Boeken / Non-fictie

Een programmaloze Marx

recensie: Slavoj Žižek (vert. Ineke van der Burg) - Het jaar van het gevaarlijke dromen

Het jaar van het gevaarlijke dromen gaat over 2011. Het jaar van Occupy, het jaar van de rellen in Londen en de val van Griekenland. Žižek streeft ernaar de economische crisis en de groeiende onrust in de wereld te duiden.

Eerder probeerde Žižek de theoretische grondslagen van Jacques Lacans psychonalyse uit te leggen aan de hand van populaire cultuur. Met name Hitchcock gebruikte hij om de concepten en begrippen uit te leggen, in Schuins beziend en Everything you wanted to know about Lacan, but were afraid to ask Hitchcock.

Een nieuwe realiteit
In Het jaar van het gevaarlijke dromen is dat niet aan de orde. Geen abstracte begrippen toegelicht aan de hand van North by Northwest, geen Psycho om het spiegelstadium uit te leggen. Wel een niet erg voor de hand liggende visie op de huidige maatschappij en verbanden tussen gebeurtenissen in 2011 en de jaren ervoor om de volledige impact van de huidige crisis te duiden.

Sinds zijn bezoek aan Occupy Wall Street – waar de human microphone zijn oorsprong vindt – wordt Žižek door velen gezien als de ideoloog voor de hele Occupy-beweging. Passend is het wel, omdat Žižek, naar eigen zeggen, geen oplossingen biedt in zijn filosofie. Het enige dat hij – en Occupy met hem – doet is aangeven waar het systeem stokt.

Verbindingen
Ook in Het jaar van het gevaarlijke dromen zijn de oplossingen afwezig. Nou ja, er zijn wel enige conclusies en vingerwijzingen op een abstract niveau. Žižek analyseert de economische en maatschappelijke crisis van de afgelopen jaren om een gezamenlijke oorsprong te vinden. Hoe zijn de rellen in Londen (2011) vergelijkbaar met de rellen in de banlieues van Parijs vergelijkbaar (en die in Stockholm misschien)? En hoe verhouden ze zich tot Occupy en de felle kritiek op de financiële wereld?

Alles, zo betoogt Žižek, hangt met elkaar samen door een onvrede met de inrichting van de huidige maatschappij. Het kapitalistisch systeem heeft volgens hem gefaald, net als alle andere systemen ook. De middenklasse is in opstand gekomen – de rellen in Londen, bijvoorbeeld, waren geen opstand van de armen tegen de rijken. Nee, de armen bestormden de winkels in hun eigen buurt; niet de kantoren van de moguls, maar de winkels van de middenklasse.

Sociaal kapitalisme
Dat de agressie in die rellen gericht was op de winkels – plunderen werd het werkelijke doel – is volgens Žižek op te vatten als een protest tegen het kapitalistische systeem. Wanneer objecten als statussymbool ingezet worden, maar de financiële werkelijkheid niet toelaat deze te verwerven, dan ‘kopen’ we ze wel op deze manier, lijken de relschopper uit te dragen. Dat bankiers nu worden beschuldigd van schaamteloze zelfverrijking is eveneens een uitdrukking van de onvrede van de middenklasse.

Er lijkt een voedingsbodem te ontstaan voor een andere maatschappijvorm. Een kapitalisme dat niet uitgaat van roekeloos winstbejag. De woede om grote bonussen, terwijl de werkeloosheid blijft stijgen en arbeidszekerheid iets uit het verleden dreigt te worden. De roep van Occupy dat ‘het anders moet’. De filosofie van Marx komt meer en meer naar boven in de samenleving. En dan lijkt het, zo beargumenteert Žižek, dat diens visie op de geschiedenis niet achterhaald is. De daadwerkelijke Verelendung is nu. Het communisme? Dat moeten we nog uitvinden.

Boeken / Fictie

Voor galg en rad

recensie: Rajesh Parameswaran (vert. Adriaan Krabbendam) - Ik ben een beul

Genialiteit grenst aan waanzin, is het adagium. De van oorsprong Indiase Rajesh Parameswaran laat in zijn debuutroman een beetje van beide zien.

Met Ik ben een beul levert Parameswaran, die al vroeg in zijn jeugd naar Amerika verhuisde en daar rechten studeerde, negen korte verhalen. De ondertitel ‘Liefdesverhalen’ is daarbij onwaarschijnlijk toepasselijk. Die liefde varieert van de compassie van een beul voor zijn ter dood veroordeelde gevangene tot een affaire die een wig drijft tussen de succesvolle art director Bibhutibhushan Mallik en zijn regisseur. Dergelijke inheemse namen verraden Parameswarans afkomst en verlenen de bundel bovendien een exotisch tintje.

Bloemetjes en bijtjes

Het eerste verhaal in de bundel, over een Bengaalse Ming die zijn eigen kracht niet kent, waardoor de tijger zijn verzorger doodt, is meteen het best.

Ik beet hem – één keer maar – en toen liep ik weg, alles in een oogwenk. Ik kon niet geloven wat ik zag. Een paar seconden geleden stond Kitch nog gezond en wel overeind en was ik zo blij hem te zien, en nu lag hij daar op de grond terwijl er bloed uit zijn mond stroomde door iets wat ik gedaan had.

Wat volgt is een verhaal vanuit het perspectief van de tijger over zijn schuldgevoel, een ontsnapping uit de dierentuin en een herhaling van zetten wanneer hij een baby oppakt en daarbij doodbijt. De vreemde mengeling van naïviteit en bloedlust maken het verhaal tot een geloofwaardig en sympathiek geheel. Die combinatie tussen liefde en geweld, beiden zulke krachtige menselijke driften , komt in alle verhalen terug.

Mens en dier

Een van de kenmerken van een goede schrijver is veelzijdigheid, een eigenschap die aan veel verhalenbundels ontbreekt. Parameswaran toont zich echter een begenadigd verteller die afwisselt in perspectief en vorm en daar duidelijk plezier in heeft. ‘Het is fantastisch dat ik als schrijver van fictie alles kan verzinnen,’ zei hij eens. ‘Ik probeer er maximaal gebruik van te maken.’ Behalve de voornoemde Bengaalse Ming zijn hoofdrollen weggelegd voor onder andere olifanten en buitenaardse wezens. Ieder van hen heeft een geloofwaardige eigen stem. Parameswarans andere speerpunt is galgenhumor, hetgeen niet tot de verbazing zal strekken in een bundel met deze titel.

Niet alle experimenten pakken even goed uit, zoals in ‘Olifanten in gevangenschap’, een verhaal dat grotendeels in voetnoten geschreven is. Of in ‘Verslag van Agent 97-4702’, waarin een geheim agent zonder veel karakter verslag doet van een Big Brother-achtige operatie, vol door ‘[red.]’ geschrapte passages: ‘Ik geloof dat het buitenlands was, maar of [red.], of [red.], of iets anders, daar ben ik niet zeker van.’  Parameswaran heeft laten weten inmiddels met een roman bezig te zijn, over een groep verschoppelingen die het afval van een stad verwerken. Hoe de wijzer tussen genialiteit en waanzin daar zal uitslaan zal de tijd ons leren.

Kunst / Expo binnenland

Dichter bij de werkelijkheid

recensie: Stephen Gill - Best Before End

Best Before End is de eerste overzichtstentoonstelling van de Britse fotograaf Stephen Gill (1971). Getoond worden de fotoseries die Gill in de afgelopen veertien jaar maakte van de Londense wijken Hackney en Hackney Wick. Evenals deze wijken is Gill’s fotografie volop in ontwikkeling. Zowel letterlijk als figuurlijk.

Op onconventionele manieren probeert Gill te duiden wat hij ziet. Hij gebruikt fotografie als medium, maar voegt daar een element van toeval aan toe. Dit bereikt hij bijvoorbeeld door te werken met plastic camera’s zonder fancy snufjes. Of door objecten in zijn camera te plaatsen, foto’s te begraven en negatieven in energiedrank te laten weken. Op deze manier komt Gill tot een voor hem meer waarheidsgetrouwe benadering van zijn onderwerp.

Houdbaarheid


De titel van de tentoonstelling, Best Before End, is een verwijzing naar het idee van houdbaarheid. Hoe lang is iets vol te houden? Hackney en de aangrenzende wijk Hackney Wick, die de afgelopen veertien jaar op aanhoudende aandacht van Gill hebben kunnen rekenen, zijn in die zin beiden tijdbommen. Er is dan weliswaar geen einddatum bekend, Gill’s fotoseries maken in vele opzichten duidelijk dat er sprake is van onhoudbare situaties.

Hackney Wick 2 © Stephen Gill

Hackney Wick 2 © Stephen Gill

Het idee van houdbaarheid wordt daarnaast ook gevoed door de associatie met de rellen die er in 2011 plaatsvonden. De Britse politie schoot de 29-jarige Mark Duggan dood waarna massaal rellen uitbraken. Vermoedens bestaan dat, hoewel de directe aanleiding Duggan’s dood was, de woede werkelijk voortkwam uit de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk in Groot-Brittannië. Off Ground (2011) laat stenen en keien zien die tijdens deze rellen gegooid werden. Objectief en zonder kleur worden de stenen getoond. Alsof Gill archeologische vondsten documenteert. Op deze manier brengt hij de situatie in beeld zonder dat hij deze kleurt. In tegenstelling tot andere media die de rellen versterkten of vertekenden, roepen Gill’s beelden op tot reflectie.

Gill dicht met zijn foto’s, zowel letterlijk als figuurlijk. Enerzijds gebruikt hij de achterkant van de realiteit zoals een dichter de achterkant van de taal gebruikt: hij laat zien wat menigeen niet ziet. Hij creëert nieuwe betekenissen. Anderzijds dicht hij de kloof tussen arm en rijk. Dit doet hij door te sympathiseren met het verval en dit in te brengen in de wereld van de kunst. Zijn medium is fotografie, maar de aard van zijn werk doet vermoeden dat er tevens een socioloog of antropoloog in Gill huist. Op zoek naar het wezen van de dingen.

Keerzijde van de samenleving


In de series Billboards (2002 – 2004) en Covered and removed (2006 – 2008) is Gill’s zoektocht naar zichtbaarheid aanwezig. Billboards laat de achterkant van reclameborden zien en de misère van het achterland waarin ze zich bevinden. Het is fantastisch dat op de titelbordjes de desbetreffende, niet zichtbare, reclame vermeld staat. Zo zien we onder andere de achterkant van een L’Oréal, ‘because you’re worth it’, advertentie.

Covered and removed brengt in beeld hoezeer Hackney moeite doet dat wat er leeft te bedekken. De serie toont gebouwen met ogenschijnlijk willekeurig aangebrachte verfvlakken, contrasterend met de eigenlijke kleur van het pand. Wat blijkt, de nieuwe kleurvlakken bedekken graffiti. Dit dient binnen 24 uur overgeschilderd te worden als het iets aanstootgevends betreft. Wat voor de een onzichtbaar is, is voor Gill een duidelijk zichtbaar litteken van de maatschappij.

London Energy Drink From the series Best Before End © Stephen Gill

London Energy Drink From the series Best Before End © Stephen Gill

Zijn meest recente serie draagt dezelfde titel als de tentoonstelling. Voor deze serie laat Gill een nog groter deel van het productieproces aan het toeval over. Hij weekte de negatieven in verschillende merken energiedrank. Hierdoor werd de filmemulsie zacht en ontstonden er verstoringen en verschuivingen in het beeld. Hoe paradoxaal, middels deze toevallige verschuivingen en verstoringen krijgt Gill meer grip op de realiteit die hij poogt vast te leggen. Zijn verschillende ingrepen in het maakproces, of het nu gaat om het begraven van foto’s of het plaatsen van objecten in zijn camera, brengen hem dichter bij zijn beeld van Hackney.

Best Before End is een visueel zeer interessante tentoonstelling. Als toeschouwer word je deelgenoot van Gill’s manier van kijken en werken. Zijn eigenheid is zeer de moeite waard om te leren kennen. Het enige nadeel is dat het soms iets te veel is. Vergelijk het met de manier waarop Gill geïntroduceerd wordt: als chroniquer, visueel dichter, antropoloog, socioloog, alchemist en conceptueel kunstenaar. Deze stortvloed aan typeringen is bedoeld om een duidelijk beeld te geven, maar het tegenovergestelde wordt bewerkstelligd. Het zegt eigenlijk net niks. Doordat alle foto’s gepresenteerd worden in series en Gill zoveel verschillende processen toepast, snak je als bezoeker van Best Before End af en toe naar adem. Iets meer rust, bijvoorbeeld door een individuele foto te tonen, zou het kijkgenot ten goede komen.

Boeken / Strip

Kleine beetjes

recensie: Rene Windig & Eddie De Jong - Niks mis met de koning, Niks mis met vakantie & Niks mis met drinken

.

.

Ter ere van de inhuldiging van koning Willem-Alexander is er een klein boekje van Heinz uitgekomen. In zwart-wit in plaats van kleur en op ongebleekt papier zijn honderd Heinz-stripjes verzameld met als rode draad het koningschap. Heinz viert Koninginnedag, hij wordt tot koning verkozen en maakt kennis met andere koningen, om maar wat te noemen.

Heinz, een creatie van René Windig en Eddie De Jong, is al jarenlang terug te vinden in de krant. Velen zullen hem kennen van de dagelijkse stripjes in Metro of een van de vele andere dagbladen waar hij, met tussenpozen, sinds 1987 zijn opwachting in maakt. In Niks mis met… is een selectie van die krantenstrips gebundeld.

Een hoop Heinz
Sinds 1988 worden de krantenstrips in boekvorm uitgegeven. Er zijn al 24 albums mee gevuld, die zelf ook weer gebundeld zijn in de serie Heinz van H tot Z. Daarnaast is er Heinz, the graphic novel, een 144 bladzijden dik album dat gebaseerd is op het script van de nooit voltooide film Heinz, the movie. Niet te weinig Heinz beschikbaar dus, maar Niks mis met… onderscheid zich door de opzet van de reeks. De krantenstrips zijn namelijk thematisch geordend. Niks mis met de koning is de zesde van tot nog toe acht boekjes, deel zeven en acht hebben ‘vakantie’ en ‘drinken’ als bindende factor – kinderen, golfen, klussen, koken en voetbal kwamen eerder aan de beurt. De lotgevallen (en mening) van Heinz als hij ergens mee bezig is, eigenlijk. Geen doorlopend verhaal, maar losse stripjes van (meestal) drie plaatjes, hoewel er af en toe een paar pagina’s nodig zijn om het verhaaltje te vertellen.

Typisch
Wanneer je Heinz niet dagelijks in de krant opzoekt, kan het gebeuren dat je midden in een opmaat naar een grap terechtkomt. Pas in de volgende aflevering komt de clou, zodat er in de strip van vandaag niet al te veel te lachen valt. Of het kan gebeuren dat er wordt doorgegaan op een voorgaande grap. Leuk, maar je weet dat je iets mist.

Het is niet dat zoiets dagelijks gebeurt in Heinz, maar het stripje is wat dat betreft enig in zijn soort. Het verlangt van de lezer dat die blijft opletten en iedere dag zijn oog erop laat vallen. Hier bieden de Niks mis met…-bundeltjes een uitkomst. Wat bij elkaar hoort staat bij elkaar en alles wat je moet weten is gewoon op te zoeken. Daarnaast zijn Windig en De Jong meesters in gortdroge en veel te flauwe humor. Heinz bekijkt een boekenkast: ‘Niks zelf doen’, ‘Zelf geen kostuums maken’, ‘Niks doen in en om het huis’, ‘Nooit meer slapen’… Dat soort dingen.

Elk voordeel…
De reeks is wel consistent van kwaliteit – geen van de delen komt boven de ander uit, maar ze doen evenmin voor elkaar onder. Alle drie zijn ze een goede verzameling van Heinz-stripjes. Maar hoe leuk Heinz ook kan zijn, vanwege de droogheid, flauwe woordspelingen of absurde wendingen heeft Niks mis met… wel een probleem. Het kleine formaat en de papierkeuze zorgen ervoor dat het allemaal wat minder om het lijf heeft. Het worden een soort wegwerpboekjes. Hoewel ieder deel 100 strips bevat, komt het als minder over. Hoewel dat op zich geen probleem hoeft te zijn, wordt de prijs van de boekjes dan eigenlijk wel een drempel.

De opzet van de stripjes, als ‘grapje voor de dag’, helpt niet mee. Literatuur zou een te groot woord ervoor zijn, en de eeuwigheidswaarde valt ook wel mee. De strips zijn dan ook niet als zodanig bedacht en geschreven. Maar toch, de reeks is een leuk idee, de inhoud goed uitgekozen. Heinz-fans zullen niet teleurgesteld zijn. Maar het leukst zijn de boekjes als je ze van iemand krijgt of cadeau geeft.

Kunst / Achtergrond
special:

Elitarisme, dé niche voor beeldend kunstenaars

Als afgestudeerd beeldend kunstenaar heeft Nelle Boer (1982) een bachelorgraad in professioneel liegen (BFA). Zijn voornaamste artistieke uitgangspunt is een bijdrage te leveren aan de vervalsing van de kunstgeschiedenis. Boer maakt tentoonstellingen over historische figuren die hij zelf verzint en die  hun verhaal door middel van hun beeldend werk tot uiting brengen.

Sinds 11 september 2001 is er een reeks kwesties op te noemen die een ingrijpend effect hadden op de Nederlandse samenleving. Voor die tijd waren ze er uiteraard ook, maar voor mij en mijn kunstacademische studiegenoten was dit toch het eerste monumentale moment in de geschiedenis waar wij onderdeel van uitmaken. De val van de Berlijnse muur interesseert ons over het algemeen wat minder. Op de gebeurtenis in New York volgden een aantal onthutsende kwesties zoals de opkomst en val van enkele populisten, oorlogen in Afghanistan en Irak en een economische crisis.

Dat dit alles de Nederlander raakte bleek uit politiek debat, uit krantenartikelen, muziek en verkiezingsuitslagen. Het kwam niet tot uiting in memorabele Nederlandse beeldende kunst. Er bestaat geen noemenswaardig kunstwerk dat een van de ingrijpende gebeurtenissen uit het nabije verleden typeert. In plaats daarvan zijn het twitpics en Youtubefilmpjes die het collectieve geheugen vullen.

Karel Appel, portret

Karel Appel, portret

Appel’s nalatenschap
Als zij in het maatschappelijke debat geen  inhoudelijke rol spelen, geen gerespecteerd, volwaardig gesprekspartner zijn, wat doen beeldend kunstenaars anno nu dan wel? Zij verbeelden zichzelf en leggen de nadruk op vorm, niet op inhoud. Een inhoudelijke toon klinkt al snel belerend en beleren klinkt al snel elitair. Daar moeten we binnen de Nederlandse beeldende kunst helemaal niets van hebben, niet sinds Appel.

Laatst vroeg iemand mij wat voor beroep ik uitoefen. Ik vertelde hem dat ik kunstenaar ben, maar dat mocht ik niet zeggen volgens de man. ‘Echte kunstenaars zeggen niet dat ze er een zijn, dat klinkt te deftig in die kringen’. In de kringen van Appel misschien, dacht ik, niet in die van mij. Ik antwoordde dat ik er toch echt een ben, want ik ben er nu eenmaal voor opgeleid en mijn werk bestaat voornamelijk uit het maken van kunst. Hoe hij mijn beroep dan wel moest noemen wist de man niet, volgens hem verdient ons vak blijkbaar geen naam.

Er bestaan genoeg, misschien wel meer dan genoeg, geëngageerde kunstenaars. Maar naar mijn idee volstaat geëngageerd werk, oftewel het uitdrukken van een gewetensvraag, niet. Er moet een vernieuwend standpunt ingenomen worden. Geëngageerd kunstenaar ben je overigens al snel, het enige dat je hoeft te doen is een houding aannemen die men van de kunstenaar verwacht. Dus anti-Wilders, pro-multicultureel en altijd fel gekant tegen alles dat met ongelijkheid, oorlog en armoede te maken heeft, waar ook ter wereld.

Wat dat betreft is Tinkebell interessant, ze verstoort onze invulling van de term ‘compassie’. Ze brengt in praktijk wat velen van ons wel eens heimelijk denken, maar niet uitgedrukt zien in kunst. Toch is het niet genoeg. Tinkebell schaart zich teveel in wat men juist niet van de kunstenaar verwacht. De kunstenaar staat zelfs daar nog boven, hij hoeft zich aan geen enkel idee van het publiek te hechten of te storen. Als afgestudeerd kunstenaar bezit je absolute artistieke vrijheid, het is een houding die op iedere kunstacademie onderwezen en gepropageerd wordt. ‘Nergens mag de beeldend kunstenaar in beknot worden en als laatste in zijn vrijheid van expressie’. Kortom, niets houdt hem tegen.

Joseph Beuys, Wie man dem Toten Hasen die Bilder erklärt, 1965

Joseph Beuys, Wie man dem Toten Hasen die Bilder erklärt, 1965

Mooi is het wanneer die zeldzame kunstenaar doet wat het publiek van hem verwacht, maar zijn uitdrukking daarvan hevig overdrijft.  Beeldend kunstenaar Domenique Himmelsbach de Vries is daar een voorbeeld van. Met zijn Wilderswebwinkel biedt hij precies datgene wat het publiek van hem lijkt te vragen. Hij is de kunstenaar die zijn eigen brood verdient door dekbedovertrekken, koffiemokken en T-shirts met daarop de afbeelding van de PVV-voorman te verkopen. Het werk van Himmelsbach de Vries gaat verder dan engagement.

Ikzelf kies er als beeldend kunstenaar voor om mijn publiek te misleiden. Het is niet erg moeilijk en ik vraag me wel eens af of ik niet meer uitdaging in andere dingen kan vinden. Maar manipulatie, foutieve ideeën in andermans geest planten, ik geniet ervan. Wat bedrieglijkheid betreft is mijn werk misschien niet heel anders dan dat van alle kunstenaars, maar in mijn geval is het mijn speerpunt geworden. Appel rotzooide misschien maar wat aan, ik voer snode plannen uit en poch er vervolgens over.

De kunstelite, de niche
Afgezien van het ongemakkelijke gevoel dat het sommigen geeft, bestaat de artistieke elite nu eenmaal. Er bestaat ontegenzeggelijk zoiets als een artistiek expert, een deskundige. Iemand die enige opleiding heeft gekend in het begrijpen van kunst en wat ze betekende in vroeger tijden en nu. Iemand die met scholing onderbouwde ervaring heeft.

Nelle Boer,

Nelle Boer, “Dit noemen ze dus ‘kunst’, het is gewoon walgelijk”

Dit betekent dat niet iedereen kan meepraten over kunst. Als academisch opgeleid kunstenaar maak je wat dat betreft gênante momenten mee, momenten waarop ongeschoolde figuren beweren te weten wat kunst behelzen moet. Figuren waar wij academici, als de opening van de tentoonstelling voorbij is en we nog wat na drinken, elkaar pijnlijke anekdotes over vertellen. Laten we het gal dat wij dan in het geniep spuwen eens publiek maken, zodat kenbaar wordt hoeveel verschil er bestaat.

De beeldend kunstenaar heeft wegens zijn artistieke vrijheid het recht zich elitair op te stellen tegenover zijn publiek. Hij mag een inhoudelijk standpunt innemen en een belerende toon aanslaan. Het is misschien zelfs de enige manier waarop een kunstenaar zich heden ten dage onderscheiden kan van de rest, het is de niche die uitkomst biedt. Tot nog toe werd ze bezet door besturen van  gerenommeerde culturele instituten, maar de kunstenaar mag zichzelf tot een elite rekenen. Hij is immers het product van wat diezelfde instellingen beogen, als hij een beetje zijn best heeft gedaan.

De kunstenaar behoort tot een artistieke elite die door jarenlange opleiding en ervaring per definitie meer deskundigheid bezit op gebied van kunst dan zijn publiek. Er mag discussie bestaan tussen de kunstenaar en de ongeschoolde toeschouwer. De laatste moet echter niet geloven dat diens mening er toe doet in kringen van mensen die ervoor gestudeerd hebben. Niet binnen onze elite.

 

Boeken / Fictie

Vette jaren, magere jaren

recensie: Peter Stam - Zeven jaren

Op een Nederlandse vertaling van Peter Stamms alom geroemde Sieben Jahre hebben we vier jaar moeten wachten, maar het resultaat mag er zijn: een prachtige roman over de liefde.

Peter Stamm wordt zowel ten oosten als ten westen van ons land gelauwerd. Eerder dit jaar werd hij als eerste Zwitser genomineerd voor de oeuvreprijs van de Man Booker Prize en ook in zijn geboorteland ontving hij al meerdere onderscheidingen. Zijn boeken zijn echter pas mondjesmaat naar het Nederlands vertaald.

Over liefde

Er is zo veel gezegd, geschreven en gezongen over de liefde dat het soms onmogelijk lijkt daar nog iets substantieels aan toe te voegen en het is dus des te verbazingwekkender wanneer iemand dat wel doet. Stamm slaagt daarin met een liefdesgeschiedenis tussen architect Alexander, zijn prachtige vrouw Sonja en zijn minnares Iwona. Sonja is Alex’ studievriendin en zakenpartner. Wanneer ze voor het eerst de liefde bedrijven durft ze zich niet uit te kleden in zijn aanwezigheid en als ze eenmaal met de dekens tot aan haar kin opgetrokken in bed ligt, knipt ze direct het licht uit. Sonja’s vriendin Antje typeert haar als een cavia: ‘snel tevreden, goedmoedig en makkelijk te houden. Ze zijn niet echt aanhankelijk, maar vriendelijk tegen iedereen die ze goed behandelt.’

Goed behandelen doet Alex haar niet, want gedurende zijn hele huwelijk wordt hij onweerstaanbaar aangetrokken door een jeugdliefde, de plompe Poolse Iwona. Bij haar introductie wordt ze beschreven als ‘volstrekt onaantrekkelijk’, maar de mengeling van angst en bevrijding die Alex in haar gezelschap voelt, vindt hij nergens anders. De eerste zeven jaar van zijn huwelijk weet Alex bij haar vandaan te blijven, waarop de devote Iwona een parallel trekt naar Jacob en Rachel: uiteindelijk tevergeefs, want ook na zeven jaren kiest hij nooit helemaal voor haar. Wel komt hij af en toe bij Iwona langs, telkens weer vol afschuw over haar armoe, en verwerkt hij en passant een kind bij haar.

Ondanks zijn hufterige gedrag is Alex niet onsympathiek. Hij is niets anders dan een man die alles heeft maar zijn menselijke lust niet kan bedwingen en eraan ten onder gaat. ‘Ik geloof niet dat jij voor de grote liefde geschapen bent,’ zegt Antje tegen Alex wanneer hij haar samen met Sonja bezoekt, het duwtje dat hij nodig heeft om hun relatie te beginnen. In plaats daarvan neemt hij genoegen met twee onvolwaardige liefdes die hij geen van beiden recht doet.

Grote meesters

De vierde hoofdrolspeler in de roman, de architectuur, dient als metafoor voor hun beider levens. Op hun eerste vakantie samen, in Marseille bij Antje, bezoeken Sonja en Alex Le Corbusiers Cité Radieuse: ‘Alles is anders. Alles is nieuw. Alles is mooi.’ Wanneer Sonja hem echter vroeg in hun relatie met kerst een zorgvuldig gemaakte kartonnen maquette van een fletse eengezinswoning geeft, pakken de donderwolken zich reeds samen.

Hoewel Stamm ook theaterstukken en hoorspelen afleverde, ligt zijn hart bij het proza. Hij wordt alom geroemd om zijn sobere vertelstijl en het vermogen het alledaagse bijzonder te maken en houdt er daarbij vooral van het geluk in het moment te vinden en te beschrijven. Misschien is het daarom dat Alex zo veel rust vindt in de momenten met Iwona; die korte vlagen van geluk.

De auteur maakt wel enkele ongelukkige keuzes. Zo voegt de raamvertelling in de roman weinig toe. De sprongen naar het heden, waarin Alex zijn verhaal aan Antje doet, onderbreken de flow van de roman en zorgen voor onnodige ballast. Het ontbreken van interpunctie bij conversaties, waartoe Stamm besluit om de afstand tussen de lezer en Alex te verkleinen, werkt niet zozeer verhelderend als wel vervreemdend. Gelukkig doet dat aan de prachtige vertelling weinig af.

Kunst / Expo binnenland

Met Edith Schiele op zoek naar je eigen identiteit

recensie: Egon Schiele - Edith als muze

Het Gemeentemuseum in Den Haag nodigt bezoekers met de tentoonstelling Edith als muze uit om stil te staan bij het tragische leven van kunstenaar Egon Schiele. Door middel van drie installaties, wandelingen en interactieve rondetafelgesprekken ga je op zoek naar de identiteit van Schiele, en kom je misschien ook meer te weten over je eigen identiteit.

De tentoonstelling Edith als muze blikt terug op de laatste jaren van de expressionistische kunstschilder Egon Schiele in Wenen. Kunstenaar Puck Verkade leidt bezoekers rond door de tentoonstelling, verkleed als Edith Harms: de muze en ex-vrouw van Schiele. Ze leidt bezoekers rond langs drie installaties en gaat in gesprek over het thema identiteit. Zo krijg je een kijkje in de gedachten van Edith. De rondetafelgesprekken waarin je kan discussiëren met Schiele’s tijdgenoten maken de ervaring compleet.

Een hedendaagse Edith
Puck Verkade is niet zomaar gekozen als Edith. Het Gemeentemuseum heeft dit jonge talent gekozen om haar onderzoek naar het werk en leven van Schiele en het schilderij Portret van Edith, dat ook te zien is tijdens de tentoonstelling. Net als Edith Harms heeft Puck speciaal voor Edith als muze een hoog opgestoken kapsel en draag ze een lange regenboogkleurige jurk. Ondanks deze gelijkenis, profileert Puck zich meer als een hedendaagse Edith en reflecteert ze op de identiteit van de huidige, digitale maatschappij waarin het presenteren van jezelf naar de buitenwereld erg belangrijk is geworden. Denk maar aan sociale media.

Puck Verkade als Edith Schiele. Foto: Gabriela Kabacova.

Puck Verkade als Edith Schiele. Foto: Gabriela Kabacova.

Terwijl Puck je langs de installaties leidt, bespreekt ze fragmenten uit het leven van de familie Schiele en laat ze enkele voorwerpen uit vitrinekasten zien die het verhaal benadrukken. Zoals de sinaasappel die Schiele schilderde toen hij in de cel zat en die hij ‘het enige lichtpuntje’ noemde, of de platenspeler waarop melancholische muziek te horen is die het gevoel versterkt van Egon Schiele’s noodlottige leven.

De tragedie van Schiele
De in Oostenrijk geboren Egon Schiele heeft een kort en verderfelijk leven geleid. Als Egon 15 jaar oud is overlijdt zijn vader aan de gevolgen van syfilis. Hij groeit op bij zijn moeder, waar hij geen goede band mee heeft. Met zijn zusje onderhoudt hij een incestueuze relatie. Je zou kunnen denken dat de ongezonde situatie in zijn jeugd ten grondslag lag aan zijn latere onconventionele schilderstijl: lugubere portretten bestaande uit hoekige, nerveuze lijnen, met thema’s zoals seks en de dood.

Door het expressieve, emotionele karakter van zijn werk behoort zijn werk tot het expressionisme, en met name tot de Secession: een stijl die rond 1880 in Duitsland is ontstaan en die ernaar streeft om de duistere kant van de samenleving te laten zien. Dat duistere lijkt kenmerkend te zijn in Egon’s tekeningen: modellen in ongemakkelijke, haast bezeten, poses met akelige gelaatsuitdrukkingen.

Edith als Muze in het Gemeentemuseum. Foto: Gabriela Kabacova.

Edith als Muze in het Gemeentemuseum. Foto: Gabriela Kabacova.

Na zijn huwelijk met Edith, in 1915, krijgt zijn teken- en schilderstijl echter een andere wending. De strakke lijnen worden ronder en de portretten worden op een bepaalde manier menselijker. Dit zou een gevolg kunnen zijn van de stabiele en liefdevolle relatie met Edith. Het huiselijk geluk is slechts van korte duur; Edith overlijdt in 1918 aan de gevolgen van de Spaanse griep. Egon volgt drie dagen later, hij wordt 28 jaar.

Ingewikkeld perspectief
De rondleiding van Puck Verkade is goed bedacht, maar tegelijk ook verwarrend. Je ervaart op deze manier de tentoonstelling door de ogen van Edith, maar er wordt weinig over haar verteld. We horen wel dat ze vermoedelijk ook in een identiteitscrisis verkeerde, maar uiteindelijk geeft het gemis aan informatie een wat onbevredigend gevoel, omdat je jezelf niet echt kunt verplaatsen in Edith. Deze tentoonstelling moet je niet bezoeken om meer te weten te komen over Edith.

Egon Schiele leer je daarentegen wel kennen en je wordt onderdeel van zijn zoektocht naar de identiteit. De dynamische periode van de industriële revolutie en conflicterende sociale theorieën van denkers als Freud over maatschappelijke onderwerpen, zoals de identiteit, voedden Egon’s zoektocht naar het ik. Door deze periode over de hedendaagse, digitale maatschappij heen te leggen ontstaat een reflectie vanuit ons eigen perspectief op de dagen van Schiele. Omdat dit project zowel visueel als informatief niet veel omvat, is het de ervaring en voornamelijk het eigen vermogen tot reflectie, die het speciaal maken.

Posterbeeld: Portret van Edith/Portret van Puck (Foto montage Egon Schiele, Portret van Edith, 1915).

Boeken / Fictie

Uitnodiging aan de verbeelding

recensie: Anneloes Timmerije - Slaapwandelen bij daglicht

Een goede verhalenbundel moet verrassingen bieden: onverwachte wendingen, intrigerende personages en creatieve omgang met de taal. Voeg daar een flinke dosis humor en ontroering aan toe en het feest is compleet. Slaapwandelen bij daglicht van Anneloes Timmerije heeft het allemaal.

‘Kunstenaars zijn slaapwandelaars bij daglicht. Ze leven hun dromen.’ zegt meneer Mus, een personage uit de bundel. Door hardop te dromen en dat te delen met anderen, maken kunstenaars de werkelijkheid interessanter. Er ontpoppen zich nieuwe mogelijkheden, nieuwe verbanden in wat je dagelijks waarneemt. Want vraag je eens af: wat krijg je nu helemaal mee van de complexe samenhang van de dingen en mensen om je heen?

De verbeelding ontwaakt
De verhalen van Timmerije stimuleren je verbeelding, terwijl de setting van de verhalen toch heel alledaags is. De verhalen spelen zich onder meer af in een bejaardenhuis, een nieuwe woonwijk, een supermarkt en een bibliotheek. Timmerije weet deze omgeving steeds om te toveren tot een decor waarin de mooiste dingen gebeuren, voor wie dat wil zien. De personages maken verrassende dingen mee, waarvan het tegelijkertijd toch reëel is dat het in werkelijkheid iemand zou kunnen overkomen.

Zo gijzelt een bejaarde vrouw haar verzorgster omdat zij de eenzaamheid en het verstrijken van de tijd niet meer kan verdragen, een meisje neemt wraak op haar stiefvader, personages overdenken hun leven omdat ze ernstig ziek zijn of ze gaan de strijd aan met hun vliegangst. Dit lijken ogenschijnlijk zware onderwerpen, maar Timmerije behandelt ze met zachtheid en benadert ze met humor. Niet zelden ontroert de afloop van het verhaal en sla je met een tevreden gevoel het boek dicht om het verhaal even te laten bezinken.

Een schat aan mogelijkheden
De bundel biedt een breed scala aan situaties en de lezer maakt kennis met diverse persoonlijkheden. Het maakt niet uit vanuit wie het verhaal verteld wordt – jong, oud, man, vrouw, dood of levend – elk personage komt geloofwaardig over. Soms gaat Timmerije met historische feiten aan de haal, waardoor het verhaal een extra lading krijgt.

Meer nog dan een roman is een verhaal afhankelijk van een goede eerste zin. De zinnen die Timmerije neerschrijft zijn sterk: ze zijn prikkelend en roepen direct vragen op. De mogelijkheden worden in je hoofd direct geactiveerd en je wordt het verhaal in getrokken. Je nieuwsgierigheid wordt gewekt en je aandacht voor het boek wordt beloond met ontroering, humor en verwondering.

Omdat de setting van de verhalen zo alledaags is zet het je aan het denken over de verborgen dynamiek in je eigen dagelijkse omgeving. Welke gevoelens en gedachten gaan er om in de kassameisjes bij de Jumbo om de hoek? Hoe voelt de bejaarde vrouw aan de overkant zich? Is ze wel eens wanhopig? Wat gaat er schuil achter onze alledaagse werkelijkheid? Voor wie het zien wil: een schat aan mogelijkheden.

Boeken / Non-fictie

De geschiedenis zal het ons leren

recensie: Georg Wilhelm Friedrich Hegel (vert. Willem Visser) - Fenomenologie van de geest

Met Phenomenologie des Geistes (1807) schreef Georg Wilhelm Friedrich Hegel een van de moeilijkste boeken ooit binnen de wijsbegeerte. Misschien is dat de reden waarom het meer dan 200 jaar heeft geduurd voordat er een integrale Nederlandse vertaling beschikbaar kwam.

. Het is echter sterk de vraag of Hegels denken daarmee werkelijk toegankelijker is geworden. 

Er zijn weinig moderne filosofen die zo’n gigantische inspanning tegen hun denken hebben weten te bewerkstelligen dan de Duitse filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831). De wat jaloerse generatiegenoot Arthur Schopenhauer noemde Hegel ‘een filosofische kruiper die met ongeëvenaarde brutaliteit bijgeloof en onzin bij elkaar zocht’. Dat het nog enige betekenis kreeg, was volgens Schopenhauer ‘volledig te danken aan zijn omgekochte aanhangers die met het duistere gezwam alle kanten op konden’. Søren Kierkegaard verweet Hegel met zijn systeemdenken het individu volledig verpletterd te hebben en antwoordde met existentialistische alternatieven in onder meer Of/Of (1843) en Stadia op de levensweg (1845). Ook in de 20e eeuw was de weerstand tegen Hegels ideeën nog niet verstild. Zo schreef Karl Popper in The Open Society and Its Enemies (1945) dat Hegel niets meer was dan een stroman van Friedrich Wilhelm van Pruisen en dat hij zijn filosofische vrijheid offerde om de open samenleving te bestrijden. Met zijn ‘historische dialectiek’ plaveide hij bovendien de weg voor het moderne absolutisme, aldus Popper.

Al die kritiek is echter het sterkste bewijs dat we hier te maken hebben met een bijzonder invloedrijk filosoof. Want hoeveel kritiek Hegel ook te verduren heeft gehad, feit is dat hij met zijn filosofie een onmiskenbare invloed heeft gehad in de moderne geschiedenis van het denken. Nog steeds zijn er vele liefhebbers van zijn filosofie die zich hartstochtelijke wijden aan studie en interpretatie. Deze Nederlandse vertaling is daar een uiting van. 

Hegel lezen
Een beroemde anekdote vertelt dat Hegels laatste woorden op zijn sterfbed luidden: ‘Er is slechts één man geweest die mij begreep… En die heeft mij ook niet begrepen.’ Of deze woorden van Hegel nu wel of niet authentiek zijn, het is ontegenzeggelijk waar dat zijn denken erg moeilijk te begrijpen is. De grote verdeeldheid onder zijn navolgers over hoe Hegel nu precies opgevat moest worden evenals de vele commentaren op zijn werk die tot op de dag van vandaag verschijnen, zijn daar in ieder geval een uiting van.

Toen de Duitse filosoof Theodor W. Adorno in Drei Studien zu Hegel (1963) het derde essay Skoteinos wijdde aan de moeilijkheid van het lezen van Hegel, kwam hij onder andere tot de conclusie dat er verschillende passages bestaan die simpelweg door niemand begrepen kunnen worden. Hetzij door Hegels eigenzinnige gebruik van het Duits hetzij door filosofische constructies die enkel door Hegel zelf toegelicht zouden kunnen worden en daarbuiten open staan voor wat men er zelf van maakt. Commentatoren als Ivan Soll (An Introduction to Hegel’s Metaphysics, 1969) en Richard Norman (Hegel’s Phenomenology: A Philosophical Introduction, 1976) bevestigen deze verschillende extreem ondoorzichtige redeneringen die Hegel af en toe opwerpt.

En wie de Fenomenologie van de Geest (vrij opgevat alsStudie van de Geest, in de zin van ontwikkeling van het bewustzijn, zoals die ons voorkomt’) voor het eerst ter hand neemt, verdwaalt inderdaad al spoedig in de lange, abstracte alinea’s vol met schuingedrukte woorden en uitdrukkingen. Wat het ook niet eenvoudiger maakt, is dat Hegel in zijn schrijven veronderstelt dat zijn lezers op de hoogte zijn van alle relevante filosofische bewegingen die ertoe doen. Goede verstaanders lezen bijvoorbeeld een scherpe kritiek op verschillende kentheoretische opvattingen van Kant. Wie iets van het boek wil volgen, zal er dan ook een fikse studie aan moeten wijden, bij voorkeur in een leesgroep waarbij er volop gediscussieerd kan worden over diverse passages.

Hegel begrijpen
Het unieke aan Hegels denkwijze is zijn uitzonderlijke historische gevoel dat erin vervat ligt. Hegels voornaamste axioma van zijn filosofie is dan ook: de geschiedenis heeft concrete betekenis. Ze ontvouwt zich niet willekeurig, maar er zit een te vatten lijn in die ons ten diepste onthult wat Waarheid is. Hegel kent daarom het doorgronden van de geschiedenis een uitzonderlijke plaats toe in zijn denken. In dit doorgronden merkt hij een voortdurend ‘ontstaan’ (these) op van bewegingen in de geschiedenis die uiteindelijk omslaan in het tegendeel (antithese), waarna er zich een nieuwe hogere waarheid ontvouwt (synthese). Via dit teleologisch dialectisch systeemdenken, wat betekent dat er weliswaar een doelmatige maar geen rechtlijnige voortgang is te ontdekken in de geschiedenis, tracht Hegel te komen tot de laatste fase van dit proces: het Absolute Weten. Dit Absolute Weten heeft alle vorige fasen in zich opgenomen en is als volledig eindpunt de uiteindelijke waarheid. En met onze geest vatten wij zo het proces van de zelfbewustwording van de zichzelf begrijpende absolute (bovenmenselijke) abstracte ‘Geist’, zodat we ermee samenvallen.

Hegel-kenner Larry Krasnoff stelt dat wie de Fenomenologie goed volgt, tot inzicht komt dat hier een grootse narratief op de menselijke vrijheid is geschreven. De Franse Revolutie (1789) is niet voor niets de grootste inspiratiebron geweest voor dit boek. De moderne mens is een mens die in het licht van de geschiedenis begrijpt hoe hij zijn vrijheid op waarde moet schatten. De geschiedenis van de wereld is niets anders dan de ontwikkeling van het vrijheidsbewustzijn.

In a sense, what Hegel tried to do was to identify the rational core of nearly every area of human thought (logic, science, morality, politics, aesthetics, religion, and history) by describing them as part of Spirit’s self-expression in history, as part of a sprawling story that describes a path toward the realization of human freedom in the modern world. (Krasnoff, 2008, p.8)

Samengevat is de Fenomenologie dus een verslag hoe dit proces begrepen kan worden, waarmee ze dus zelf ook weer een onderdeel uitmaakt van de weg naar dat Absolute Weten.

Uitgeverij Boom en het bos
Het valt te prijzen dat uitgeverij Boom dit soort vertalingen op de markt brengt. Niet alleen is het een gigantische klus om het complexe Hegeliaanse Duits op een goede manier te vertalen, het boek is uiteindelijk ook maar voor een relatief klein publiek interessant. Niet in de laatste plaats omdat slechts iets van het boek begrepen kan worden wanneer men bereid is flink wat tijd erin te investeren. Daarmee is deze uitgave ongeschikt voor enkel nieuwsgierigen, hoewel er ook een wetmatigheid bestaat die stelt dat hoe moeilijker iets te begrijpen valt, hoe meer aandacht het krijgt, en hoe beter het verkoopt. Dat was in ieder geval in Hegels tijd zelf al zo, tot ergernis van Schopenhauer bijvoorbeeld die met lede ogen aanzag hoe de collegezalen uitpuilden bij Hegel, terwijl er bij hem geen hond zat.

Gelukkig is de uitgever zo verstandig (of handig) geweest om voorafgaand aan deze uitgave een toegankelijke inleiding te publiceren over Hegels denken onder de titel Hegel (2013). Toch is het gewenst dat deze uitgave wordt aangevuld met een aparte leeswijzer, zoals dat bij dezelfde uitgever voor Kants Kritiek van de zuivere rede broodnodig was, of zoals door uitgeverij Damon terecht een leeswijzer werd verzorgd voor de SUN-uitgave van Martin Heideggers Sein und Zeit. Twee boeken die zich qua moeilijkheid kunnen meten met Hegels Fenomenologie. Tussen vertaling en het verschijnen van de leeswijzer zat weliswaar behoorlijk wat tijd, maar wil men dit soort werken systematisch bestuderen dan is een leeswijzer of uitvoerige annotatie echt onontbeerlijk. Dat maakt dat de uitgave nu op zich zelf staand ‘slechts’ een indrukwekkende vertaaloefening blijft van Willem Visser. Dat er juist in het beknopte nawoord wordt verwezen naar een uitvoerig geannoteerde Duitse uitgave is ironisch en doet de vraag rijzen welk publiek de vertalers zelf in gedachten hebben gehad met louter een vertaling. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat de vertaling het werk in dit geval toegankelijker of veel eenvoudiger te begrijpen maakt. Met voldoende Nederlandstalige inleidingen voorhanden over het denken van Hegel is de overstap naar dit vertaalde hoofdwerk in ieder geval mogelijk. En met deze vertaling is bovendien dapper een weg bereid voor allerlei nieuwe Hegel-initiatieven. Een geannoteerde uitgave van de Fenomenologie? Een vertaling van Grundlinien der Philosophie des Rechts misschien? De toekomst zal het ons leren.

Boeken / Fictie

Krachtige roman over nasleep van trauma’s

recensie: Amanda Coplin (vert. Guus Houtzager) - De boomgaard

William Talmadge leert hoe hij zich moet openstellen aan de mensen om zich heen wanneer hij twee tienermeisjes opneemt in zijn huishouden. De problemen die hier hierdoor ontstaan veranderen zijn leven op een manier die hij nooit had kunnen voorzien.

William Talmadge leidt een rustig leventje aan het eind van de negentiende eeuw. Hij woont alleen in zijn abrikozen- en appelboomgaard, die hij met veel liefde en aandacht verzorgt. Talmadge bemoeit zich zo min mogelijk met de buitenwereld en heeft slechts enkele vrienden: de oudere Caroline Middey en de paardenmenners die elk jaar zijn boomgaard bezoeken. De enige keren dat hij onder de mensen komt is wanneer hij zijn fruit op de markt verkoopt.

Zijn rustige bestaan wordt verstoord als de zusjes Della en Jane, twee zwangere, getraumatiseerde tienermeisjes, toevlucht zoeken in zijn boomgaard. Ze zijn een kinderbordeel ontvlucht en vinden bij Talmadge een veilig heenkomen. Hij bemoeit zich niet met de zusjes, zij niet met hem, en dit lijkt goed te werken. Talmadge helpt de meisjes zelfs hun baby’s ter wereld te brengen; de baby van Della overlijdt. Dan gaat alles mis. De man voor wie Jane en Della op de vlucht waren, Michaelson, vindt hen in de boomgaard. Jane overleeft het drama wat zich dan ontvouwt niet, en Talmadge voelt zich geroepen de zorg voor Della en haar nichtje, de pasgeboren Angelina, op zich te nemen.

Afrekenen met demonen

Hoewel Talmadge zijn uiterste best doet een veilig en stabiel thuis te bieden aan Della en Angelina, gaat dit niet lang goed. Della is te getraumatiseerd om de rest van haar leven in de rustige boomgaard te blijven. Ze trekt erop uit, en komt na een aantal jaar in de problemen als ze wil afrekenen met demonen uit haar verleden. Talmadge probeert Della van haar eigen ondergang te redden maar komt zelf ook niet ongeschonden uit de strijd.

De boomgaard is een realistische roman, de personages zijn diep uitgewerkt en hebben reële angsten en onzekerheden. Talmadge bijvoorbeeld is getraumatiseerd door de verdwijning van zijn zusje toen hij een tiener was. Dit resulteert erin dat hij doodsbang is zowel Della als Angelina uiteindelijk ook kwijt te raken. Della heeft als kind verschrikkelijke dingen meegemaakt die ze niet kan verwerken. Ze zoekt haar heil in gokken, drinken en optrekken met mannen die haar niet altijd even goed gezind zijn. Dan is er nog Angelina, die het grootste deel van het boek in het ongewisse wordt gelaten over haar moeder en haar vertrokken tante Della. Zij worstelt met volwassen worden zonder moederfiguur en de geslotenheid van Talmadge.

Zware onderwerpen

Amanda Coplin, die debuteert met De boomgaard, schrijft over heftige onderwerpen. Ze behandelt onder meer kinderverkrachtingen, (zelf)moord en wraak. Toch is het boek niet zwaar op de hand en beschrijft ze de ontwikkelingen op een haast terloopse manier, alsof het niet zoveel voorstelt. De nasleep van de heftige gebeurtenissen die de personages voor hun kiezen krijgen, wordt veel meer naar voren gebracht. De aandacht ligt bij de manier waarop Talmadge, Della en Angelina met hun verleden omgaan. Coplin weet op ingenieuze wijze de psychologische gevolgen van trauma’s te beschrijven.

Opvallend is dat Coplin niet gebruikmaakt van aanhalingstekens bij citaten. Hierdoor wordt de lezer in het begin op het verkeerde been gezet: pagina’s lijken gevuld te zijn met beschrijvingen, terwijl het dialogen zijn. Na enkele hoofdstukken is dit echter een vanzelfsprekendheid en valt het niet meer op.

Indrukwekkend debuut

De boomgaard is een indrukwekkende roman. Het verhaal zit goed in elkaar en ondanks de dikte van het boek leest het als een trein. De gebeurtenissen en de manier waarop de personages hun leven weer oppikken zorgen ervoor dat de lezer geboeid blijft. Coplin heeft een prachtig debuut geschreven.