Boeken / Fictie

Doorgeslagen drama in de Biblebelt

recensie: Aukelien Weverling - Het land

‘Ik ben een kei in geweldscènes’ bekent schrijfster Aukelien Weverling tijdens een interview in VPRO’s De Avonden. Een understatement, valt op te maken uit haar roman Het land. Hoe een veelbelovend verhaal uitmondt in niet veel meer dan een wrede fantasie.

In het land van Weverling zitten we in het hoofd van pubermeisje Betje die in een terugblikkende je-vorm het verhaal van haar oersaaie leven vertelt. Zoals ze zich bedenkt als ze in de tuin op de schommel zit:

Dit was wat je de rest van de dag deed. Tot de lucht langzaam afkoelde, donkerde, en Moe je binnen riep. Of je een leuke dag had gehad? Het draaien van de aarde was hier tot evenement verheven.

Betje woont in een fictief stukje Nederland waar de mensen streng leven volgens de wetten van wat de natuur geeft en wat de dominee op zondag verkondigt. Er is geen twijfel mogelijk dat alles van bovenaf aangestuurd wordt en om een plek in de paradijselijke eeuwigheid te verwerven dient de mens zich slaafs te schikken in zijn nederige positie.

Zonder werkwoorden
Maar Betje geeft blijk van een kritische instelling. Haar gedachtestroom richt zich vooral op de toekomst: weg uit deze beklemmende wereld. De stad lonkt, of in ieder geval de vrijheid van zelfontplooiing, bijvoorbeeld in de vorm van een studie sterrenkunde. Als er zich een kalverliefde ontwikkelt met de jongste zoon van de buurman is dat de eerste stap op weg naar een bredere horizon: het gedeelde wantrouwen waar het de starre geloofsbeleving betreft en de toegang tot echte boeken – werk van Dante en de relativiteitstheorie.

Weverling weet de zwaarmoedige landschappelijkheid goed te verbeelden. Haar ingedikte stijl, waarbij werkwoorden liefst worden weggelaten, leveren een poëtische ritmiek op. Voor een hele roman is deze vorm wat vermoeiend maar het geeft, zeker in het begin, fraai de verveelde onrust van Betje weer:

Klamme lakens van het vocht dat in de lucht hing, in de gehaakte sprei zaten gaten en steeds kouder het puntje van je neus.

Groteske afloop
Dan wordt het landelijke leven ruw verstoord door een familie van buitenlandse afkomst. Ze vestigen zich in een woning in het dorp en worden direct het mikpunt van achterdocht en pesterij. De schrijfster toont de op angst gebaseerde woede door de familie geen naam en dus geen gezicht te geven (‘wat de moeder was, liep in doeken gewikkeld over het erf’). Zo staat de anonieme vreemdheid symbool voor alles wat niet thuishoort in deze strenggelovige biotoop.

Op dit punt aangekomen trekt Weverling alle registers open en wordt de lezer danig op de proef gesteld. Betje is – in haar hoofd – het grootste deel van het boek bezig zich af te zetten. Tegen dit bekrompen leven, tegen de verveling, tegen de verwachtingen, tegen de groepsdwang, tegen de religieuze achterlijkheid en uiteindelijk tegen het geloof zelf. Om zo’n bedachtzaam personage van het ene op het andere moment kritiekloos te laten deelnemen aan het gruwelijke slotakkoord is op zijn minst een opmerkelijke keuze.

Het is bekend, een tegenstelling extreem opblazen kan een effectief middel zijn om een maatschappelijke kwestie aan de orde te stellen. Aukelien Weverling is hierin echter zo ver doorgeslagen dat de groteske afloop van Het land maakt dat het boek amper beklijft. Terwijl haar stijl veel meer in petto lijkt te hebben dan dit naïeve sprookje met een over-the-top dramatisch einde.

Boeken / Fictie

Kapotgeschoten leven

recensie: Stefan Hertmans - Oorlog en terpentijn

Iedere mens die sterft, is een museum dat verdwijnt, luidt een mooie waarheid. Maar ze zullen van heel ver moeten komen om een mooiere wederopbouw dan Oorlog en Terpentijn te maken.

Officieel starten de herdenkingen rond De Groote Oorlog pas in 2014, wanneer het exact honderd jaar geleden zal zijn dat Europa in de greep kwam van één van de gewelddadigste en bloederigste confrontaties uit de geschiedenis. En hoe cynisch het ook mag klinken, die vijf jaar durende memorial zal ook en misschien zelfs vooral een commercieel kantje hebben. Hotels in de Vlaamse Westhoek – waar het hevigst gevochten werd – wrijven zich in de handen om de oversteek van miljoen Britten, uitgeverijen plannen talrijke naslagwerken, en de VRT heeft een prestigieuze fictiereeks in de steigers staan. Nog in 2013 zijn al enkele tientallen boeken geschreven over WO I. Waardoor een indigestie bij sommigen (zoals ondergetekende) nu al de kop opsteekt.

Incubatieperiode
Hoewel zijn boek op twee maanden tijd al vijf herdrukken kende, kunnen we Stefan Hertmans niet verdenken van het idee snel wat te verdienen op de rug van de oorlog. Daarom is zijn roman te delicaat en respectvol opgezet, en vermijdt hij koppig elke vorm van sensatie. Oorlog en Terpentijn is ook geen boek over de oorlog, wel een familiekroniek die zich nu eenmaal noodgedwongen (en dan nog slechts deels) tegen het decor van de Grote Oorlog afspeelt. Hertmans heeft geen fictie nodig om zijn relaas met sensatie te kruiden: hij houdt zich gewoon bij de feiten, maar weekt ze in een warm bad van familiale weemoed.

De ontstaansgeschiedenis is alvast intrigerend. Jarenlang hield de auteur enkele oude, vol geschreven schriften bij, die hij in 1981 had gekregen van zijn grootvader. Lezen durfde hij niet, uit angst overweldigd te zullen worden door de gruwel die hij ongetwijfeld in de cahiers zou aantreffen. Toen hij het uiteindelijk toch aandurfde, raakte hij overstelpt door de details van een tragisch, hard en voor hem goeddeels onbekend leven. Een mooie kans voor de intussen flink gerijpte schrijver om dit alles in romanvorm te gieten: het verhaal van één hoogstindiviueel en van emoties doortrokken leven, tegen het grote, gruwelijke canvas van oorlog, armoede in Gent, ziekte, maar ook kunst.

Oorlog en Terpentijn is het verstillend mooi geschreven relaas van grootvader Urbain – eerst vanuit de herinnering van Hertmans zelf, vanaf het tweede luik vanuit Urbain zélf. Heel mooi hoe de schrijver op dat moment het vertelperspectief verplaatst van zichzelf naar het onderwerp van zijn roman. In dat middelste deel – het heart of darkness van de roman – herleeft de oorlog, maar zonder de minste heroïek. Zoals bijvoorbeeld in dit fragment, waarin Urbain zich gewond en wanhopig uit de voeten probeert te maken:

Ten einde raad kroop ik in het diepst van de nacht op mijn ellebogen steunend door het slijk, mijn gevoelloze benen achter me aan slepend. Maar zelfs dat maakte blijkbaar gerucht, er werd nu ook in het duister blindelings in mijn richting gevuurd; met ontvleesde ellebogen, bloed druppelend uit mijn broek en jasmouwen, biddend tot Onze-Lieve-Vrouw, kroop ik langs dode koeien, paarden met opengereten balg, dode soldaten met weggeschoten gezicht.

Tussen wens en noodzaak
Urbain overleeft uiteindelijk de gruwel. Maar zijn ellende houdt niet op bij het einde van de Wereldoorlog. Ook daarna bleef tragiek zijn leven kleuren. Zo verliest hij zijn vrouw aan Spaanse Griep en hertrouwt hij met haar zus, een liefdeloze vrouw – een huwelijk dat bijna veertig jaar zal standhouden, maar zonder veel passie, want ‘het vermoeden is groot dat hij slechts een paar keer daadwerkelijk met deze vrouw geslachtelijke omgang heeft gehad’.

Alleen in de schilderkunst – zijn échte roeping – kon hij zich uitleven, maar ook daar werd hij op termijn geconfronteerd met tragiek – ditmaal in de vorm van jicht en slechte ogen. Op het einde balt de auteur het leven van zijn grootvader krachtig samen:

Zo was deze paradox de constante van zijn leven: heen en weer te worden geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn. Oorlog en terpentijn.

Het leven zoals het is, maar in dit geval écht doorgroefd en doorleefd. Conclusie: één van de aangrijpendste boeken die u dit jaar zult lezen.

Film / Achtergrond
special: IDFA 2013

IDFA: Deel 3

In het derde deel van IDFA 2013 een elite-eenheid onder direct bevel van Obama, de Russische problematiek aangaande Pussy Riot en de Olympische Spelen, en een geslaagd portret van een crimineel in Zuid-Afrika.

DEEL 1 | DEEL 1| DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6

Inhoud: Dirty Wars | Pussy Versus Putin | Putin’s Games | The Devil’s Lair

Hamer zoekt spijkers

Dirty Wars
Richard Rowley • VS, 2013
3.5

~

Als journalist Jeremy Scahill van The Nation in Afghanistan op zoek gaat naar de achtergrond van een aanval door onbekende Amerikaanse troepen waarbij meerdere feestvierende Afghanen omkwamen, stuit hij op het schimmige Joint Special Operations Command (JSOC). Deze eenheid van special forces valt buiten elke militaire structuur en is enkel direct aan de Amerikaanse president verantwoording schuldig. JSOC is na hun succesvolle actie tegen Osama bin Laden meer in het voetlicht getreden, maar ook daarvoor was Scahill al meer over de organisatie te weten gekomen. Opgericht in 1980 – naar aanleiding van de desastreuze poging om de bezette Amerikaanse ambassade in Teheran te ontzetten – werd het in Irak ingezet om de (op een pak kaarten afgebeelde) voormalige Iraakse kopstukken op te sporen, met Saddam Hoessein als ultieme trofee.

Scahill is de spil en de gids van het verhaal. Hij wordt gevolgd in zijn werkzaamheden en is hierbij onvermijdelijk vaak in beeld, wat eerlijk gezegd soms wat vermoeiend kan zijn. Maar de speurtocht is goed verteld, hij reist naar diverse (voor journalisten) levensgevaarlijke gebieden, spreekt (desnoods anoniem) met nauwbetrokkenen en dat levert een onthullend, om niet te zeggen onthutsend beeld op. Een beeld van een organisatie die zijn activiteiten steeds verder uitbreidt (het is inmiddels in 75 landen actief), waarop geen enkele controle is, noch transparantie over, en die in feite de omschrijving ‘doodseskader’ zou moeten dragen. Ze werken met lijsten van verdachten, en als de lijst is afgewerkt wordt er weer een nieuwe gemaakt.

De immer bebaarde special forces worden door een Afghaan veelzeggend ‘de Amerikaanse Taliban’ genoemd. De grenzen werden door JSOC (en dus opdrachtgever president Obama) in Jemen verder verlegd toen het niet schroomde om een Amerikaans staatsburger te elimineren, enige tijd later om onduidelijke redenen zelfs gevolgd door diens tienerzoon. Met het succes van het uitschakelen van Bin Laden wordt de organisatie geen strobreed in de weg gelegd. In tegendeel. Zoals een anoniem lid van JSOC het verwoordde: ‘We hebben enorme hamer gecreëerd. Eentje die constant op zoek is naar spijkers om op te slaan’ (Marcel Westhoff).
Terug naar boven

Rauw verslag

Pussy Versus Putin
Anonymous, Anonymous • Rusland, 2013
2.5

~

Het inmiddels ook buiten Rusland beruchte collectief Pussy Riot staat centraal in deze documentaire. Zonder toevoegingen wordt verslag gedaan van de korte en rommelige punkconcerten, waarbij de pijlen onder andere worden gericht op kerk en Putin. We zien optredens op publieke plekken zoals het dak van een tram, een metroperron of het Rode Plein, culminerend in het optreden in een Russisch orthodoxe kerk, dat enkele leden op gevangenisstraf kwam te staan. De een uur durende impressies van hun diverse acties zijn op amateuristisch wijze – maar meestal van zeer nabij – gefilmd, wat wel geheel in stijl is van hun acties: rauw. De camera zit letterlijk zo middenin de actie dat het bij vlagen enerverend is om naar te kijken. En verbazingwekkend, want nadat ze zijn opgepakt wordt er rustig doorgefilmd in politiewagen of -cel. Ontregelen en provoceren is wat de dames willen en dat lukt ze gezien de reactie van boze omstanders en autoriteiten zonder veel moeite (Marcel Westhoff).
Terug naar boven

Subtropisch miljardenproject

Putin’s Games
Alexander Gentelev • Duitsland, Israël, Oostenrijk, 2013
3.0

~

De Olympische Winterspelen in Sotsji. Welbeschouwd klinkt dat als een goede grap. Want Winterspelen organiseren in het enige stukje subtropen dat Rusland rijk is, dat verzin je niet. Aanjager van dit peperdure project is Vladimir Putin; zelf een fanatiek skiër die regelmatig in Sotsji te vinden is. Hoewel: Sotsji. Geen enkel evenement vindt in het aan de Zwarte Zee gelegen stadje plaats. De sporten spelen zich af in een uit de grond gestampte plek in een moerasachtig gebied 50 kilometer verderop, terwijl de Alpine-sporten een stuk noordelijker in de bergen plaatsvinden. In Putin’s Games wordt aan de hand van interviews met voor- en tegenstanders een weinig rooskleurig beeld geschetst van een megalomaan hobbyproject, waar een hoop lokale bewoners de dupe zijn en een klein groepje schatrijk van wordt.

Kostten vorige Winterspelen gemiddeld zo’n twee miljard dollar, Sotsji werd beraamd op twaalf miljard. De werkelijke kosten zullen waarschijnlijk het astronomische bedrag van 50 miljard dollar wel halen. Dit wordt veroorzaakt door een opeenstapeling van onbegrijpelijke beslissingen, ingegeven door geldingsdrang en corruptie. Bewoners worden gedwongen hun huis te evacueren en de aanleg van een nieuwe weg en spoorlijn langs de rivier zou wel eens op een ecologische ramp uit kunnen draaien. De nieuw aangelegde haven, die moest zorgen voor de aanvoer van al het bouwmateriaal, werd door beknibbeling op de uitvoering weggespoeld in een storm, werd herbouwd (maar te laat) en ligt nu werkeloos te zijn. En ondertussen wordt de badplaats volgeplempt met lelijke torenflats, die veelal leeg staan en waarvan maar moet worden afgewacht of ze op de zachte ondergrond wel blijven staan. Putin’s Games wil een punt maken en doet dat helder, hoewel het – met alle respect – het niveau van een gemiddelde actualiteitenrubriek niet echt ontstijgt (Marcel Westhoff).
Terug naar boven

Kleine, maar dodelijke crimineel

The Devil’s Lair
Riaan Hendricks • Zuid-Afrika, 2013
3.5

~

Zo dicht op de huid van een crimineel zitten we niet vaak. Braaim is de naam van het hoofdpersonage in The Devil’s Lair, die zijn huis en werkgebied in een van de zwarte voorsteden van Kaapstad heeft. Vanuit zijn kleine woning – terwijl zijn vrouw en kleine kinderen om hem heen dartelen – geeft hij leiding aan een bende drugshandelaartjes met de naam A Nice Times Kids. Dat is ogenschijnlijk niet echt een vetpot en deze enige inkomstenbron komt ook nog eens onder druk te staan als andere gangs – met de fantasierijke namen The Americans en School Boys – zijn positie bedreigen. Het plotselinge waarom hiervan wordt door Braaim (onder invloed) uitgebreid besproken met zijn onderknuppels, waarna er vrij achteloos wordt besloten om diegene die hier verantwoordelijk voor wordt geacht maar om te leggen.

Regisseur, cameraman en editor Riaan Hendricks is een begenadigd observator van de trieste levens die deze kleine maar dodelijke criminelen leiden. In de beste cinema vérité-traditie maakt hij zichzelf zo onzichtbaar mogelijk en observeert vooral. Zo nu en dan doen Braaim, zijn vrouw, en enige bendeleden hun verhaal terwijl ze gevolgd worden. Dat Hendricks zo dichtbij mag komen komt ongetwijfeld doordat hij een oude jeugdvriend van Braaim is. De bendeleider zegt ondertussen dat hij uit het criminele leven wil stappen; of hem dat gaat lukken lijkt echter onwaarschijnlijk (Marcel Westhoff).
Terug naar boven

Boeken / Fictie

En dat na tien jaar wachten

recensie: Donna Tartt (vert. Sjaak de Jong, Arjaan van Nimwegen, Paul van der Lecq) - Het puttertje

Eerste vaststelling: als Donna Tartt, zoals nu al voor de tweede keer, tien jaar tijd neemt om een boek te schrijven, komt ze met een turf naar buiten. Tweede vaststelling: het boek wordt meteen gebombardeerd tot instant klassieker en must-read.

En dan zeker in de Lage Landen, want de Nederlandse vertaling verscheen (net als De Kleine Vriend) enkele weken eerder dan de officiële Engelse versie. Vooral omdat Donna Tartts boeken hier lopen als een trein, en wellicht ook wel omdat het hoofdpersonage zich gedurende een flink deel van de roman in Nederland schuilhoudt, en Tartt er de bloederige climax laat plaatsvinden.

Ik trek een andere conclusie: wie blijft en blijft schrijven en intussen vergeet te schrappen – of geen goede redacteur heeft om dat te doen – eindigt met een veel te lange en vooral veel te ‘uitleggerige’ roman, die werkelijk alles toont en niets meer aan de verbeelding van de lezer overlaat. Dat maakt Het Puttertje weliswaar rijk aan details, maar ook log en zwaar: je wil vooruit, maar je blijft met je voeten in zuigende modder steken.

Detailfetisjist
Goed vijftig pagina’s lang beschrijft Tartt een explosie in een museum. Weliswaar een kerngebeurtenis – het minderjarige hoofdpersonage verliest er z’n moeder door – maar duurt en duurt en blijft maar duren. De auteur doet zo haar best om ons in de gruwel te betrekken dat het haar net niét lukt. Kurt Vonnegut slaagde er in het (qua omvang) bescheiden Slachthuis 5 in om de waanzin van het bombardement van Dresden voelbaar te maken, terwijl Tartt er niet in slaagt een ‘eenvoudige’ aanslag voor ons geestesoog te doen verschijnen. Een recensent als Rob van Essen schreef in NRC Handelsblad dat dit net de sterkte was van Tartt: tergend langzame scènes opbouwen. Dat lijkt mij net de hele handicap van dit boek, dat niet eens zo mooi geschreven is.

Tartt is een detailfetisjist. De hele roman door. Telkens wanneer hoofdpersonage Theo Decker iemand ontmoet, moet diens gezicht tot in de kleinste details worden beschreven. Zodat je op den duur begint te hopen dat het welletjes is geweest met nieuwe personages. Wanneer hij vanuit een taxi op een straat blikt, moet die tot in het kleinste hoekje gevangen worden (bedelaars, stoom, vuilnis, ijswagentjes, alles).

Volgevreten
En als er nu nog eens gelachen kon worden. Maar helaas ontbreekt Tartt ook aan elk gevoel voor humor (zelfs in komisch bedoelde scènes, zoals die met de hotelportier). Niet dat zoiets moet, maar 925 pagina’s zonder luchtig intermezzo is wat van het goede teveel – zelfs in De Naam van de Roos kon er gelachen worden!

Ware de plot zelf nu nog wervend geweest. Nee. Jongen verliest moeder, die kunstliefhebber was (en dus omkomt in een kunstmuseum!). Jongen komt in steenrijk adoptiegezin en op het slechte pad – rara, kunstzwendel – terecht. Jongen ontmoet zijn vader, van wie hij zolang vervreemd was. Op een bepaald moment draait alles zelfs rond een heuse MacGuffin: het schilderij ‘Het Puttertje’, dat Theo destijds, versuft door de explosie, mee smokkelde uit het stuk geblazen museum. 

Twintig jaar geleden genoot ik volop van De Verborgen Geschiedenis, de wat pedante maar heerlijk hypnotiserend geschreven en écht spannende roman over enkele studenten die tot het uiterste gaan om genot te beleven. Het Puttertje daarentegen kwettert daarentegen aan zijn touwtje, maar vliegt nooit op. Te zelfvoldaan, te volgevreten.

Muziek / Album

Een eigen stem

recensie: Wasted Bullet - Elegy

Een elegie is een klaagzang, een gedicht om verdriet mee te verwerken. Je zou denken dat het verleden daarmee in herinnering wordt gebracht. Elegy van Wasted Bullet is echter geen terugblik op het verleden, maar een belofte voor de toekomst.

Elegy van Wasted Bullet is echter geen terugblik op het verleden, maar een belofte voor de toekomst.

Er zijn weinig genrebenamingen zo vaag als ‘hardcore’. Voor iedere muziekstroming bestaat er immers wel een of andere hardcore-variant. Tegelijkertijd is het ook een heel duidelijke omschrijving van de muziek: hard, snel en zonder compromis. Dat is ook het geval bij Elegy van Wasted Bullet. De vijfkoppige formatie uit Tilburg bestaat sinds 2008 en heeft nu haar derde album afgeleverd, dat bol staat van melodische hardcore of ‘metalcore’, zoals ze het zelf ook wel noemen.

Opvallen in een brij van lawaai


Bij deze stijl van muziek bestaat er een reële kans op eentonigheid. De snelheid van spelen en het geluid van de raggende gitaren kunnen voor de ongeoefende luisteraar vrij snel een brij van lawaai worden. Wasted Bullet voegt echter een leadgitaar toe die het best omschreven kan worden als ‘symfonisch’. Daarmee onderscheiden ze zich van andere hardcorebandjes en voegen ze een verfrissend element toe aan hun muziek.

Buiten de te verwachten distortion-gitaarpartijen en snelle drums bevat Elegy ook veel melodische gitaren en af en toe meerstemmige zang. Grunts worden op passende momenten afgewisseld met normale zang. Wasted Bullet blijft echter een hardcore band, dus agressie en frustratie blijven de boventoon voeren in de muziek.

Groeimogelijkheden


Elegy is een stap vooruit voor Wasted Bullet. Het album klinkt meer solide dan zijn voorgangers en de band is gegroeid, zowel op technisch als creatief vlak. Er zit genoeg variatie in de nummers om niet tot eenheidsworst te vervallen, hoewel de stijl wel altijd behouden blijft. Geen dertien in een dozijn dus, maar toch krijg je een goed beeld van het album door slechts een nummer te beluisteren.

In een genre als hardcore  of het nu punk, techno of iets anders is  is het lastig om bekendheid op te bouwen. Wasted Bullet slaagt er met Elegy in om een ander geluid neer te zetten en een eigen stem te laten horen. Al met al is Elegy een belofte voor de toekomst en laat het horen dat Wasted Bullet een energieke en vernieuwende band is.

Muziek / Concert

Oude tijden herleven

recensie: Eric Burdon & the Animals

Een half uur later dan staat aangegeven betreedt Eric Burdon het podium van het Paard van Troje in Den Haag; naar snel zal blijken het wachten meer dan waard. 72 jaar is hij inmiddels, maar met een stem die nog niets aan kracht heeft ingeboet en die oude tijden doet herleven.

~

Getooid met een zonnebril en een grijs kuifje begint Burdon de avond met een prima uitvoering van ‘When I Was Young’, gevolgd door ‘Inside Looking Out’, ook een oude Animals-hit. Na het nummer ‘Water’, van zijn laatste cd Til Your River Runs Dry, zet de band een wervelende reggae-uitvoering in van ‘Don’t Let Me Be Misunderstood’ die het publiek luidkeels meezingt. Burdon geniet zichtbaar en houdt de microfoon, ten overvloede, richting zaal.

Jimi Hendrix
Ook ‘Spill The Wine’ wordt meteen opgepakt door de zaal: een nummer met spannende solo’s op fluit van Teresa James, die ook keyboard speelt. In de volgende Animals-klassieker, ‘We’ve Gotta Get Out Of This Place’ is een hoofdrol weggelegd voor de twee gitaristen, Eric McFadden en Billy Watts. Hun gevarieerde solo’s gaan langzaam over in ‘Third Stone From The Sun’ van Jimi Hendrix. Ook de overgang naar ‘River is Rising’, afkomstig van zijn laatste album, is subtiel.

Blues
Vervolgens blijven alleen Burdon en Watts op het podium en volgt een setje onvervalste blues. Hier liggen zijn wortels en hieruit komt zijn bezieling voor muziek voort. Begeleid door de akoestische gitaar van Watts zingt Burdon ‘Crawling King Snake’ van John Lee Hooker en ‘Baby, Please Don’t Go’ van Big Joe Turner. Dit blues-setje eindigt met de ‘Bo Diddley Special’, een nummer dat Burdon gezongen heeft op de begrafenis van zijn grote vriend: ‘Ashes to ashes, dust to dust, if the women don’t get you, Bo Diddley must.’

Animals-hits
Het slot is natuurlijk voor ‘The House of the Rising Sun’, een nummer dat hij al ontelbare malen heeft gezongen, maar vamavond heel oorspronkelijk wordt uitgevoerd. Het lied verveelt nooit. Bij de toegiften gaat niet alleen het publiek, maar ook Burdon met de band helemaal los in ‘It’s My Life’, ‘Boom Boom’ van John Lee Hooker en als laatste de Animals-hit ‘I’m Crying’. Vooral ‘Boom Boom’ is het hoogtepunt van de avond met heel swingende solo’s en prachtig spel van Red Young en Teresa James, beiden op keyboard. Zij doen het Farfisa-orgeltje van Alan Price bijna vergeten.

Boeken / Fictie

Immer inspirerend manwijf

recensie: Tessa de Loo - Kenau

Slechts weinig vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis zijn zo bezielend geweest voor de literatuur als Kenau Hasselaar, de vrouw die zich tijdens het beleg van Haarlem van 1572 tot 1573 weerde als een man. Tessa de Loo schreef een van de twee romans die dit jaar over haar verschijnt ter ere van haar eerste speelfilm.

Naar verluidt stond Kenau ten tijde van het beleg aan het hoofd van een klein vrouwenleger, dat hete pek en olie van de stadswallen af goot en zichzelf bewapende om mee te vechten tegen de Spanjaarden. Ze heeft haar stempel zozeer achtergelaten dat het woord ‘kenau’ is blijven hangen als de benaming voor een strijdvaardige vrouw, hoewel het is verworden tot scheldwoord. Na diverse werken met haar in de hoofdrol, van een treurspel uit 1808 tot een roman van Theun de Vries in 1946, voegen scenarioschrijvers Karen van Holst Pellekaan en Marnie Blok in 2014 een film toe aan het repertoire. Dat inspireerde op zijn beurt weer twee romans: een over Kenau zelf door Tessa de Loo en de ander door Lydia Rood, over Kenau’s dochters Katelijne.

Dé kenau

De Loo’s roman, simpelweg Kenau getiteld, vertelt over Kenaus rol in het beleg. De Spaanse hertog Alfa heeft zijn zoon Don Frederik uitgestuurd op een strafexpeditie nadat diverse Nederlandse steden zich tegen hem hebben gekeerd. Naarden en Zutphen zijn al gevallen wanneer het leger oprukt naar Haarlem. Aan het begin van de roman verliest Kenau een van haar twee dochters op de brandstapel, nadat die heeft meegeholpen aan een kleine Beeldenstorm, hetgeen haar strijdvaardigheid tegenover de Spanjaarden vergroot. Als scheepsbouwer huisvest Kenau vele dakloze vluchtelingen en ingekwartierde huursoldaten op haar werf. Ondertussen bloeit er een liefde op tussen haar dochter Kathelijne en een Waalse huursoldaat, Dominique.

Voor een ervaren schrijfster als De Loo doen de meeste bijfiguren in de roman wat al te gekunsteld aan. Dominique lijkt er vooral te zijn om Kenau en Kathelijne (en de lezer!) van een militaire blik op de belegering te voorzien. Kathelijnes moeizame relatie met haar moeder, in wier ogen ze zelden iets goed doet, demonstreert het moeilijke karakter waar Kenau om bekendstond. Bovendien biedt Kathelijne een mooie afwisseling voor De Loo om de schermutselingen in de stad te beschrijven, aangezien er vanwege de personale verstelstijl altijd iemand aanwezig moet zijn op het strijdtoneel.

Geen geschiedenisles

Kenau zelf is ondertussen alom aanwezig. Wanneer de Spanjaarden de Haarlemmers op het verkeerde been zetten en een andere poort aanvallen dan verwacht, staat Kenau klaar om ze op te vangen. En als er een boodschapper nodig is om vijftig sloten over te springen naar de prinselijke vloot en geen man zich meer aanbiedt, is daar Kenau. Ze wordt gekidnapt door Don Frederik en weet prompt weer te ontsnappen door vijandelijk gebied. Dat strekt wellicht niet tot de verbazing in de wetenschap dat het boek is geschreven naar een filmscript, maar het maakt Kenau meer tot een ongeloofwaardige heldin dan de inspirerende historische figuur die ze is.

Enfin, aangenomen dat De Loo niet tot doel had een geschiedenisles te schrijven en het technische aspect van de roman terzijde, slaagt de auteur er wel degelijk in om met Kenau een vlotte, boeiende roman af te leveren tegen de onstuimige achtergrond van het Nederland uit de zestiende eeuw. Anders dan bijvoorbeeld Zwartboek, dat een letterlijke weergave was van de gebeurtenissen in de gelijknamige film, schreef ze een roman waarin ze haar karakters een achtergrond probeert te geven. Dat maakt Kenau alsnog de moeite waard.

Boeken / Non-fictie

Moed en fatsoen van gewone landgenoten

recensie: Bo Lidegaard (vert. Maydo van Marwijk Kooy)- Landgenoten

Gebruikmakend van een reeks dagboekfragmenten, onderbouwd met scherpe politieke analyses, beschrijft Bo Lidegaard de reddingsoperatie van de Deense joden in 1943. Het contrast met de deportaties in Nederland is schokkend.

Op dezelfde dag in 1933 dat Adolf Hitler rijkskanselier werd, sloten de Deense Sociaaldemocraten een politiek akkoord met de liberale Venstrepartij. Het was crisis, de werkgevers eisten loonverlaging. In plaats daarvan werden de lonen bevroren, er kwam een verplichte algemene zorgverzekering, inclusief doorbetaald zwangerschapsverlof en een bijstandsregeling met behoud van burgerrechten. Werkverschaffingsprojecten in de vorm van grootscheepse bruggenbouw werden in gang gezet en de Deense kroon werd gedevalueerd zodat de export van landbouwproducten niet zou instorten. Men deed alles om te voorkomen dat de Deense samenleving zou afglijden naar ultrarechtse richting.

Antitotalitair nationalisme
Lidegaard beschrijft hoe vier grote partijen – Sociaaldemocraten, Venstre, Radicalen en Conservatieven – zich beijverden om hun opvattingen over vaderland, grondwet en democratie tot de Denen te laten doordringen. Doel was om de twee totalitaire partijen, Communisten en Nationaalsocialisten, te marginaliseren. In Denemarken zou het ‘wij-gevoel’ zich concentreren rond het besef van een democratische rechtsorde, die niemand uitsloot, behalve burgers die eropuit waren die rechtsorde omver te werpen. In 1935 werd deze drieslag van democratie, verzorgingsstaat en nationalisme beloond met een overwinning voor de Sociaaldemocraten onder leiding van Thorvald Stauning. Hij kreeg 46 procent van de stemmen. In een manifest van de Sociaaldemocraten was onder andere te lezen:

Nu is de tijd. Niet voor fantastische experimenten en wetteloze acties, niet voor dreigementen en pogingen om een ordelijke maatschappij te vernietigen. Het is tijd voor de volksgemeenschap die zich tegen wetteloosheid keert en zich als doel voor de naaste toekomst het opbouwen van de hele maatschappij stelt.

Van 1924 tot 1940 bestond de regering uit de Sociaaldemocraten ondersteund door de Radicalen. In 1940 werd na de Duitse inval een samenwerkingsverband gevormd door de vier grote partijen met als doel te regeren in constante ‘dialoog’ met de bezetter. In de praktijk kwam dat neer op toegeven, binnen een minimale onderhandelingsruimte. In 1942 maakte regeringsleider Stauning plaats voor de diplomatieke liberaal Scavenius, voormalig minister van Buitenlandse zaken.

Neuropa
Een andere oorzaak van de mislukking van de Endlösung in Denemarken is volgens Lidegaard de speciale vorm die de bezetting door de nazi’s in Denemarken had aangenomen. Bij de inval op 9 april 1940 had het leger geen verzet geboden tegen de overmacht. Echter, koning Christiaan de Tiende en de regering bleven aan en eisten normale voortzetting van hun taken. Met de term Neuropa liepen de nazi’s vooruit op de situatie die ze na de totale overwinning in gedachten hadden voor de ‘arische broedervolken’. Een soort gelegitimeerd zelfbestuur onder leiding van het Duitse Herrenvolk. Bovendien had Duitsland de voedselexport vanuit Denemarken hard nodig. Er was de bezetters daarom veel aan gelegen om een goede samenwerking op te bouwen en te behouden. Maatregelen tegen burgers die niets misdaan hadden pasten daar niet in.

Ten slotte speelde een rol dat eind 1943 de oorlogskansen voor Duitsland waren gekeerd. Sommige nazi’s meenden daarom er verstandig aan te doen ander, minder repressief gedrag te laten zien. Er waren conflicten gerezen tussen de kopstukken onder de bezetters. Ondertussen was de samenwerking met de Deense regering-in-oorlogstijd ten einde. In augustus 1943 waren de leiders afgetreden uit protest tegen de voortschrijdende rechteloosheid van burgers. Nadat de regering zich in augustus 1943 had teruggetrokken, drongen de bezetters voortdurend aan op het vormen van een nieuwe regering. Het coalitieproject zou op die wijze gelegitimeerd zijn. Pas toen het onafhankelijke Deense verzet op gang kwam werden de represailles harder.

Nacht van de razzia
In deze sfeer lekte uit dat in de nacht van 1 op 2 oktober 1943 een razzia was gepland. Deense joden waren tot die tijd niet als groep apart gezet. Nooit waren lijsten aangeleverd, Jodensterren ingevoerd, laat staan getto’s ingericht. (Dat koning Christiaan met een ster op door Kopenhagen reed is een mythe, aldus Lidegaard. Hij heeft alleen gezegd dat als er ooit sterren zouden komen, alle Denen, hij voorop, er een zouden dragen.) Het Deense bestuur, bestaande uit ambtenaren van de departementen, besloot niet mee te werken met de Duitse bezetters. De politie kreeg herhaaldelijk een verbod om zich bij de SD en Gestapo aan te sluiten.

Zo veel mogelijk werden de Deense joden gewaarschuwd en hun huizen na vertrek naar Zweede havensteden verzegeld. Hun eigendommen werden genoteerd en bij de bevrijding teruggegeven. De dagboeken waar Lidegaard zijn boek deels op baseert, beschrijven de lotgevallen van drie joodse families, maar hij gebruikt ook dagboekaantekeningen van een journalist van Politiken, de krant waar hij hoofdredacteur is. Zo is van heel nabij te lezen hoe de levensbedreigende situatie ervaren werd. De hulpverlening en solidariteit was een grote troost voor de vluchtelingen, evenals de opvang in Zweden.

Moedige vissers
De kustlijn van Sjælland is lang en er liggen tientallen havens. Vanuit daar vertrokken in de weken na de razzia honderden schepen die de gevluchte joden overzetten naar Zweden. De Zweedse regering, die het een jaar eerder bij de deportaties van de Noorse joden lelijk af had laten weten, had bekend gemaakt dat iedereen welkom was. Tegen betaling van soms flinke geldbedragen (de schippers zetten hun leven op het spel, hoewel er ook velen waren die gratis hulp boden) werden in totaal 7742 joden gered van de ruim 8000 die Denemarken telde. Een aantal keren ging het mis, omdat groepjes die zich in afwachting van hun vertrek op zolders en in schuren verborgen hadden door de Duitse politiemacht werden ontdekt. Driehonderd mensen werden afgevoerd naar concentratiekamp Theresiënstadt en vandaar naar Auschwitz.

In één beslissend opzicht verschilde de actie in Denemarken van alle eerdere in andere bezette landen: zij vond plaats onder het oog van een immens verontwaardigde en beschermende samenleving, terwijl de Zweedse pers ongeveer ‘live’ verslag deed. Dit is de reden waarom het nazi-apparaat dit keer faalde.

Nederland deelt met Polen de twijfelachtige eer van het hoogste percentage vermoorde joden. Dat het ook heel anders kan, bewijst dit helder geschreven en goed geannoteerde boek. De uitgever heeft als ondertitel ‘Het wonder van Denemarken’ toegevoegd. Dat is een misleidende karakterisering. Het suggereert iets bovennatuurlijks. Maar de redding van de Deense joden is te danken aan de moed en het fatsoen van gewone, democratische landgenoten.

Door zijn chronologische dag-tot-dag-aanpak, afgewisseld met scherpe politieke analyses heeft Lidegaard de voor- en achtergrond van de reddingsoperatie in een mooi ritme met elkaar verweven, uitstekend vertaald door Maydo van Marwijk Kooy. Dat hij zelf duidelijk een gedreven Sociaaldemocraat is voegt een persoonlijke dimensie toe aan zijn relaas.

Boeken / Fictie

Nieuwe Japin is geen Hemingway

recensie: Arthur Japin - De man van je leven

Meer dan een miljoen boeken verkocht Arthur Japin in de afgelopen jaren, waarmee hij zich ontpopte tot een van de meest geliefde auteurs van het land. Hij kan het zich dus veroorloven om te experimenteren, maar dat stelt in het geval van De man van je leven teleur.

Zijn nieuwe boek zou een klucht worden, liet Japin begin dit jaar weten. Gebaseerd op iets dat hij ooit zag in een talkshow: een vrouw die terminaal ziek was en een vervangster zocht voor zichzelf, om haar plaats aan de zijde van haar man over te nemen wanneer zij er niet meer was. Een behoorlijk zwaar gegeven om ‘echt een komedie’ op te baseren. Zelfs Japin vraagt soms teveel van zichzelf.

De Dood als metgezel

In ‘de nieuwe Japin’ is Tilly al twintig jaar gelukkig getrouwd met Markus wanneer ze te horen krijgt dat zij terminaal ziek is, ze heeft kanker. Wanneer haar gezondheid bergafwaarts gaat besluit ze hun woning in de stad te verlaten voor hun huisje in de duinen. Kordaat als ze is vat ze het plan op om zichzelf op een datingsite uit te geven voor Markus en een vervangster te zoeken. Zo nodigt ze Iris uit, maar wanneer Iris aankomt in het strandhuis blijkt dat Markus en Iris elkaar maar al te goed kennen; hij heeft namelijk net een affaire met haar beëindigd.

Wat volgt is een krampachtige stoelendans, waarbij Tilly haar best doet Iris te interviewen voor de positie die zij voor ogen heeft. Ze introduceert Iris als jeugdvriendin bij haar man, die zich welhaast verslikt in zijn koffie wanneer hij zich denkt te realiseren dat zijn vrouw en zijn minnares elkaar al die tijd al kenden. Dit alles wordt door commentaar voorzien van De Dood zelf, die Tilly’s vaste metgezel is en graag zijn licht laat schijnen op het leven van ons stervelingen.

Tja, de liefde

De voorgaande romans van Japin, waaronder het veelgeprezen Een schitterend gebrek en Vaslav, bevatten veelal een biografische achtergrond die zich prima leent voor zijn wat formele schrijfstijl. De vlotte dialogen in De man van je leven doen dat echter niet. Het boek is te geconstrueerd voor de klucht die Japin voor ogen had en de gesprekken tussen Tilly, Iris en Markus zijn vooral ongemakkelijk, niet zozeer grappig. Dat de roman een mooie weergave is van de liefde in al zijn vormen – dat telkens terugkerende thema in de literatuur – kan het verhaal helaas niet redden.

Het is de liefde die de drie mensen tot vreemde, maar o zo begrijpelijke keuzes leidt­: Tilly en Markus die een jarenlange geschiedenis delen, Iris en Markus die tegen beter weten in een affaire beginnen. Om dat nog maar even te verduidelijken gooit Japin er wat symboliek tegenaan, zoals  de breekbare schelpen die Tilly en Markus opduiken op hun vakanties en de twee kreeften die ze samen van een restaurant hebben gered, tot er één sterft. ‘Het is de rauwe werkelijkheid waardoor een mens begoocheld raakt en afdwaalt van de kern, zijn liefde,’ verzucht De Dood. ‘Liefhebben is de illusie niet, maar leven.’ Daar is weinig komisch aan.