Film / Films

De weg naar de hel

recensie: American Hustle

Some of this actually happened’, laat American Hustle weten bij de aftrap van de film. Dat zet de sfeer voor deze klucht die zijn naam (vertaald: Amerikaans gedoe) eer aan doet.

eer aan doet.

Hoofdrolspeler Christian Bale, die samen met Jared Leto strijdt om de titel ‘favoriete jojo-er van Hollywood’, kwam twintig kilo aan voor zijn rol. Elke kilo daarvan lijkt zich te hebben genesteld in zijn majestueuze buik, door de camera frequent en nadrukkelijk in beeld gebracht. Het is de grootste, maar zeker niet de enige transformatie in American Hustle.

Zwendelarij alom


~

Van het plot hoeft de film het niet te hebben. Oplichter Irving Rosenfeld (Christian Bale), die onder de dekmantel van zijn kledingstomerijen allerhande louche operaties uitvoert, begint een stomende liefdesrelatie met Sydney Prosser (Amy Adams). Zij gebruikte haar zwoele blik om weg te rennen van haar uitzichtloze leven. Het gaat hen voor de wind wanneer ze valse leningen beginnen te verkopen, tot de overambitieuze FBI-agent Richie DiMaso (Bradley Cooper (met een poedelpermanentje)) hun zaakje oprolt. Hij belooft dat het duo niet naar de gevangenis hoeft, wanneer zij hem helpen een veel grotere prooi te vangen: corrupte politici. Irving durft het risico niet aan, maar er zit weinig anders op. Ondertussen richt Sydney haar avances al snel op Richie.

Kneuterige seventies


~

Het verhaal is losjes gebaseerd op de FBI-operatie ‘Abscam’, eind jaren zeventig, waarbij de FBI zeventig congresleden probeerde te verleiden tot omkoping. Die jaren zeventig sfeer weet American Hustle haarscherp vast te leggen in de overmaatse roze bril die Irving steeds weer stevig op zijn neus moet duwen en het torenhoge geblondeerde kapsel van Jennifer Lawrence, zijn wettige echtgenote. Lawrence, op en top viswijf, haalde de inspiratie voor haar prachtige rol uit The real housewives of New Jersey en zorgt met haar dik aangezette accent en weinig inhoudsvolle hersenpan voor een komische noot. Het blik topacteurs wordt gecompleteerd door Robert DeNiro als maffiabaas en Jeremy Renner als burgemeester Carmine Polito, die zijn stad oprecht beter wil maken voor zijn burgers en daarbij niet bang is voor vieze handen.

Gij zult sporten


Met zoveel samengebald acteertalent kan het plot ook niet anders dan ondergeschikt zijn. Het ensemble dat de hoofdrollen vertolkt is stuk voor stuk gewend alleen in de spotlights te staan, waardoor American Hustle af en toe over de top gaat. De acteurs ondersteunen elkaar te weinig. Is dat erg? Niet per se, want de film blijft een vermakelijk spektakel, waarin de weg naar de hel bepaald niet met goede bedoelingen is geplaveid en alle personages zichzelf steeds dieper in de problemen werken. Inderdaad een American hustle.

Om nog maar eens te benadrukken dat overgewicht ongezond is: zijn gewichtstoename in combinatie met de ineengezakte houding die Christian Bale adopteerde om Irving te spelen leverde hem naar verluidt een hernia op. Tijd voor een enkeltje sportschool.

Film / Films

Bloeddorstige arthouse

recensie: Only Lovers Left Alive

Het eeuwige leven was ooit voorbehouden aan de eerste mensen, tot een appel roet in het eten gooide. Sterfelijkheid was het gevolg, maar niet voor de geliefden uit Only Lovers Left Alive.

~

De gordijnen zijn gesloten en de camera cirkelt boven Tilda Swinton die breeduit op een Perzisch tapijt ligt, haar hoofd rustend tegen een kingsize ledikant. Omringd door stapels boeken wordt Swinton langzaam wakker terwijl de zon onder gaat. Swinton speelt Eve, een eeuwen oude vampier die overdag rust en ’s avonds het nachtleven van Tangier verkent. Ze heeft een afspraak met Marlowe (John Hurt), haar hofleverancier van bloed. Na de kostbare substantie te hebben afgenomen belt ze Adam op. Met haar iPhone. Ja, de vampiers in Only Lovers Left Alive gaan met de tijd mee.

Adam is aanzienlijk conservatiever en ouderwetser. Hij facetimet met Eve via een laptop, een hoop draden en een oude TV. Tom ‘Loki‘ Hiddleston speelt Adam, een depressieve vampier in Detroit die de mensheid langzaam heeft zien aftakelen. Hij is musicus, verantwoordelijk voor een stuk van Schumann (‘only the adagio‘) en heeft portretten van zijn muzikale helden aan de muur hangen. Hij componeert nog altijd muziek. Zijn nummers circuleren in de underground scene van Detroit. Hongerige hipsters willen hem ontmoeten, maar de enige ‘zombie’ – Adams koosnaampje voor de mens – die hij toelaat in zijn leven is Ian (Anton Yelchin). Ian regelt oude gitaren voor Adam. En een hardhouten kogel.

Suïcidale vampier
Het verval van de mensheid, de verloedering van de samenleving en de teloorgang van kunst heeft van Adam, ironisch genoeg, een suïcidale vampier gemaakt. Regisseur Jim Jarmusch (Ghost Dog: The Way of the Samurai) projecteert zijn visie op de mensheid middels een vampier. En laten we eerlijk zijn, vampiers zijn toch beter in staat dit soort dingen te beoordelen dan historici. Ze waren er immers zelf bij. De moderne mens is inferieur, dom en naïef en wordt op de laatste scène na zo afgeschilderd. Desondanks gaat Adam er eens in de zoveel nachten op uit als Dr. Faust om bloed te regelen in het lokale ziekenhuis. Mensen leegzuigen doen Adam en Eve niet meer. ‘So fucking 15th century.

Naast de twee geliefden is er een bijrol weggelegd voor Mia Wasikowska, die Ava vertolkt. Ava komt onuitgenodigd het huis van Adam binnenstormen. Not done natuurlijk, volgens traditionele vampiergebruiken – het zou ongeluk brengen. Adam zit niet op de kleine, rebelse Ava te wachten. In het verleden waren haar bezoeken ook geen succes. Eve relativeert de situatie: ‘That was 87 years ago.‘ 

Betoverende muziek


~

Regels en gebruiken omtrent vampirisme verschillen per film, maar één ding is altijd essentieel: bloed. Zo ook in Only Lovers Left Alive, waarin de hoofdpersonen significant zwakker worden bij gebrek aan het goedje. De bloeddorst is het enige aspect dat de film wat vaart verschaft. Het overgrote deel is een sfeerimpressie van eeuwenoude personages die voort ploeteren in hun vrijwel eindeloze bestaan.

Het tempo van Only Lovers Left Alive mag dan laag liggen, het past wel weer bij het vampierbestaan. Ze hebben immers de tijd. Jarmusch blijft de kijker bovendien prikkelen met een geestig script, prachtige shots en de betoverende muziek van componist Jozef van Wissem. Na Let The Right One In (2009) en Byzantium (2012) lijken vampiers hun plek binnen de arthousetraditie definitief veroverd te hebben. 

Boeken / Fictie

An Englishgirl in New York

recensie: Deborah Meyler - De boekwinkel

 ‘I’m an alien, I’m a legal alien, I’m an Englishman in New York’ – Sting. Deze boodschap gonst door De boekwinkel, waarin Esmee Garland zich door New York beweegt. 23 jaar, ontheemd, eenzaam én zwanger. Godzijdank is daar De Uil, een stoffige, verscholen boekwinkel in de Upper West Side.

Deze boodschap gonst door De boekwinkel, waarin Esmee Garland zich door New York beweegt. 23 jaar, ontheemd, eenzaam én zwanger. Godzijdank is daar De Uil, een stoffige, verscholen boekwinkel in de Upper West Side.

Esmee promoveert op de werken van Wayne Thiebaud, de Amerikaanse schilder van kauwgomballenautomaten, taartjes, cakes, lippenstiften, milkshakes. Haar promotie is een zoektocht naar het Amerika van weleer, het Amerika van voor de zondeval. Het zegt een hoop over Esmee, die vroeg in het boek ontdekt dat zij zwanger is: de teerling is geworpen.

Wel-niet-wel-niet

Het is even worstelen door de pagina’s waarin Esmee eraan twijfelt of zij de baby zal houden. De zwangerschap is het werk van de weinig empathie tonende gladjakker Mitchell van Leuven (jawel, Oud-Nederlandse adel), die zo onuitstaanbaar en dom met Esmee omgaat dat het moeilijk voor te stellen is dat deze in Cambridge afgestudeerde, pientere dame van hem houdt. Esmee besluit – op een sterk moment – Mitchell niet over de zwangerschap te vertellen. Als ze hem op een dag tegenkomt, komt hij er toch achter. Getouwtrek met de jongen begint: hij wil een abortus, zij niet, zij wil samen zijn, hij niet, dan weer wel, dan wel of niet trouwen? Deze verhaallijn vlecht Meyler samen met Esmee’s baantje in De Uil, waar zij altijd thuiskomt en kan reflecteren op wat haar overkomt.

Het zijn de passages in de boekhandel, met de bonte werknemers en klanten, die het interessantst zijn. Verwijzingen naar boektitels en andere kunsten zorgen voor de culturele onderbouwing en uitbouw die het boek nodig heeft, anders zou het onherroepelijk tot een eenzijdige, doorsnee verhaal verworden.

Gecultiveerde chicklit

‘Een ode aan boekverkopers’, staat op de flaptekst. Een ode is het zeker als het gaat om het je geborgen voelen in een wereld die werkelijk de jouwe is, met de mensen waarbij je je prettig voelt. Men kan een boekwinkel beschuldigen van een overdaad aan romantiek, weinig realiteitszin, pretentieus gewauwel; het zij zo. Het is tegelijkertijd een thuis voor velen, ook die van Esmee.

Dit gevoel, dat is wat de Britse schrijfster Deborah Meyler, debuterend Goodreads-auteur, vermoedelijk met haar boek wil uitdragen. De boekwinkel als rustpunt, een heilig relikwie in de waanzin van alledag in een stad als New York. En het lukt haar ook redelijk de boekwinkel te schetsen als een toevluchtsoord met warme tinten en sferen, met goedhartige en mooie mensen, maar ook als een oord dat al lang vervlogen is, waar boekwinkels – denk aan het actuele Polare – een tragisch verval tegemoet zullen gaan.

Het beste wat er uiteindelijk over De boekwinkel gezegd kan worden, is dat het – in haar eigen soort – een aardig, luchtig boek is met een vrouwelijke boventoon. Daarnaast verwijst Meyler af en toe op overtuigende wijze naar de kunsten en letteren. Haal daar dus je plezier uit, want de rest is de moeite van het lezen niet waard: De boekwinkel is niets meer dan gecultiveerde chicklit.

Film / Films

Cruisen langs de afgrond

recensie: L'inconnu du lac

L’inconnu du lac werd al goed ontvangen in Cannes en door de internationale filmpers. Toch is de film, afgezien van de mooie sfeershots die contrasteren met zeer vleselijke gefilmde gay-seks, niet zo bijzonder als de hype doet vermoeden.

De eerste shots van L’inconnu du lac geven een mooi beeld van de luie ambiance van een Franse zomer waar de wind gemoedelijk door de bomen waait en je uitkijkt over een idyllisch meer. We zien de hoofdpersoon Franck door dit landschap lopen, terwijl hij op zoek is naar seks. Het meer en de bossen zijn namelijk een ontmoetingsplek voor homoseksuele mannen.

~

De film schroomt niet om dit expliciet te tonen. Verschrompelde penissen en hangende balzakken pronken in de zon en worden door andere mannen bekeken en opgemeten. Vervolgens zuigen mannen elkaar af terwijl anderen opgewonden toekijken en zich aftrekken. In de schaduw van bomen wordt een ejaculatie getoond, terwijl naast gekreun ook het ritselen van blaadjes is te horen.

Opwindende dreiging
Toch is dit geen seksueel paradijs. In bepaalde shots toont Alain Guiraidie het afval van het morsige sekstoerisme zoals gebruikte condooms tussen de struiken. Ook zijn de relaties tussen de mannen niet altijd makkelijk. Franck praat tussen zijn escapades met een oudere man die steeds voor het meer zit en zich niet bezighoudt met seks omdat hij zichzelf niet aantrekkelijk vindt. Die gesprekken vormen een tegenwicht met het seksuele hedonisme van Franck.

~

Dreigender wordt het als Franck de knappe Michel ziet en gelijk op hem valt. Als Franck getuige is van een moord die Michel pleegt, ontstaat er twijfel. Franck heeft toch seks met Michel en vertelt bepaalde details niet door aan een rechercheur die de moord onderzoekt.

Het is dit thrillerelement dat nog het minst bevredigend werkt in de film. Er zijn vergelijkingen gemaakt met het werk van Hitchcock, maar de personages in de film zijn niet goed uitgewerkt. Ook is al snel duidelijk dat Michel niet te vertrouwen is, waardoor de suspense niet echt blijft hangen. Dat Franck twijfelt wordt verder niet goed uitgediept en maakt van hem een bijzonder flat character.

De film moet het uiteindelijk van de sfeer hebben waar seks en landschap bij elkaar worden gebracht in mooie, maar ook vervreemdende shots. Qua verhaal en karakterontwikkeling scoort L’inconnu du lac slecht en het wat stereotiepe gegeven van een verleidelijke, maar gevaarlijke vreemdeling wordt verder niet verrassend uitgewerkt. 

Muziek / Achtergrond
special: Melanie de Biasio – No Deal

Jazz om stil van te worden

Melanie de Biasio speelt jazz met een poprandje en een folky afdronk die je stil doet worden. Tijdens EuroSonic en PlatoSonic werd het publiek verrast.

In België kennen ze Melanie de Biasio al wat beter. Met haar eerste album A Stomach is Burning, dat zo’n vijf jaar geleden verscheen, viel ze zelfs in de prijzen. Maar ook eerder behaalde ze al de eerste prijs voor jazzzang aan het conservatorium. Tijd dus dat De Biasio ook buiten de grenzen van België gehoord wordt.

Naast zingen speelt De Biasio ook dwarsfluit. Live gaat ze intens op in haar muziek, terwijl ze wordt begeleid op een met fluwelen hand bespeelde elektrische gitaar. Dat instrument horen we niet terug op No Deal. Daar is haar begeleiding opgebouwd uit drums, analoge synthesizers en piano. De zeven composities zijn zonder uitzondering mooi en doen hongeren naar meer, omdat het album wat aan de korte kant is.

Met haar zang roept ze de herinnering op aan zowel jazz-iconen zoals Nina Simone, als aan Beth Gibbons, Scott Walker en Mark Hollis (Talk Talk) vanwege haar mysterieuze benadering. Wie eenmaal geluisterd, heeft wil alleen maar vaker No Deal tot zich nemen.

Muziek / Album

Kwaliteit verloochent zich niet

recensie: Zara Mc Farlane - If You Knew Her

.

Nieuwkomer Mc Farlane ’s ster stijgt bijna net zo hard als die van haar mannelijke jazzcollega Gregory Porter. Geen wonder dat ze elkaar inmiddels muzikaal ook getroffen hebben. Net als Porter vermengt ze jazz met diepe soul-klanken in een vernieuwingsdrang. Hulde voor de durf waarmee deze twee artiesten de jazz naar een groter publiek weten te stuwen.

Uitzonderlijk talent
Mc Farlane debuteerde in 2011 met Until Tomorrow waarmee ze in bescheiden kring aandacht trok. Ze werd toen vooral geprezen om haar heldere, maar toch zachte stem. Dat hier ook sprake is van een uitzonderlijk compositorisch talent, werd ten tijde van haar debuut niet voldoende onderkend. Het is immers niet zo alledaags dat jazzmuzikanten hun eigen composities schrijven. Met If You Knew Her is het onmogelijk geworden om het veelzijdige talent van Zara Mc Farlane te ontkennen. Hopelijk brengt de lof die haar zal worden toegewuifd nu ook de felbegeerde bekendheid die Gregory Porter al wel ten deel is gevallen. Voor de eerste single van het album is gekozen voor een cover. ‘Angie La La’ is van de hand van Nora Dean en heeft als gasttrompettist Leron Thomas, die ook zijn stem laat horen in een uitstekend duet. Het is niet de enige cover op het album, waar acht van de elf liedjes van de hand van Mc Farlane zijn.

Afwisseling
Voor wie wil vergelijken, zijn in de stem van Mc Farlane de lessen te horen die ze geleerd heeft van haar voorgangers, zoals de vroege Nina Simone, Roberta Flack en een vleugje Ella Fitzgerald. Die vergelijkingen hebben haar inmiddels combinatie-concerten opgeleverd met de eerder genoemde Porter tijdens tribute-concerten voor Nina Simone.

Het album opent met ‘Open Heart’ waarbij de marimba klanken, gemixt met gestreken basklanken, opvallen. Op ‘You’ll Get Me In Trouble’ begeleidt alleen de akoestische gitaar Mr Farlane. Het daaropvolgende ‘Police & Thieves’ gaat na een prachtige solo van een plukkende bas over in een volledige bandbezetting die als een weldaad over de luisteraar trekt. De afwisseling, gecombineerd met het songschrijverstalent en uitvoerend talent, maken van If You Knew Her een album dat met regelmaat de cd-speler zal vinden. Kwaliteit verloochent zich niet en zal Mc Farlane nu opstuwen naar grote aantallen felbegeerde luisteraars met fluwelen oortjes. 

 

Film / Achtergrond
special: IFFR 2014

IFFR: deel 8

.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6DEEL 7 | DEEL 8 | DEEL 9

Inhoud: The Amazing Catfish | Intruders | Feel My Love | Love Steaks

In dit 8e deel aandacht voor een jonge vrouw die opgenomen wordt in een familie in het Mexicaanse The Amazing Catfish, onwelkome vreemdelingen die de rust van een filmmaker verstoren in een Koreaans sneeuwlandschap, de liefdevolle verzorging van demente ouderen in Vlaanderen en een vrijgevochten liefde in een Duits wellness hotel waarbij geuren en smaken een rol spelen.

Warme familiebanden

The Amazing Catfish
Claudia Sainte-Luce• Mexico, 2013
4.0

~

Wanneer de jonge Claudia in het ziekenhuis opgenomen wordt vanwege een blindedarmontsteking, ontmoet zij Martha, met wie zij een kamer deelt. Na haar ontslag uit het ziekenhuis wordt Claudia door Martha uitgenodigd om met haar mee te gaan naar haar huis, alwaar een luidruchtig en rommelig huishouden hen opwacht. Als vanzelfsprekend wordt Claudia in het gezin opgenomen. In eerste instantie lijkt zij er wat onwennig onder, want het begrip familie heeft voor haar een andere betekenis. De vanzelfsprekende warmte en acceptatie van elkaar die Martha’s gezin uitstraalt kent Claudia niet. Zij is gewend, of misschien wel genoodzaakt, om op eigen benen te staan.

Hoewel ziekte een rol speelt in de film, is dat niet het gegeven waar het in The Amazing Catfish om draait. Martha is stervende, maar de wil om nog een mooie tijd samen met haar familie te beleven staat voorop. Een gezin waarin de jonge, eenzame Claudia ook een plek krijgt. Want terwijl de kinderen zichzelf overeind proberen te houden ten overstaan van hun zieke moeder, is het Claudia die orde schept in het chaotische maar liefdevolle huishouden. The Amazing Catfish toont op subtiele en warme wijze hoe een buitenstaander wordt opgenomen in een familie en er onmiskenbaar deel van uit gaat maken. De regisseuse brengt dit proces goed gebalanceerd in beeld- oprecht, liefdevol en ook met humor. Bloedbanden zijn niet nodig om je familie te doen voelen- de komst van een vreemdeling zou je leven zomaar kunnen verrijken.
Terug naar boven

Onwelkome vreemdelingen

Intruders
Noh Young-Seok• Zuid-Korea, 2013
3.5

~

De jonge filmmaker Sang-Jin uit Seoul reist naar het noorden van Zuid-Korea om daar inspiratie op te doen voor een nieuw scenario. Hij kiest bewust voor het desolate sneeuwlandschap, zodat hij ongestoord kan werken. Maar tijdens zijn reis naar de berghut die hij geboekt heeft, ontmoet hij een opdringerige en vreemde ex-bajesklant. Het lukt Sang-Jin met moeite om de man op afstand te houden en wanneer hij dan eindelijk alleen in zijn berghut zit, wordt hij lastig gevallen door jongeren op een ski-trip die van de nabijgelegen berghutten gebruik willen maken.

Terwijl het desolate landschap zich steeds meer vult met ongewenste gasten, neemt Sang-Jins frustratie toe. In plaats van in rust te kunnen schrijven moet hij toiletrollen halen voor zijn jonge gasten. En of dat nog niet genoeg is, komt ook de ex-bajesklant weer in beeld, zijn er schietgeluiden te horen in het bos en vinden er raadselachtige verdwijningen en zelfs moorden plaats.

Intruders legt de bizarre ontwikkelingen in gortdroge registraties vast. In het eerste, en sterkste, deel van de film staat vooral de ongemakkelijkheid van de hoofdpersoon, die steeds met onverwachte afleidingen geconfronteerd wordt, centraal. Vervolgens neemt het thrillerelement het over in de vorm van een whodunit waarbij de hoofdpersoon in een soort kat–en–muisspel belandt. Het absurde en droge karakter waarmee de film begon boet hiermee wat aan kracht in. Ook weet Noh Young-Seok niet altijd de spanning er in te houden, maar naar het einde toe weet de regisseur wel te verrassen met een onverwachte twist, waardoor de film ook nog politieke zeggingskracht heeft. Niet altijd evenwichtig, maar wel een geslaagde tweede speelfilm na zijn veelbelovende debuut Daytime Drinking (2009).

Terug naar boven

Ontroerend schouwspel van ouderdom

Feel My Love
Griet Teck • België, 2014
4.0

~

Feel My Love geeft een inkijkje in het dagelijkse leven van aan dementie lijdende bewoners van een tehuis in Vlaanderen. Een bijzonder tehuis overigens dat te herkennen is aan gebreide lappen die aan de buitenmuren hangen, een kunstwerk dat de ouderen samen met hun begeleiders en schoolkinderen gemaakt hebben.

De camera registreert de dagelijkse handelingen en de activiteiten die gekoppeld zijn aan deze doelgroep. Muziek en creativiteit maken hier een belangrijk deel van uit. Het levert prachtige scènes op, waarbij in de lege gezichten weer even vreugde te zien is, of een moment van zich herinneren, herkennen.

Er wordt uiterst liefdevol en zorgvuldig met de ouderen omgegaan. Hierbij valt op hoe menselijk het contact is. De berichten die je vaak hoort over verpleeghuizen is dat er te weinig tijd is voor de bewoners en het contact eerder functioneel dan persoonlijk is. In Feel My Love tonen de begeleiding en verpleging echter oprecht interesse in de oude bewoners en proberen ze iets los te maken: een emotie, een herinnering, maar ook stimulans om ondanks het lijden en de leegte die een steeds grotere ruimte innemen nog te genieten en te ervaren. Zo krijgen de ouderen een kus wanneer ze op bed liggen, wordt liefdevol hun hand vastgepakt, of wordt er oprecht gelachen en gezongen. Ook de rehabilitatie is van kracht: wat de bewoners zelf nog kunnen, wordt niet uit handen genomen.

Feel My Love is echter geen aanklacht op de ouderenzorg en hoe het beter kan. Het is een portret van ouderen in een stadium van hun leven dat ze afscheid gaan nemen. Afscheid van een leven dat geleidelijk aan uit hun geheugen gewist wordt. En dat door menselijk contact en liefdevolle zorg een waardige afsluiting  krijgt.
Terug naar boven

Vrijgevochten liefde

Love Steaks
Jakob Lass • Duitsland, 2014
4.0

~

Na het Deense Dogma uit 1995, waar de aangesloten regisseurs zich moesten houden aan tien strikte regels, is er in het Duitse Love Steaks gefilmd volgens het Fogma principe. Ofwel: een vrije stijl zonder vast script met ruimte voor improvisatie, waarbij geur en smaken een belangrijke rol vervullen.

Wat kan je verwachten van een dergelijke film? De setting: een wellness hotel, waar de extraverte Lara werkt als kok en de verlegen Clemens als masseur. Een film die massageoliën ademt, door Clemens aangebracht op diverse lichamen, en ruikt naar gebraden steaks, door de impulsieve Lara bereid.

De twee tegenpolen belanden al snel in een vrijzinnige relatie. Een relatie waarin de onhandige en voorzichtige Clemens uitgedaagd wordt door de felle Lara, immer vergezeld van haar heupflesje met alcohol. Naarmate de twee naar elkaar toe groeien, worden ook de problemen waar ze mee kampen betwist. Zo moet hij opener worden en meer durven en zij de alcohol vaarwel zeggen. Een proces dat niet zonder horten en stoten gaat en vaak humoristische scènes oplevert. Met Love Steaks levert Lass een originele en verfrissende film af. Een film voor de zintuigen, maar ook voor een vrijzinnige liefde tussen twee mensen die ondanks hun verschillen in karakter een eenheid vormen.
Terug naar boven

Boeken / Non-fictie

De wereld openleggen

recensie: Willem Jan Otten - Een ridder van de Engelse drop

Vooruitlopend op de uitreiking van de P.C. Hooftprijs in mei, komt Willen Jan Otten met een selectie uit zijn essayerende werk. Een ridder van de Engelse drop bevat essays over filosofen, filmmakers en Harry Potter, dagboekfragmenten en redes; alles in dezelfde nauwkeurige, aftastende stijl.

Over Willem Jan Otten zijn een paar wetenswaardigheden algemeen bekend: geboren in 1951, getrouwd in 1978 (met Vonne van der Meer, collega-schrijver), bekeerd in 1998 (tot het katholicisme, enkele jaren nadat zijn vrouw dat ook had gedaan). Hij is de auteur van een breed oeuvre, bestaande uit poëzie, essays en romans – en af en toe een kruising van die genres, zoals de ‘roman in verzen’ De vlek. Niet zeer veel gelezen, wel veel geprezen – en een terechte winnaar van de P.C. Hooftprijs.

Officieel wordt die hem gegeven voor zijn essayerende werk, en daarom is er nu Een ridder van de Engelse drop. Een raadselachtige titel, zeker, aangezien in de colofon staat: ‘De titel van deze bundel is ontleend aan een essay dat niet is opgekomen.’ (Het hier bedoelde essay staat in Onze Lieve Vrouwe van de Schemering uit 2009.) Wel zijn er maar liefst zeventien andere essays in deze bundel opgenomen.

Ritmische essays

Otten blijkt het essay, dat in de Nederlandse letteren vage, niet zeer geliefde genre, goed onder de knie te hebben. Hij neemt zijn denken serieus; hij is, met andere woorden, een ernstig denker, maar dan zonder de negatieve connotaties die daarbij horen. De meeste stappen in zijn denken legt hij neer op het papier, terwijl hij sommigen weer weglaat en ze alleen maar suggereert – en in die beweging ontstaat Ottens literatuur. Dit is een bevrijdende beweging, eentje die zijn onderwerpen opent. Er staan weinig antwoorden in deze bundel, en des te meer vragen. ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’, heet dat in deze bundel.

In ‘Kroniek van een zoon die vader wordt’ beschrijft Otten de maanden na de geboorte van zijn zoon. Dit essay is een momentopname, waarin Otten enkele maanden uit een leven oplicht. Er zit prachtig proza in alle essays in Een ridder van de Engelse drop, maar in een korte passage uit dit essay wordt Ottens verwantschap met de poëzie goed duidelijk:

De zinnen die ik schrijf moeten afgewogen worden tegen zijn geschrei. En ik ben degene die afweegt, niet hij. Onze wittebroodsweken zijn voorbij. Het wordt tijd dat ik erken dat ik hem gemaakt heb en hij niet mij.

De compositie! Het ritme! Dat losse ‘Onze wittebroodsweken zijn voorbij’ klinkt eerst wat onbeholpen, maar blijkt een perfecte opmaat voor de contemplatieve, ja, melancholische toon van die laatste zin. Of neem (het eerste deel van) de openingszin van het essay ‘De lege spiegel’, over een film van Carl Dreyer: ‘Honderdduizenden jaren is de mensheid, althans als geheel, onuitgestorven gebleven.’ Wat doet dat ‘althans’ daar? Is de mensheid niet altijd een geheel? Maar dan daagt het: Otten vestigt zo de aandacht op de vele miljoenen mensen die overlijden en die zijn weggevallen in de geschiedenis.

Thema’s en fascinaties

Er zijn een aantal duidelijke thema’s aan te wijzen die terugkeren in Ottens essays. Er is een zekere fascinatie met tijd en verbindingen tussen verschillende tijden: de vader maakt de baby, niet andersom; overleven als mensheid; of neem, eerder in de vaderkroniek, deze zin: ‘Er is negen maanden geleden een afspraak gemaakt met iemand die ik nog nooit heb gezien.’ Er zijn meerdere voorbeelden te geven, waarbij opvalt hoe Otten bouwt op ideeën van G.K. Chesterton, T.S. Eliot en Jorge Luis Borges. ‘Je bent al gedacht voor je zelf begon te denken’, schrijft hij in zijn essay over die eerste schrijver, en in die zin en dat hele essay weerklinkt Eliots stelling uit diens essay ‘Tradition and the Individual Talent’, die door Borges uitgewerkt wordt in zijn verhaal ‘Kafka y sus precursores’.

Andere terugkerende thema’s zijn locatie en perspectief, voornamelijk uitgewerkt in ‘De lege spiegel’ en de combinatie van geloven en zoeken. Het essay is voor Otten een zoekend genre; misschien dat ‘zoeken’ daarom niet zozeer een thema, als wel een methode is. Geloven is voor Otten nauw verwant aan zoeken. In zijn katholicisme baant hij zich een eigen weg, maar bepaalde teksten of overtuigingen zullen altijd een leidraad bij dat zoeken zijn – totdat ze zelf bloot komen te staan aan een inspectie, en het dan misschien begeven.

Kleine bezwaren

Er is best het een en ander aan te merken op Een ridder van de Engelse drop. Zo is nergens in de bundel te vinden uit welke eerdere bundels de essays gehaald zijn. Sommige dragen een zeer contemporain karakter, of zijn aan een bepaald tijdstip gebonden door interne aanwijzingen: in ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’ schrijft Otten dat hij vierenvijftig is, wat de beschreven pelgrimstocht in 2005/2006 plaatst. Jammer, maar uiteindelijk valt er prima mee te leven, omdat veel essays uitstekend gedijen zonder chronologische restricties.

Het ontbreken van restricties past ook bij Ottens eigen denken. Dit levert doorgaans boeiende essays op, maar een enkele keer wordt het te gortig. Dan draaft Otten te ver door en raakt de lezer verstrikt in een web van woorden waarvan de betekenis niet tot hem of haar door dringt. Maar ook dit is slechts een klein bezwaar tegen het werk van een scherp denker. Het sterke van deze essays is dat ze zich niet conformeren aan bepaalde fascinaties van hun auteur, maar ook altijd uit die beperkingen breken. Essays, kortom, die de wereld openleggen.

Muziek / Achtergrond
special: Actress - Ghettoville

Darren J. Cunningham maakte als Actress al eerder de goed ontvangen platen Splazsh en R.I.P., waarop hij probeerde om met minimale middelen te komen tot een maximale sound. Dat leverde op die albums nog nummers op die hypnotisch waren en je als luisteraar meezogen in een verleidelijke geluidswereld.

Actress’ nieuwste plaat Ghettoville is ontoegankelijker en kan gezien worden als Cunninghams muzikale vaarwel, als je de berichten van zijn kant moet geloven. Het album klinkt industrieel en kil, als een requiem voor het komende einde van het digitale tijdperk. De te lange openingstrack ‘Forgiven’ zet gelijk de toon en is als een soundtrack voor een film over stedelijk verval. Deze sfeer komt terug in nummers als ‘Contagious’, waarop een beat machinaal te werk gaat als in een grote bouwvallige fabriek, en digitale strijkers en vervormde vocalen op momenten de monotonie doorbreken. Zo kabbelt Ghettoville voort richting de afgrond met tracks als ‘Time’, ‘Towers’ en ‘Skyline’, waarop kraakjes, bliepjes en beats een immense leegte vullen. Op momenten zijn er nog hints van muzikale invloeden te horen, zoals het borrelende ‘Rims’, dat doet denken aan Radioactive Man. Het mooie ‘Our’ klinkt als een mix van een van de rustigere nummers van Aphex Twin, met een herhalende vocale sample à la Burial. Maar Actress doet geen muzikale concessies naar de luisteraar, en Ghettoville blijft een duistere en gesloten reis. Het nummer ‘Frontline’, waarop ruis de hele track bedekt onder een dikke nevel en je met moeite nog dansbare geluiden kan opvangen, illustreert dat goed.

Boeken / Non-fictie

‘Wie weet wat genoeg is, heeft altijd genoeg’

recensie: Jeroen van Baar - De prestatiegeneratie

In De Prestatiegeneratie onderzoekt Jeroen van Baar waar zijn drang naar excelleren vandaan komt. Hij stelt dat deze drang vooral bij twintigers van nu aan de orde is. Hij wil weten waar de prestatiedrang vandaan komt, wat deze met de twintiger doet en welke keerzijden hieraan verbonden zijn. Zijn oplossing is om de middelmatigheid te omarmen.

Er lijkt een markt te zijn voor jongeren die schrijven over hun generatieconflict. Vorig jaar recenseerden we De wereld aan je voeten, dat min of meer dezelfde problemen aansnijdt. Kenmerkend aan deze boeken is dat ze met grote vaart langs verschillende domeinen schieten en nergens echt de diepte ingaan. Alsof de twintiger te weinig tijd heeft om zich te verdiepen in zijn Zeitgeist.

Maximalisme

Een centraal thema in dit boek is het verschil tussen de maximalisten en de satisficers. In de woorden van Van Baar, is een maximalist iemand met:

een onverzadigbaar verlangen naar méér, meer succes, meer uitblinkerij, betere banen en betere relaties; een onvermogen om je kwetsbaar te tonen, waardoor we slechtere vrienden en partners worden; de overtuiging dat we al ons succes ook echt aan onszelf te danken hebben, waardoor we ongelijkheid in de samenleving steeds meer als terecht gaan zien […] een raar soort obsessie met nut, die ervoor zorgt dat we alleen maar dingen doen waaraan we kunnen meten wat ze ons opleveren. Al met al worden we van deze zaken niet echt gelukkig.

Maximalisten willen het onderste uit de kan halen en toch zijn ze nooit hélemaal tevreden. Ze lijken ten onder te gaan aan de hoeveelheid keuzes. De tweede categorie is tevreden met wat hij of zij bereiken kan. De hoogopgeleide twintiger is vaker een maximalist, de lager opgeleide eerder een satisficer. In zijn uiteenzetting over het maximalisme ziet Van Baar een rol voor de overheid, die met de focus op excellente scholen een tweedeling creëert tussen ‘gewone’ scholen en excellente scholen. Het hieruit voortvloeiende negatieve effect is dat de excellente scholen de norm worden en de gewone school degradeert tot een tweederangsschool.

Geluk?

Een ander thema dat een grote rol speelt in dit boek, maar ook bij de door keuzestress overmande twintigers, is de zoektocht naar geluk. Een vaag begrip, dat ook in dit boek niet verhelderd wordt. Van Baar beschrijft het triomfantelijke gevoel wanneer je tot de uitverkorenen behoort op een carrièrebeurs. Jij als high potential die neerkijkt op andere universitair geschoolden, die niet tot de topbedrijven toegelaten zijn. Uiteindelijk lijkt het dan te draaien om de prestige van het topbedrijf en niet om de baan. Wanneer zo iemand andere high potentials ontmoet en merkt dat hij niet de enige bovenop de apenrots is, is de triomf al gauw verdampt. Van Baar constateert dat  er een relatie wordt gelegd tussen dit triomfantelijke gevoel en de geluksbeleving.

Uitweg?

Gelukkig weet dit boek een aantal kritische kanttekeningen te zetten bij de huidige tijdsgeest. De Occupybeweging, de G500, de politieke rol en de kritiek op de ‘zesjescultuur’ passeren de revue. Ook de hoeveelheid ‘likes’ die iemand op Facebook oogst, wordt bekritiseerd. Hoe Instagram een alledaags gerecht tot een culinair hoogstandje omtovert. Hoe we steeds verdere reizen maken om uniek te zijn. Gaandeweg is alles aan inflatie onderhevig.

De oplossing lijkt volgens Van Baar niet in het geloof te liggen, al kan dit wel soelaas bieden. Middelmatigheid in de positieve zin, genoegen nemen met het gewone, zou volgens de auteur een manier kunnen zijn om uit deze neerwaartse spiraal te stappen en weer tevredenheid te kunnen ervaren. Daarnaast beschrijft Van Baar in het hoofdstuk over passie, dat wanneer je werk je intrinsiek voldoening geeft, je een groter geluksgevoel bij ervaart. In dat geval  zou de maximalist genoegen kunnen nemen met een baantje dat gemiddeld verdient en niemand echt ‘cool’ vindt. Misschien heb je dan je nut niet gemaximaliseerd, maar heb je wel je geluk gevonden. Een wijsheid die we ook in het Taoïsme al tegenkomen:

Iedereen kent het nut van het nuttige: Niemand begrijpt het nut van het nutteloze.