loopt. Dit is voor het publiek dat ondertussen zijn plaats zoekt verwarrend, maar het zorgt ervoor dat de toeschouwers meteen worden meegezogen in het stuk. Voor Forsythe was dans abstract en een uitdaging om het onmogelijke te vragen van de fysieke kwaliteiten van het lichaam. Dit stuk laat zien dat dans topsport is. Vier dansers, drie mannen en een vrouw, laten op vioolmuziek van Bach zien wat hun lichaam kan. En dat is soms adembenemend. Zij doen dit met passionele kracht.

De choreografie bestaat uit veel sprongen en pirouettes, wat prachtig is om naar te kijken. Vooral de solo van Cédric Ygnace is indrukwekkend door de fysieke kracht en muzikaliteit die hij uitstraalt. Hij mag na zijn solo direct applaus ontvangen van het enthousiaste publiek. Steptext laat zien hoe technisch de solisten van Het Nationaal Ballet zijn. Ook in dit tweede stuk van de avond spelen de muziek en het licht een bepalende rol. Zij knippen de choreografie in korte fragmenten. Dit betekent wel dat het zaallicht op bepaalde momenten aan is tijdens de dans. Dit is soms een beetje verwarrend, maar het effect is verrassend.

Bewegelijke afsluiter

~

Het laatste stuk The Second Detail – ook van Bill – is de prachtige afsluiter van dit seizoen. De wanden zijn afgedekt met grote witte doeken, waardoor het lijkt alsof de dansers in een andere wereld zijn. De choreografie en het decor geven een futuristische sfeer weer. Achterin staan stoelen op een rij. De dansers zijn verdeeld in groepen, wat zorgt voor verschillende dimensies. Er is een redelijk groot ensemble met allerlei solo’s en duetten door elkaar. Centraal staat het contrast tussen chaos en rust. Op het ene moment zijn er veel dansers die door elkaar dansen, het andere moment is er alleen nog maar een rustig duet. Deze overgangen zijn vaak verassende wendingen, die het stuk boeiend houdt.

Forsythe vertaalt de klassieke dans naar een nieuwe symbolische taal met nieuwe bewegingen. Er gebeurt soms zoveel tegelijk dat je niet meer weet van wie welk arm of been is, en dan ineens staan er nog maar twee solisten overeind. Dit contrast tussen chaos en orde maakt het stuk boeiend. Korte, strakke, sensuele en moderne bewegingen bepalen de choreografie. Opvallend in dit stuk is de muziek van Thom Willems. De harde beat van drums is onverwacht en leidend. De solisten van Het Nationaal Ballet genieten zichtbaar van deze voorstelling, en dat is een lust voor het oog.

Boeken / Fictie

3 maal 3 is oneindig

recensie: Peter Terrin - Post Mortem

Een schrijver die schrijft over een schrijver die schrijft over een schrijver die schrijft. Dat is Peter Terrin in Post Mortem. Maar dat is uiteraard nog niet alles.

Terrin, de schrijver van o.a. Blanco, Vrouwen en kinderen eerst en De Bijeneters, staat bekend om de dunne scheidslijn tussen werkelijkheid en fantasie. In Post Mortem lijkt de schrijver hier in eerste instantie vanaf te stappen. Het verhaal gaat over schrijver Emiel Steegman, die worstelt met de vraag hoe een biograaf na zijn overlijden het levensverhaal van de schrijver zal gaan optekenen.

De schrijver en het noodlot
De roman bestaat uit drie delen en het eerste deel cirkelt rondom de genoemde vraag. Als Steegman onder de douche een excuus verzint om niet aanwezig te hoeven zijn bij een diner met een groep Estse collega’s (‘wegens nogal moeilijke tijden in de familie’) rijst bij hem de vraag hoe een toekomstige biograaf met deze fictieve moeilijke tijden om zal gaan. Zijn gepieker over deze situatie leidt hem tenslotte naar een idee voor een nieuwe roman genaamd T. Over de gelijknamige succesvolle schrijver (T is het initiaal van de hoofdpersoon).

Maar op het moment dat Steegman zich op zijn geniale nieuwe roman wil storten, slaat het noodlot toe. In het tweede deel van het boek wordt zijn dochtertje getroffen door een hersenbloeding en zijn we getuige van de strijd om te overleven die volgt voor het gezin Steegman. Hierin herkennen we de schrijver Terrin die, net zoals in bijv. Blanco, een meester is in het neerzetten van de innerlijke leefwereld van getormenteerde geesten. De strijd die vader en dochter leveren tegen de gevolgen van de hersenbloeding is altijd aangrijpend, nooit vals sentimenteel.

De schrijver en zijn verhaal
Hoe sterk het tweede deel ook is, het derde deel laat juist weer de onnavolgbare auteur Terrin in volle glorie zien. Dit is het deel waarin we door de ogen van de biograaf van Steegman op enkele gebeurtenissen terug kijken. Het is ook het deel waarin we opeens een heel ander beeld van Steegman krijgen voorgeschoteld. Of misschien toch niet? Het is deze onzekerheid die zo typerend is voor het werk van de schrijver. Wat is werkelijkheid en wat niet? Wat is er nu eigenlijk allemaal gebeurd? Wie is Steegman en wat heeft hij gedaan? We zullen het nooit met zekerheid weten.

Zoals we van Terrin gewend zijn blijven er na afloop vele vragen over. Het is een auteur die de lezer voortdurend op het verkeerde been zet, om hem zich vervolgens te laten afvragen of het toch niet het goede been was. Uiteindelijk blijkt ook bij Post Mortem de scheidslijn tussen werkelijkheid en fantasie flinterdun. Dan gaat het nog niet eens over alle andere lagen die in het boek schuil gaan. Zo kun je eindeloos verdwalen in de connecties tussen de drie schrijvers Terrin, Steegman en T. Want verbeeldt de auteursfoto op de omslag nu Terrin of Steegman?

Steegman had voor de gelegenheid een wit overhemd en een smal, zwart stropdasje aangetrokken. De fotograaf vroeg ernaar, en Steegman vertelde over zijn hang naar de jaren van de klassieke typemachines en filterloze sigaretten, de femmes fatales en de maatpakken, de detectives en de existentiële romans.

En is Emiel Steegman eigenlijk T.? Als Terrin Steegman is, en Steegman T., wat zegt dat dan over de verhouding tussen Terrin en T.? Vragen, vragen, vragen. Voor de (eventuele) antwoorden zul je zelf het boek ter hand moeten nemen en je verwonderen over de bijzondere, angstaanjagende maar wonderschone wereld van Peter Terrin. Terrin wordt al jaren gewaardeerd door de internationale pers. Het wordt tijd dat de lezers zich nu ook massaal gaan storten op deze kafkaiaanse schrijver.

Film / Films

Nolan laat niets heel van Batman

recensie: The Dark Knight Rises

Groots, meeslepend, spannend, episch. In deze finale van de trilogie wordt Gotham City op verbijsterende wijze afgebroken en gesloopt. Niets blijft gespaard. Alle remmen gaan los. Christopher Nolan had het zelf al aangekondigd: hij brengt een einde aan zijn Batmanreeks. Niemand mag er meer aanzitten. Naarmate het einde nadert, komt de vraag steeds meer op of dit goed gaat aflopen.

In deze finale van de trilogie wordt Gotham City op verbijsterende wijze afgebroken en gesloopt. Niets blijft gespaard. Alle remmen gaan los. Christopher Nolan had het zelf al aangekondigd: hij brengt een einde aan zijn Batmanreeks. Niemand mag er meer aanzitten. Naarmate het einde nadert, komt de vraag steeds meer op of dit goed gaat aflopen.

~

Het is geen geheim: Christopher Nolan is zeer gecharmeerd van de James-Bondfranchise. De openingsscène in The Dark Knight Rises is de beste sollicitatiebrief ooit. Wat een creativiteit, choreografie en spanningsopbouw. De slechteriken slopen met opzet het hele vliegtuig, in de lucht. En ze overleven het ook nog. Onvergetelijk. 164 minuten trekt Nolan er voor uit. Hij wil dat zijn films iets vertellen over deze tijd. Dat is hem gelukt. De kernramp in Fukushima, Occupy Wall Street, de kredietcrisis, de rellen in Londen. Het zit er allemaal in

Na een ingetogen middenstuk gaan in het laatste uur van de film alle remmen los. Op een sublieme mathematische wijze bulderen we op het eind af. Niets blijft gespaard. Tanks, kernbommen, straaljagers, vrouwen op levensgevaarlijke naaldhakken, verraders en bizarre plotwendingen. Alles is geoorloofd. De film raakt totaal uit balans. Maar dat geeft niet. Catwoman en Batman vechtend naast elkaar tegen de troepen van Bane. Dit wil je zien.

De overwinning heeft je zwak gemaakt
De film speelt zich acht jaar na The Dark Knight af. Batman heeft zich sindsdien niet meer laten zien in de straten van Gotham City. Bruce Wayne leeft als een kluizenaar, rouwend om de dood van zijn geliefde Rachel Dawes. Maar een storm komt opzetten, zoals de verleidelijke dief Selina Kyle (Anne Hathaway) in de oren van Wayne fluistert. League of Shadows, een minileger militanten, komt het karwei afmaken wat ze in Batman Begins niet lukte. Onder leiding van Bane (een onherkenbare Tom Hardy) moet Gotham City vernietigd worden. Aan goede oneliners geen gebrek. Waar de Joker in de vorige film er al quasi op los filosofeerde, neemt Bane dit stokje over. Joker moest het van zijn intelligentie hebben. Bane is één en al spier. Zonder moeite vermoordt hij de één na de ander met zijn blote handen.

~

Een duidelijk verzwakte Bruce Wayne kruipt opnieuw in het vleermuizenpak. Maar hoe lang kan hij dit volhouden, vraagt zijn butler Alfred (Michael Cain) hem? In de eerste confrontatie in het riool van Gotham City merkt ook Bane dat Batman niet de oude is. ‘Heeft de overwinning je zwak gemaakt?’ Cynisch verwijst Bane naar de ondergang van de Joker. Het is niet zijn spierkracht, maar de mentale conditie van de superheld die hem parten speelt. De tijd tikt, letterlijk. Batman moet zichzelf terugvinden om Gotham City te redden. Nolan maakt op alle mogelijke manieren duidelijk dat niets zeker is in deze film.

In het zonlicht
In Batman Begins (2005) ging het om de spirituele zoektocht van Bruce Wayne om zijn woede om te zetten naar kracht. The Dark Knight (2008) zoomde in op de dubbelzinnigheid als je geweld gebruikt om rechtvaardig te zijn. In The Dark Knight Rises moet Bruce Wayne zijn kracht en motivatie hervinden om het kwaad opnieuw te verslaan. Aan alles is te zien dat dit het slotstuk is. Waar de eerste film zich in de nacht afspeelt, vindt The Dark Knight Rises grotendeels overdag plaats in het zonlicht. Het duistere is weg. Maar de weg naar hoop en bevrijding is lang. In deze film gaat niets vanzelf goed. Nolan speelt met de regels van de actiefilm. Gedurfd, maar niet zo baanbrekend als in Inception, Memento of The Dark Knight.

~

Wat de The Dark Knight Rises ons leert is dat we in het duister de motieven vinden van de goeden en de slechten. Hoop is wat de twee onderscheidt en daartussen zit een groot grijs gebied. In The Dark Knight transformeerde goedzak Harvey Dent dankzij de Joker in een harteloze slechterik die het lot liet bepalen door een munt. Deze film biedt minder van deze  tragedische wendingen, maar we blijven dicht bij die dunne lijn zitten.

Niets voor niets wordt Selina Kyle (alias Catwoman) in The Dark Knight Rises opgevoerd. Zij balanceert als sluw karakter juist tussen goed en kwaad. Het ene moment helpt ze Batman, het andere moment verraadt ze hem. Ze is een dief, maar steelt alleen van de mensen die het kunnen missen. De hoop op een beter leven moet haar de goede kant optrekken.

Het is geen gemakkelijke zit. Zo kwetsbaar is Batman nog nooit geweest, al zat die kwetsbaarheid ook in de vorige films. Nolan diept eerdere thema’s uit en actualiseert ze. Zo zien we Cillian Murphy en Liam Neeson in een cameo langskomen. Er is weer een bestuurslid met een dubbele agenda die Wayne Enterprises wil overnemen en we doen de legendarische achtervolgingsscène uit The Dark Knight nog eens dunnetjes over. Helemaal niet erg. Als een filmmaker bereid is om Gotham City op deze spectaculaire wijze compleet te slopen, kan je alleen maar een diepe buiging maken. De laatste minuut biedt dan nog een overheerlijke toetje voor elke Batmanfanaat. Laat hij nou een deur open voor een deel vier?

Kunst / Achtergrond
special: Excursie naar het ARoS Museum in Denemarken

Modernisme in de Deense schilderkunst

.

Talloze boeken zijn er over volgeschreven: wat is nu precies modernisme? Wie op vakantie in Denemarken in de buurt is van Aarhus, kan de tentoonstelling ‘Modernisme in de Deense schilderkunst’ bezoeken in het ARoS Museum, herkenbaar aan de ronde overdekte perspex-gang in regenboogkleuren op het dak, ontworpen door Olafur Eliasson. Onder die regenboog, op de bovenste verdieping is een tegelijk degelijke en uiterst toegankelijke tentoonstelling samengesteld.

Ieder beeld is inbeelding

Wat is eigenlijk ‘modernisme’ in de schilderkunst? Sommigen leggen het begin al tijdens de Renaissance, toen voor het eerst een notie van individualiteit de kop opstak. Portretkunst met levendige, expressieve afbeeldingen in plaats van iconen. Het weergeven van menselijke ervaringen na eeuwenlange religieuze en mythologische motieven. Anderen spreken pas van modernisme als iedere verwijzing naar de realiteit is verdwenen of zover naar de achtergrond gedrongen dat het schilderij abstract en multi-interpretabel is. De kortste definitie komt van de samenstellers van ARoS-modernisme: niet lijken, maar zijn. Of, zoals de Deense Cobraschilder Asger Jorn het formuleerde: ‘Ieder beeld is inbeelding en bestaat daarom in een complementaire relatie tot de realiteit’.

Groeien in een broeikas

De ARoS-tentoonstelling moet het niet hebben van diepzinnige theorieën. Een paar hoofdpunten staan opgesomd op een bord naast het eerste schilderij van Harald Giersing: Aladdin in de wondergrot. Eén enorm, lichtblauw oog, juichend opgeheven armen. De verrukking over de magie van rijkdom en bevrijding. Modernisme wil hier zeggen: een nieuwe start. Eenvoud in lijn, kleur, en ruimte. Vormgeving, ritmische beweging, kunst als een toevoeging aan al het bestaande in plaats van de weergave daarvan. Illustratie, verhaal en illusie zijn taboe. De kern van die nieuwe start is dat het kunstwerk een ding op zichzelf is en geen herhaling van de werkelijkheid.

Svend Johansens - Jaegere

Svend Johansens – Jaegere

In Denemarken, dat net als Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog door zijn neutraliteit van de rest van Europa was afgesloten, is goed verdiend tijdens de oorlogsjaren door voedselleveranties aan de oorlogvoerende landen. Dit legde een solide financiële basis voor de opkomende klasse van Nouveaux Riches die graag kunst kochten. De schilderkunst kwam tot opvallende bloei vanaf 1914. Deense schilders, die in Frankrijk en Duitsland nieuwe kennis hadden opgedaan, maar nu vier jaar binnen de landsgrenzen bleven, konden in een broeikasachtige afgeslotenheid een Deens modernisme ontwikkelen. Deze broeikas was het eindpunt van een culturele ontwikkeling die al in 1864 met een grote nederlaag in de oorlog tegen Duitsland was ingezet. Denemarken verloor toen een groot aantal gebieden en men ging over tot een soort collectieve inner immigration – een in zichzelf gekeerd besef van opgeblazen nationalisme. In tegenstelling tot in Nederland werd de schilderkunst hier steeds meer een plaatselijk gebeuren.

Franciska Clausen - Piberne, 192

Franciska Clausen – Piberne, 192

Deense traditie blijft behouden
Het is ook hier weer opvallend dat er, ondanks het streven naar autonomie van het kunstwerk, toch weinig te zien is dat zich totaal aan de werkelijkheid heeft ontworsteld. Er hangt werk dat bedoeld is als commentaar op de verschrikkingen van de oorlog: twee bijna postmoderne schilderijen van Svend Johansen tonen respectievelijk pokerspelers en jagers in een aan Pieter Brueghel de Oudere ontleend dood landschap.  In het streven naar compositie in plaats van perceptie bij de landschapsschilders Olaf Rude en Karl Isakson blijkt hoe moeilijk het is om de traditie van de Guldalder – de Gouden Eeuw – en van de 19e-eeuwse ‘Skagen-schilders’ los te laten. Het lieflijke, golvende Deense landschap met zijn zonovergoten straatjes, kerkjes en boerderijen, laat zich slecht vertalen in een streng abstract programma. Uit correspondentie van die tijd tussen schilders onderling blijkt hoe moeilijk ze het vonden om zich te ontworstelen aan de schoonheid van het land en aan de naar zelfgenoegzaamheid zwemende perceptie van die schoonheid. Edvard Weie is poëtisch, bijna romantisch in zijn kleur- en lijnvoering. Eigenlijk zijn alleen de internationaal georiënteerde Franciska Clausen met haar Vaas en pijpen en de provocerende modernist Vilhelm Lundstrøm echt losgezongen van het Deense verleden.

Vilhelm Lundstrom - Opstillinger, 1941

Vilhelm Lundstrom – Opstillinger, 1941

Puurheid, orde en geluk…

In het werk van Clausen is de uitspraak van leermeester Cézanne gerealiseerd, dat de natuur is opgebouwd uit geometrische vormen,  in cirkels, kegels en vlakken, die in grote beweeglijkheid een effect van synchronie bereiken, met de elementaire kleuren rood en blauw als basis. Ook Vilhelm Lundstrøm, die een van de belangrijkste vertegenwoordiger van het Deense modernisme werd, is overtuigend in zijn –ooit schandaalverwekkende– constructies van karton en hardboard. Dit zijn puur autonome vormen, die later verder ontwikkeld worden in de twee kernmotieven van de modernen: model en stilleven. Bij Lundstrøms drie zeer geslaagde stillevens in de laatste zaal staat een commentaar. Schilderkunst vormt voor hem het tegenwicht voor de onverschillige natuur, de zinloze cultuur en de destructieve mensheid. Zijn stillevens staan voor puurheid en orde. En geluk, kan misschien worden toegevoegd, door het tegelijk speelse en doordachte kleurgebruik. De Denen schijnen het gelukkigste volk op aarde te zijn, en hun modernisme is er een voorbeeld van.

Boeken / Non-fictie

Domela de dominee

recensie: Jan Willem Stutje - Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair

Ferdinand Domela Nieuwenhuis is een van de meest kleurrijke figuren uit de Nederlandse politieke geschiedenis. Geboren in een predikantengezin, bekeerd tot socialisme en anarchisme. Het type Jezus in verschijning en bekeringsdrang, vilein snerend naar koning ‘Gorilla’ Willem III. Uit Domela’s persoonlijke correspondentie filterde Jan Willem Stutje een gedetailleerde biografie.

Dankzij Abraham Kuypers en Domela raakten ‘kleine luyden’ en arbeiders betrokken bij de negentiende-eeuwse politiek. In heel Europa vreesde kerken en overheden de aantrekkingskracht van het socialisme op de armen. Om hen de wind uit de zeilen te nemen bedacht de Duitse aartsconservatieve Otto von Bismarck zelfs de sociale wetgeving. Ferdinand Domela Nieuwenhuis – Een romantische revolutionair is het portret van Domela de dominee. Volgens biograaf Stutje, verbonden aan de Universiteit van Groningen, koesterde Domela zijn traditionele christelijke idealen. Daarmee schijnt Stutje nieuw licht op de ontwikkelingen van het Nederlandse socialisme.

Inspirator
‘De elite spaarde hem niet’, kopt de achterflap van het boek uitdagend. En inderdaad, Domela zat gevangen voor majesteitsschennis en werd tijdens zijn korte Kamerlidmaatschap door andere parlementariërs genegeerd. Toch behoorde Domela zelf tot de maatschappelijke bovenlaag: hij was een intellectueel uit een goed gezin en was veelal goed bij kas.

Een goede motivatie voor de kentering in zijn denken ontbreekt. Stutje bekritiseert ‘essentialistische’ biografieën die in het kind Domela al een anarchist herkenden, maar vergeet daarvoor iets in de plaats te stellen. Domela viel geleidelijk van zijn geloof, simpelweg omdat hij vond dat het christendom geen antwoorden had op de grote vragen van zijn tijd. Toch verlangt de lezer meer aanknopingspunten, aanwijzingen die zijn groeiende radicalisme en zijn afkeer van het establishment verklaren. Het zwaartepunt van de biografie ligt echter in een later stadium van Domela’s leven.

Generatieconflict

~

In 1894 scheidde de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) van Pieter Jelles Troelstra zich af van Domela’s Sociaal Democratische Bond (SDB). Deze scheiding wordt vaak voorgesteld als een Europese aangelegenheid. Socialisten uit het geïndustrialiseerde Duitsland wilden vanuit het parlement sociale wetgeving realiseren, de SDAP volgde. De SDB geloofde, in navolging van Zuid-Europese socialisten, alleen in de revolutie.

Maar bovenal ging dit meningsverschil volgens Stutje om de verschillende betekenissen die Troelstra en Domela aan de arbeidersklasse gaven. Ook zagen zij beiden een andere rol weggelegd voor zichzelf en voor hun partij. Domela predikte zelfemancipatie voor de individuele, lijdende arbeider die niets te verliezen had. Troelstra dacht daarentegen in abstractere termen: de mensheid leed onder het kapitalisme. Zijn socialisme was rationeler, ‘van boven’:

Wat telde was het sociaaldemocratische partijbewustzijn, niet de hartstocht. Domela bekommerde zich juist wel om die emoties. Hij behield tegen de stroom in een romantisch-revolutionair beeld van het proletariaat.

Een interessant inzicht, dat de richtingenstrijd binnen het Nederlandse socialisme uitlegt als een generatieconflict. Anarchisme bleek voor Domela het enige alternatief.

Briefwisselingen
Domela schreef veel brieven aan zijn familie, goede vrienden als Multatuli, en collega’s in binnen- en buitenland. Hij correspondeerde met de spraakmakende figuren van zijn tijd. Met Friedrich Engels, Wilhelm Liebknecht en de anarchist Peter Kropotkin bijvoorbeeld. Aan Karl Marx vroeg hij wat er eigenlijk moest gebeuren zodra de revolutie een feit was (wat Marx maar speculatie vond).

Het illustreert de internationale dimensie van het negentiende-eeuwse socialisme en de internationale reputatie die Domela opbouwde. Aan de hand van deze correspondentie geeft Stutje ook een gedetailleerde beschrijving van de eerder genoemde richtingenstrijd van de jaren tachtig en negentig. Al snel raakte Domela gebrouilleerd met vroegere medestanders, vooral die in Duitsland. Ook zijn daaropvolgende keuze voor het anarchisme komt uitvoerig aan de orde.

Antisemitisme
Stutje schreef geen hagiografie. Zo was het charisma van Domela een kwestie van simpelweg ‘op het goede tijdstip en in de juiste context het collectieve moment’ grijpen. Zijn politieke loopbaan kende een grillig en vaak tegenstrijdig verloop. De omgang met zijn familie was bedenkelijk en zijn starre persoonlijkheid leidde tot conflicten. Over Domela’s antisemitisme oordeelt Stutje kritisch:

Joodse socialisten waren rond 1890 inderdaad met een lantaarntje te zoeken, zelfs in Amsterdam, de stad waar ruim vijftigduizend joden woonden. En dat was mede om wat Domela niet uitsprak maar wel bedoelde: joden waren in de SDB niet welkom. […] Het antisemitisme van Domela […] was bewust en modern en hij gebruikte het als retorisch argument om het publiek te beïnvloeden.

Rond 1900 sloeg de massapolitiek in Nederland een nieuwe weg in, maar binnen de SDB was het Domela die de lijnen had uitgezet die professionele partijen voortzetten. In een gedetailleerde biografie over een fascinerende persoonlijkheid beschrijft Stutje de ‘romantiek’ in de idealen en methoden van Domela, die hem een vernieuwend politicus maakte juist door aan vertrouwde waarden te refereren. Het verklaart waarom hijzelf door de tijd kon worden ingehaald, maar ook uitgroeide tot een tijdloos icoon.

Film / Films

Angstaanjagende thema’s, gemiste kansen

recensie: Le fils de l’autre

.

Om als kind te horen dat je ouders niet je biologische ouders zijn is al voer voor een psychologisch conflict. Maar als je te horen krijgt dat je als Joodse baby bent omgewisseld met een Palestijnse koter is dat nog veel pijnlijker. Le fils de l’autre stapelt drama op drama maar is vooral een gemiste kans.

~

Op zeventienjarige leeftijd wordt Joseph Silberg (Jules Sitruk) gekeurd voor het leger. De bloedtest levert echter een merkwaardige uitslag op: hij kan niet het kind van zijn ouders zijn. Na onderzoek van het ziekenhuis waar mevrouw Silberg is bevallen blijkt dat verwisseling heeft plaatsgevonden met het kind van de familie Al Bezaaz. Yacine Al Bezaaz (Mehdi Dehbi) heeft ondertussen zijn diploma gehaald op een school in Parijs. Zowel de jongens als hun families moeten een dwingende nieuwe werkelijkheid leren accepteren.

Klassieke opzetjes

Eenzelfde gegeven van verwisseling is eerder schrijnend neergezet in Changeling uit 2008. Hierin voelt Angelina Jolie dat de politie haar heeft opgescheept met een jongen die niet haar verdwenen zoon kan zijn. De acteurs in Le fils de l’autre zijn echter te licht om aan het zware thema een geloofwaardige draai te geven. Het script, dat vol zit met klassieke opzetjes, helpt ook niet. De ene jongen hoort het verschrikkelijke nieuws bijna als tussendoortje, en moet dat incasseren door boos weg te lopen. De ander moet na een ruzie tussen de ouders uitgelegd worden wat er echt aan de hand is.

Het exploiteren van het Palestijns-Israëlisch conflict is onvermijdelijk met een thema als dit, maar de complexe strijd wordt hier tot een karikatuur gemaakt. Ieder karakter neemt een inhoudsloze positie in die archetypisch voor het conflict moet zijn maar de geloofwaardigheid geweld aan doet. De scène waarin beide families in het ziekenhuis horen dat de kinderen zijn omgewisseld is tenenkrommend. Als personages in geestelijke nood zijn wordt dat uitgedrukt in platgeslagen beelden van eenzaam nadenkende jongeren.

~

Deze behandeling van de karakters en hun situatie doet zowel Israeli’s als Palestijnen weinig goeds. De vaders zijn te trots om het nieuws te accepteren en de moeders rooien het dan zelf maar met elkaar. Ze zoeken de liefde van hun andere zonen. De Palestijnse broer Bilal kan het Joodse bloed dat door de aderen stroomt van zijn hechte broer Yacine niet accepteren maar staat wel open voor Joseph. Joseph op zijn beurt krijgt problemen in de synagoge als zijn Palestijnse moeder hem uitsluit van Joodse gebruiken ondanks zijn lange opvoeding in de traditie.

Puberruil extra

Als dit het werkelijke gevolg zou zijn van een dergelijke verwisseling dan zou enige serieuze behandeling van taboe of onrecht verwacht mogen worden. De situatie lijkt op de problemen van een coming out, alle aspecten van zelfacceptatie en erkenning van anderen komen erin voor. Le fils de l’autre komt echter niet veel verder dan een soort puberruil extra. Beide jongens bezoeken de andere, onbekende, kant van de afscheiding. Ze worden al snel elkaars beste vrienden en spreken zelfs naar elkaar uit dat de een Isaac en de ander Ishmael is.

Al met al heeft dit tot gevolg dat de film het Palestijns-Israëlisch conflict gebruikt als achtergrond voor een tranentrekker zonder diepgang. De ontknoping van Le fils de l’autre maakt duidelijk dat een complex conflict vooral een emotioneel smeuïge film moet opleveren. Op de Joods-religieuze identiteit van Joseph komt de film niet terug, de drang van Yacine om vooral in Israel rond te hangen wordt in de plot nergens uitgediept. Regisseur Lorraine Levi stapelt drama op drama maar breit, ongeïnteresseerd in haar karakters, een snel eind aan haar eigen verhaal. Een gemiste kans om angstaanjagende thema’s uit te diepen.

Boeken / Non-fictie

Trap niet in de valkuil van je eigen hersenen

recensie: Rolf Dobelli (vert. Liesbeth van Nes) - De kunst van het heldere denken

Ze vormen een welkome afwisseling op de Zin-pagina van nrc.next, de columns van Rolf Dobelli over denkfouten. Nu is er een boekje met 52 voorbeelden van waar het rationele denken de mist in gaat.

De kunst van het heldere denken is als boek toch vooral een verzameling columns. De korte stukjes leunen sterk op anekdotes, voorzien van een hapsnap analyse en ondersteund met wetenschappelijke feitjes. Niettemin een aardige bundeling voor wie houdt van het werk van Nassim Nicholas Taleb (De zwarte zwaan) of de statistiek-debunking van Hans van Maanen.

Ooievaars en baby’s


Dobelli is ingewijd in de economie en het bedrijfsleven, maar schrijft ook romans. Dat is een goede combinatie voor zijn project om de ‘systematische afwijkingen ten opzichte van de rationaliteit, van het optimale, logische, verstandige denken en handelen’ te ontmaskeren. Met het oog van de romanschrijver beschrijft hij de kronkels in de hoofden van de mens – van geliefdes tot CEO’s. Gedragen we ons niet allemaal wel eens als personages, verwikkeld in een kluwen van irrationaliteit dat we zelf tot stand hebben gebracht?

Veel van de denkfouten lijken op elkaar. De menselijke geest is getraind om coherentie aan te brengen in zijn omgeving. Dat gebeurt al in het verwerken van zintuiglijke informatie, zoals de hersenwetenschap leert, maar ook in het construeren van verhalen. Daarom vallen we over het algemeen voor het meest waarschijnlijke scenario. Dat lijkt op de voorkeur voor causaliteit. Als twee dingen gelijktijdig gebeuren (een afname van ooievaars en van baby’s in een dorp), kunnen we haast niet anders dan daar een verband tussen zien. Zelfs in de wetenschap trappen onderzoekers nog regelmatig in die valkuil.

Durf te denken

Dobelli presenteert zijn analyse van de denkfouten expliciet in de categorie ‘zelfhulpboek’. Als je eenmaal ziet wat er misgaat, kun je je best doen om te voorkomen dat je een volgende keer weer in de ‘confirmation bias’ of ‘keuzeparadox’ vervalt. Dat maakt de stukjes soms wat obligaat. ‘Conclusie: risico is niet direct zichtbaar. Bedenk daarom dus altijd hoe je alternatieve paden eruitzien.’ Dan zou je willen dat Dobelli net iets meer de romanschrijver in zichzelf naar boven had gehaald.

Durf te denken, zei Kant al, en dat is eigenlijk waar Dobelli ook steeds op hamert. Dat betekent: bekijk de zaak van alle kanten, snijd je eigen vooroordelen weg en probeer het denkproces stap voor stap te volgen. Daarmee plaatst Dobelli zich in de fenomenologische traditie – het zou interessant zijn als hij hier ook wat aandacht aan zou besteden, in plaats van zich te verlaten op hoofdzakelijk psychologisch en evolutionair onderzoek.

Amateur vs. expert


Verfrissend is zijn weerzin van zogenaamde ‘deskundigen’ en dan vooral economen. Het vertrouwen in bankiers en economen is de laatste jaren al grotendeels weggeslagen, en Dobelli doet daar nog eens een schepje bovenop. Het past in deze tijd, waarin ieders ‘mening’ evenveel waard is als die van de expert. Dobelli leert dat de mening van de amateur met een beetje slijpen zelfs veel meer waard kan zijn dan die van professionals die niet buiten hun eigen denkkader stappen. Werk aan de winkel!

Boeken / Fictie

Een jonge hond in vers zwemwater

recensie: Doeschka Meijsing - Het Kauwgomkind

Toen Doeschka Meijsing afgelopen januari tot veler schrik overleed maakte uitgeverij Querido bekend dat de aangekondigde verhalenbundel Het kauwgomkind niet zou verschijnen. Er waren pas drie verhalen voltooid, die Meijsing had bedoeld voor een nieuw boek met familieverhalen die ‘hard en kaal, genadeloos’ moesten zijn, aldus Xandra Schutte in het nawoord.

Uiteindelijk heeft de uitgeverij besloten alle in de loop der tijd gepubliceerde verhalen (over een periode van meer dan veertig jaar, vanaf 1969) te bundelen. En dat is een uitstekende beslissing geweest. De drie nieuwe verhalen zijn ook in Het kauwgomkind opgenomen, waaronder het onvoltooide titelverhaal (die een inspirerende opdracht voor een schrijfwedstrijd zou zijn).

De gemoedsrust van kippen
Het kauwgomkind maakt weer eens duidelijk wat een sterke schrijfster we aan Meijsing verloren hebben. Opvallend is hoe trefzeker, soepel en natuurlijk lopend haar zinnen zijn, of ze nu lang zijn of kort. Het is altijd fijn als een verhaal begint met een rustige maar stellige openingszin, zoals bijvoorbeeld: ‘Aan mijn hoeden meet ik mijn succes’ (aldus een vrouw die wraak wil nemen op de bokser die haar man in de boksring doodsloeg), of: ‘Hanen zijn merkwaardige dieren. Zij missen de gemoedsrust van kippen.’ Maar de rustige vanzelfsprekendheid zinnen zit ook in langere exemplaren:

Bovendien had ze op een ochtend in januari, zo’n miezerige ochtend dat de regen geel uit de lucht viel op de stad en ik het verlangen in me voelde opkomen een man in huis te hebben die vanuit de badkamer riep of ik zijn overhemden al had gestreken; zo een waarop broodrooster en theepot jammerlijke in plaats van geruststellende voorwerpen – op zo’n morgen had Annie Mohr in een opwelling een auto gekocht, die ze zich niet kon veroorloven.

Familie
Veel van Meijsings verhalen spelen zich af binnen familiebanden,of anders wel binnen vriendschappen, en vaak worden ze bezien door de tijd heen. Er wordt veel terug- of juist vooruitgesprongen in de tijd. De personages (niet zelden is de hoofdpersoon trouwens een man) leven vaak in een zekere eenzaamheid, ze zijn op de een of andere manier buitengesloten.

Hoe helder en haast ‘afstandelijk’ ze ook zijn geschreven (het gaat hier immers om ‘Revisorproza’), de verhalen hebben vaak een melancholische sfeer. Zoals Marja Pruis het onlangs in De Groene Amsterdammer treffend verwoordde: ‘Een literatuur die niet bang is een appèl te doen op de lezer, die een bonkige ratio koppelt aan een peilloze melancholie’. Deze melancholie houdt zich gevaarlijk dicht op in de buurt van desillusie. In ‘Verhaal voor de regen uit geschreven’ merkt de hoofdpersoon op: ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat teleurstelling het doel van de mensen is en zorgvuldigheid het enige middel om het doel niet al te snel te bereiken’.

Motorolie
Maar Meijsing weet ons met haar verhalen zonder opsmuk, maar met hier en daar plotseling opduikende rijke, rake beelden, te vangen, zoals: ‘Onder het lichtpeertje sprong de auto groot en glanzend tevoorschijn. Een dolfijn op het droge.’ Of de intrigerende, bonkende waarheid in de zin: ‘De oorlog smaakt naar motorolie.’

In ‘Terug naar het laboratorium’, vertelt de hoofdpersoon dat hij in de loop van de jaren heeft geleerd hoe een verhaal moet worden verteld:

Gedraag je als een jonge hond in vers zwemwater, maar vergeet nooit wat je bedoelt, ook al zul je het nooit zeggen, ook al formuleer je je doel nooit, zelfs al ken je het niet eens de stelregel blijft: verlies het niet uit het oog.

Een kunst die Meijsing zelf uitstekend beheerste.