Kunst / Achtergrond
special:

Elitarisme, dé niche voor beeldend kunstenaars

Als afgestudeerd beeldend kunstenaar heeft Nelle Boer (1982) een bachelorgraad in professioneel liegen (BFA). Zijn voornaamste artistieke uitgangspunt is een bijdrage te leveren aan de vervalsing van de kunstgeschiedenis. Boer maakt tentoonstellingen over historische figuren die hij zelf verzint en die  hun verhaal door middel van hun beeldend werk tot uiting brengen.

Sinds 11 september 2001 is er een reeks kwesties op te noemen die een ingrijpend effect hadden op de Nederlandse samenleving. Voor die tijd waren ze er uiteraard ook, maar voor mij en mijn kunstacademische studiegenoten was dit toch het eerste monumentale moment in de geschiedenis waar wij onderdeel van uitmaken. De val van de Berlijnse muur interesseert ons over het algemeen wat minder. Op de gebeurtenis in New York volgden een aantal onthutsende kwesties zoals de opkomst en val van enkele populisten, oorlogen in Afghanistan en Irak en een economische crisis.

Dat dit alles de Nederlander raakte bleek uit politiek debat, uit krantenartikelen, muziek en verkiezingsuitslagen. Het kwam niet tot uiting in memorabele Nederlandse beeldende kunst. Er bestaat geen noemenswaardig kunstwerk dat een van de ingrijpende gebeurtenissen uit het nabije verleden typeert. In plaats daarvan zijn het twitpics en Youtubefilmpjes die het collectieve geheugen vullen.

Karel Appel, portret

Karel Appel, portret

Appel’s nalatenschap
Als zij in het maatschappelijke debat geen  inhoudelijke rol spelen, geen gerespecteerd, volwaardig gesprekspartner zijn, wat doen beeldend kunstenaars anno nu dan wel? Zij verbeelden zichzelf en leggen de nadruk op vorm, niet op inhoud. Een inhoudelijke toon klinkt al snel belerend en beleren klinkt al snel elitair. Daar moeten we binnen de Nederlandse beeldende kunst helemaal niets van hebben, niet sinds Appel.

Laatst vroeg iemand mij wat voor beroep ik uitoefen. Ik vertelde hem dat ik kunstenaar ben, maar dat mocht ik niet zeggen volgens de man. ‘Echte kunstenaars zeggen niet dat ze er een zijn, dat klinkt te deftig in die kringen’. In de kringen van Appel misschien, dacht ik, niet in die van mij. Ik antwoordde dat ik er toch echt een ben, want ik ben er nu eenmaal voor opgeleid en mijn werk bestaat voornamelijk uit het maken van kunst. Hoe hij mijn beroep dan wel moest noemen wist de man niet, volgens hem verdient ons vak blijkbaar geen naam.

Er bestaan genoeg, misschien wel meer dan genoeg, geëngageerde kunstenaars. Maar naar mijn idee volstaat geëngageerd werk, oftewel het uitdrukken van een gewetensvraag, niet. Er moet een vernieuwend standpunt ingenomen worden. Geëngageerd kunstenaar ben je overigens al snel, het enige dat je hoeft te doen is een houding aannemen die men van de kunstenaar verwacht. Dus anti-Wilders, pro-multicultureel en altijd fel gekant tegen alles dat met ongelijkheid, oorlog en armoede te maken heeft, waar ook ter wereld.

Wat dat betreft is Tinkebell interessant, ze verstoort onze invulling van de term ‘compassie’. Ze brengt in praktijk wat velen van ons wel eens heimelijk denken, maar niet uitgedrukt zien in kunst. Toch is het niet genoeg. Tinkebell schaart zich teveel in wat men juist niet van de kunstenaar verwacht. De kunstenaar staat zelfs daar nog boven, hij hoeft zich aan geen enkel idee van het publiek te hechten of te storen. Als afgestudeerd kunstenaar bezit je absolute artistieke vrijheid, het is een houding die op iedere kunstacademie onderwezen en gepropageerd wordt. ‘Nergens mag de beeldend kunstenaar in beknot worden en als laatste in zijn vrijheid van expressie’. Kortom, niets houdt hem tegen.

Joseph Beuys, Wie man dem Toten Hasen die Bilder erklärt, 1965

Joseph Beuys, Wie man dem Toten Hasen die Bilder erklärt, 1965

Mooi is het wanneer die zeldzame kunstenaar doet wat het publiek van hem verwacht, maar zijn uitdrukking daarvan hevig overdrijft.  Beeldend kunstenaar Domenique Himmelsbach de Vries is daar een voorbeeld van. Met zijn Wilderswebwinkel biedt hij precies datgene wat het publiek van hem lijkt te vragen. Hij is de kunstenaar die zijn eigen brood verdient door dekbedovertrekken, koffiemokken en T-shirts met daarop de afbeelding van de PVV-voorman te verkopen. Het werk van Himmelsbach de Vries gaat verder dan engagement.

Ikzelf kies er als beeldend kunstenaar voor om mijn publiek te misleiden. Het is niet erg moeilijk en ik vraag me wel eens af of ik niet meer uitdaging in andere dingen kan vinden. Maar manipulatie, foutieve ideeën in andermans geest planten, ik geniet ervan. Wat bedrieglijkheid betreft is mijn werk misschien niet heel anders dan dat van alle kunstenaars, maar in mijn geval is het mijn speerpunt geworden. Appel rotzooide misschien maar wat aan, ik voer snode plannen uit en poch er vervolgens over.

De kunstelite, de niche
Afgezien van het ongemakkelijke gevoel dat het sommigen geeft, bestaat de artistieke elite nu eenmaal. Er bestaat ontegenzeggelijk zoiets als een artistiek expert, een deskundige. Iemand die enige opleiding heeft gekend in het begrijpen van kunst en wat ze betekende in vroeger tijden en nu. Iemand die met scholing onderbouwde ervaring heeft.

Nelle Boer,

Nelle Boer, “Dit noemen ze dus ‘kunst’, het is gewoon walgelijk”

Dit betekent dat niet iedereen kan meepraten over kunst. Als academisch opgeleid kunstenaar maak je wat dat betreft gênante momenten mee, momenten waarop ongeschoolde figuren beweren te weten wat kunst behelzen moet. Figuren waar wij academici, als de opening van de tentoonstelling voorbij is en we nog wat na drinken, elkaar pijnlijke anekdotes over vertellen. Laten we het gal dat wij dan in het geniep spuwen eens publiek maken, zodat kenbaar wordt hoeveel verschil er bestaat.

De beeldend kunstenaar heeft wegens zijn artistieke vrijheid het recht zich elitair op te stellen tegenover zijn publiek. Hij mag een inhoudelijk standpunt innemen en een belerende toon aanslaan. Het is misschien zelfs de enige manier waarop een kunstenaar zich heden ten dage onderscheiden kan van de rest, het is de niche die uitkomst biedt. Tot nog toe werd ze bezet door besturen van  gerenommeerde culturele instituten, maar de kunstenaar mag zichzelf tot een elite rekenen. Hij is immers het product van wat diezelfde instellingen beogen, als hij een beetje zijn best heeft gedaan.

De kunstenaar behoort tot een artistieke elite die door jarenlange opleiding en ervaring per definitie meer deskundigheid bezit op gebied van kunst dan zijn publiek. Er mag discussie bestaan tussen de kunstenaar en de ongeschoolde toeschouwer. De laatste moet echter niet geloven dat diens mening er toe doet in kringen van mensen die ervoor gestudeerd hebben. Niet binnen onze elite.