Boeken / Achtergrond
special: Literatuur in de praktijk: Debuteren met Jan Drost

‘Een Kees de jongen-moment: mijn droom is werkelijkheid’

.

Je was al jaren voor je werd gepubliceerd bezig met schrijven. Hoe is je debuut uiteindelijk tot stand gekomen?

Ik was altijd met romans bezig, met fictie. Dat lukte steeds net niet. Toen ik klaar was met filosofie zat ik vol ideeën, en iemand op een feestje zei toevallig, schrijf eens een essay. Dat heb ik gedaan, en dat stond toen in nrc.next. En opeens, dezelfde dag nog, had ik allemaal uitgevers aan de telefoon. Dus opeens had ik het voor het kiezen. Toen dacht ik, is een roman wel de juiste vorm voor wat ik op dit moment het allerliefst wil zeggen? Dat was wel even slikken, omdat ik heel erg had ingezet op een roman.

Heb je je debuut ervaren als een mijlpaal?

~

Ik heb wel een traantje weggepinkt, zeker. Toen ik een contract kreeg, was het boek nog niet af. Ik had vier essays en twintig pagina’s synopsis. Daar was ik op beoordeeld. Het is alsof iemand tegen je zegt: ik wil met je trouwen, en we zien het wel tijdens de huwelijksnacht. Dan moet je wel echt met iets heel leuks komen.

Als iemand vertrouwen in je stelt helpt dat enorm, maar je wilt het dan wel waar maken. Toen het boek af was en ik het had ingeleverd zei Wil Hansen, mijn redacteur bij de Bezige Bij, dat het een heel mooi geheel was en dat we nu gingen redigeren. Dat was alsof ik het examen gehaald had. Gaandeweg werd het redigeren puntkommawerk: klopt dit wel, kijk dit nog even na,  moet dit niet eigenlijk veel korter… halverwege dacht ik: het gaat alsnog niet door!

Het moment dat hij zei, het is nu naar de drukker – de drukproef krijg je eerst ook nog twee keer – toen dat door was…eindelijk echt. En op een gegeven moment stond de postbode voor de deur met een doos exemplaren. Dat is alsof je naar iets kijkt wat helemaal niet bestaat. Een Kees de jongen-moment: mijn droom is werkelijkheid.

Heb je het gevoel dat de druk van de ketel is, nu je bent gepubliceerd?

Absoluut. Als je al heel lang bezig bent, krijg je het idee dat je mensen moet gaan uitleggen dat je het eigenlijk best wel kan, maar dat het gewoon nog niet gelukt is. Als je bent gepubliceerd is het alsof de buitenwereld ‘ja’ heeft gezegd. En als de buitenwereld geen ‘ja’ zegt, dan blijft het een beetje een droom.

Zelfstandig publiceren, dus buiten een uitgeverij om, komt steeds vaker voor. Waarom heb je ervoor gekozen dat niet te doen?

Dat heeft weer met die erkenning te maken. Het is ook een beetje geromantiseerd hoor, want je gaat ervan uit dat het juiste oordeel dan bij de uitgevers ligt, terwijl daar ook allerlei commerciële belangen meespelen. Maar ik had zelf echt de erkenning van de buitenwereld nodig.

Hoe is je ervaring met de publiciteit rond Het romantisch misverstand?

De publiciteitsafdeling van de uitgever stuurt standaard promotie naar de redacties van alle kranten en tijdschriften, maar de meeste dingen zijn heel toevallig gegaan. Krijg je opeens een mailtje van iemand die je niet kent, die een stuk in de krant heeft gelezen. Toevallig ziet of hoort iemand iets van je. Het is deels mond-tot-mondreclame.

Ik zeg bijna altijd ja tegen lezingen en discussieavonden, want dan heb je hele rare en hele leuke gesprekken met lezers. Je moet je wel afvragen, als ik ergens heenga, kan ik dan überhaupt wel zeggen wat ik wil zeggen, of moet ik even een oneliner doen? Je moet zo snel mogelijk uit die houding van: dankjewel dat je me gevraagd hebt. Ik ben altijd heel blij dat ik uitgenodigd word, maar wat voor avond wordt het, en is het een avond waar je met enig zelfrespect kan staan?

Ging debuteren niet alleen om erkenning en een droom die werkelijkheid wordt, maar ook om in hoeverre je schrijverschap deel uitmaakt van je identiteit?

Ik troostte mezelf altijd met een verhaal van Salinger, ergens in Nine stories. De oudste broer van de familie Glass zegt daarin: op dit moment ligt de beste dichter ter wereld ergens eenzaam op een kamertje te sterven. Met andere woorden: je hebt mensen die echt wel goed zijn, maar bij wie het gewoon niet lukt. Ik ken mensen die heel slecht zijn en die het ontzettend goed lukt om media-aandacht te krijgen. Maar ik geloof niet dat je een heel leven in jezelf kan geloven zonder dat er ooit externe bevestiging komt. Dus in die zin begint het schrijver zijn dan wel een wezenlijk onderdeel van je identiteit te worden.

Ik heb wel gedacht: stel dat het nooit lukt. Dat kan natuurlijk. Dat je nooit wordt gepubliceerd – of ik dan door zou gaan. Het speelt wel mee: als het echt alleen maar om de inhoud zou gaan zou je kunnen zeggen dat het dan niet gepubliceerd hoeft te worden. Maar toen het boek er eenmaal was werd ik heel erg nieuwsgierig naar wie het las, en wat ze ervan vonden. Na twee weken belde de uitgever om te zeggen dat de eerste druk op was, en ik dacht: wauw! Maar m’n tweede gedachte was: het feit dat zoveel mensen het hebben gekocht betekent nog niet dat ze het hebben gelezen. En hoe lezen ze het dan, en wat vinden ze er dan van? Dus die bevestiging lokt enorm, maar zodra die er is verschuift het ook meteen weer.

Als je heel weinig had verkocht, zou je dan het gevoel hebben gehad dat je had gefaald?

Ik weet het niet. Als dat nu zou gebeuren, als m’n boek af is en er worden tweehonderd exemplaren van verkocht, dan zou ik dat wel heel erg vinden. Betekent dat dat het slecht is, of dat het gewoon niet genoeg onder de aandacht is gebracht? Misschien is het lulliger omdat je had gehoopt dat mensen het mooi zouden vinden, in plaats van dat het per se slecht is.

Vorig jaar, bij de zomerborrel van de Bezige Bij, kwam ik min of meer toevallig bij het lopend buffet naast Gerrit Komrij terecht. Paul Sebes, mijn agent, kwam voorbij, stelde me voor en zei dat m’n debuut best goed liep. En Komrij zei meteen, ja maar dat zegt niks. De eerste drie, vier boeken, die horen helemaal niet goed te lopen. Dat vond ik heel geruststellend.

Het enige wat je moet doen is zorgen dat je volgende boek, een roman, heel goed wordt. Waarom schrijf je een roman? Omdat volgens jou de wereld mooier is als dit boek er is dan als het er niet is. Het gaat er alleen maar om dat je die bladzijde afhebt en dat je ernaar kijkt en denkt: het zou zonde zijn als ik nu op delete druk.

Film / Films

Het falen van het onderwijs en het ouderschap

recensie: Detachment

.

Invalleraar Henry Barthes (perfect geknipte rol voor Adrien Brody) is de voorstuwende kracht in het verhaal waarin het falen van de openbare schoolsystemen centraal staat. Wanneer hij voor een maand moet invallen op een probleemschool in een buitenwijk van New York wordt zijn eigen geïsoleerde bestaan abrupt verstoord.

Op een avond neemt hij de minderjarige straatprostituee Erica (Sami Gayle) in huis, omdat hij zich op zijn manier verantwoordelijk voelt voor haar manier van leven. Ondertussen valt een collega, Sarah (Christina Hendricks), voor zijn charmes en eist ook scholiere Meredith (Betty Kaye, dochter van Tony Kaye) de nodige aandacht op. Dit alles plaatst Henry voor enkele moeilijke keuzes. 

Wanhoop in beeld gebracht

~

Kaye weet de aandacht meteen vanaf de eerste seconde te trekken. De openingsscènes met zwart-witbeelden van geïnterviewde docenten, afgewisseld met gewone interviewbeelden van Henry, geven direct het realistische beeld weer waar de rest van de film op voortborduurt. Dit realisme wordt nog meer versterkt door ongewone camerahoeken, handheld-camera’s en de vele close-ups en vage opnames, allemaal gezien vanuit de verschillende invalshoeken van zowel de docenten als studenten.

Kaye laat het daar echter niet bij en gaat op surrealistisch niveau verder met sepiakleurige flashbacks van Henry’s aangrijpende jeugd en animatiebeelden van krijttekeningen op het schoolbord die commentaar leveren op situaties. Visueel is Detachment zeer creatief en prikkelend, maar de provocatieve houding van Kaye ten opzichte van het schoolsysteem en, nog meer, ten opzichte van de gewetenloze ouders wordt pas evident op het moment dat alle personages zich verbaal uiten. De wanhoop wordt voelbaar wanneer Henry herhaaldelijk zegt, ‘we falen, we falen’. 

‘Nobody says thank you’

~

De eigenlijke kern van het probleem zijn de afwezige maar ondankbare ouders. Hun nalatenschap en ontevredenheid worden gereflecteerd op de scholieren die niet alleen respectloos, boos en onverschillig zijn, maar voornamelijk ook stuurloos.

De zoektocht naar hun identiteit en naar geborgenheid komt tot uiting in dreigementen en grofgebektheid waar de ervaren Henry al de eerste schooldag mee wordt geconfronteerd. Het wordt meteen duidelijk dat de docenten de rol van de opvoeders dragen en de klappen moeten opvangen, wat uiteindelijk leidt tot zenuwinzinkingen en uitbarstingen van opgekropte frustraties.

Nadat begeleidingsadviseur Doris Parker (Lucy Liu) explosief uitvalt tegen een scholier valt de beurt aan de stoïcijnse, emotioneel afgesloten Henry. Hoewel hij de kinderen niet wil veranderen en niet bij ze betrokken wil raken – zelfs niet bij de inwonende Erica, met wie hij een familiaire relatie opbouwt – worden de emoties hem na drie weken toch teveel. Opvoeden blijkt niet gemakkelijk. De quote van de humoristische docent Charles (James Caan in topvorm) omvat letterlijk alles waar de film om draait en waar ze voor vechten: ‘another student saved’. 

Detachment is pas Tony Kayes vijfde film, maar aan zijn vaardigheden mag niet worden getwijfeld. Hij heeft de fijne kneepjes van het regisseursschap duidelijk onder de knie en laat dat onder andere zien door een uitstekende ensemble cast te combineren met een nog onervaren jonge garde. Met Detachment overtreft Kaye zichzelf en drukt hij een duidelijke stempel op zijn oeuvre. De verwachtingen voor zijn volgende project, Attachment, zijn dan ook hooggespannen.

Boeken / Fictie

Over het bouwen van een oeuvre

recensie: Philip Snijder - Het geschenk

Tot nog toe buiten het blikveld van de literaire jury’s gebleven: Philip Snijder. Zijn derde roman, Het geschenk, zou zijn doorbraak kunnen worden. Het is echter niet zijn beste werk.

In Het geschenk gaat Snijder verder waar hij in Retour Palermo ophield. Langzaam bouwt hij aan een oeuvre dat zich moeilijk laat vergelijken met hedendaagse collega-auteurs. Zijn zorgvuldige stijl kent een duidelijke Snijder-signatuur en de wijze waarop hij zijn personages nietsontziend ontleedt en van een januskop voorziet, is eveneens zeldzaam. Voor zijn thematiek hoeft Snijder niet ver te zoeken: die ligt in zijn eigen leven voor het oprapen.

Pornobioscopen en passieloos tongen

De naamloze ik-persoon uit Retour Palermo woont weer in Amsterdam. Na het slagen voor het atheneum (een unicum in de op z’n vriendelijkst omschreven nogal volkse familie, bestaande uit vader, moeder en een klassieke opoe, die ‘boven’ woont), slaagt hij er niet in zijn leven enige richting te geven. Als een papieren bootje dobbert hij rond op de baren van het Amsterdam van de jaren zeventig. Dat klinkt trouwens enerverender dan het is: in werkelijkheid beperkt hij zich tot het bezoeken van pornobioscopen en het passieloos tongzoenen met meisjes waar hij het liefst verre van zou blijven. Het traditionele, lapzwanzige escapisme van een verweesde adolescent kortom.

Snijder laat zoals gezegd weinig van zijn protagonisten heel: de vader is een zwijgende mopperaar, de moeder een dominante ka en de jongen een egocentrische somberman. Een gezin dat nauwelijks een gezin mag heten, zelfs niet als de vader met een onbehandelbare tumor wordt geconfronteerd. En toch: met het afnemen van de levensverwachting wint de liefde in Het geschenk terrein. Dat eindigt met een laatste wens van de vader, een laatste kans voor de zoon om toenadering tot stand te brengen. Voor die laatste wens moet hij naar het bejaardentehuis waar zijn opa z’n laatste dagen slijt. Dat bezoek verloopt volkomen anders dan gedacht.

In tegenstelling tot Snijders vorige romans heeft Het geschenk een klein aanloopje nodig om werkelijk te boeien. Snijder neemt de tijd alle touwtjes van het plot te ontwarren alvorens hij eraan begint te trekken. Wanneer dat gebeurt, wordt de zorgvuldigheid van stijl weer gecombineerd met het soort beklemmende kilte waar Snijder patent op lijkt te hebben. In de geleende tijd van de vader vertrekt de zoon naar Musselkanaal, Groningen. Terug naar zijn roots, terug naar waar zijn grootvader de oorlog moet hebben meegemaakt. Wat is daar gebeurd, in dat voor de kleinzoon zo onherbergzame noorden? Hier gebeurt iets. Let op, lezer: een experiment!

Musselkanaal
Snijder introduceert een tweede focalisator: opa Willem. Tenminste, zo lijkt het. Waarschijnlijker is echter dat ook hier de kleinzoon aan het woord is, die het woord voert namens zijn grootvader en die hem een spannend, heldhaftig verhaal over een dramatische, Musselkanaalse oorlogsepisode laat vertellen. In een wanhopige poging om de geschiedenis van zijn familie op een bevredigende manier rond te krijgen, wappert het verhaal van opa Willem alle kanten op, op weg naar een weinig verrassend slot. Haaks daarop staat de daadwerkelijke reis van de Amsterdamse student naar het Musselkanaal van dat moment: een deprimerende nederzetting langs een kanaal, waar snackbar het enige toevluchtsoord van betekenis lijkt. De werkelijkheid onder ogen komen, daarvoor ontbreekt hem duidelijk de moed – vluchtgedrag dat we herkennen van de ik-persoon uit Retour Palermo.

Snijders reuzensprongen tussen de vertelstemmen, tussen heden en verleden, zijn intrigerend en ze maken van Het geschenk een boeiend literair experiment. Niet een experiment dat volledig slaagt, want de ontwikkeling en de catharsis die de beide hoofdpersonen in tegengestelde richting doormaken, zijn overbekend in de literatuur: doodsangst maakt onvermoede krachten in mensen los, of juist niet? De plots in beide verhaallijnen komen daardoor bepaald niet uit de lucht vallen, integendeel, ze komen te traag en duidelijk zichtbaar naderbij.

Snijders forte, het in de verf zetten van echte personages en gelaagde karakters  krijgt in Het geschenk weer alle ruimte. Ook de zorgvuldige, precieuze stijl is wederom een genot. Daarnaast is er dus dat experiment, dat onder het kopje ‘Niet geheel geslaagd’ moet worden gearchiveerd. Maar zelfs dan blijft de nieuwe Snijder de moeite waard en verdient zijn oeuvrebouw alle aandacht.

Muziek / Album

De parade dendert voort

recensie: Bonaparte - Sorry, We're Open

.

De ambivalentie die de band bij de vorige plaat Too Much dus ook al omringende, is niet verdwenen. Evenmin zijn de aanstekelijke en grillige punkliedjes verdwenen. Het geheel is wederom een exercitie in minimalisme, met een hoofdrol voor overstuurde gitaren en manische synthesizers. Of zoals Tobias Jundt, de man achter Bonaparte, het zelf verwoord: ‘een duet van digitale gitaren en analoge synthesizers’.

Quarantine

~


Het album opent zoals we gewend zijn van Bonaparte erg onconventioneel. Een larmoyant, maar erg digitaal klinkend orkestje begeleidt een computerstem die de Amerikaanse poëet Richard Hovey citeert. Leuk gevonden, maar weinig verrassend voor een ieder die bekend is met het alternatieve universum dat Jundt bouwt. ‘Quarantine’, het nummer dat volgt, is een van de sterkste nummers van de plaat. De gitaarriff wordt gekopieerd door de synthesizer, en beiden wedijveren om een hoofdrol in het geluidsbeeld. De instrumenten accumuleren tot een praktisch verzadigde sound ontstaat.

Andere hoogvliegers op de plaat zijn onder andere ‘Point & Shoot’ en ‘High Heels to Hell’. Op eerstgenoemde toont Jundt zijn talent om een stekelig couplet plotsklaps om te laten slaan in een lenteachtig refrein. Op ‘High Heels to Hell’ gaat het tempo wat omlaag, en vormen de diepe synthesizers een mooie omlijsting voor de vervreemdende, maar melancholische digitale stem in het refrein.

Thematiek
Ook op deze plaat toont Jundt zich gelukkig meer dan een clowneske muzikant met een paar goed uitgevoerde gimmicks. Op ‘Quarantine’ proclameert hij giftig dat de luisteraar zich in een staat van quarantaine bevindt. Op ‘Sorry We’re Open’ bevestigt hij zijn serieuze intenties nog eens door zijn instrumentarium te vergelijken met inmiddels legendarisch wapentuig, en de oorlog aan ‘entertainment’ te verklaren.

Het thema dat Bonaparte, zij het zijdelings en bijzonder associatief, het meest aansnijdt is de strijd om individualisme en rust in een gemedialiseerde samenleving. Hij is op zoek naar menselijkheid in een in zijn ogen machinaler wordende samenleving. Voor de essentialisten onder ons is deze zoektocht misschien wat al te ironisch, gezien het grote aantal digitale hulpmiddelen dat Bonaparte benut. Voor de rest van de luisteraars is het een welkome thematische verrijking op een verder prima album. 

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Non-fictie

Nationaal en democratisch socialisme

recensie: Rob Hartmans - Vijandige broeders?

.

De veelzijdige fascistische dreiging maakte de SDAP (die in 1946 een doorstart maakte als PvdA) bewust van haar fouten. Partijprominenten als Willem Banning spraken van sociaal-democratische ‘onbetaalde rekeningen’ die wél werden voldaan door de nationaal-socialisten. De sociaal-democratie verwaarloosde de middenklasse, opereerde te rationeel-uitleggerig en had bovenal maar weinig oog voor het verlangen naar collectieve zingeving, voor vaderlandsliefde en andere ‘opiaten’.

Een politieke en ideologische kentering
In feite zat de SDAP klem tussen de nog altijd gedeeltelijk aangehangen marxistische theorie en de pragmatische, ‘burgerlijke’ politiek. Volgens de rigide marxistische schemata bestaat de middenklasse immers niet, hebben de arbeiders geen vaderland en is religie het voorbeeld bij uitstek van vals bewustzijn! Dat het nationaal-socialisme de partij deed realiseren dat theorie en praktijk afweken en dat ze er met streng rationalisme alleen niet kwamen, wil niet zeggen dat die politieke stroming electoraal gezien ook werkelijk zo’n grote bedreiging voor haar was. Maar wat hier telt, is dat dit door de SDAP wel als zodanig werd verondersteld. Dit nu is het uitgangspunt in het doorwrochte Vijandige broeders? van Rob Hartmans, onder meer de vaste recensent van non-fictie in De Groene Amsterdammer.

Zijn vernieuwende centrale these is dat grotendeels als gevolg van de ervaren dreiging van het fascisme – en minder door de economische crisis of de wens uit haar politieke isolement te breken – de SDAP tussen grofweg 1933 en 1937 een politieke en ideologische heroriëntering doormaakte. De electorale en existentiële dreiging was overduidelijk, doordat de partij over de grens kon waarnemen hoe respectievelijk de Duitse Sociaal-Democratische Partij (SDP) het onderspit dolf tegenover Hitlers NSDAP, en hoe de sociaal-democraten (en communisten) vervolgens massaal in concentratiekampen belandden.

De SDAP koos voor meer pathos, zo wordt vooral zichtbaar in de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en in de propaganda rond het terecht fameuze ‘Plan voor de Arbeid’ (1935). Ideologisch was de verandering nog ingrijpender: de partij omarmde de natie, richtte zich meer op het hele volk en niet op enkel de arbeidersklasse, en liet alle voorbehouden varen in de acceptatie van democratie en aanverwante instituties.

'Stuuf' Wiardi Beckman
‘Stuuf’ Wiardi Beckman

Hunkering van het antikapitalistisch hart
Het genoemde Plan van de Arbeid markeert de ommezwaai. Zo gebruikte de SDAP veel propaganda om het onder de aandacht te brengen (‘Het moet, het kan! Op voor het Plan!’). Ideologisch belangwekkend was dat de partij met het Plan voor de eerste keer een werkelijk alternatief presenteerde voor de wijze waarop de regering omging met de crisis. Het Plan bevatte zelfs de indertijd rondzingende contouren van een anticyclische conjunctuurpolitiek. De sociaal-democraten verlieten hiermee op een beslissend punt de marxistische theorie, aangezien er daarin van werd uitgegaan dat de economische ontwikkeling niet te sturen viel en dat het kapitalistische systeem uiteindelijk noodzakelijkerwijs afstevende op de eigen ondergang.

De crisisbestrijding van het Plan was gelijk ook fascismebestrijding. Zoals ‘Stuuf’ Wiardi Beckman, de toenmalige sociaal-democratische ‘kroonprins’, het formuleerde:

Wij komen er niet, als wij voor de fascistische besmetting meest gevoelige volksgroepen op de ‘gevaren’ van het fascisme wijzen. Wij komen er niet, als wij slechts ‘neen’ zeggen. Wij hebben deze crisisslachtoffers het ‘ja’ te brengen, waarnaar hun antikapitalistisch hart hunkert.

Hartmans benadrukt: het Plan was het ‘ja’ van de SDAP.

Titelbroers?
De broeders uit de titel zijn het socialisme en het nationaal-socialisme. Dit verwijst zowel naar de veronderstelde concurrentie tussen beiden – zie het door Beckman genoemde ‘antikapitalistisch hart’ – als naar de vermeende onderlinge verwantschap. Om even actueel te gaan: de PVV en haar schalkse ideoloog Martin Bosma proberen de in naam verwante stromingen gelijk te stellen: zo noemt Bosma Hitler en Den Uyl bloedverwanten.

Die gelijkstelling is belachelijk, maar Hartmans betoogt dat het niettemin zaak is om de moeite te nemen dergelijke stellingen te ontkrachten. Hij heeft een punt, en waarschijnlijk belemmert de op achterflap prijkende PVV-verwijzing de verkoop geenszins – overigens prima, omdat Hartmans een goed boek heeft geschreven.

Ondanks het ‘socialisme’ in beider namen had de SDAP niets wezenlijks gemeen met de extremistische nationaal-socialisten. Want de sociaal-democraten kozen voor de redelijke, linkse middenweg. In retrospectief bleek dit de enige vruchtbare transformatie denkbaar, omdat de SDAP hiermee de fundamenten legde voor de succesvolle, naoorlogse PvdA.

Muziek / Concert

Een elegante kakofonie

recensie: Ben Caplan & The Casual Smokers, Simplon, Groningen

‘You’re hungry and we feed you,’ klinkt het uit de mond van Ben Caplan voordat hij en zijn band de toegift inzetten. De stand van zaken in de kleine zaal van poppodium Simplon is dat het publiek likkebaardend ‘we want more’ scandeert na een overweldigende show van een dikke anderhalf uur.

Met een borstelige Karl Marx-achtige baard en een opvallende zwarte bril is Ben Caplan de meest markante figuur van het gezelschap dat zich Ben Caplan & The Casual Smokers noemt. Caplan is een multi-instrumentalist maar nog wonderbaarlijker dan dat is zijn stemgeluid dat minstens zo rauw en krachtig klinkt als dat van Tom Waits, Leonard Cohen of Vladimir Vysotski.

Mengelmoes
Het valt niet mee de liedjes van deze formatie te catalogiseren. Het hangt naar folk, maar voor blues gaat het ook door en her en der is het zelfs een tikkeltje jazzy te noemen. Zigeuner-inlvoeden komen voorbij, evenals klezmer, de muziektraditie van voornamelijk Oost-Europese joden. De liedjes variëren van opzwepende sing-alongs tot gevoelige ballads en aantrekkelijke luisterliedjes. De bandleden hanteren allerhande instrumenten als contrabas, viool, banjo, mondharmonica. Op hun album, In The Time Of The Great Remembering, passeren ook nog eens verschillende blaasinstrumenten. Kortom: een interessante mengelmoes van stijlen en instrumenten gecombineerd met lage, rauwe vocalen. Dat moet wel een bingo zijn.

Artiest

~

Een aantal liedjes van hun album dat vorig jaar verscheen laten ze deze avond horen. ‘Beautiful’, ‘Down The River’ en ‘Stranger’ worden energiek uitgevoerd. Met ‘Drift Apart’ blijkt een gevoelig randje te zitten aan Caplan’s rauwheid. ‘Devil Town’ boeit doordat Caplan het liedje voorziet van geruis dat uit een oud radiootje schalt en iets verderop in het nummer blijkt Caplan’s stembereik verrassend hoog. Tussen de liedjes door vermaakt de Canadees het publiek met talloze anekdotes en grapjes. De term ‘muzikant’ schiet tekort voor deze man. Caplan is een artiest en lijkt het podium te betreden onder slechts één motto: het publiek vermaken.

Uitgeslapen
Op geen enkel moment stelt Ben Caplan & The Casual Smokers deze avond teleur. In de nabije toekomst wacht dit gezelschap vermoedelijk meer bekendheid en dat is niet minder dan terecht. Deze band verdient grotere zalen. Mocht u ooit een optreden van deze band bezoeken, verschijn dan uitgeslapen aan de start. Bij Ben Caplan & The Casual Smokers wordt geswingd, geklapt, gejoeld en gelachen. Deze heren hebben een elegante kakofonie te bieden en dat brengen ze met een energiegehalte dat nog nagalmt lang nadat de laatste noot heeft geklonken.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Album

Een warm toevluchtsoord

recensie: Bob Dylan - Tempest

Tijdens zijn concerten, die hij zelf liever niet aanduidt als The Never Ending Tour zoals critici dat doen, zingt Dylan op een eigenaardige manier. Mompelend, monotoon en met weinig intervallen in zijn zanglijnen. Zijn studiowerk is vocaal gezien gelukkig heel anders.

Zoveel wordt al snel duidelijk bij een eerste luisterbeurt van Dylans nieuwste werk Tempest. Dat zijn stem de afgelopen decennia aan erosie onderhevig is geweest is evident, maar van ‘mompelen’ is hier gelukkig geen sprake. Dylan heeft een zeer diepe, getekende stem, die in de verte wel wat weg heeft van een (andere) legende als Louis Armstrong. Muzikaal gezien tapt Dylan uit hetzelfde vaatje als hij de afgelopen jaren al deed. Zijn band verzorgt een warme, bluesy sound, met hier en daar wat country invloeden.

Traditioneel
Zowel tekstueel als muzikaal gezien is Tempest een klassiek Dylan album. Lange en verhalende songs, met een productie die wars is van al te veel technologische hulpmiddelen. Voor de hedendaagse luisteraar die niet al te bekend is met het werk van dit levende icoon is dat soms wat wennen. Dylan grossiert als vanouds in beeldspraak en lyriek, en schuwt het niet om uitvoerige vertellingen aan de luisteraar voor te schotelen. De kortste nummers duren krap vier minuten, de langste tussen de zes en veertien minuten. Verwacht dus vooral geen gemakkelijke soundbites of een overdaad aan hooks.

Meanderend, maar wonderschoon

~


Het algehele gevoel van het album is loom, en na het aanzetten van het eerste nummer duurt het ruim een uur voordat je bij het laatste akkoord bent aanbeland. Daar is in dit geval echter niets mis mee. Wie de moeite neemt om Dylan te vergezellen in zijn meanderende en luisterrijke muzikale stroom, vindt een weldadige wereld vol dromerige verhalen en kleurrijke figuren.

De opener van het album begint met een bijzonder ontspannen en aan vaudeville schatplichtig intro. De rest van het nummer klinkt wat krachtiger door het gebruik van een overstuurde elektrische gitaar. In de songtekst voert Dylan een bonte stoet karakters op. Bij geen van allen heeft hij echter al teveel tijd om stil te staan, want de rijdende trein dwingt hem verder te gaan.

Een ander hoogtepunt is, ondanks dat het wel érg lang duurt, het titelnummer ‘Tempest’. Op een walsende melodie doet hij, zonder gebruik te maken van een refrein, verslag van het zinken van de Titanic. Op een typische literaire Dylan-wijze dwingt hij de luisteraar uit te maken of we hier luisteren naar een historisch verslag, of dat het zinken van de Titanic symbool staat voor de huidige staat van een samenleving. Het emotionele hoogtepunt is echter ‘Roll on John’, waarin hij die andere grootheid Lennon persoonlijk en intiem bezingt.

Er is soms wat moeite voor nodig om Dylans gehavende stem en uitvoerige liedjes te waarderen. Wie deze moeite echter neemt, weet zich in het bezit van een collectie van weer tien mooie liedjes van deze vedette van de popmuziek.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Non-fictie

Verteller aan het werk

recensie: Geert Mak - Reizen zonder John

Van Geert Mak (1946) zijn we inmiddels gewend dat hij een vlotte pen heeft en een innemende, bijna achteloze stijl van vertellen. Na eerder Nederland en Europa konden ook de Verenigde Staten niet ontkomen aan zijn nieuwsgierigheid. Aan de hand van het boek Travels With Charley van de Amerikaanse schrijver John Steinbeck reisde Mak door de VS en maakte een boeiend portret van het land.

Het land van de onbegrensde mogelijkheden kwam naar Europa via een paar glimmende tijdschriften, via een speelgoedauto van zacht en taai plastic en via de Donald Duck. Voor veel Europeanen in de jaren vijftig en zestig waren de Verenigde Staten een soort droomland waar alles kon, zo schrijft Mak – zelf een kind van de babyboomgeneratie. Maar hoe zou het zijn als je dwars door het land reist? Is dan alles nog steeds zo mooi? Mak was niet de enige die het zich afvroeg. In 1960 ondernam John Steinbeck, auteur van The Grapes of Wrath, eenzelfde reis om het ‘echte’ Amerika te ontdekken. Vijftig jaar later deed Mak deze reis over en het resultaat mag er zijn.

Op reis

Mak neemt de lezer mee vanuit Sag Harbor, New York, dwars door het noorden van de Verenigde Staten tot San Francisco en dan terug via Texas en New Orleans. Onderweg komen talloze historische thema’s aan bod, variërend van de opkomst en neergang van de auto-industrie in Detroit, de communistenjacht van Joseph McCarthy en de opkomst van de megakerken. Tussendoor spreekt Mak met lokale bewoners en put hij uit verhalen van Amerikanen die hij kent van eerdere reizen naar het land. Hierdoor biedt het boek een aangename mix tussen een historisch werk en een reisverslag – vervelen doet het geen moment.

Mak doet waar hij het beste in is: de grote lijn van de geschiedenis pakken en die herleiden tot het leven van een paar mensen. Wat betekende een historische ontwikkeling nu concreet voor een paar mensen in een bepaald dorpje? Hiermee komt de geschiedenis waarover hij vertelt tot leven. Maks werk is niet het meest originele en zeker niet baanbrekend, maar hij laat zien dat hij een van de besten is in wat hij doet: een mooi verhaal vertellen dat de lezer grijpt en niet meer loslaat. Lang niet iedere auteur is daartoe in staat; voor het historisch bedrijf is het daarom fantastisch dat er een Geert Mak bestaat. 

Burgeroorlog

Toch zijn er ook minpuntjes, vooral vanwege het feit dat Mak Steinbeck minutieus volgt. Steinbeck was een geweldige verteller, maar ook een fantast en werd geteisterd door heimwee. Hierdoor haastte hij zich naar mate zijn reis vorderde en komen sommige delen van Amerika niet of amper in zijn boek voor. Dit geldt daardoor ook voor Reizen zonder John. Mak komt niet in Alabama, Georgia of South Carolina en dus is er ook weinig aandacht voor thema’s als de Burgeroorlog en plantages. Ook de Founding Fathers komen amper aan bod. Dit is een gemiste kans, want juist deze thema’s vormen een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de Verenigde Staten.

Deze minpunten daargelaten is Reizen zonder John een uitstekende introductie op de Amerikaanse geschiedenis. Verteerbare kost, scherpe observaties en een mooi reisverslag. Mak neemt je mee naar plaatsen waar je zelf niet snel komt. Voor iedereen die aan de vooravond van de presidentsverkiezingen wil proberen de VS beter te begrijpen, is Reizen zonder John een must.

Boeken / Fictie

Bovennatuurlijke Dan Brown

recensie: Deborah Harkness (vert. Fanneke Cnossen en Jeannet Dekker) - De schaduw van de nacht

Een heks en een vampier worden verliefd – tegen alle wetten in. Om zich te beschermen tegen de hogere machten maken zij een tijdreis naar het Elizabethaanse Engeland. Hier raken ze verstrikt in duistere intriges.

Deborah Harkness is professor Geschiedenis aan een Amerikaanse universiteit, waarvoor ze de nodige wetenschappelijke publicaties heeft geschreven. Met Allerzielen verscheen in 2011 haar eerste literaire fantasyboek. Dit was meteen het eerste deel van de All Souls Trilogie, waarvan De schaduw van de nacht het tweede deel is.

Allerlei gespuis
In Allerzielen maakten we kennis met Diana Bishop: dertiger, non-praktiserende heks, historicus van de alchemie. In de Bodleian bibliotheek in Oxford duikelt ze een verloren, magisch manuscript op en krijgt ze een horde schepsels achter zich aan. Zo ook de eeuwenoude vampier en geneticus Matthew Clairmont. De twee soorten vallen voor elkaar en besluiten het convenant, dat hun relatie verbiedt, te negeren. Ondertussen is er ook het manuscript nog, dat weer weigert tevoorschijn te komen en waarschijnlijk kostbare informatie bevat over het ontstaan en de toekomst van heksen, vampieren en demonen.

In De schaduw van de nacht verlaten de twee geliefden het hedendaagse tijdperk en gaan ze in 1590 op zoek naar het manuscript en naar een heks die Diana kan helpen. Haar oncontroleerbare krachten barsten in alle hevigheid en op de meest onmogelijke momenten los. Ze stappen Matthews oude leven binnen, toen hij in Engeland verbleef met de School of Night, bestaande uit de heren Christopher Marlowe, Henry Percy, George Chapman, Sir Walter Raleigh en Thomas Harriot.

Het stel belandt middenin een brandstapelcrisis, een vete tussen excentrieke en eigenzinnige vorsten (Elizabeth en Rudolf II) en een onbeantwoord liefdesdrama (Matthew en Marlowe). Matthew is ondertussen werkzaam als spion voor de koningin. Diana moet verengelst en verelizabethaans worden, een groot huishouden runnen en een heksenkring vinden. Ze moeten ook elkaar en hun innerlijke sores niet uit het oog verliezen.

Geschiedenis herschrijven
Na het lezen van bovenstaande zal het niet verbazen dat lijn na lijn dit verhaal doorspekt. De drang van de auteur om massa’s ontwikkelingen in haar boeken te verwerken staat de leesbaarheid in de weg. Het komt geforceerd over, alsof deze geschoolde schrijfster maar al te graag haar intelligentie wil tentoonstellen. Het is geen serie om in een ruk uit te lezen, maar het verraderlijke van de boeken rustig tot je nemen is het vergeten van alle details, wat het volgen van de mysteries vermoeilijkt.

Een parade aan historische figuren, veelal dedegradeerd tot bovennatuurlijke schepsels, komt en gaat. Er is absoluut geen noodzaak in het rondstrooien van die bekende namen. Toch is het een onderhoudend verhaal. Dit zit met name in de geloofwaardigheid waarmee Harkness haar fantasiewereld neerzet, juist door het aanhalen van historische feiten en herkenbare settings. En stiekem is het wel heel amusant om over Christopher Marlowe te fantaseren als homofiele demon. Sowieso is Harkness’ droge humor zeer vermakelijk. Het is alleen te betreuren dat deze humor slechts sporadisch opduikt.

Ondanks dat de personages steeds kenbaar maken in wat voor gevaarlijke situatie Matthew en Diana zich bevinden, zit je niet op het puntje van je stoel. Dat komt door hun gebrek aan daadkracht. Alle gebeurtenissen overkomen hen; ze nemen nergens initiatief. Aan het einde van dit tweede deel hebben de geliefden geen antwoorden en is er weinig veranderd. De ruim zeshonderd pagina’s van De schaduw van de nacht lijken zo hoofdzakelijk een kloeke aanloop naar het slotboek van de trilogie.

Boeken / Kunstboek

Spelen met alledaagse herkenning

recensie: Jennifer Bass en Pat Kirkham / Hilary Lloyd - Saul Bass. A life in film & design / Hilary Lloyd

Saul Bass en Hilary Lloyd zijn twee tegenpolen binnen het medium film. Het verschil strekt zich uit van de korte film als neutrale observatie tot titelproloog op een speelfilm. Van beide makers is een overzicht in boekvorm verschenen.

Het zeer uitgebreide overzichtswerk van Saul Bass, Saul Bass. A life in film & design, is zijn biografie geschreven door zijn dochter. Het videowerk van Saul Bass (1920) ontstaat in de jaren zestig vanuit zijn designachtergrond. Bass was toen al een van de belangrijkste mensen die het alledaagse beeld van de Amerikanen vormgaf. Hij ontwierp de logo’s van bedrijven als Continental Airlines en het nog steeds gebruikte Warnerlogo. Het boek geeft, als een catalogus, een uitgebreid overzicht van alle projecten in design en film die Bass ooit ondernam.

Essentieel beeld

Communicatie van ideeën staat, net als in zijn design, centraal in de filmopeningen die hij vormgeeft. Herkenning en labeling van beeld brengen de kijkers heel effectief naar de plaats waar de maker hen wil hebben. De designer in Bass is op zoek naar wat de kijker beweegt, de essentie van het symbool. Hij zette met zijn onconventionele filmtitels een nieuwe standaard neer voor Hollywood, waarin filmtitels als hele producties worden gezien.

Zijn bewegende design leidde Bass tot filmopeningen voor ondermeer Hitchcock en Scorsese. Bass was hierin grotendeels autonoom aan het werk en drukte zijn eigen stempel op de films. West Side Story (1961) eindigt met graffiti op de muur, de openingsscène van Exodus (1960) heeft eigenlijk alleen de vlam die het publiek al in de sfeer van onheil brengt. In Walk on the Wild Side (1962) is het een traag lopende kat die het filmverhaal symboliseert. Bass beschouwde de korte film als een logisch gevolg op zijn design voor filmtitels.

Verzeild in ritueel

~

Het contrast kan niet groter met de films/projecties van Hilary Lloyd die juist geen vooropgezette communicatie naar de kijker hebben. Lloyd, vorig jaar genomineerd voor de Turner Prize, ziet haar films als beelden zonder expliciete betekenis. Het eerste retrospectief van Lloyds werk laat vooral haar videokunst zien die voor het YouTube tijdperk tot stand kwam met grote monitoren en VHS-spelers. In het boek zijn veel filmstills en galerieopstellingen te zien.

De personen in Hilary Lloyds werk zijn in hun eigen ritueel verzeild. De video’s ontlenen hun kracht juist aan de toevalligheid van de opname. We kijken naar hoe de mensen in de video’s zich heel nonchalant aan de buitenstaander laten zien. De dagelijkse werkzaamheden in een autowasserij en op bouwplaatsen worden in een loop herhaald in het kader van een projectie of TV. Kleine elementen uit de alledaagse wereld van mensen en objecten werken juist vervreemdend in de vorm waarin Lloyd ze aanbiedt.

Het boek verklaart deze vervreemding met nogal hoogdravende beschouwingen in een apart boekje. Het spreekt over filmsculpturen en ideologische systemen waar het werk uit voortkomt, maar gaat niet in op Lloyds inspiratie. Misschien komt dit omdat Lloyd haar werk zelf zo min mogelijk duiding geeft. In essentie is echter de basis van Lloyds werk dat zij haar video’s zonder montage aan het publiek toont; beelden die meestal met een simpele camera vanuit een bepaald standpunt zijn gefilmd. De opstelling van monitoren en projecties geeft de inhoud extra richting. De rest is aan de kijker. Waar Saul Bass met sterke beelden voor altijd herkenbare filmmomenten schiep, herhaalt Lloyd het bekende zo specifiek dat het vooral ruimte voor herinterpretatie maakt.

Saul Bass. A life in film & design • Jennifer Bass & Pat Kirkham • Laurence King Publishing • 440 pagina’s • 48,- • 9781856697521 • 4 sterren
Hilary Lloyd • Hatje Cantz Verlag • 280 pagina’s • 39,80 • 9783775732994 • 3 sterren