Boeken / Fictie

De grote meester aan het werk

recensie: Typex - Rembrandt

Striptekenaar en illustrator Typex heeft een typische stijl. In samenwerking met het Rijksmuseum is die nu ingezet om de biografie van Rembrandt vorm te geven. Het resultaat is een strip die er uitzonderlijk uitziet.

Rembrandt is onderverdeeld in hoofdstukken aan de hand van personages die in het boek voorkomen. Personages die allemaal van invloed zijn geweest op Rembrandt. Zo laat Typex het verhaal van verschillende kanten zien. Interessant is het dat hij begint met het hoofdstuk Hansje, een olifant die in 1642 in Amsterdam tentoongesteld wordt. Het laat zien hoe Rembrandt door zijn omgeving beïnvloed wordt.

Hand van de meester
Het talent van Rembrandt werd al vroeg ontdekt, door Constantijn Huygens. Op zoek naar een geschikte schilder voor stadhouder Frederik Hendrik bezoekt hij het atelier van Jan Lievens en ziet de jonge Rembrandt aan het werk. Onder de indruk geeft hij Rembrandt de opdracht om de kruisgang van Jezus te schilderen. Dat de bewuste werken later als ongeschikt zouden worden geacht doet niet af aan Huygens’ bewondering.

Maar Rembrandt had niet alleen een talent tot schilderen, ook in geld uitgeven was hij een meester. En net zoals zijn schilderijen een grote rol speelden in zijn leven, zo was dit ook het geval met het tekort aan financiële middelen. Gelukkig is hij ook al in zijn eigen tijd succesvol genoeg om niet meteen in al te grote problemen te komen, maar wanneer zijn populariteit afneemt – en zijn eigendunk eigenlijk te groot is – kunnen de problemen toch niet uitblijven.

Ongeschilderd leven
Het interessante van Rembrandt is dat Typex zich niet zozeer richt op Rembrandt als schilder, maar meer als mens. Zo ontstaat in het boek het beeld van een feilbaar man, die vaak geen controle over zijn leven lijkt te hebben, maar zich moet schikken in wat hem overkomt. Misschien omdat hij zelfingenomen is, misschien ook wel omdat hij daadwerkelijk niets aan zijn levensloop kan doen. Deze graphic novel doet echter vermoeden dat het eerste waarschijnlijker is.

Een andere reden waarom Rembrandt een mooie uitgave is, is de stijl waarin Typex werkt. Mocht hij op canvas werken, dan zou de verf er duimendik op liggen, zo lijkt het. Expressieve tekeningen’ vullen de pagina’s. Ook zijn er variaties in stijl en kleurgebruik, afhankelijk van het hoofdstuk en de persoon die erin centraal staat.

Niet alleen de meester
Uiteraard gaat heel het boek over Rembrandt, maar de verschillende hoofdstukken zijn opgehangen aan verschillende personen, waardoor ieder hoofdstuk zijn eigen sfeer en uitstraling krijgt. Vooral in het kleurgebruik wordt dat duidelijk. Heldere kleurstellingen en afbeeldingen in verschillende tinten bruin zijn terug te vinden in Rembrandt.

En net zoals Rembrandt (en zijn leerlingen) een herkenbare stijl hebben, zo heeft ook Typex een typische stijl. Tijdschrift Oor maakt al jaren gebruik van zijn tekeningen, zodat Rembrandt voor veel mensen bekend zal aandoen. Buiten dat zijn er weinigen die zo’n specifieke stijl hebben als Typex. Niet voor niets wordt Nick Cave op het omslag aangehaald: ‘Here is to the greatest Dutch artist… I mean the second greatest. First there was Rembrandt, then there was Typex!’

Boeken / Fictie

Onlosmakelijk verbonden

recensie: Lars Fiske (vert. Kim Snoeijing) - Herr Merz

Kurt Schwitters (1887-1948) probeerde een totaalkunstenaar te zijn. Merz, zo noemde hij zijn eigen kunst (beweging). Binnen deze kunstvorm was het project Merzbau zijn levensdoel. In de biografische strip Herr Merz laat Lars Fiske zien waarom Schwitters een geval apart was.

Op een dag in 1921 komen Kurt en Helma Schwitters samen met Raoul Hausmann en Hannah Höch aan in Lobositz. Hausmann en Höch gaan kijken of er nog kamers in het hotel beschikbaar zijn, Kurt en Helma blijven achter. Wanneer Hausmann en Höch terugkomen blijkt dat Kurt zijn koffer compleet heeft uitgepakt. Waarom? In de linkerhoek van collage 30B1 moet een stukje blauw. Duurt maar even.

Uitgespuugd
In zijn jeugd lijkt Schwitters geen bovenmatige belangstelling voor kunst te hebben. Die komt pas nadat wat kinderen zijn tuin vernielen, waardoor Schwitters een epileptische aanval krijgt. In zijn herstelperiode ontdekt hij de schilderkunst, geïnspireerd door de maneschijn. Hij gaat een opleiding tot schilder volgen in Hannover en Dresden. Tijdens deze opleiding ontmoet hij zijn latere vrouw, Helma.

Maar Schwitters interesse blijkt breder dan alleen de schilderkunst. Al snel maakt hij collages, abstracte kunst en plastische kunst. Dat alles in het besef dat niemand hem zal begrijpen of accepteren; zelfs de Dadaïsten uit Berlijn moeten niets van hem hebben. Dit ligt echter niet aan zijn kunst, maar aan het feit dat hij buiten zijn kunstbeoefening om een burgerlijk man is. Als antwoord op hun afwijzing start Schwitters zijn eigen beweging: Merz.

In de tekeningen van Fiske wordt overigens wel duidelijk dat het verschil tussen Merz en Dada beperkt is tot die politieke dimensie van de bewegingen. De twee stromingen hebben een vergelijkbare vorm en overeenkomende esthetica. De gedachte er achter verschilt, het product van die gedachten niet zo zeer.

Verzet
Merz, de tweede lettergreep van het woord commerz, is anti-dada. Inzoverre dat de Berlijnse dada een politieke beweging aan het worden is. Schwitters is zelf enkel geïnteresseerd in kunst. Merz is dan ook te beschrijven als apolitieke dada. Schwitters belangrijkste werk is de Merzbau, een totaalkunstwerk dat literatuur, poëzie, theater, beeldende kunst en beeldhouwkunst in zich verenigt. Wat oorspronkelijk zijn atelier is groeit uit tot een kunstinstallatie van meerdere verdiepingen, vol met thematische grotten.

Schwitters was bezeten van zijn kunst. Het beheerste zijn leven. Alles moest er voor wijken, zo lijkt het. Sterker nog, Schwitters was kunst. Niet alleen alles wat hij maakte was kunst, maar de man zelf werd het uiteindelijk ook. Het grootste Merz-werk is Herr Merz zelf.

Rondgang
In Herr Merz laat Lars Fiske behalve Schwitters zelf ook diens vrouw en zoon aan het woord, naast talloze anderen die Schwitters persoonlijk hebben meegemaakt, of hem grondig bestudeerd hebben. Maar ook Fiske zelf komt aan het woord. Samen met een vriend maakt hij een reis van Merzbau naar Merzbau. Beginnend in Hannover, via Noorwegen naar Engeland. Onderweg ratelt Fiske door over Schwitters terwijl de vriend daar cynisch tegenover staat.

De tekeningen in Herr Merz zijn aangepast aan wie aan het woord is. Zo zijn de afbeeldingen met Fiske in de hoofdrol wat je zou verwachten in een moderne strip. Wanneer gebeurtenissen die plaatsvinden in het verleden worden verbeeld past de stijl zich aan tot wat je zou verwachten bij de historische avant-garde. Veel vergeeld papier, rood en zwart, veel geometrische figuren en strakke lijnen met duidelijke, heldere lettertypen.

Grafische biografie
De vorm die Fiske heeft gebruikt voor zijn biografie van Schwitters is niet alleen esthetisch interessant, maar voegt een extra laag toe aan het werk. Behalve een blik op het leven van Schwitters geeft het ook inzicht in zijn kunst. De afbeeldingen zijn gebaseerd op Schwitters werk en evolueren door het werk heen. Die tweeledige inleiding (in de kunst van) Schwitters laat de mogelijkheden van de biografie in stripvorm zien.

Herr Merz geeft een goede inleiding tot Kurt Schwitters. Niet alleen als beeldend kunstenaar, maar ook als mens. De man wil zijn hele leven enkel kunst maken, in het besef dat hij weinig tot geen erkenning zal krijgen voor zijn Merz. Hij gaat er echter tóch mee door, zelfs als zijn kunst als ‘entartet’ wordt bestempeld door de Nazi’s. Het is Fiske gelukt om deze geobsedeerde man sympathiek te maken, in een vorm die Schwitters ongetwijfeld interessant had gevonden.

Film / Films

Nieuwe Star Trek wederom groots succes

recensie: Star Trek: Into Darkness

.

Onder het mom van ‘onverschrokken gaan waar nog geen mens is geweest’, is James T. Kirk (Chris Pine) geland op een onbekende planeet. Hij stuit op een actieve vulkaan die de prille beschaving zal verwoesten. In een poging de planeet te redden worden de primitieve, speerwerpende inboorlingen blootgesteld aan geavanceerde technologie. Dat is tegen de regels van de Federatie en de gevolgen zijn niet mals: ‘Captain Kirk’ wordt ontheven uit zijn functie.

Kirk en Spock

~

Net als in de vorige film is het proces tegen Kirks onacceptabele gedrag nog in volle gang, wanneer zich een ramp voltrekt. Waren het eerst de Romulans die Vulcan vernietigden, nu is het Khan (Benedict Cumberbatch) die eigenhandig Londen terroriseert. Na onder andere een archief te hebben opgeblazen, vlucht Khan naar Kronos, de thuisplaneet van de Klingons. Aan Kirk de taak om Khan op te sporen en te elimineren.

Star Trek (2009) kende Romulans, rode materie en zwarte gaten, maar het draaide toch met name om de herintroductie van de bemanning van de Enterprise. De bijzondere band tussen Kirk en Spock (Zachary Quinto) liep als rode draad door de film en deze band wordt in Star Trek: Into Darkness verder uitgewerkt. De roekeloze, onverantwoordelijke Kirk heeft nog altijd moeite met de manier waarop de emotieloze, logisch redenerende Spock communiceert. Juist omdat deze twee personages enorm van elkaar verschillen, maar tegelijkertijd voor elkaar door het vuur gaan, is het koppel Spock/Kirk zo boeiend.

Handsfree bellen

Ook de rest van de cast krijgt meer tijd om zich te ontwikkelen. De neurotische dokter Bones (Karl Urban) krijgt een belangrijke bijrol, Uhura (Zoë Saldana) ligt in de clinch met Spock, terwijl Sulu (John Cho) en Scotty (Simon Pegg) vooral dienen als sidekicks. Nieuw is Carol (Alice Eve) wiens verschijning een golf van kritiek teweeg bracht nadat de eerste trailer werd gelanceerd. Ze stond daar namelijk in zwart ondergoed, zonder enige context (lees: reden), tot ongenoegen van veel vrouwen. Diezelfde vrouwen zullen niet vrolijk worden wanneer ze de film zien, want ook daar is de scène totaal overbodig. Sterker nog: het hele personage Carol voegt niets toe.

~

Carol is net zo overbodig als de telefoons in Star Trek. Inklapbare mobieltjes. Niemand heeft die meer, omdat ze zo snel kapot gingen. Maar in Star Trek – waarin mensen teleporteren, warpen, regenereren, vulkanen onschadelijk maken met koude fusiebommen en wapens op zowel ‘schieten’ als ‘verdoven’ kunnen zetten – werkt de crew nog altijd met deze telefoontjes. In een scène zit Scotty zelfs met dat ding in z’n mond, omdat hij allebei zijn handen nodig heeft om Kirk te redden. In andere scènes stort de halve Enterprise in (dat is geen spoiler, dat gebeurt in elke Star Trek-film) waarna mensen al bellend proberen te ontkomen aan al het vallend puin. Niet erg praktisch allemaal. Het enige voordeel is dat je de telefoons wel lekker agressief kan dichtklappen – de reden overigens dat die dingen zo snel stuk gingen. Met verongelijkte blik precies die handeling uitvoeren gebeurt dan ook regelmatig. Voor het dramatisch effect, zullen we maar denken.

Dit soort knulligheden daargelaten, is Star Trek simpelweg een goede film. De 3D is goed geïmplementeerd op de IMAX-beelden, de actiescènes zijn groots en scherp vormgegeven, en ook een goed plot met uitgewerkte personages ontbreken niet. Pine en Quinto tonen met hun energieke optreden dat de rek er nog lang niet uit is en dan zijn de Klingons nog niet eens echt in beeld geweest. ‘Trekkies’ kunnen genieten van talloze verwijzingen naar eerdere films en series, variërend van bekende uitspraken tot cameo’s van oude helden, maar ook nieuwkomers zullen zich prima vermaken. Zolang J.J. Abrams deze kolossale franchise in goede warpbanen leidt, kunnen we nog veel lol aan Star Trek beleven.

Boeken / Fictie

Indringend relaas met onnodige cliffhangers

recensie: Kevin Powers (vert. Peter Abelsen) - De gele vogels

De Amerikaan Kevin Powers werd in 2004 voor een jaar uitgezonden naar Irak. Met De gele vogels wilde Powers laten zien hoe het is om mee te vechten in een oorlog. Het resultaat is een indringend verhaal dat echter overschaduwd wordt door onnodige cliffhangers.

Hoofdpersoon in De gele vogels is de 21-jarige Bartle. Powers beschrijft Bartles tijd voor, tijdens en na zijn uitzending naar Irak. Tijdens zijn militaire opleiding ontmoet Bartle de 18-jarige Murph. Hij neemt Murph onder zijn hoede en belooft Murphs moeder dat haar zoon weer heelhuids uit Irak zal terugkeren.

Alles in een waas
Door de vele sprongen in de tijd wordt snel duidelijk dat zijn maatje Murph de oorlog niet overleefd heeft, maar wat er gebeurd is, komt de lezer slechts bij kleine beetjes te weten. Powers slaagt erin de onzekerheid, angst en nervositeit van voor de uitzending, de uitzichtloosheid en onverschilligheid van Bartle tijdens zijn tijd in Irak over te brengen op de lezer. Net als zijn gevoel van vervreemding en ontheemding als hij weer terug is in Amerika.

Zijn beschrijvingen zorgen ervoor dat de lezer zich in de wereld van Bartle waant. Het maakt De gele vogels tot een indringend relaas:

En toen werd het zomer en probeerde de oorlog ons te doden terwijl de hitte alle kleur uit de vlakten bleekte. […] Het zonlicht dompelde alles in een waas, alsof er een sluier voor onze ogen hing. Elke dag probeerde de oorlog ons te doden, maar vooralsnog zonder succes.

Kunstgreep
Powers weet met zijn stijl te overtuigen. Sommige zinnen zijn zo raak dat je ze blijft herlezen. De sfeer die Powers creëert, wordt echter steeds onderbroken door nodeloze verwijzingen naar de dood van Murph die de kracht en sfeer missen die in andere passages wel aanwezig zijn. Het feit dat dat in ieder hoofdstuk weer gebeurt, geeft het gevoel dat Powers De gele vogels onnodig spannend heeft proberen te maken.

Een dergelijke kunstgreep lijkt overbodig als je laat zien hoe het is om als jonge soldaat naar oorlogsgebied uitgezonden te worden. De gebeurtenissen en de manier waarop Powers ze beschrijft, zijn meer dan voldoende om de lezer bij de les te houden. De gele vogels heeft daarom, ondanks aangrijpende scènes en mooie zinsneden, niet de impact die het had kunnen hebben.

Kunst / Expo binnenland

Het Russische paradijs

recensie: Dubossarsky & Vinogradov - Painters of Russian Life

.

In het kader van het Nederland – Ruslandjaar 2013 besteedt Kunsthal KAdE deze zomer aandacht aan het kunstenaarsduo Dubossarsky en Vinogradov met de tentoonstelling Painters of Russian Life. De kunst is kleurrijk, vol met ironie en humor, maar ook serieus met scherpe kantjes.

De kunstenaars zijn het product van een communistisch Rusland. De Sovjet-historie en de Russische cultuur spelen een grote rol in hun werk, maar de invloed van het Westen lijkt misschien nog wel groter te zijn. De westerse kapitalistische levensstijl wordt zichtbaar door het gebruik van onder andere fotomodellen, popsterren en commerciële producten. Dubossarsky en Vinogradov steken de draak met het zo utopisch lijkende materialisme dat eveneens haar donkere, vernietigende kanten heeft.

Controversieel realisme


Bij binnenkomst wordt de toon van de tentoonstelling meteen gezet. De schilderijen zijn groot, realistisch en kleurrijk. Maar bovenal zitten ze vol grappige details: een onschuldig engeltje dat zich nog een glas champagne in laat schenken of een duif met een ooglapje op een piratenschip.

Dat Dubossarsky en Vinogradov er in de jaren negentig al voor kozen om realistische schilderijen te maken, maakte hun werk destijds controversieel. Dit medium was nog besmet door de herinnering aan de propagandistische doctrine van het sociaal-realisme onder Stalin. Al was er in de tijd van Stalin geen ruimte om op een ironische manier het sociaal realisme als ’taal’ te gebruiken. In die tijd was de kunst depressief.

Dubossarsky & Vinogradov, 'Weekend Morning', 2010, olie op doek, 195 x 295 cm. Courtesy: de kunstenaars

Dubossarsky & Vinogradov, ‘Weekend Morning’, 2010, olie op doek, 195 x 295 cm. Courtesy: de kunstenaars

Depressief is de kunst van Dubossarsky en Vinogradov allerminst; artistieke statements maken ze daarentegen wel. Zo was het eerste werk dat ze samen maakten een portret van Picasso, die poseerde aan de oevers van de Moskva met het Kremlin op de achtergrond. Het leek alsof Lenin daar in hoogsteigen persoon stond.

In hun latere jaren richtte het kunstenaarsduo zich steeds meer op het dagelijks leven in Rusland. Het leven op straat, maar ook in huis. We krijgen een blik in iemands slaapkamer. Wie de persoon is, wordt niet duidelijk. En is eigenlijk ook niet echt relevant. De slaapkamer is vrij leeg en onpersoonlijk. Een tweepersoonsbed en ouderwets bloemetjesbehang vullen de ruimte van het schildersdoek. Het zou een saai schilderij zijn geworden als niet dat ene kleine detail de aandacht had getrokken: een portret van Vladimir Poetin op het nachtkastje.

Trotse generatie

Dubossarsky & Vinogradov, 'For Valour', 2011, olie op doek, 195 x 3045 cm (21 delen). Courtesy: de kunstenaars

Dubossarsky & Vinogradov, ‘For Valour’, 2011, olie op doek, 195 x 3045 cm (21 delen). Courtesy: de kunstenaars

Een belangrijk kunstwerk binnen de tentoonstelling is For Valour. Door een grote hoeveelheid panelen aan elkaar te koppelen, vult dit schilderij maar liefst twee wanden. For Valour bevat kleurige portretten van met medailles behangen ouderen. Deze Sovjet-veteranen poseren trots. Hier krijgt de verwijzing naar het sociaal realisme extra diepte. Deze Russen zijn echte helden, terwijl in het sociaal realisme vooral geprojecteerde helden werden geschilderd. Het is een mooi eerbetoon aan de generatie mensen die voor het land gevochten heeft.

Dat Vladimir Dubossarsky en Alexander Vinogradov het paradijs willen schilderen, is wellicht wat te hoog gegrepen. Maar met hun kleurrijke kunst is het wel degelijk een ontsnapping aan de grauwe Sovjet-werkelijkheid. Painters of Russian Life stemt vrolijk en positief. Een prettig uitgangspunt van een tentoonstelling.

Boeken / Achtergrond
special: De toekomst v/d roman: Tommy Wieringa

Waarom zou de roman géén toekomst hebben?

Iedere generatie schrijvers stelt zich vragen die de vorige generatie zich ook stelde. Het blijft creatief aftasten en fijn brainstormen. SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam) boog zich 29 mei in De Balie over de toekomst van de roman. Na avonden met Oek de Jong en Vonne van der Meer was nu Tommy Wieringa, de Libris Literatuurprijs op zak, de spil van de avond. Hij opende met een bevlogen betoog.

Tommy Wieringa

Tommy Wieringa

Merkwaardig vond hij dat steeds weer het einde van de roman in het geding is, niet van andere kunstvormen, terwijl nota bene de roman relatief zo jong is. Panellid Margriet de Moor vulde later aan dat in geen enkele kunst zo’n sprong voorwaarts was gemaakt als in de muziek van Pierre Boulez en de zijnen, muziek overigens waar een groot publiek allesbehalve voor warm loopt. Lijnen van die muziek naar oudere muziek zijn veel minder eenvoudig te trekken dan van oudere romans naar moderne. Misschien is het voortbestaan van de roman inderdaad eraan te danken dat die gebouwd blijft op traditionele pijlers; veranderingen ontstaan door veranderde tijden en unieke talenten ín die tijden. Wieringa blijft uitkijken naar uitzonderlijke romans, verhalen die het hart achter het pantser aanboren.

Het verborgene
Inleider Arjen Fortuin ziet in de roman van vandaag invloeden van de niet-aflatende beeldcultuur. Ook de grensvervaging tussen fictie en non-fictie is al geruime tijd aan de gang. Die geeft ruimere keuzemogelijkheden om een verhaal te vertellen. Fortuin repte desondanks van ‘de terreur van het echt gebeurd’. Panellid Simone van Saarloos merkte op dat non-fictieve elementen de roman ondubbelzinniger maken, terwijl het zou moeten gaan om de discrepantie tussen werkelijkheid en verbeelding: die levert meer op. De roman is op zoek naar het verborgene, terwijl moderne media veelal direct een oppervlakte tonen. In dit verband is het verklaarbaar waarom het onderscheid tussen literatuur en lectuur er minder toe schijnt te doen.

Wieringa ziet de roman als het medium bij uitstek dat langdurige identificatie toestaat, in tegenstelling tot de vluchtige speelfilm, die mede daardoor waarschijnlijk sneller veroudert: kijk maar naar Rutger Hauer in Floris. Een enigszins conservatief zicht heeft hij ook op de vermaledijde ontlezing. Die is voor jongeren geen vrije keus: ze wíllen wel lezen, maar kúnnen het niet meer. In het panel wordt opgemerkt dat er altijd gelezen is en zal blijven worden door minder mensen, afgezien van hapklare teksten, die meer worden gelezen en ook door meer mensen.

Zijpaden

Het panel: Simone van Saarloos, Tommy Wieringa, Margriet de Moor en Sebastiaan Kort

Het panel: Simone van Saarloos, Tommy Wieringa, Margriet de Moor en Sebastiaan Kort

De Moor merkt op dat vertalingen van een roman als Flauberts Madame Bovary op zijn tijd verouderen, terwijl dit boek in het Frans nog steeds wordt gelezen door een breed publiek. Wieringa vult aan dat de taal van Couperus aangepast zou mogen worden; die van Nescio verdraagt zo’n ingreep niet. Hij stelt ook vast dat romans per tijd en per land altijd verschillen, zeker als er een cultuur van repressie zijn intrede doet of juist ophoudt te bestaan.

Het is de vraag of, zoals in de zaal werd geopperd, de literatuurwetenschap méér over de toekomst van de roman te melden had kunnen hebben dan deze avond te horen viel. Wanneer is die toekomst ooit goed voorspeld? Het was dan ook geen wonder dat ook de schrijvers, tot vermaak en lering, velerlei zijpaden en -paadjes insloegen. Dan verneem je onder veel meer dat Wieringa de gang heeft gemarcheerd van potlood, vulpen, tikmachine naar computer en weer helemaal terug naar het potlood. Wie weet geeft een algemener gebruik van het potlood een boost aan de roman van morgen.

SLAA • De toekomst v/d roman: Tommy Wieringa • woensdag 29 mei • De Balie Amsterdam

Muziek / Concert

Intieme avond om te onthouden

recensie: Lucinda Williams

Het concert van Lucinda Williams wordt aangekondigd als “An Intimate Evening with”. Die aankondiging gaat zeker op voor de sobere begeleiding door een bassist en gitarist/steelgitarist. Een prima omlijsting van de liedjes van Williams.

In 1998 won Williams met Car Wheels On A Gravel Road een Grammy voor ‘Best Contemporary Folk Album’. Het album heeft tot de dag van vandaag niets aan kracht ingeboet. De carrière van Williams kreeg vanaf dat moment een flinke boost.

Uitglijders en hoogtepunten

~

Voor iedereen die zit te wachten op het Grammy-nummer ‘Car Wheels on a Gravel Road’ is de spanning er snel af. Als tweede nummer van haar set speelt Williams dit nog immer krachtige lied. Het is des te vreemder dat ze daarna bij de twee volgende nummers een uitglijder maakt bij het inzetten van haar zang. Beide liedjes starten a capella en Williams heeft blijkbaar last van een nog niet warm gezongen stem. Gelukkig is ze later in het concert beter bestand tegen de moeilijker noten. Het bijna twee uur durende optreden kent voor de fans voldoende hoogtepunten om de foutjes van het begin te doen vergeten. Dat Williams uit het zuiden komt is af en toe beter hoorbaar dan ze op haar albums laat doorschemeren. Het zijn de momenten dat de rem er wat afgaat en de stem losser is. Het vermoeden ontstaat dat ze zichzelf niet goed hoort op de monitor, een euvel waar ook de gitarist en bassist last van lijken te hebben, gezien hun bewegingen richting de technici. Het geluid in de Lage Landen-zaal van het Muziekgebouw is daarentegen perfect. Williams speelt een bloemlezing uit haar werk waarbij Car Wheels on a Gravel Road de meeste aandacht krijgt. Daarnaast probeert ze een aantal nieuwe composities uit die de honger naar nieuw werk aanwakkeren. 

Positief naklinken
‘Copenhagen’ verhaalt over het moment dat Williams in de Deense hoofdstad te horen kreeg dat haar manager in de USA was overleden. Het gevoel van ontheemdheid is de basis van de compositie. Het titelnummer van Essence krijgt een uitstekende en stevige bewerking en levert het meest uitbundige moment van de show op. Memorabel zijn de uitvoeringen van ‘Drunken Angel’ en het fraaie ‘Joy’, waarbij een van de concertbezoekers vlak voor het podium een dans opvoert alsof hij in trance is geraakt. Ook ‘Concrete and Barbed Wire’ krijgt een gloedvolle uitvoering. Wel moet de band na het eerste vers opnieuw inzetten omdat Williams even de weg kwijt is. 

Als toegiften – waarbij het publiek dicht tegen het podium kruipt op aangeven van een van de technici van Williams – speelt ze, behalve het titelnummer van haar laatst verschenen album Blessed, een fraaie uitvoering van Nick Drakes ‘River Man’. Williams laat een goede indruk achter, maar haar optreden was memorabeler geweest als ze af en toe meer beheerst had gezongen, zoals op haar albums. De balans is uiteindelijk positief, vooral door de sterke composities, het vakmanschap en de routine.

Boeken / Fictie

Over de schreef

recensie: Juli Zeh (vert. Hilde Keteleer) - Nultijd

In Nultijd draait het om de vraag naar waarheid. Hoe schuldig is iemand die in een waarheid gelooft die niet overeenkomt met de harde feiten?

Tegenstrijdige verhalen

Hoofdpersonage Sven runt samen met zijn vrouw Antje een duikschool op een Canarisch eiland. Hij is kort na zijn studie rechten Duitsland ontvlucht in een poging te ontkomen aan de Duitse behoefte alles en iedereen te veroordelen. Samen leiden ze een zorgeloos bestaan op het eiland, totdat Sven zijn nieuwe klanten Theo en Jola ontmoet. Voor hij het weet is Sven onderdeel van een gevaarlijk spel waarvan hij de regels niet kent. Na het vertrek van het koppel blijft Sven gedesillusioneerd achter. In twee weken tijd is hij alles waar hij waarde aan hechtte kwijtgeraakt. Sven komt tot het besef dat ‘oorlog geen geografisch fenomeen’ is en keert alleen terug naar Duitsland.

Nultijd bestaat uit Svens verslag van de twee weken die hij met Theo en Jola doorbracht en dagboekfragmenten van Jola over haar tijd op het eiland. Naarmate het verhaal vordert, vertonen beide getuigenissen steeds minder overeenkomsten. De lezer blijft uiteindelijk achter met twee totaal verschillende verhalen. De vraag is natuurlijk wie van de twee vertellers de waarheid spreekt. Zoals Sven in het begin van de roman schrijft, als hij terugblikt op zijn studie rechten:

In de rechtszaal had ik meegemaakt hoe mensen hun verleden construeerden volgens zelfontwikkelde patronen. Heilig overtuigd van hun zaak vertelden ze de grootst mogelijke onzin. Misschien was dat wel het belangrijkste inzicht van mijn juridische opleiding: wie de waarheid niet sprak, loog daarom nog niet.

Zenuwslopend
De toch al niet normale relatie tussen Theo en Jola ontwikkelt zich in de tijd die ze met Sven doorbrengen langzaam tot een totaal geschifte driehoeksverhouding. Het maakt dat de spanning in Nultijd om te snijden is. Theo zet tijdens een etentje met Jola, Sven en Antje op de eerste avond van hun vakantie al meteen de toon, met opmerkingen als:

Ik zou dolgraag een paar jaar de gevangenis in draaien. […] Wie per se de gevangenis in wil, krijgt één gratis schot. Hij moet alleen nog beslissen wie hij wil raken.

Het is knap hoe de aangesneden juridische kwestie nooit de boventoon voert in Nultijd. De lezer wordt boven alles opgeslokt in een duister, fascinerend verhaal waarin drie mensen constant over de schreef gaan. Nultijd is spannend en laat zich daarom gemakkelijk in één ruk uitlezen. Toch blijft de roman dankzij het juridische sausje ook na lezing lang rondspoken. Deze combinatie van elementen maakt Nultijd tot een fantastische roman voor wie zich graag van de wijs laat brengen.

Kunst / Expo binnenland

Ontdekkingsreizen

recensie: Koos Breukel en Roy Villevoye - Tí

, de tentoonstelling in Foam met werk van fotograaf Koos Breukel en beeldend kunstenaar Roy Villevoye, creëert bewustwording voor de overbewuste mens door te tonen wat ons voorstellingsvermogen te boven gaat.

Tí is een kleine nederzetting in de Asmat, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. In de gelijknamige tentoonstelling zien we portretten en groepsfoto’s van de inwoners: honderdtwintig jagers-verzamelaars die al generaties lang in het isolement van het grotendeels ondoordringbare mangrove-moeras leven. Het resultaat is even fascinerend als vervreemdend, doordat het ons confronteert met de specifieke context waarin wij ingebed zijn.

From the series Tí, Waidua Sebái, Novi Sebái, Filemon Nato, Eta Nato © Koos Breukel & Roy Villevoye / Courtesy the artists, Motive Gallery and Van Zoetendaal Collections

From the series Tí, Waidua Sebái, Novi Sebái, Filemon Nato, Eta Nato © Koos Breukel & Roy Villevoye / Courtesy the artists, Motive Gallery and Van Zoetendaal Collections

Identiteit als oeridee en archetype
Voordat ze meewerkten aan dit project, wisten veel inwoners van Tí niet hoe ze eruit zagen. De relatie die de geportretteerden hebben met hun uiterlijk is, evenals hun definitie van beeld, volstrekt anders dan onze westerse visie. In Tí is geen televisie of internet. Hierdoor komen de inwoners niet in aanraking met het begrip ‘identiteit’. Hoe anders is onze werkelijkheid, waar identiteit kneedbaar is en waar gesproken wordt in termen als ‘echt zijn’ en ‘lekker jezelf zijn’. Ons zelfbeeld is alles behalve het instinctieve zelf dat de inwoners van Tí ontwikkelen door hun omgang met de natuur, stamleden en inwoners uit dorpen op dagen afstand.

In de tentoonstelling zien we elke inwoner twee keer afgebeeld. Eenmaal door Villevoye en eenmaal door Breukel. Beiden gebruikten hiervoor hetzelfde type camera, maar creëerden heel uiteenlopende beelden. Villevoye maakte zijn foto’s buiten, aan de oevers van de rivier. Het zijn ogenschijnlijk nonchalante beelden met een ongeposeerd karakter. Hierin verschillen ze sterk met het werk van Breukel die de stamleden individueel in een geïmproviseerde studio belichtte en portretteerde. Na afloop kreeg ieder een afdruk van zijn of haar eigen portret mee. Wat zou een dergelijke handeling teweegbrengen in een gemeenschap als Tí? Het fotograferen is voor velen een eerste kennismaking met het begrip zelfbeeld. De uiteindelijke invloed die het verstrekken van hun spiegelbeeld op de geportretteerden heeft is onmogelijk te voorspellen.

Beeldkader versus referentiekader
Tí toont de beelden van Villevoye laag bij de grond en de werken van Breukel met name hoog aan de wand. Het is een eeuwenoud, maar nog even effectief trucje: Villevoye’s geportretteerden bevinden zich nu op ooghoogte. Hun indringende blik lijkt je recht in de ogen aan te kijken. Hoewel de afgebeelde mensen weliswaar iets kleiner zijn dan in werkelijkheid, wordt door deze wijze van presenteren het levensechte gevoel in stand gehouden. Dit maakt het werk persoonlijk, met gevolg dat je je als toeschouwer gaat identificeren met de stamleden.

From the series Tí, Yano Sakár © Koos Breukel & Roy Villevoye / Courtesy the artists, Motive Gallery and Van Zoetendaal Collections

From the series Tí, Yano Sakár © Koos Breukel & Roy Villevoye / Courtesy the artists, Motive Gallery and Van Zoetendaal Collections

De mensen op Villevoye’s beelden lijken in eerste instantie iets weg te hebben van een groep toeristen die op de foto gaat. Dit gegeven wordt gevoed door de t-shirts met bekende logo’s en merken die de bewoners van Tí dragen. Wie zich beter in de materie verdiept komt te weten dat deze shirts, van voetbalclub Arsenal tot aan Hello Kitty en Mickey Mouse, verkregen worden door ruilhandel met de Indonesiërs. Al kijkend naar de foto’s begin je jezelf steeds meer een buitenstaander te voelen. De geportretteerden kijken naar de camera, naar Villevoye en dus indirect naar ons. Hun blik laat geen zelfbewustzijn zien, maar is een reactie op het beeld dat zich voordoet in hun gezichtsveld: een type mens dat zij niet kennen. Villevoye representeert daarmee ons allen, de westerse mens. In de ogen van de jagers-verzamelaars lezen wij onze projectie van hoe zij ons zien: als toerist en attractie.

Wanneer je niet opgroeit in een omgeving omringt door spiegels en reflecterende media zoals televisie en internet, wordt de definitie van beeld gekenmerkt door dat wat zich binnen je gezichtsveld afspeelt. Er is dan geen sprake van een meta-kader, iets dat wij wel ervaren elke keer dat we door de lens van een camera kijken. De discrepantie tussen wat een foto in de westerse maatschappij vertegenwoordigt en wat haar betekenis is in de mangrovegebieden van Tí, is wat de fototentoonstelling van Villevoye en Breukel eindeloos interessant maakt.

 

Boeken / Fictie

Hoger: de maan, de hemel

recensie: F. Scott Fitzgerald (vert. Charles Bors en Mon Faber) - Een dag in mei

In de aandachtverzekerende slipstream van de verfilming van The Great Gatsby presenteert Uitgeverij Karaat een hervertaling van de novelle Een dag in mei. De dag dat de Jazz Age begon.

Grofweg duurde de Jazz Age tien jaar, van de titeldag 1 mei 1919 tot aan de crash in 1929. Van deze periode was F. Scott Fitzgerald, zoals wel bekend zal zijn, de chroniqueur én het symbool. In het terugblikkende essay (een van de twee essays die achter in deze uitgave zijn opgenomen) ‘Echo’s van de Jazz Age’ schrijft Fitzgerald dat jazz, ‘in de oplopende mate van respect’, stond voor seks, dansen en muziek. Fitzgeralds generatie ervoer het Jazz Age-decennium als ‘geleende tijd – de complete bovenlaag van een natie die leefde met de zorgeloosheid van een groothertog en de onverschilligheid van een koormeisje’.

Kitsch of rotte plekken
De Jazz Age-generatie was in materieel en ethisch opzicht misschien zorgeloos, maar werkelijk paradijselijk was het leven toch niet. Jazz representeerde hier namelijk ook ‘een toestand van nerveuze agitatie, die doet denken aan die van grote steden achter de oorlogslinies’. Om dit te bekrachtigen merkt Fitzgerald op dat veel van zijn vrienden jong stierven, door alcoholisme of (zelf)moord. Ook deze rauwige keerzijde is een constituerend onderdeel van de Jazz Age.

En juist die rauwheid is, in vergelijking met het boek, weggelaten in de nieuwe, eenzijdig weelderige verfilming van The Great Gatsby. Net zoals het oorspronkelijke ‘boats-against-the-current‘-verhaal over Jay Gatsby, is Een dag in mei bij tijden overdadig, weelderig, en dan weer bijtend en wanhopig. Gelukkig maar, want het spektakel en de weelde verkrijgen hun heftige charme bij de gratie van de keerzijde. Anders mondt het verhaal onherroepelijk uit – zoals de film – in kitscherig hedonisme.

Daarentegen mag de weelde zoals Fitzgerald die zo schitterend beschrijft werkelijk decadentie genoemd worden. Op de juiste manier opgevat, hoort bij dit complexe begrip het ‘et in arcadia ego‘, het niet kunnen ontsnappen aan de menselijke conditie. En decadentie betekent ook altijd, in meer of mindere mate, een staat van degeneratie. Om een voor de hand liggende metafoor te benutten: decadentie is overrijp fruit, zeer zoet en soms ook zeer voedzaam, maar balancerend op het kantelpunt van rotting (en het is dus nooit zeker of je bij je volgende hap niet vol in een rotte plek bijt).

Naar de maan janken
Weg van de abstracties: de novelle Een dag in mei is een mooie nieuwe vertaling – enkel aan de titel lijkt iets in vertaling verloren te zijn gegaan – van een van F. Scott Fitzgeralds eerstelingen, May Day (1920). Fitzgerald schreef het in een licht-wanhopige toestand. Hij had nog geen succes, was berooid, en om die redenen hield de latere Zelda Fitzgerald de verloving af. Deze desolate staat kleurt Een dag in mei. Want hoewel zeker een Jazz Age-novelle, vol drank en uitgelatenheid, bevat het verhaal meer wanhoop dan Fitzgeralds bekende romans. Zo lijkt een van de personages in de raamvertelling, Gordon Sterrett, te zijn gemodelleerd naar Fitzgerald anno 1920: berooid, verliefd, maar niet bij machte de relatie te bestendigen en weliswaar talentvol, maar zonder benul hoe dat talent ten gelde te maken.

Maar in Jazz Age-romans gaat er niemand in een hoekje van de kamer heen-en-weer zitten wiegen; nee, men gaat de straat op, het gedruis in. En de eerste mei 1919 bood de rusteloze genoeg afleiding. Zo keert een regiment militairen terug uit de Eerste Wereldoorlog en is er een Gamma-Psi-bal gepland, wat ‘het beste feest sinds de oorlog’ beloofd te worden. Daarbij heeft Fitzgerald hier, meer dan in later werk, maatschappelijk licht-explosieve figuren opgenomen, zoals berooide militairen en socialisten.  

Dit maakt confrontaties tussen tegenpolen mogelijk. Neem het gesprek tussen de socialist Harry en zijn zus Edith, de ‘flapper‘ – zoals uitgelegd in het nawoord van David Koppernik: ‘het doodgewone meisje dat [nog bijzonder in 1920] te weten was gekomen wat ze wilde, dat flirtte, dronk, seksueel aantrekkelijk was’. Edith zegt:

‘De hele avond zijn er al opstootjes in de stad. Het is May Day, begrijp je.’
‘Waren het hevige rellen?’
‘Helemaal niet,’ zei hij laatdunkend. ‘Zo’n vijfentwintig van hen stopten rond negen uur op straat en begonnen naar de maan te janken.’

Misschien is dat ook een kenmerk van de Jazz Age, het continue naar de maan janken?  

Tome- en torenloos
Zoals iedereen die ooit een overdadig feest heeft bezocht weet, bezit de decadente overvloed iets eigenaardigs grappigs. In Een dag in mei wisselt de toon van lichte wanhoop, vaak vermengd met trotsheid, naar een halfserieus te nemen geloof in tome- en torenloze mogelijkheden. Neem twee vrienden die na het Gamma-Psi-bal doorboemelen. Ze hebben zich omgedoopt in meneer In en Out, en bevinden zich tegen het einde van het verhaal in een lift. Ook dit is de Jazz Age:

‘Welke verdieping wenst u?’ zei de liftbediende.
‘Maakt niet uit’, zei meneer In.
‘De bovenste verdieping,’ zei meneer Out.
‘Dit is de bovenste verdieping,’ zei de liftbediende.
‘Dan moet je er nog een verdieping op laten zetten, ‘ zei meneer Out.
‘Hoger,’ zei meneer In.
‘De hemel,’ zei meneer Out.

Naast het nawoord zijn er zoals gezegd twee rijke essays van Fitzgerald bijgevoegd – waarvan ‘Mijn verdwenen stad’ misschien wel het mooiste is. De typering wordt veel te veel gebruikt, maar in dit geval is ze terecht: Fitzgerald behoort écht tot de vijf à tien groten van de twintigste eeuw. Een dag in mei herbevestigt dit, en, misschien nog belangrijker, zorgt er ook voor dat je de The Great Gatsby gaat (her)lezen.