Boeken / Non-fictie

De magische wereld van het kijken

recensie: Gijsbert van der Wal - Wijd open ogen

.

Plotseling is alles heel even een magisch ‘nu’ – je staat voor een schilderij en een stroom van associaties, herinneringen, zinnelijk genot lijkt heen en weer te stromen tussen het beeld en de beschouwer. Hoe dat kan en waarom dat soms wel en soms niet het geval is – daar zijn de rijk geïllustreerde pagina’s van Wijd open ogen een leidraad bij. Met een verfrissend gevoel voor wat de gewone, niet in de kunstgeschiedenis doorgeleerde mens beweegt, gaat Gijsbert van der Wal op zoek naar thema, vorm, kleur, licht en schaduw, contrastwerking, motief en al die termen die vroeger weleens het ene oor in en het andere uit gingen. Tijdens museumles op school bijvoorbeeld. Of bij een cultureel verantwoorde rondleiding door een kunsthistoricus.

Zonder snobisme

Het is algemeen bekend dat liefde voor het vak en pedagogische begaafdheid zelfs de meest onverschillige leerling in beweging kunnen krijgen. Het geheim van dit boek is het enthousiasme waarmee gekeken en nagevraagd wordt, vaak in gesprekken met de kunstenaar in kwestie, maar net zo vaak vanuit de eigen beleving van de schrijver.

De totale afwezigheid van snobisme, vakjargon en gewichtigdoenerij trekt je naar binnen in de magische wereld van het kijken – of is hier het deftiger beschouwen op zijn plaats? – naar de werkelijkheid. De wereld zoals die zich aan ons voordoet en zoals die door de kunstenaar gezien is. En die veranderd is in een nadrukkelijke verwijzing naar zichzelf. Een verwijzing naar de kunstenaar en diezelfde werkelijkheid, net even anders.

Aardappel anders

Het kan anders. We kunnen anders leren kijken naar wat zich om ons heen aandient. En we kunnen anders, persoonlijker, vrijer, omgaan met het beeld dat in galerie of museum hangt. Het kunstwerk kan, na aandachtig bekeken te zijn, zijn intrek nemen in de kijker. Of die kan zelf in dat kunstwerk gaan wonen. Deze en andere vreemde dingen gebeuren in het boek van Gijsbert van der Wal.

Hij praat met de makers over hun dagelijks werk, wat ze leuk vinden en wat niet, hoe ze aan de onderwerpen komen en hoe de materialen met zich laten doen, meegaand of weerbarstig. Duidelijk wordt hoe ambachtelijk dit proces is en tegelijk: hoe spiritueel, in de zin van concentratie. Draai de knop van het gewone lawaai van internet, mobiele telefoon, geraaskal van de medemens even wat zachter – of zelfs uit – en alles wordt anders.

Bijna-doodervaring

Soepel beweegt de schrijver zich door de verschillende genres en tijdperken. Stillevens van Chardin worden naast die van Sebens geplaatst. Caspar David Friedrich komt aan bod, Rembrandt, twee Weissenbruchs (de Haagse ezeltjes en de neef van de landschappen) maar ook fotografen. Portretten, van de schrijver door zijn buurman-aan-de-Waal Willem den Ouden, maar ook Lucian Freud. Schilderen buiten en binnen, bij dag en bij nacht. Een speciale rol is weggelegd voor het nachtbraken, een geliefkoosde bezigheid van Van der Wal zelf.

Aan het slot van zijn boek citeert hij een vriend die hem vroeg of hij soms een bijna-doodervaring had gehad. Want zulke mensen zien de wereld met nieuwe, geredde ogen. Alles is dan even helder en kleurrijk en van belang. Nee, hij was niet bijna dood geweest. Hij gaat wel vaak te laat naar bed. Om de rust en het alleen-zijn met zichzelf misschien, zodat de inspiratie kan opborrelen. Meer van deze boeken, graag!