Film / Films

Meesterlijke spanning is ver te zoeken

recensie: Hitchcock

.

Kevin Spacey heeft ooit eens gezegd dat hij nooit informatie over zijn persoonlijke leven prijs geeft, zodat hij zijn personages makkelijker kan overbrengen. Een mooie gedachte maar daardoor ben je als onderwerp van een film wellicht niet zo geschikt, zo bewijst Hitchcock.

~

Hitchcock benadert de regisseur op zestigjarige leeftijd. Een jaar daarvoor leverde Hitchcock het succesvolle North by Northwest af, maar in de tussentijd krijgt hij wat kritische vragen van journalisten en vervalt in een kleine existentiële crisis. Hij wil terug naar zijn roots en niet voortborduren op eerder succes. Het roer moet om en Hitch (‘you can hold the cock‘) beklaagt zich bij zijn betere wederhelft Alma Reville (Helen Mirren). Hij heeft echter ondertussen ook niets nieuws op het oog, totdat het boek Psycho zijn aandacht trekt. Hitchcock draait om de totstandkoming van Psycho en de intense relatie tussen Alfred en Alma die essentieel blijkt voor een succesvolle Hitchcockfilm.

Cicero

Anthony Hopkins speelt een opgezette komiek, een arrogante kwal, een welbespraakt genie en een onuitstaanbare regisseur. Alles in een dus, in een vrij corpulente vertolking van de ‘master of suspense‘. De statige hoofdpersoon, zijn eigenzinnige en (zo blijkt uit de film) onmisbare vrouw of zijn twee terriërs, het is allemaal best aardig. Maar Anthony Hopkins lijkt zich toch schuldig te maken aan een potje ‘overacting‘, waardoor het personage Hitchcock af en toe lijkt te vervallen tot een karikatuur. De dikke make-uplaag om Hopkins op Hitchcock te laten lijken komt het acteerwerk ook niet ten goede.

Hopkins staat voornamelijk te oreren, als een oude Romeinse keizer die zijn onderdanen na een gewonnen veldslag toespreekt. Het niet onterecht opgehemelde genie laat geen mogelijkheid onbenut om zijn mening te uiten en zijn omgeving van zijn wijsheid mee te laten genieten. Met de enorme buik vooruit en kin omhoog, kijkt Hitchcock met arendsogen boven de massa uit en formuleert zinnen die Cicero zonder tweede overweging zou neerkalken. Slechts toga en lauwerkrans ontbreken.

Modern

~

Wat Hitchcock als film wil bereiken is onduidelijk. Het intro is redelijk komisch, de rest van de film bestaat uit drama zonder spanning. De gulden middenweg wordt nooit gevonden. De ontwikkeling van Psycho wordt niet echt uitgewerkt en Hitchcock kent dan ook aardig wat losse eindjes en misschien een karakter of twee teveel. Personen als de afgedankte actrice Vera (Jessica Biel) of Whit (Danny Huston) – hij probeert Alma te versieren – voegen eigenlijk niks toe. De gesprekken tussen Alma en Alfred zijn het sterkste punt van de film, maar op andere vlakken is Hitchcock nauwelijks interessant.

De film speelt zich af in de jaren zestig, maar oogt desondanks erg modern. Zelden waan je je terug in de tijd en de auto’s, kleding en interieuren veranderen daar weinig aan. Daarnaast wordt er niet of zelden gebruik gemaakt van oude beelden of ander authentiek materiaal. Regisseur Gervasi kreeg namelijk geen toestemming om de originele beelden van Psycho te gebruiken. Qua regie is Hitchcock behoorlijk standaard, want geen enkel shot springt eruit. Dit had de meester zelf echt wel beter gedaan.

The Story of Anvil

Er is een vrij onbekende documentaire uit 2008 genaamd Anvil: The Story of Anvil. De doorbraak van Anvil, pioniers in de metal en zelfs een inspiratiebron voor later grootse bands als Metallica en Slayer, komt maar niet. Twaalf CD’s en dertig jaar later zijn ze nog geen stap opgeschoten. Tijdens een mislukte Europese tour besluit regisseur Sacha Gervasi de band te volgen. Gervasi weet een prachtige, intense en grappige docu te maken over totaal onbekende, langharige, getatoeëerde metal-Canadezen. Met een film over een universeel bekende regisseur weet hij echter nauwelijks te boeien.

Film / Films

Waar een biljartbal al niet goed voor is

recensie: The Sweeney

The Sweeney is een harde, ouderwetse politiefilm, gebaseerd op de gelijknamige Britse serie uit de jaren ’70. In The Sweeney geen ingezoomde beelden van DNA en crime scenes, maar wel rondvragende rechercheurs, verdachten wiens hoofden met biljartballen bewerkt worden, en gewoon degelijk speurwerk. Het is dan ook jammer dat The Sweeney uiteindelijk toch een modern tintje krijgt, waardoor de film ontspoort en zijn geloofwaardigheid verliest.

Obsessie

Als in Nederland agenten zouden rondlopen die zich gedroegen zoals de leden van ‘The Sweeney’ (de onofficiële bijnaam van de Flying Squad van het Londense politiekorps), dan zou de verantwoordelijke korpschef direct moeten aftreden. Deze agenten meppen alles kort en klein, houden er merkwaardige ondervragingstechnieken op na, en hebben opvallend genoeg moeite met het accepteren van autoriteit. De baas van deze heldhaftige wildebrassen (Damian Lewis; Homeland, Band of Brothers) kan ze dan ook nauwelijks in de hand houden.

~

Dat het zootje in de hand gehouden wordt is wel hard nodig, want wanneer hoofdpersoon Jack (Ray Winstone) zijn zinnen zet op het oplossen van een overval met dodelijke afloop, is hij niet meer te stoppen. Jack herkent de handelswijze die in de overval gebruikt werd en heeft direct een oude bekende op het oog, die hij toentertijd niet wist te arresteren. De wond zit diep en de zaak wordt een obsessie voor hem. Daardoor neemt hij grote risico’s, en slaat het noodlot uiteindelijk toe.

Vergeleken bij dit hoofdplot is de tweede verhaallijn van de film, over Jack’s affaire met zijn getrouwde collega Nancy (Hayley Atwell), beduidend minder interessant.

Plan B

In The Sweeney is ook een rol weggelegd voor Ben Drew. Deze man debuteerde onlangs met lll Manors, en is als muzikant ook bekend onder de naam Plan B. Hij begint langzaamaan naam te maken in de Britse cinema en heeft daarmee succesvol de overstap gemaakt van muzikant naar acteur/regisseur. Zijn personage Carter is de rechterhand van Jack en heeft een getroubleerd verleden: hij weet verdacht veel van banken overvallen. Jaren geleden is hij door Jack de criminaliteit uit gesleept, waardoor hij nu volledig loyaal aan zijn teamleider is. Ondanks hun achtergrond en methoden zijn Jack en Carter agent in hart en nieren, en dat stralen ze ook uit. Hoewel hun manier van werken op zijn zachtst gezegd discutabel is, leef je met ze mee en zie je het buitensporige geweld relatief makkelijk door de vingers. Bovendien past het geweld prima in de grimmige sfeer van de film, die zo probeert de Londense onderwereld te typeren.

~

Het rauwe, brute karakter van The Sweeney is daarmee het sterkste punt van de film. Aan sfeer, pompende beats en overtuigend acteerwerk geen gebrek. Helaas minder sterk is het plot, dat na een sterke eerste helft met de minuut onrealistischer wordt. Niet alleen de operatie van Jack loopt uit de hand, ook de regisseur lijkt de controle te verliezen en begint steeds onwerkelijkere plaatjes op het beeld te toveren. Toppunt is de slotscène, die in Mission Impossible niet zou misstaan. Het natuurlijke, rauwe randje van The Sweeney wordt door moderne twists, onwerkelijke stunts en langdurige achtervolgingen teniet gedaan, waardoor het laatste stuk van de film teleurstellend is. 

Kunst / Achtergrond
special: Mike Kelley

Spectaculaire showcase met naar onderbuikgevoel

.

Banana Man Costume, 1981

Banana Man Costume, 1981

Mike Kelley (1954-2012) geldt als een van de meest invloedrijke kunstenaars van de hedendaagse kunst. Zijn oeuvre is extreem veelzijdig. Het bestaat evengoed uit schilderkunst en sculptuur als video, muziek, installaties en performances. Om maar eens een greep te doen uit de bijna 200 werken die het Stedelijk Museum in deze openingstentoonstelling van de nieuwbouw bijeen heeft weten te brengen.

Van concept tot openingstentoonstelling
Een gesprek met Claire van Els, assistent-curator van de Mike Kelley-tentoonstelling, leert dat het idee voor een tentoonstelling van Kelley al tussen 2006 en 2007 onder oud-directeur Gijs van Tuyl ontstaat. In de loop van de tijd groeit dit idee langzaam uit tot een uitgebreide overzichtstentoonstelling van Kelleys werk, die de kunstenaar bekendheid moet geven bij het grote publiek. Mede onder invloed van hoofdbegunstiger Turing Foundation wordt besloten dat deze groots opgezette tentoonstelling de opening van de nieuwe vleugel zal vormen. De omvang en de multimediale aard van de werken maken het tot de ideale showcase van de tentoonstellingsmogelijkheden van de nieuwbouw.

Het museum werkt tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling intensief samen met de kunstenaar. Aan deze samenwerking komt abrupt een einde wanneer Kelley op 31 januari 2012 sterft. Toch lukt het directeur Ann Goldstein om samen met de Mike Kelley Foundation for the Arts de tentoonstelling zo veel mogelijk volgens Kelleys visie in te richten.

Van Els legt uit dat door het overlijden van de kunstenaar enkele wijzigingen worden doorgevoerd in de expositie. Is het oorspronkelijk de bedoeling dat Kelleys werk thematisch wordt ingedeeld, nu wordt gekozen voor een chronologische opstelling. Het heeft voor de beschouwer als voordeel dat het een beter beeld geeft van de kunstenaar en diens ontwikkeling door de tijd heen.

John Glenn Memorial Detroit River Reclamation Project, 2001

John Glenn Memorial Detroit River Reclamation Project, 2001

Spectaculaire verzameling
De expositie start op de benedenverdieping. Al bij binnenkomst blijkt dat men gelijk had dat deze tentoonstelling de opening van de nieuwbouw moest zijn. Door verplaatsbare scheidingswanden kan de grote ruimte op vrijwel elke denkbare wijze worden ingedeeld. Van Els vertelt dat Ann Goldstein zelf de verdeling van de ruimtes tekende en vervolgens Kelleys werk van 1974 tot 2003 in de zo ontstane zalen heeft geplaatst. Het resultaat is een prachtig aan elkaar geschakeld grondplan, waar Kelleys werk op een indrukwekkende manier bij elkaar is gebracht en waar de diversiteit vanaf spat. Zowel zijn vroege academiewerk als bekender werk als More Love Hours Than Can Ever Be Repaid and The Wages of Sin (1987) zijn hier te vinden.

In deze zalen wordt het duidelijk dat Kelleys werk door de jaren heen geen zuiver lineaire ontwikkeling doormaakt. Kelley experimenteert al sinds zijn academietijd met videobeeld, gesproken tekst en muziek. Dit resulteert in een opmerkelijke serie van performances uit de periode 1977-1979. Van Els: ‘Van deze begintijd is niet veel video- of fotomateriaal gemaakt, wat de hier tentoongestelde beelden bijzonder maakt.’ Deze audiovisuele experimenten blijven gedurende zijn hele loopbaan een belangrijk onderdeel van zijn werk.

Kelley wisselt in deze jaren af tussen verschillende mediavormen als sculptuur, schilderijen, tekeningen en installaties. Hij maakt hierbij veelvuldig gebruik van beelden uit Amerikaanse stripverhalen, die hij steeds in een andere context in zijn werk integreert. Ook keert hij vaak terug naar bepaalde onderliggende thema’s als zijn kindertijd, waarbij hij keer op keer een nieuwe manier vindt om deze thema’s te onderzoeken of aan de kaak te stellen. Wat het werk in deze periode met elkaar verbindt is de dwingende manier waarop het met de beschouwer communiceert. Zijn werk prikkelt, al is dat niet altijd op een prettige manier.

More Love Hours Than Can Ever Be Repaid and The Wages Of Sin, 1987

More Love Hours Than Can Ever Be Repaid and The Wages Of Sin, 1987

Nare knuffels
Ondanks het feit dat de tentoonstelling niet meer thematisch is ingedeeld, komen voor Kelley bekende onderwerpen als seksualiteit, politiek-sociale vraagstukken en zijn (al dan niet problematische) kindertijd duidelijk naar voren. In een van zijn vroege beeldende werken, Half a Man (1987-1992), maakt hij voor het eerst gebruik van de afgedankte knuffeldieren. Deze voorwerpen, die wat Kelley betreft symbool staan voor geefcultuur en schuld, heeft hij gedurende zijn carrière meerdere malen in zijn werk gebruikt. Van Els: ‘De serie werd door kunstcritici gelabeld als een uiting van onderdrukte herinneringen uit de kindertijd. Dit heeft Kelley zelf echter altijd ontkend.’ Ondanks die ontkenning kleven er aan deze werken inderdaad associaties van kindergeweld en (seksueel) misbruik. Het levert een verontrustend beeld op, wanneer je die viezige knuffels en poppen op de grond ziet liggen. In combinatie met Kelleys stem, die bij het werk te horen is, krijg je als toeschouwer een naar onderbuikgevoel. Razend knap dat Kelley met zulke minimale middelen zo’n sterke emotie teweegbrengt.

Zapcultuur
Op de eerste verdieping kom je terecht in een uitermate drukke videozaal. Hierin bevindt zich een van de hoogtepunten van Kelleys videokunst. Het betreft 4 onderling verbonden video-installaties uit de voorstelling Day is Done (2004-2005) met 32 installaties uit Extracurricular Activity Projective Reconstructions. Dit laatste was een gigantisch project waar Kelley in 2001 aan begon. De bedoeling was om een 365-delige cyclus te produceren en dit gedurende een 24 uur durend evenement te tonen. Zover is het nooit gekomen, maar het door Kelley beoogde effect ervan wordt in de hier opgestelde projecties al duidelijk.

Van Els licht toe dat elke video een opnieuw opgevoerde scène laat zien van beelden die Kelley vond in schooljaarboeken en plaatselijke kranten. Het gaat hier om culturele rituelen als een opvoering van de Kerstnacht door een groepje kinderen, of de viering van Halloween door een als de duivel verklede man. Door de bewuste scène opnieuw na te spelen en in een precies nagebouwd decor te plaatsen, komt de foto, alsmede het ritueel, letterlijk tot leven. Het resultaat is een door elkaar lopende kakofonie aan beelden en geluiden. Van Els: ‘De gehele installatie heeft iets weg van het zappen langs tv-kanalen.’ De kamer voelt inderdaad als een voorbeeld van de Amerikaanse zapcultuur met zijn ongekende hoeveelheid aan beelden. Zelfs al zien we hier niet de 365 installaties die Kelley voor ogen had, het idee werkt bij deze kleine representatie ervan ook al. Je kunt je voorstellen welk overweldigend effect Kelleys ultieme uitvoering zou hebben. Deze zaal toont de kracht van Kelleys gedachtegoed en hoe hij in staat was vorm te geven aan zijn ideeën.

De overzichtstentoonstelling van Mike Kelley is met recht het spectaculaire openingsnummer van de nieuwbouw van het Stedelijk Museum. Goldstein maakt indruk met de omvang en presentatie van deze tentoonstelling. De keuze van de kunstenaar is een schot in de roos. Kelleys werk past goed bij het museum vanwege de diversiteit in uitingsvormen en het grote aantal stukken. De presentatiemogelijkheden die de nieuwbouw biedt, werken perfect voor Kelleys veelzijdigheid. De tentoonstelling is een mooie belofte voor toekomstige exposities.

Na Amsterdam zal deze tentoonstelling nog te zien zijn in Centre Pompidou, Parijs (2 mei t/m 5 augustus 2013), MoMA PS1, New York (7 oktober 2013 t/m 5 januari 2014) en het Museum of Contemporary Art, Los Angeles (maart – juni 2014) (data onder voorbehoud)

 

Boeken / Fictie

De (on)toevalligheid van het leven

recensie: Alberto Barrera Tyszka (vert. door Bart Peperkamp) - De verloren patiënten van dokter Andrés Miranda

‘Waarom kost het ons zo veel moeite te accepteren dat het leven iets toevalligs is?’ Andrés Miranda heeft deze uitspraak vaak gehoord van een goede vriend en collega-arts. Maar nooit eerder was die uitspraak zo op zijn leven van toepassing als nu.

De Venezolaanse auteur Alberto Barrera Tyszka, docent aan de universiteit van Caracas, won in 2006 met deze roman de Herralde-prijs voor Spaanstalige literatuur. In het Spaans is dit boek La enfermedad, ‘De ziekte’, getiteld. Daarmee is het een vrij droge beschrijving van het onderwerp, terwijl in de Nederlandse vertaling voor een meer mysterieuze, prikkelende titel is gekozen. Hopelijk trekt het boek hiermee de lezers die het verdient. 

Een groot dilemma
Andrés ontdekt aan het begin van De verloren patiënten van dokter Andrés Miranda dat zijn vader niet lang meer zal leven. Zijn voorgevoel was juist en alle testen die hij zijn vader heeft laten ondergaan, bevestigen het: uitgezaaide longkanker, niets meer aan te doen. Het lukt hem alleen niet om dit aan zijn vader te vertellen. Het dilemma is groot: heeft iemand altijd recht op de waarheid en het recht te weten dat hij binnenkort zal sterven, of heeft iemand recht op een laatste paar gelukkige, onwetende maanden?

Hoewel hij medestanders vindt om het niet te vertellen, drukt de wetenschap zo zwaar op Andrés, dat hij er zelf haast aan onderdoor gaat: hij verwaarloost zijn gezin en kan zich niet meer op zijn werk concentreren. Hij besluit nog een laatste keer met zijn vader op vakantie te gaan, en het hem dan op het juiste moment te zeggen. Uiteraard komt dat juiste moment niet, want er is nooit een goed moment voor zo’n mededeling. Op een onhandige manier, als z’n vader al lang weet dat er iets aan de hand is, vertelt hij tussen neus en lippen door dat zijn vader gauw dood zal gaan.  

Twee kanten van dezelfde medaille
Dit boek doet sterk denken aan de Oscarwinnaar Amour, omdat in beide verhalen het verliezen van een geliefde op pijnlijke wijze wordt blootgelegd, zonder er commentaar op te leveren of er melodramatisch over te doen. Maar waar Amour op afstand blijft door koel te observeren, focust De verloren patiënten van dokter Andrés Miranda veel meer op het complexe emotionele proces van het verliezen van een geliefde. Ook door de herkenbaarheid van de fundamentele angst om je ouders te verliezen, grijpt het boek aan.

Andrés heeft in zijn werk als arts een bepaalde onthechtheid van lijden ontwikkeld en hij wordt nu keihard met zijn neus op de feiten gedrukt. In zijn worsteling om te beslissen wel of niet aan zijn vader te vertellen dat hij ziek is, wordt pijnlijk duidelijk hoe groot het verschil is tussen de arts en de patiënt. Als Andrés niet meer de brenger van het slechte nieuws is, maar de ontvanger, komt dit heel anders aan. Het accepteren van de toevalligheid van het leven wordt dan ineens iets onvoorstelbaar moeilijks. Het is niet verwonderlijk dat Andrés ook terugdenkt aan zijn ‘verloren patiënten’ die overleden zijn.

Hoge pieken, diepe dalen
Net als in Amour wordt duidelijk dat liefde en relaties eigenlijk alleen kunnen bestaan bij de gratie van hoge pieken en diepe dalen. Het einde doet zo’n pijn, omdat er ook zo veel goede momenten waren. De wetenschap dat het allemaal toevallig is, helpt dat de pijn te verlichten? Het kan het hoogstens iets relativeren. De trefzekere beschrijving hiervan in De verloren patiënten van dokter Andrés is daarmee eigenlijk als het leven zelf: pijnlijk, confronterend, maar ontzettend mooi.

Boeken / Fictie

Samenwonen met je opa

recensie: Barbara Constantine (vert. door Saskia Taggenbrock) - Waarom Ferdinand niet lang alleen bleef

Ferdinand, opa van twee kleine jongetjes, vindt het leuk om op een terrasje te zitten en jonge vrouwen met zijn rondslingerende stok te laten struikelen. Zogenaamd per ongeluk, om ze aan het lachen te krijgen. Grappig? Niet echt. En helaas is het boek net zo matig als deze grap.

Het verhaal is simpel: Ferdinand woont al twee maanden alleen op een grote boerderij in een Frans dorpje. Zijn vrouw is overleden en zijn zoon en diens gezin, die ook bij hem woonden, zijn verhuisd. Hij ziet ze nog maar weinig.

‘Chips.’ Sinds enige tijd doet hij zijn uiterste best om op zijn taalgebruik te letten. Zodat er geen reden meer zou zijn voor Mireille, zijn schoondochter, om zijn kleinkinderen bij hem weg te houden.

Samenwoongeluk
Ferdinand is dus behoorlijk eenzaam. Uit onverwachte hoek komt hiervoor een oplossing op zijn pad. Zijn buurvrouw heeft te kampen met ernstige lekkages in haar huis, en zijn kleinzoons komen met het idee om haar te vragen tijdelijk bij Ferdinand te komen wonen. Na wat twijfel bij beiden, besluiten ze het te proberen.

Het samenwonen blijkt goed te werken en het duo gaat zelfs op zoek naar meer bewoners voor de boerderij. Al gauw voegt een gemeenschappelijk vriend, een weduwnaar, zich bij hen. Daarna twee oudere zusters. Dan ook een verpleegkundestudente (handig voor de zorg voor de oudjes). En vervolgens een jonge agrarische student (handig voor de moestuin). Als tot slot ook nog een baby wordt geboren, kan het samenwoongeluk niet op.

Promotieverhaaltje
Het boek is eigenlijk een soort ideeënroman: als meerdere generaties samen zouden wonen en elkaar zouden helpen, zou het leven een stuk prettiger en makkelijker kunnen zijn. Maar bij dit verhaal over Ferdinand ligt die boodschap er dermate dik bovenop en is het zo simpel uitgewerkt, dat het niet meer dan een leuk promotieverhaaltje oplevert. Als de twee oude mannen de student die in de moestuin kan werken aandragen als nieuwe bewoner, wordt wel even getwijfeld, maar iedereen kan meteen zo goed met elkaar opschieten, dat hij de volgende dag al intrekt. Er is geen noemenswaardige groepsdynamiek en er zijn nauwelijks conflicten. Iedereen die weleens met meerdere mensen heeft samengewoond, of zelfs maar met een groep op vakantie is geweest, zou willen dat het zo harmonieus ging als in dit boek.

Ook de uitwerking van het verhaal is niet erg interessant. Geen van de personages springt er echt uit, waardoor het lastig is echt op te gaan in het verhaal. De stijl is weinig bijzonder en bepaalde woordkeuzes zijn ronduit irritant. De jongeren zeggen dingen als ‘het was superurgent’ en de ouderen zaken als ‘Die Yvo heeft echt een supergoed aanbod voor dat joch… Tjemig.’ De zinnen zijn kort, net als de hoofdstukken. Dit geeft het boek wel vaart, maar daardoor blijft het ook wel erg oppervlakkig. Waarom Ferdinand niet lang alleen bleef is helaas niet meer dan een matig geschreven, matig interessant verhaaltje, het guitige mannetje met de mooie, klassieke 2CV op het omslag ten spijt.

Muziek / Album

Spartaanse boyband in het hier en nu

recensie: Hurts - Exile

.

Het duistere duo Theo Hutchcraft en Adam Anderson uit Manchester, ook wel bekend onder de naam Hurts, komt twee jaar na Happiness (2011) met het nieuwe Exile. Dit toch wel sobere duo weet met Exile een alles behalve sobere plaat neer te zetten. Denk aan een mix van Muse, boybands, Spartaanse attitude en kinderstemmetjes. Eh, wat?

~

De plaat wordt geopend met het gelijknamige ‘Exile’. Al vanaf de eerste seconde doet het nummer denken aan het geluid van Muse. Als luisteraar kun je hier absoluut niet om heen. Het nummer had net zo goed op een eerder alnum van Muse kunnen staan. Het tweede nummer ‘Miracle’ klinkt lekker hip. Een intro a la de nieuwe Coldplay, zodra Hutchcraft de zang echter inzet, komt direct de meer duistere kant naar voren. Iets wat we bij Coldplay echt niet terug zullen horen, maar wel weer bij Muse. Waar is de eigen sound?

Verschillende sounds
Het billen doen schuddende ‘Sandman’ is een beetje het vijfde wiel aan de Exile-wagen. De inkomende beat is totaal anders dan de rest van het album. Iets wat niet per sé negatief hoeft te zijn, maar hier werkt het niet. Het kinderkoor in het refrein maakt ook nogal angstig. Ik heb het niet zo op kinderen die “Are you waiting for the sandman?” al zingend herhalen.

‘Blind’ heeft een heel erg hoog boybandgehalte: “This is the day I left you, I hear your voice in every sound.” De beat onder het refrein maakt het net iets minder Westlife, en gezien ik heel vroeger (we praten over toen ik acht jaar was, daarna is het wel goed gekomen) niet vies was van een beetje boyband, is het best aan te horen. Als je acht jaar oud bent.

‘Only You’ klinkt instrumentaal heel fijn met goed gebruik van synths. In combinatie met de zang lijkt dit nummer weggekaapt zijn uit de jaren ’80. Het beetje ‘minimal’ wat tevens in het nummer terug te horen is, past perfect. Niet om constant te vergelijken met andere artiesten, maar bij ‘The Road’ en ‘The Crow’ hoor ik duidelijke invloeden van Ville Valo, de zanger van HIM. De stem van Hutchcraft is in beide intro’s haast identiek aan de duistere Valo. Hoe rustig ‘The Road’ begint, des te meer het nummer vanaf de eerste minuut letterlijk de plaat af knalt. Snoeiharde gitaren met een prettige elektronische ondertoon vormen het refrein. En hoe. ‘The Road’ is zonder meer een van de betere nummers van de plaat.

Maximaal gebruik van het minimale

~

‘Help’ is een heel klein en klassiek nummer; Hutchcraft wordt in eerste instantie slechts ondersteund door achtergrondzang, strijkers en toetsen. Het nummer wekt vanaf de eerste seconde nieuwsgierigheid op. Juist het minimale maakt ‘Help’ breekbaar, maar ook goed. De tweede helft van het nummer doet met het grote koor en opzwepende drums een beetje musical-achtig aan. Om kippenvel van te krijgen, want de aanloop naar dit muzikale geweld in goede zin is erg mooi. Het laatste nummer van de plaat, ‘Guilt’, is tevens erg minimaal met alleen zang, piano en gevoelige teksten, maar tegelijkertijd ook heel zoet. Hier komt wederom die boyband om de hoek kijken.

Al met al is Exile beetje te “kijk hoe illuster we zijn met onze zwarte kledij, terwijl we toch liefdesliedjes maken met teksten om van te smelten zodat we het vrouwelijk schoon ondanks onze duisterheid alsnog voor ons winnen”. Alsof Hurts vandaag de dag de boybandgeneratie van de jaren ’00 willen bekoren. Op drie nummers na, ‘Only You’, ‘The Road’ en ‘Help’, toch wel een beetje mislukt. De plaat heeft verder net te weinig eigen sound en klinkt niet vernieuwend genoeg om pakkend te zijn. Sommige bands moeten het nou eenmaal hebben van hun eerste plaat. En daarbij, zo duister en sober als ze zich voordoen zijn ze eigenlijk helemaal niet. Ze zingen ook gewoon over liefde en een gebroken hart, net als Westlife in de jaren ’00 deed zonder zwarte pakken en Spartaanse gezichten.

Theater / Voorstelling

Ik dood geen mens, ik dood een principe

recensie: Noord Nederlands Toneel - Misdaad en Straf

.

Als de wanhoop nabij is, schuilt in ieder mens een monster. Toneelschrijver Bertold Brecht verwoordde dit gegeven al op treffende wijze: ‘Erst das Fressen und dann die Moral.’ Mag je een moord plegen om je eigen hachje te redden? Dit morele dilemma vormt de leidraad van Misdaad en Straf.
Hartverscheurende kreten en droge grapjes
Toch wordt Raskolnikov langzaam verteerd door schuldgevoel. Hij belandt in een paranoïde koortsdroom vol twijfel en zelfhaat. In het semi-industriële decor wordt de misère van de Russische outcast versterkt door een weemoedige cadans van vioolmuziek.

Ondanks alle dramatiek van dit verhaal weet Joris Smit, één van de vaste gastacteurs van het NNT, zijn personage toch een zekere lichtvoetigheid en ironie te geven. Volkomen naturel balanceert hij tussen hartverscheurende kreten en droge grapjes waarin hij zijn ellende relativeert. Smit laat sterk fysiek spel zien, waarbij heftige emoties elkaar in hoog tempo afwisselen zonder dat het op de zenuwen werkt.

Moreel dilemma

Ondanks een explosief begin en het sterke spel van Joris Smit krijgt het stuk geen handen en voeten. De worsteling van Raskolnikov wordt wel erg letterlijk verbeeld door de schimmen van de doden, die continu in witte jurkjes op het toneel ronddwalen. De personages die zijn pad kruisen (waaronder de gehaaide agent Porfiri en de perverse Marmeladov) blijven als losse eilandjes om de armlastige moordenaar heen dobberen.

~


Hierdoor komt het grote dilemma waar Misdaad en Straf om draait uiteindelijk niet goed uit de verf: mag iemand een moord plegen om het onrecht te bestrijden? Dostojevksi schreef zijn gelijknamige roman uit 1866 immers om de moraal van zijn tijd tegen het licht te houden. Raskolnikov maakt een interessant onderscheid tussen de gewone en de buitengewone mens. Die laatste heeft volgens hem het recht om misdaden te begaan als de situatie dit rechtvaardigt. ‘Ik dood geen mens, ik dood een principe,’ verkondigt hij. Maar wat dit principe nou daadwerkelijk voor hem betekent, daarvan blijft het publiek verstoken.

Boeken / Fictie

In de zon kijken

recensie: Vincent Overeem - Tobi

.

In de proloog zeulen twee jongens een dood meisjeslichaam door het bos. Ze schoppen uiteindelijk wat bladeren over haar heen en keren in grote verwarring terug naar huis. De jongens zijn Tobi – alleen door zijn moeder voluit Tobias genoemd – en zijn vriend David. Het meisje heet Nickie. Zo vangt de roman aan met de slotscène, waarna in tien gespannen hoofdstukken met omtrekkende bewegingen getoond wordt wie deze jonge mensen zijn, en wat Tobi bedoelt wanneer hij op de terugweg zijn angst probeert te bezweren:

Het lag aan die tuin, houd ik me dikwijls voor. Het lag aan die ellendige verwaarloosde tuin van ons oude huis, waar ik na mijn moeders dood steeds naar terugkeer, om te zwemmen in een zwembad dat met de dag troebeler wordt. Het lag aan dat gigantische huis, dat mijn vader direct na de begrafenis te koop heeft gezet. Het lag aan de dingen, niet aan de mensen, niet aan mij.

Onschuld en onwetendheid
In deze roman is het altijd zomer. Met drukkende hitte, flinke regenbuien en eindeloze dagen bij het zwembad in de grote tuin. Als Tobi zeven is, wordt hij ziek, vlak voor de dag dat zijn familie op vakantie wil gaan. Zijn vader, zus Pam en broer Harold vertrekken alvast naar de zee, zijn moeder blijft bij Tobi met het voornemen achter de rest aan te reizen zodra hij weer beter is. Maar als het zover is, maakt zijn moeder geen aanstalten te vertrekken. Ze gaat zich steeds vreemder gedragen. Na een paar dagen is er geen eten meer in huis en zit zijn moeder in haar nachtjapon op de bodem van het lege zwembad te rillen en te huilen.

In Tobi wordt met grote voorzichtigheid een trauma blootgelegd dat alle personages tegen wil en dank met elkaar verbindt. Behalve Tobi, want hij was pas drie jaar oud en weet niet meer wat er destijds gebeurde. Door alle anderen wordt voornamelijk gezwegen. Misschien om Tobi te beschermen, die onschuldig moet blijven. Maar ook uit onmacht: ze doen maar wat. Het huis en de tuin, de moeder en zelfs de hond: alles barst zowat uit de voegen van al dat zwijgen. Als de moeder van Tobi een eind aan haar leven maakt, wordt het voor Tobi alleen nog maar ingewikkelder. Niemand vertelt hem iets, behalve dan dat hij uit de buurt moet blijven van Nickie: het meisje dat hem opzoekt aan de rand van het zwembad.

Elektrisch geladen
In Tobi’s jonge ogen is Nickie een onweerstaanbaar mooi en interessant meisje, dat elke seconde van bui kan veranderen. Ze doet hem denken aan zijn moeder, voor wiens grillen hij ook nooit bang was. Hij wil bij haar zijn, antwoorden krijgen en toch ook graag met haar kussen. De lezer ziet echter vooral een beschadigd meisje, dat wanhopig op zoek is naar iemand die met andere ogen naar haar kijkt dan haar vader doet. Zo is er steeds de spanning tussen wat de lezer al weet van wat er in de wereld te koop is, en de onschuld van Tobi.

Deze spanning blijft op elke pagina overeind. Bovendien staat de roman propvol mooie dialogen en scènes. Werkelijk elk personage en elke relatie tussen hen is interessant. Tobi lijkt elektrisch geladen, iedereen en elke plek zit vol betekenis. Er valt geen mus van het dak zonder dat het iets wil zeggen, maar wat het zegt blijft aan de lezer. Tobi spookt, roept weerzin op en stelt herhaaldelijk de vraag: ligt het aan de mensen, of aan de dingen?

Geen toezicht
Schreef ik vorig jaar nog over de roman Havik van Marco Kamphuis, en waar het in dat boek aan ontbrak: Tobi voldoet juist precies aan die wensen. Deze roman is scherp en verontrustend. Het is: lezen en in willen grijpen. Het kind willen redden. Maar in het universum van Vincent Overeem bestaat niet zoiets als jeugdzorg. Geen oplettende tante of schooljuf. Er is alleen het beklemmende dorp, vol dolende zielen. En er is het verschil tussen gek en niet gek. Tobi laat elk oordeel over aan de lezer.

Boeken / Non-fictie

Media van de toekomst

recensie: Rob Wijnberg - De nieuwsfabriek

.

Oud-hoofdredacteur van NRC Next Rob Wijnberg – wiens geboortejaar 1982 nog altijd verrast – zet in zijn degelijk opgebouwde betoog de aanval in op de verstarde nieuwspraktijk. Hij bespreekt de vele tekortkomingen en, in het kort, de verbeteringsmogelijkheden. Mogelijkheden die hij hoopt te materialiseren in zijn komende, volledig digitale project. Ondertussen is De Nieuwe Pers al van start gegaan, en wel door abonnementen op individuele journalisten aan te bieden in plaats van op een volledige krant.

Nieuws repeteert
Wellicht klinkt daar de muziek van de (nabije) toekomst. In De nieuwsfabriek beschrijft Wijnberg soepel en telkens passend geïllustreerd de fundamentele kwalen van de huidige nieuwspraktijk. Voor veel lezers zal dit bekend zijn: het nieuws negeert de continue materiële vooruitgang, selecteert in plaats daarvan de negatieve trends (verval, fouten, ongelukken) en is ergerlijk repetitief. Aandacht genereert aandacht, media doen telkens weer dezelfde ‘moetjes’ aan – ijs en treinen in de winter, terrassen in de zomer – en conformeren zich aan de weinig opzienbarends voortbrengende cyclus van kwartaalcijfers, prijsuitreikingen en topconferenties.

Bovendien klinkt er door de deels zelfopgelegde extreme bondigheid haast nooit een nieuwe mening: een dwarse opinie behoeft immers meer uitleg dan er in beperkte ruimte gegeven kan worden. Misschien niet verrassend, maar niettemin belangrijk dat Wijnberg benadrukt: ‘Nieuws heeft de ingebakken neiging om bestaande (voor)oordelen te bevestigen en conventionele wijsheden te herkauwen.’ De veelal maatschappelijk betrokken journalisten werken dus mee in en aan een systeem dat de bestaande politieke en economische machten bevoordeelt.

De beeldvormingsparadox
Nieuws is reductionistisch en is dit in toenemende mate langs de lijnen van de commerciële logica. Via de eindeloze herhaling van gemeenplaatsen en stereotypen wordt een eenduidige wereld geschetst die mensen herkennen en waarin ze zich prettig voelen. Het gevolg is een wrang-grappige beeldvormingsparadox: meer media-aandacht leidt tot de verankering van één simpel frame en daardoor tot minder kennis en begrip. Het nieuws is zwart-wit, in flagrante tegenstelling tot de in vele grijstinten voorkomende werkelijkheid.

Bovendien dreigt in infotainmentprogramma’s de ’tainment’ de overhand te nemen. Wijnberg erkent dat hij soms overdrijft om zijn punt te maken, maar zijn punt bevat voldoende waarheid: ons collectieve venster op de wereld wordt meer en meer ‘de zapservice’. Neem de politieke ‘hoogtepunten’: we herinneren ons de gehypte ‘frames’ – Bos draait, Vogelaar zwijgt, Balkenende zegt dat ze lief lacht –, maar niet de inhoudelijke debatten.

Journalist versus spin, framing, pr
Wijnberg haast zich het bestaan van uitzonderingen te benadrukken, zoals De Groene Amsterdammer en Tegenlicht. Maar ook de kwaliteitskranten beginnen te delen in de malaise (om niet te spreken van het bijna gênant wordende NOS-journaal). Het eerste duidelijke probleem is dat bedrijven almaar meer geld besteden aan hun imago. Hun spin, framing en pr zetten het ideaal van objectiviteit op zijn kop.

Want de registrerende, objectiviteit nastrevende journalist oordeelt niet over de door hem/haar opgetekende meningen. Met als gevolg dat de met veel geld en slimmigheid vormgegeven bedrijfsboodschappen de overhand krijgen. Overtrokken gesteld verwordt de journalist zo tot een boodschappenjongen van het grote geld.

Om dit te overstijgen zou de journalist openlijk de geloofwaardigheid van stellingen moeten inschatten en de rol van bewust gecreëerde beeldvorming daarin blootleggen. Wijnberg negeert dat veel journalisten dit binnen de beperkte ruimte al wel proberen. Maar inderdaad zou je hem kunnen aanvullen door te stellen dat nu werkelijk alles om beeldvorming draait, dit imperatief simpelweg tot een van de eerste journalistieke geboden verheven moet worden.

Oplossingen?
Daarnaast wijst Wijnberg terecht op de overduidelijk afnemende kwaliteit. Zie de afzichtelijke zaterdagbijlagen van zowel het NRC, in handen van de winstzoekende investeringsmaatschappij Egeria, als de Volkskrant, waarin de lifestyleartikelen zijn geschreven om te passen bij de advertenties. Daarentegen is er voor onderzoeksjournalistiek nauwelijks ruimte meer. Alleszeggend is het door Maarten Keulemans geleverde cijfer dat er in de vier kwaliteitskranten in 1995 nog zesenzestig artikelen van 4.000 woorden of meer verschenen, en in 2010 nog slechts zeven. In plaats hiervan kwam niet alleen lifestyle, maar ook de alomtegenwoordige mening. Wijnberg liet turven dat de zes grootste kranten in een enkele week goed waren voor 449 columns en opiniestukken. 449! Ocharme.

Wat Wijnberg wenst is meer zelfreflectie van de jachtige journalistiek. De negentiende-eeuws aandoende ‘nieuwsfabriek’ dient grondig te worden hervormd. Hij pleit onder meer voor een grensoverschrijdende in plaats van nationale redactie-indeling (bijvoorbeeld: ‘redacteur energie’ in plaats van ‘redacteur Rusland’), meer benutting van de grotere mogelijkheden en lagere kosten van digitalisering en in plaats van het eindeloze herkauwen van nieuwsfeiten voor meer achtergrond- en contextverhalen aansluitend bij de actualiteit.

Zijn diagnose is juist en zijn aanzetten tot vernieuwingen prikkelen. Punt blijft: kan het? Een ideaal laat zich relatief gemakkelijk formuleren, maar het inbreken in bestaande mediastructuren is natuurlijk iets anders. Zullen voldoende mensen zich verbinden aan zijn nieuwe krant? Dit essay is degelijk en nuttig, maar vraag blijft of Wijnberg erin zal slagen een levensvatbare, digitale krant te vormen. Dán heeft hij iets werkelijk bijzonders gedaan.

Muziek / Album

Het stadium veelbelovend boorbij

recensie: Mozes and the Firstborn - Mozes and the Firstborn

.

Hollandse muzikanten blijken tegenwoordig bijzonder creatief in het bedenken van een naam voor hun bandje. Na het onheilspellende Traumahelikopter is daar nu Mozes and the Firstborn. Deze band uit Eindhoven liet eerder al van zich horen met hun EP én single ‘I got skills’. Deze single kreeg al veel airplay en op 2 maart volgde hun langverwachte langspeler.

Nadat de band in 2010 de EP I got Skills uitbracht (die eigenlijk als demo bedoeld was) wist de band al vele trouwe volgers aan zich te binden. Die keken allemaal reikhalzend uit naar het eerste volwaardige album. Niet zelden valt dit dan tegen. Feit is in elk geval wel dat deze band met een ander album komt dat velen hadden verwacht, en dat is positief bedoeld.

Garagerock uit de kelder
Het gelijknamige debuutalbum van Mozes and the Firstborn is uitgebracht door het label Top Notch. Een label dat van huis uit vooral hiphop uitbrengt. Ook de albumcover zou overigens prima passen bij een hiphop-artiest. Met hiphop heeft de muziek van Mozes and the Firstborn echter weinig van doen. Eerder moeten we het zoeken in de hoek van de lo-fi garagerock, hier en daar opgepoetst met een vleugje psychedelica.

De band die bestaat uit vier jonge twintigers brengt met hun eerste volwaardige album een veelzijdige plaat. De plaat is donkerder en ook meer ingetogen geworden dan de eerdere single ‘I got Skills’ misschien deed vermoeden. Lo-fi wordt met speels gemak gecombineerd met gruizige garagerock. Diezelfde garage is overigens bijna terug te horen op de verschillende nummers. De plaat is echter niet opgenomen in een garage maar in de kelder van de moeder van zanger Melle Dielesen.

Het zorgt voor een serie nummers die lekker rammelen en zich direct in je oren nestelen. Popliedjes worden daarbij afgewisseld met wat meer rammelende nummers, altijd met dat aangename rauwe randje én bijbehorende ruis op de opnamesporen.

Verslavend
De muziek refereert aan bands als Pavement, Dandy Warhols en de vroege Rolling Stones. Dit zorgt ervoor dat zij overal tot hun recht kunnen komen, of dat nu een kelder, een garage, een huiskamer of een poppodium is. Mozes and the Firstborn is een band die enerzijds potentiële radiosongs produceert maar anderzijds ook ingetogen, rauwe garagerock kan brengen. Het is niet direct het soort muziek dat je de dansvloer op sleurt maar één luisterbeurt is wel genoeg om zwaar verslaafd te raken aan deze plaat.

De outro van dit geslaagde album wordt gevormd door ‘Heaven Reprise’. Een wat zwaarder nummer waaruit wederom blijkt dat Mozes and the Firstborn beslist geen lichtvoetig bandje is. Zwaardere en serieuze onderwerpen worden niet geschuwd.”I feel the pressure everyday of working for a better pace.” Ondanks deze druk heeft het hen echter niet belemmerd om een bijzonder knap en veelzijdig album af te leveren. Mozes and the Firstborn laat met hun eerste album zien dat zij het stadium van veelbelovend al voorbij zijn.