Boeken / Non-fictie

Ode aan de ongehoorzaamheid

recensie: Guus Kuijer - De Bijbel voor ongelovigen. Het begin. Genesis

De Bijbel is een bron van goede verhalen, maar wie leest het heilige boek tegenwoordig nog? Guus Kuijer, in elk geval. Hij schreef zijn eigen versie en begon bij het begin: De Bijbel voor Ongelovigen. Het begin. Genesis.

Het navertellen van heilige boeken is een kleine trend geworden. Kader Abdolah maakte een behoorlijk eerbiedige, toegankelijke vertaling van de Koran en een biografie van Mohammed (De Koran en De Boodschapper, 2008), terwijl Martin Michael Driessen met Vader van God (2012) een spannende Bijbelsatire schreef. Maar de aangewezen persoon om een bewerking van de Bijbel te maken, is natuurlijk Guus Kuijer, wiens De Bijbel voor Ongelovigen amper een maand na Driessens Vader van God verscheen. Kuijer is namelijk een van de beste kinderboekenschrijvers en om de wonderlijkheid van de Bijbelverhalen volledig tot hun recht te laten komen, moet je in staat zijn ze uit te leggen aan een kind. Bovendien heeft Kuijer al eerder met humor, liefde en een kritische blik over geloof geschreven, in Het boek van alle dingen en in Hoe een klein rotgodje God vermoordde. Diezelfde combinatie gebruikt hij in De Bijbel voor ongelovigen.

‘Het begon met een woord’


Het eerste hoofdstuk van Kuijers versie van Genesis, ‘Het verhaal van Adam’, is ook gelijk een van de sterkste. Kuijer speelt met het gegeven van de schepping op onnavolgbaar humoristische wijze:

God pakte zijn kleipop en blies lucht in de neus. De pop begon te bewegen, knipperde met zijn ogen, keek rond en vroeg: ‘Wie ben ik, waar ben ik en waarom ben ik?’
Het was een wonder! Dit dier kon praten! En hoe! Het stelde meteen geweldig belangrijke vragen. God was een tijdje sprakeloos.
Toen zei hij: ‘Jij bent Adam, want dat betekent mens. Je bent op aarde omdat iemand op de boel moet passen. En als je even niks te doen hebt, moet je mij bejubelen.’
‘O,’ zei ik, want die Adam, dat was ik natuurlijk. ‘En waarom kan ik u niet zien?’
‘Omdat ik een woord ben.’
Toen wist ik het weer: toen ik wakker werd, was dat het woord dat ik het eerst bedacht: god.

Adam bedacht het woord ‘god’, dus schiep hij God. Of denkt hij dat maar, en was het juist God die de dingen in het leven riep door ze te benoemen? Een beetje valsspelen doet Kuijer hier wel, want het idee dat ‘het begon met een woord’ komt niet uit Genesis, maar uit Johannes (1:1-4), waarin te lezen staat: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.’ Het ingenieuze idee dat de taal scheppend werkt, nieuwe concepten in het leven kan roepen, is dus al aanwezig in de Bijbel zelf. Maar Kuijer verwoordt het allemaal net even wat leuker.

De Bijbel volgens twijfelaars
Adam is nog niet geschapen, of hij begint God al lastig te vallen met kritische vragen:

‘Bent u werkelijk alleen?’ vroeg ik. ‘Zijn er geen andere goden dan u?’
‘Dat vind ik een onbehoorlijke vraag’, zei God. ‘Heb ik je niet net gezegd dat ik alleen ben?’

Adam is er nog niet zo zeker van. Zo gaat het met de meeste vertellers. Op de hondstrouwe Isaak na zijn zij eerder agnost te noemen dan gelovig. Zij willen vaak wel in God geloven, maar hebben zo hun twijfels. Zeker als zij zelf Zijn stem niet hebben gehoord, gaan ze zich toch afvragen of diegenen die hem wel horen hen voor de gek houden.

Het horen van God is immers een uiterst effectieve manier om je zin door te drijven. Zo gebruikt Selach, die later de toren van Babel bouwt, God als excuus om zijn familie te verlaten. In werkelijkheid hoort hij geen andere stem, het is zijn vrouw die hem ervan overtuigt dat zijn verlangen om te vertrekken betekent dat hij God heeft gehoord. Selach: ‘Het kan zijn. Misschien is er geen verschil tussen mijn stem en de zijne.’

Gehoorzamen en ongehoorzamen
Die twijfel leidt in elk verhaal tot een strijd tussen de gehoorzamen en de ongehoorzamen, soms onderhuids, soms openlijk. Adam die stiekem hoopt dat Eva ongehoorzaam is door van de appel te eten. Of Cham, die sceptisch is over het megalomane plan van zijn vader Noach om een ark te bouwen en die wel braaf meebouwt, maar niet gehoorzaamt als Noach zegt dat er geen kleinkinderen mee mogen.

Kuijer kiest, zoals het een goed kinderboekenschrijver betaamt, de kant van de ongehoorzame, door die langer en/of overtuigender aan het woord te laten. Het vermogen zelf te kunnen oordelen over goed en kwaad, dat is wat Eva’s ongehoorzaamheid de mens gegeven heeft. Die boodschap, dat we vooral zelf na moeten blijven denken, benadrukt Kuijer net iets te vaak.

Doordat Kuijer zich zo afzet tegen het dogmatische geloof, is zijn boek wellicht geen ideale Bijbel voor geboren ongelovigen, die niet zullen begrijpen waar hij zich druk om maakt. Maar voor agnosten, afvalligen en ongelovigen die ergens toch een beetje twijfelen, heeft Kuijer de perfecte Bijbel geschreven.

Kunst / Expo binnenland

Grenzen plagen tot het onmogelijke

recensie: Jan Mensen, Karin Westendorp, Patricia Paludanus, e.a. - Spelen op de grens van het onmogelijke

Mediakunst in een rijksmuseum met vooral historische collectiestukken? Het Rijksmuseum Twenthe en ArtEZ Academie Enschede laten zien dat dit kan. Zij bieden een spannende, interactieve tentoonstelling.

Jan Mensen, Corrupted Production Logo's, 2011

Jan Mensen, Corrupted Production Logo’s, 2011

Spelen op de grens van het onmogelijke in het Rijksmuseum Twenthe toont video’s, interactieve installaties en computeranimaties van negen kunstenaars die studeerden aan ArtEZ Academie voor Art & Design in Enschede. Allen verkennen in hun werk de grenzen van de techniek om tot nieuwe vormen en beelden te komen. In deze tentoonstelling, samengesteld door docent mediakunst aan ArtEZ Pieter Baan Müller, zijn werken te zien van bijvoorbeeld Bill Spinhoven van Oosten, Jop Horst en Kees Aafjes. Daarnaast is er ook aandacht voor de eerste vormen van mediakunst met werken van Livinus van de Bundt (1909-1979) en videokunstenaarsduo de Vasulkas. Zij worden beschouwd als de pioniers van het genre. Bij hen staat de experimenteerdrift en het oneigenlijke gebruik van het medium voorop. Deze houding raakt de kern van mediakunst en ligt ook ten grondslag aan de tentoonstelling in Rijksmuseum Twenthe.

Foutjes
Alle negen kunstenaars rekken in hun werk de grenzen van de techniek op om zo tot nieuwe vormen te komen. Dit gebeurt door het oneigenlijke gebruik van media en spelen met de techniek. In de werkwijze van Jan Mensen (1987) staat het spelen voor het ‘plagen’ van de computer. In zijn werk zet hij digitale beelden om van het ene programma naar het andere en weer terug, waardoor ‘foutjes’ optreden. Deze foutjes, of met een hippere term ook wel glitches genoemd, maken de van oorsprong perfecte logo’s van filmmaatschappijen steeds korreliger. Mensen balanceert hiermee op een grens: hoever kan en moet je gaan tot het logo onherkenbaar is?

Karin Westendorp, Projected Betsy (still), 2008

Karin Westendorp, Projected Betsy (still), 2008

Karin Westendorp (1985) wordt in haar werk gedreven door een speelse nieuwsgierigheid. Ze filmde de dieren op de boerderij van haar ouders dicht op de huid om te kijken welk effect dat opleverde. Terwijl ze later op zoek was naar een muur om de video’s op te projecteren, liep toevallig een van de beesten door het beeld. Hierdoor besloot ze de video’s op dieren te projecteren. De uiteindelijke werken, waaronder het getoonde Projected Betsy uit 2008, zijn het resultaat van dit proces van onderzoeken.

Ook de mechanische ‘animatiekasten’ van kunstenares Patricia Paludanus (1974) ontstonden door een aaneenschakeling van toevalligheden. Voor haar betekent ‘spelen’ vooral dat je iets onverwachts en bruikbaars vindt terwijl je eigenlijk op zoek was naar iets totaal anders. Zo beschrijft ze het ontstaan van haar animatiekasten: ‘Ik was iets aan het snijden en schoot uit waardoor er een kras ontstond in een perspex plaat. Het eerste wat ik zag was het oplichtende licht van mijn bureaulamp in die kras. In plaats van te denken “nu is het beschadigd”, zag ik opeens iets heel anders gebeuren. Ik zag hoe je lichttekeningen kon maken.’

Patricia Paludanus, Animatiekast no. 1 (detail), 1998

Patricia Paludanus, Animatiekast no. 1 (detail), 1998

Rijksmuseum Twenthe als broedplaats
Het Rijksmuseum Twenthe blijkt een belangrijke en vooruitstrevende partner te zijn voor ArtEZ. Buiten dat het museum de samenwerking aangaat met de academie en ruimte biedt aan jonge mediakunstenaars om hun frisse, spannende werk te exposeren, heeft het ook het inrichtingsontwerp overgelaten aan studenten van de academie. De vormgeving is strak, helder en functioneel, iets wat nodig is wanneer er verschillende mediakunstinstallaties in een ruimte samenkomen die veel geluid en licht voortbrengen. Sprake van hinder in de kleine ruimte is er echter niet en als bezoeker ben je in staat alle werken afzonderlijk van elkaar te ervaren. Daarmee is deze tentoonstelling een geslaagde uiting van het Rijksmuseum Twenthe als broedplaats voor jonge kunstenaars, vormgevers en curatoren.

 

Muziek / Album

Fijn album voor breed publiek

recensie: Kyla La Grange - Ashes

In 2011 debuteerde Kyla la Grange met een eerste single. Na vier singles is het nu tijd voor het debuutalbum Ashes. Opvallend is de krachtige stem van La Grange die gekoppeld is een aan rijk rockgeluid richting gothic.

Kyla la Grange is de dochter van een Zimbabwaanse vader en een Zuid-Afrikaanse moeder. Voor de geboorte van Kyla verhuisden ze naar de UK; zo groeide ze op zonder apartheid. Kyla was geen blij kind: ze schreef al op haar twaalfde jaar liedjes over niet al te vrolijke onderwerpen omdat ze last had van depressieve gevoelens. Dat verleden is terug te horen in haar huidige songs. La Grange bouwt graag een woud van gothic om zich heen. De donkere toon van haar liedjes is niet veroorzaakt door enige tekortkoming van haar ouders; die zijn geweldig, zegt ze zelf. Haar vader tekende voor alle foto’s op de singles die ze uitbracht.

Niet in één hokje stoppen

~

Het album opent met het stevige ‘Walk Through Walls’ dat een lekkere melodie koppelt aan een opzwepend ritme. Het lied maakt de zangkwaliteiten van La Grange als rockzangeres direct duidelijk. En deze dame heeft nog veel meer in haar mars. In ‘To Be Torn’ kruipt La Grange dicht naar het geluid van Kate Bush aan om vervolgens halverwege het nummer de kant op te gaan van Within Temptation. Dat La Grange zich niet zomaar in een hokje laat stoppen laat ze horen in ‘Vampire Smile’ waarbij weer andere vergelijkingen naar boven borrelen. Als ‘Heavy Stone’ klinkt komt met een rilling over de rug het besef aan welke andere zangeres La Grange doet denken. Hier evenaart ze de mooiste momenten van Loreena McKennitt, al zijn dit geen liedjes met een Ierse achtergrond. Maar de stem en manier van zingen zitten in schoonheid dicht bij elkaar.

Licht verteerbaar maar niet slap
De stijl van Ashes  zit tussen pop en een lichte variant van Gothic in. De rock die Kyla la Grange speelt is lichtvoetig genoeg om tegen de pop aan te schurken. Haar stem en de algemene sfeer van het album zitten niet in de categorie ‘zware kost’ maar hebben een vrolijk en licht verteerbaar karakter. Je doet Ashes echter te kort door het af te doen als een slap aftreksel van het ene of het andere genre. Het album is fris, vrolijk en van een hoge kwaliteit. De composities zijn zo geraffineerd dat ze niet snel vervelen. De huidige single ‘Been Better’ is niet direct heel pakkend zodat dit nummer het moet hebben van veel airplay om tussen de oren te kruipen van de luisteraar. Het album biedt veel voor wie geraakt wordt door deze dame. La Grange heeft een fijn album gemaakt dat een breed publiek zal aanspreken. Het is daarom te hopen dat ze wordt opgepikt door de hitgevoelige radiostations.

Muziek / Album

Op zoek naar het nieuwe

recensie: Local Natives - Hummingbird

Meer dan drie jaar duurde het uiteindelijk voordat de tweede plaat van de Local Natives zou verschijnen. Maar het lange wachten op nieuw materiaal was de moeite waard. Opvolger Hummingbird getuigt van de muzikale groei die de band heeft doorgemaakt.

Voor de tweede plaat besloten Taylor Rice, Kelcey Ayer, Ryan Hahn en Matt Frazier (de vier kompanen die de Local Natives vormen sinds bassist Andy Hamm de band in 2011 heeft verlaten) het anders aan te pakken. Waar debuutalbum Gorilla Manor nog werd opgenomen in thuishaven Los Angeles (de titel van dat album correspondeert met de ‘apenbende’ in hun gezamenlijke huishouding destijds), weken ze voor hun tweede album uit naar een rustiger oord. “We wanted to get out of L.A. to be away from distractions and also put ourselves in the state to be open and push ourselves. I think going to a new location, putting yourself in that environment, can affect that in you,” vertelt Rice in een interview.

Op zoek naar het nieuwe: zo luidt het devies van de Local Natives. En dus vertrok het jonge gezelschap op invitatie van Aaron Dessner, The National’s gitarist die de Local Natives bij dit album assisteerde als coproducer, naar Dessner’s thuisstudio in zijn appartement gelegen naast het Ditmas Park in New York. Het schijnt een rustig gedeelte van de stad te zijn.

Complexiteit aan melodieën
De rustige setting waarin Hummingbird vorm kreeg, lijkt zijn weerslag te hebben op de elf liedjes die het album telt. Na een eerste luisterbeurt valt direct op dat het bombastische karakter van de vorige plaat is ingewisseld voor minder energieke composities. Degene die gesteld is op Local Natives’ speelse gitaarlijnen zal de nieuwe liedjes vermoedelijk met iets minder enthousiasme omarmen. Hummingbird kent meer synth-werk en prominenter aanwezige zangpartijen. De spanning is vooral te vinden in het subtiele samenspel van ritmische structuren en meerstemmigheid. Meer dan voorheen vragen de Local Natives om een luisteraar die zijn aandacht er goed bijhoudt.

In openingsnummer ‘You & I’ komt de verschuiving goed naar voren. Het begint met een paar stevige uithalen van zanger en toetsenist Kelcey Ayer en na een minuut is hoorbaar hoe de complexiteit aan melodieën van drum, toetsen, gitaar en zang langzaamaan toeneemt. De nummers die daarop volgen, zoals ‘Heavy Feet’, ‘Ceilings’ en ‘Breakers’, zitten compositorisch ook uitstekend in elkaar en doen weinig voor elkaar onder. Dynamisch als op Gorilla Manor wordt het nauwelijks, maar de talloze vondsten die laagje voor laagje te ontdekken zijn compenseren dat ruimschoots. Duidelijk is dat de Local Natives niet zijn blijven steken in vertrouwde receptuur.

Emotionele diepgang
Hummingbird
is een intiem en persoonlijk album. Politieke en sociale onderwerpen zal je in de songteksten niet snel tegenkomen. Ze zingen vooral over persoonlijke ervaringen die ze de afgelopen jaren hebben opgedaan, zoals relatieproblemen en de dood van Ayers moeder. In de songs ‘You & I’, ‘Three Months’ en ‘Columbia’ krijgt deze thematiek gestalte waardoor het album emotionele diepgang krijgt. Jammer is wel dat juist laatste twee genoemde liedjes wel erg povertjes zijn gearrangeerd en na meerdere luisterbeurten een beetje saai worden. Juist omdat er in de onderste lagen weinig gebeurt.

Het veilige wereldje telkens achter je laten, openstaan voor de mogelijkheden, jezelf in nieuwe omgevingen plaatsen: het is de attitude waar het succes van de Local Natives op stoelt. Een attitude om te koesteren, want Hummingbird demonstreert dat de formule veel moois oplevert.

Live in Nederland:
9 maart, Where The Wild Things Are Festival, Zeewolde

8WEEKLY MediaPlayer

 

Boeken / Non-fictie

De magische wereld van het kijken

recensie: Gijsbert van der Wal - Wijd open ogen

.

Plotseling is alles heel even een magisch ‘nu’ – je staat voor een schilderij en een stroom van associaties, herinneringen, zinnelijk genot lijkt heen en weer te stromen tussen het beeld en de beschouwer. Hoe dat kan en waarom dat soms wel en soms niet het geval is – daar zijn de rijk geïllustreerde pagina’s van Wijd open ogen een leidraad bij. Met een verfrissend gevoel voor wat de gewone, niet in de kunstgeschiedenis doorgeleerde mens beweegt, gaat Gijsbert van der Wal op zoek naar thema, vorm, kleur, licht en schaduw, contrastwerking, motief en al die termen die vroeger weleens het ene oor in en het andere uit gingen. Tijdens museumles op school bijvoorbeeld. Of bij een cultureel verantwoorde rondleiding door een kunsthistoricus.

Zonder snobisme

Het is algemeen bekend dat liefde voor het vak en pedagogische begaafdheid zelfs de meest onverschillige leerling in beweging kunnen krijgen. Het geheim van dit boek is het enthousiasme waarmee gekeken en nagevraagd wordt, vaak in gesprekken met de kunstenaar in kwestie, maar net zo vaak vanuit de eigen beleving van de schrijver.

De totale afwezigheid van snobisme, vakjargon en gewichtigdoenerij trekt je naar binnen in de magische wereld van het kijken – of is hier het deftiger beschouwen op zijn plaats? – naar de werkelijkheid. De wereld zoals die zich aan ons voordoet en zoals die door de kunstenaar gezien is. En die veranderd is in een nadrukkelijke verwijzing naar zichzelf. Een verwijzing naar de kunstenaar en diezelfde werkelijkheid, net even anders.

Aardappel anders

Het kan anders. We kunnen anders leren kijken naar wat zich om ons heen aandient. En we kunnen anders, persoonlijker, vrijer, omgaan met het beeld dat in galerie of museum hangt. Het kunstwerk kan, na aandachtig bekeken te zijn, zijn intrek nemen in de kijker. Of die kan zelf in dat kunstwerk gaan wonen. Deze en andere vreemde dingen gebeuren in het boek van Gijsbert van der Wal.

Hij praat met de makers over hun dagelijks werk, wat ze leuk vinden en wat niet, hoe ze aan de onderwerpen komen en hoe de materialen met zich laten doen, meegaand of weerbarstig. Duidelijk wordt hoe ambachtelijk dit proces is en tegelijk: hoe spiritueel, in de zin van concentratie. Draai de knop van het gewone lawaai van internet, mobiele telefoon, geraaskal van de medemens even wat zachter – of zelfs uit – en alles wordt anders.

Bijna-doodervaring

Soepel beweegt de schrijver zich door de verschillende genres en tijdperken. Stillevens van Chardin worden naast die van Sebens geplaatst. Caspar David Friedrich komt aan bod, Rembrandt, twee Weissenbruchs (de Haagse ezeltjes en de neef van de landschappen) maar ook fotografen. Portretten, van de schrijver door zijn buurman-aan-de-Waal Willem den Ouden, maar ook Lucian Freud. Schilderen buiten en binnen, bij dag en bij nacht. Een speciale rol is weggelegd voor het nachtbraken, een geliefkoosde bezigheid van Van der Wal zelf.

Aan het slot van zijn boek citeert hij een vriend die hem vroeg of hij soms een bijna-doodervaring had gehad. Want zulke mensen zien de wereld met nieuwe, geredde ogen. Alles is dan even helder en kleurrijk en van belang. Nee, hij was niet bijna dood geweest. Hij gaat wel vaak te laat naar bed. Om de rust en het alleen-zijn met zichzelf misschien, zodat de inspiratie kan opborrelen. Meer van deze boeken, graag!

Boeken / Fictie

De koningin van het kortverhaal?

recensie: Alice Munro (vert. Pleuke Boyce) - Lief leven

Lief leven is mogelijk echt de allerlaatste verhalenbundel van de Canadese schrijfster Alice Munro (1931). Ze gaat door voor de koningin van het kortverhaal, tegelijk ook voor een writer’s writer die een groter publiek verdient. Dat laatste zeker.

Een roman roept een hele wereld op, waarin, als het goed is, de lezer langdurig kan wegzinken. Doordat Munro in haar verhalen eerder brede situaties schetst dan dat ze ergens minutieus op inzoomt, slaagt ze er doorgaans in ook in een beperkt aantal pagina’s een volledige wereld te suggereren.

Psychologisch luchtledig


De verhalen demonstreren Munro’s zienswijze dat het nogal eens kan verkeren als het in het leven even meezit. De titel Lief leven (Dear Life) is eerder licht sarcastisch dan letterlijk op te vatten. Mensen maken er een potje van of zijn tegen hun pech niet opgewassen. Munro volgt haar personages in doorgaans complexe gebeurtenissen, merendeels rond de Tweede Wereldoorlog. De plots zijn dan ook belangrijker dan aandacht voor innerlijke levens.

Hierdoor is het soms ongewis waarom iemand iets doet of nalaat. Op weg naar een overspelige rendez-vous gaat een vrouw tijdens de lange treinreis welgemoed ook nog even vreemd. Waarom? Haar huwelijk lijkt haar niet de keel uit te hangen. Een man wil opeens trouwen met een jongere collega, die passief instemt en weinig later opeens enigszins ongemotiveerd wordt gedropt. De geloofwaardigheid raakt in het geding. Munro, klaarblijkelijk geen voorstander van psychologiseren, geeft de lezer veel ruimte om zelf in te vullen. Maar een psychologisch luchtledig werkt averechts, zeker waar een ik centraal staat dat immers meer kan weten dan een alwetende verteller.

Ouderwets voornaam

De kwaliteit van een verhaal is er dus van afhankelijk hoe boeiend de uiterlijke ontwikkelingen zijn. Spanning wordt mooi ingehouden ontleend aan het verhaalverloop. Door de plotwerking lijken de verhalen af te stevenen op een ontknoping. Maar daar blijkt het Munro niet echt om te doen. Enerzijds doet ze te veel haar best op de schijn van een ontknoping, anderzijds werkt een open einde soms als een anticlimax. Haar schrijfstijl is op een eenvoudige manier trefzeker en beheerst zonder veel nadruk het verhaal. Zonder dat het iets van de toegankelijkheid afneemt, hebben woordkeus en zinsbouw vaak iets ouderwets voornaams: ‘grote schokken van genot’ volstaat voor klaarkomen.

De plots werkt ze vaardig uit door meerdere personages, locaties en flashbacks in beknopt bestek meteen neer te zetten. Hoe trefzeker haar stijl ook, deze aanpak leidt tot tal van verwijswoorden, die helaas lang niet altijd duidelijk of correct zijn. Het is geen pretje om in de context naar de logica van een verwijzing te moeten speuren. Daar komen ook wat druk- en vertaalfouten bij (‘de evacuatie van Duinkerken’, ‘iedere man’ in plaats van ieder mens). Dan zijn er nog stijl- en inhoudelijke fouten, zoals overtollige terzijdes en een flashback die verderop in het verhaal geen enkele rol blijkt te spelen.

Verdeeld genoegen


Niet ieder verhaal hoeft ook even sterk te zijn, maar de toegift van vier autobiografische schetsen valt, door de eenzijdigheid van hun anekdotiek, nogal uit de toon van de bundel. Die missen juist de subtiele afwikkeling van een plot. Lief leven heeft overtuigend literaire kwaliteit, maar is door de minpuntjes toch net iets teveel een verdeeld genoegen.

Film / Achtergrond
special: Deel 1

IFFR 2013

.

8WEEKLY besteedt uiteraard uitgebreid aandacht aan het 42ste Internationale Film Festival Rotterdam. Een festival dat gevierd en gewaardeerd is, maar dat ook onder druk staat om films te trekken die op andere festivals wellicht meer pers kunnen halen. En een festival dat, zeker in deze crisistijd, moeite heeft om de bezoekersaantallen van weleer te halen.

Het halen van die bezoekers staat en valt met de kwaliteit van het filmaanbod, hoezeer de organisatie ook probeert de filmbeleving op andere aspecten (food, drinks, talkshows, live muziek, dj’s, exposities, etc) te beïnvloeden. Hoe het staat met die kwaliteit valt hier de komende dagen te lezen. 

DEEL 1 |

~

In dit debuut van de Chinese regisseur en schrijver Chai Chunya volgen we aan de hand van de vier elementen, aarde, water, vuur, wind, de teloorgang van het Chinese platteland. Nu steeds meer mensen naar de grote steden trekken blijven doorgaans de ouderen en zieken achter. Een vrouw voorvoelt dat haar vader stervende is en keer terug naar haar geboorteplaats. Een tocht vol mysterieuze en magische gebeurtenissen. We maken kennis met een regisseur die een experimentele en creatieve geest heeft. Ondersteund met prachtige muziek en af en toe wonderschone vondsten, zoals het schaduwpoppenspel en de vertraagde vlucht van de duiven, weet de film een goede eerste indruk van zijn kunnen af te geven. (Ralph Evers)

Gepraat leidt af van visuele beleving

Gebo and the Shadow
Manoel de Oliveira • Portugal/Frankrijk, 2012
2.5

~

Produktief is Manoel de Oliveira zeker, de laatste tijd. In 2012 leverde de inmiddels 104 jaar oude regisseur twee films af, waarvan dit de laatste is. En ook daarvoor heeft hij niet stilgezeten. Zijn stijl van de laatste films is poëtisch en statisch, met prachtig verzorgde beeldcomposities. Ook in Gebo and the Shadow valt er voor het oog zeer veel te genieten. De film doet qua stijl denken aan de schilderijen van Petrus van Schendel, de meester van het avondlicht. De film is gebaseerd op een theaterstuk en is ook als zodanig opgezet, maar mist daarmee de juiste toon. Er wordt teveel gepraat, zeker op momenten waar stilte wordt verlangd.

Gebo, een gepensioneerde accountant woont samen met zijn vrouw Doroteia en schoondochter Sofia in een huis. Er heerst een spanning in deze film omtrent de zoon van Doroteia, João. Doroteia ziet in hem de ideale zoon, maar Gebo en Sofia weten wel beter. De situatie verandert dramatisch wanneer João plotseling op het toneel verschijnt. (Ralph Evers)

Yawn of the Dead

~

Beto ziet er niet zo goed uit. Elke ochtend is hij lang bezig om zich enigszins acceptabel te maken, door de wonden over zijn hele lichaam te verbergen. Beto blijkt namelijk een probleempje te hebben: hij is dood. Als een – jawel – zombie sleept Beto zich door het leven. Dromerig doet hij zijn werk als bewaker van een fitnesscentrum, omgeven door de fitte, springlevende lijven van mensen die ook constant met hun lichaam bezig zijn. Die, zo zou je kunnen zeggen, ook strijden tegen het onoverkomelijke verval. Honger naar dit mensenvlees heeft Beto echter niet; hij lijkt ook de enige ondode in zijn omgeving te zijn. Dat het rottende vlees in het warme Mexicaanse klimaat een verloren strijd voert is duidelijk. Zijn leven voltrekt zich als die van een oldskool zombie: traag. Debutant Hofmann laat het tempo van zijn hoofdpersonage het tempo van de film bepalen.

Met behulp van veel close-ups en geringe scherptediepte wordt Beto’s vaak dromerige wereldbeeld door cameraman Matías Penachino verbeeldt. Zonder effectbejag – maar daardoor niet minder onsmakelijk – is bovendien de lichamelijke onttakeling van Beto in beeld gebracht: de kleding die aan zijn wonden blijven kleven, het aan elkaar plakken van de gapende snee in zijn zij (een verwijzing naar het lijden van Jezus?), of de levende maden die hij uit zijn huid vist. Los van de onsmakelijke beelden is dit een origineel en onalledaagse, stilistisch fraaie zombiefilm met een paar verrassend humane momenten. (Marcel Westhoff)

Getergde leeuwen

~

Philip Seymour Hoffman is Lancaster Dodd, de master uit de titel, een leider voor zijn mensen. Maar hij is ook een letterlijke meester voor Freddie Quill (Joaquin Phoenix). Die is als een leeuw die getemd moet worden, een man zo laag gezonken dat slechts vooruitgang mogelijk is. Een ideaal testsubject voor de theorieën van Dodd. Die staat op het punt, na vele omzwervingen langs andere professies, zijn eerste zelfhulpboek te publiceren. Door zijn charisma weet hij zijn ideeën met overtuiging te brengen, zeker aan een zo leeg canvas als dat van de dolende Freddie. Alhoewel die wel zeer ontvankelijk is, maar geen idee heeft wat de bedoeling van al dit zelfonderzoek en gegraaf in het verleden is. Hoffman zegt ergens letterlijk dat de mens geen dier is, maar hij heeft een dier nodig voor zijn experimenten en als tegenhanger voor zijn eigen ego. De manier waarop ze om elkaar heen draaien en elkaar aftasten is een oerthema uit de film, de botsing tussen rede en emotie, tussen protagonist en antagonist. Tussen het Apollinische en het Dionysische element in de mens.

Hoffman en Phoenix zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ze hebben elkaar nodig. Beiden zijn ook lichtgeraakt en ontvlambaar, maar waar zich dat bij Quill uit in lang aangehouden woede-aanvallen explodeert Dodd op die momenten dat er te lang aan zijn denkbeelden is gezaagd. Anderson gebruikt de relatie van Dodd’s theorieën met de Scientology-religie niet om commentaar te geven op die beweging. Uit de film spreekt eerder een waardering voor het levenswerk van oprichter L. Ron Hubbard. In zijn visie gelooft Dodd oprecht dat mensen beter af zijn als ze hem volgen, en dat geldt dus ook voor Hubbard. Maar dat aspect van The Master komt ook niet goed uit de verf. De film wordt stuurloos zodra Anderson focust op de beweging en de oefeningen die Dodd doet met zijn volgelingen en met zijn testsubject Freddie. Alsof hij niet precies weet wat hij er verder mee moet. Uitzonderingen zijn de scènes waarin Dodd bevraagd wordt en omstanders of gelovigen twijfelen aan zijn visie. De woede die opborrelt in de anders zo aimabele Dodd is schitterend om te zien. En op die momenten dat Anderson zich concentreert op de band tussen de twee mannen is de film zelf dan ook echt meesterlijk. Het is werkelijk een genot naar de acteerkanonnen (en overigens ook naar de ijzersterke Amy Adams als Dodds vrouw, de drijvende kracht achter de beweging) te kijken. (Erik Kersten)

Heldere visie op een getroubleerde jongen

~

Het is moeilijk te geloven dat Simon een studie neuroscience (met als specialisme de relatie tussen het brein en het oog) heeft afgerond en zijn thesis zelfs heeft gepubliceerd. Simon is namelijk een zeer getroubleerde jongeman. Hij heeft geen moeite om mensen te leren kennen en ze aan zich te binden, maar hij mixt gevoelens van empathie en zelfs liefde met een veel koelere behandeling. Steeds als een echte band binnen bereik is steken eigenbelang en bindingsangst de kop op. ‘Je bent een lafaard en een leugenaar’ zegt Victoria, de mooie prostituee die verliefd om hem leek te worden maar botst met zijn donkere kant.

Ze heeft gelijk, maar Simon is ook meer dan dat. Er zit toekomst in de Newyorkse student die in Parijs is belandt, maar het zal heel wat zelfreflectie en mental repair vergen om daar te komen. Simons onderzoeksonderwerp wordt visueel ingezet om zijn getroubleerde blik te laten zien, schuivend van focus naar abstractie. De film toont zowel zijn empathische als gemankeerde kant en geeft een eerlijke kijk op seksualiteit en de behoefte van de mens naar geborgenheid en liefde. (Erik Kersten)

Het plan en de uitwerking

Wasteland
Rowan Athale • Groot-Brittannië, 2012
3.0

~

Een toegetakelde Harvey (Luke Treadaway) wordt door een politierechercheur (Timothy Spall) in een verhoorcel aan de tand gevoeld. Harvey doet uit de doeken hoe hij een aantal weken hiervoor, na een jaar ten onrechte vast te hebben gezeten, de gevangenis uit kwam, warm werd onthaald door zijn drie beste vrienden (evenals zijn ex) aan wie hij al snel zijn plan ontvouwt. Een plan waarin niet alleen een nieuwe toekomst gegarandeerd lijkt voor het vriendengroepje door het geldbedrag wat het oplevert, maar waarin meteen ook wraak wordt genomen op de crimineel die zorgde dat Harvey destijds de bak in draaide. 

We hebben het eerder gezien: een paar rap van de tongriem gesneden, immer met elkaar dollende good guys, een charismatisch enge boef (Neil Maskell uit Kill List), wat couleur locale, een kluis vol geld en een plan. Voeg hierbij een flitsende montage waarin de voorbereidingen van de klus snel wordt geschetst en – we zien ‘m al mijlenver van tevoren aankomen – een ‘verrassende’ twist aan het eind. Nieuw is het allemaal niet, maar het wordt degelijk en met vaart door debutant Rowan Athale verteld. Een vermakelijke heist-film, waarbij de kijker het verstandelijk vermogen zo nu en dan even op een laag pitje kan zetten. Wasteland is uiteindelijk namelijk een stuk minder slim dan hij probeert te zijn. (Marcel Westhoff)

Boeken / Fictie

Onder kibboetsnik

recensie: Amos Oz (vert. Hilde Pach) - Onder vrienden

.

In Nederland verwierf Oz faam met boeken als Black box, Mijn Michaël en bovenal met het wonderschone Een verhaal van liefde en duisternis. Dit autobiografische epos is gevuld met begrip voor de dwaze mens, met begrip van een kind voor zijn ouders, van de Israëliër voor de Palestijn. Het deed de lezer dromen dat – evenals de Belgische rechter die een hardrijder ‘veroordeelde’ tot het lezen van Van der Heijdens Tonio – een opperrechter in Israël/Palestina iedere Israëliër en Palestijn zou dwingen Een verhaal van liefde en duisternis te lezen. Zonder enige twijfel zou zo’n maatregel de oplossing van het Midden-Oostenconflict een stuk dichterbij brengen.

Kibboetsleven

De verhalen in Onder vrienden (oorspronkelijk Been chaveriem, omgezet door Oz’ vaste vertaler Hilde Pach) zijn miniaturen van dat epos. Ook deze worden gekenmerkt door een sfeer van warmte en weemoed, begrip en verdriet om hoe de mens en de wereld blijkbaar werken. Een personage peinst veelzeggend ‘dat de meeste mensen behoefte hadden aan meer genegenheid dan er voorhanden was’. De verhalen haken in elkaar en spelen zich af in een kibboets ergens in de jaren vijftig/zestig.

Het op het oog overzichtelijke leven in de kibboets – waarin Oz zelf ook jaren woonde – is doortrokken van het gelijkheidsprincipe. Dit resulteert enerzijds in een grote saamhorigheid, in naastenliefde en een tot jaloersmakende eenvoud leidende taakverdeling. Anderzijds werkt de hechte gemeenschapsvorm benauwend – ook de lezer hapt soms wat dikke lucht – voor de ‘kibboetsnik’ die afwijkt, die eenzaam is of verlangt naar andere werelden. De regels zijn streng, want het collectief gaat voor alles, en roddel, spot en een sporadisch opspelende dubbele moraal kunnen sommige levens vergaand veronaangenamen.  

Het op zijn minst vertellen

Te midden van dit hechte samenleven beschrijft Oz de meer onaangepaste figuren. Zoals Tsvi Provizor, die aan wie maar in de buurt is het laatste wereldnieuws over rampen en ongelukken mededeelt: ‘Doen kunnen we maar heel weinig. Dus we moeten het op zijn minst vertellen.’ Of de getalenteerde, gevoelige veellezer Mosjee Jasjan die, hoe graag hij het ook zou willen, als gevolg van zijn sensitiviteit niet werkelijk kan integreren in de warme, maar bijna-totalitaire kibboetsstructuur. Mosjee is heimelijk verliefd, maar ook het betreffende meisje Karmela blijft buiten zijn bereik, zo drukt Oz schitterend uit in de volgende zin:

Eén keer had Karmela tussen de lamp en de muur met een van de meisjes staan praten en hij was daar voorbijgelopen en had met zijn vingers haar schaduw gestreeld. Na die daad had hij de halve nacht wakker gelegen.

In hoog tempo volgen dit soort kalme, schitterende zinnen elkaar op. Ergens schrijft Oz omineus ‘Het zou gecompliceerd en troebel worden.’ Om direct erna te vervolgen: ‘De kleur van de hemel was paarszwart, terwijl de wolken die werden voortgestuwd door de wind zwaar en donker leken.’ Deze sfeer tekent de elementaire en indringende kracht van Oz’ verhalen.

Het kinderhuis

In één verhaal worden de slechte voortekens ondubbelzinnig ingelost. Dit speelt zich af in het kinderhuis, een weerzinwekkend experimenteel toppunt van de gelijkheidsgedachte. Van jongs af aan slapen hier de kinderen gezamenlijk. Met als gevolg dat voor de meest gevoelige en fysiek zwakste schepseltjes een hel dreigt, onderworpen als ze zijn aan de ’s nachts vrij tierende wreedheid van enkele anderen.

Oz toont hoe in het kinderhuis de verwoesting van het leven van een vijfjarige jongen in gang wordt gezet. Hulp van buiten blijft uit. Want de liefhebbende maar zwakke vader kan niet op tegen de kibboets, en de moeder op haar beurt heeft het zichzelf gemakkelijk gemaakt door haar voelen en denken uit te schakelen, en zich voor iedere kwestie te verlaten op de gelijkheidsdogma’s. Welke verschrikkingen daarna voor de jongen volgen, laat Oz aan de heftig aangezwengelde verbeelding van de lezer over.

De mens als mens

In alle verhalen overheerst een weemoedige sfeer. De zachte beschrijving van de dwaasheid en de tragiek van de levens waarin geen genegenheid is, van hen die de kracht of het geluk ontbeerden genegenheid te zoeken, te vinden of te behouden.

Hiermee contrasteren de mensen die, ongeacht hun persoonlijke geluk, wél onafhankelijk en liefdevol zijn. Op hen is de door een personage aangehaalde spreuk niet van toepassing: ‘de mens is ook maar een mens, en ook dat maar heel af en toe’. Voor veel anderen geldt dit juist wel. Het is deze verscheidenheid aan schipperende mensen, de verscheidenheid aan tragiek en kracht, die Oz vermag uit te beelden.   

Muziek / Album

Geen onverwachte uitspattingen maar gewoon goed

recensie: Bettie Serveert - Oh, Mayhem!

.

Zo’n twintig jaar geleden werd muziekminnend Nederland verblijd met een droomdebuut én een prachthoes van de band Bettie Serveert. Amerika gooide de grenzen wijd open voor deze Nederlandse band en de bekende hoes met speelgoedhond is inmiddels befaamd. Bettie Serveert is daarna gelukkig geen ééndagsvlieg gebleken en weet zich al die jaren uitstekend te handhaven in de bovenste regionen van de Nederlandse alternatieve popmuziek. Met het laatste wapenfeit Oh Mayhem! brengen ze alweer hun 10e album uit.

Op Oh Mayhem! gaat de band verder waar het bij voorganger Pharmacy of Love was gebleven. Het eindresultaat is energieke, puntige rock met diverse ‘catchy’ songs, vaak voorzien van een stekelig scherp randje. Versterkers mogen weer helemaal open worden gezet en alle vier de bandleden verkeren in bijzonder goede doen. De samenstelling wijkt daarbij op één positie af van de beginformatie: de drummer. Juist deze drummer (Joppe Molenaar van Voicst), zorgt, net als op de voorgaande plaat, voor een energieke injectie die zeker ook live een extra dimensie aan de band geeft. De ritmetandem gooit namelijk flink wat olie op het vuur. Wat dat betreft is het ingetogen indie geluid wat meer naar de achtergrond verdwenen en slaat de klok wat meer uptempo rock.

In het kader van hun twintigjarig bestaan heeft Bettie Serveert vorig jaar het album waar het allemaal mee begon, Palomine, diverse keren integraal gespeeld (o.a. op Parkpop en in Paradiso). Hieruit bleek nog eens hoe goed en uniek dit album is. Muziek én hoes van Palomine zijn wat dat betreft ongeëvenaard gebleven. Het is duidelijk dat de magie van het debuut er niet meer is, en ook niet meer terug zal komen. Het weerhoudt deze muzikanten er niet van om onverstoord en geïnspireerd hun eigen muziek te blijven maken. En dat doen ze bijzonder goed. Het lijkt er zelfs op dat naarmate Bettie Serveert ouder wordt, de band juist jeugdiger, frisser en gedrevener klinkt.

~

Is er dan verder niets aan te merken op Oh, Mayhem! ? Jazeker wel. De plaat kent namelijk geen echte uitschieters of onverwachte uitspattingen. Het is allemaal aan de veilige kant, bovendien duurt de totale plaat slechts 35 minuten en is de gemiddelde duur van de nummers korter dan drie minuten. Juist daarom is het ook moeilijk te begrijpen waarom verschillende nummers afgekapt worden. Waarom het geluid wegdraaien, net op het moment dat de gitarist op stoom begint te komen? Zo ook in het laatste nummer, en dat levert toch een anticlimax op. Jammer.

Oh, Mayhem! betovert niet, maar is wel een steengoed album van een band die zich na twintig jaar gewoon blijft doorontwikkelen. Laat maar komen dat elfde album.

Kunst / Expo binnenland

Surrealistische modefotografie

recensie: Viviane Sassen - In and out of fashion

.

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Sassen (Amsterdam, 1972) drukt al 17 jaar haar stempel op de internationale modefotografie. Met haar eigenzinnige taal van verstrengelde lichamen, sculpturale composities en abstracte vormen heeft ze een onmiskenbare eigen stijl ontwikkeld. Dit is te zien in In and out of fashion in Huis Marseille.

Viviane Sassen begon al vroeg in haar carrière met het onderzoeken van het lichaam, getuige de fotoserie Nude. A Journey. Deze experimentele serie bestaat uit foto’s waarin lichamen dermate met elkaar verstrengeld zijn, dat haast niet te zien is hoe het in elkaar zit. Dat levert soms surrealistische composities op. Die verstrengeling is een terugkomend element in Sassens werk.

Schilderen met lichamen
In een van de zalen is een continue projectie van meer dan 300 foto’s uit diverse advertentiecampagnes te zien. De beelden zijn als een filmrol aan elkaar geplakt en worden in een verticale flow op zowel de muur als de grond geprojecteerd. De kijker wordt omsingeld door de foto’s. De voortdurende stroom van beelden maakt het mogelijk Sassens werk goed in je op te nemen en te analyseren.

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Sassen combineert lichamen met abstracte achtergrondvormen. Ze speelt met middelen als schaduw, zonlicht en reflectie. Soms doen de composities denken aan een kubistisch schilderij. Ook werkt ze met lijnen. De wijsrichting van een been wordt gekopieerd in een lijnenspel op de achtergrond. Het lichaam van het model is altijd onderdeel van de compositie, nooit speelt het de hoofdrol. Sassen benadrukt het lichaam; gezichten zijn vaak onherkenbaar of zelfs geheel niet in beeld. Ze roteert haar opnamen soms, zodat de modellen de zwaartekracht lijken te negeren. Sassens eigenzinnige en niet-commerciële aanpak stelt haar in staat de grenzen van de modefotografie op te zoeken en te overschrijden.

Voorspel
Voor Sassen is de samenwerking met stilisten en modellen belangrijk. Dit komt in de fraai vormgegeven serie Foreplay tot uiting. Deze serie vormt een intiem kijkje in de keuken van de modefotografie. Er zijn momenten vastgelegd vlak voor of vlak na de daadwerkelijke fotoshoot. Een visagiste legt de laatste hand aan de make up van het model, een mouwtje wordt rechtgetrokken, een model wordt in de juiste positie gezet. Het levert een zekere mate van concentratie op, er wordt gewerkt naar het perfecte fotomoment. Als kijker voel je de spanning opbouwen, maar tegelijkertijd is er een bepaalde verstilling in de foto te bespeuren. Dit alles wordt vormgegeven met het voor Sassen kenmerkend spel van abstractie en afstandelijkheid. De serie vormt een intrigerend onderdeel binnen haar oeuvre. 

Viviane Sassen, Roxane Danset in Cardin (For Fantastic Man), 2009

Viviane Sassen, Roxane Danset in Cardin (For Fantastic Man), 2009

De tentoonstelling in Huis Marseille geeft een overzicht weer van de modefotografie van Sassen. De verzameling is te waarderen, alleen al vanwege het feit dat het een overzicht van 17 jaar werk behelst. Het is echter jammer dat er nergens verdieping op haar werk wordt gegeven. De series worden gepresenteerd zonder begeleidende tekst of uitleg. Het enige moment dat de beschouwer een kijkje in het brein van de fotograaf kan nemen, is bij het geëtaleerde dagboekje waarin Sassen een aantal inspirerende momenten uit haar jeugd beschrijft. Het is te gemakkelijk dit gebrek aan duiding te wijten aan het modegenre, dat door de buitenwacht vaak als oppervlakkig wordt beschouwd. Juist bij een genre-overschrijdende fotograaf als Sassen zou het goed mogelijk moeten zijn context en duiding aan het werk te geven. Het voelt als een gemiste kans dat dit bij deze tentoonstelling niet is gedaan.