Boeken / Non-fictie

Een buitenstem

recensie: H.W. von der Dunk - Voordat de voegen kraakten

.

Historicus Hermann Walther (H.W.) von der Dunk (1928) is emeritus hoogleraar contemporaine en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Dat is tevens de universiteit waar hij zes decennia geleden studeerde. Nu is Von der Dunk al tijden beroepsmatig gepensioneerd, maar dat wil niet zeggen dat hij zijn pen heeft neergelegd. Het nu verschenen Voordat de voegen kraakten is deel twee van zijn memoires, na het in 2008 verschenen Terug bij strijklicht. Denk verder aan zijn indrukwekkende tweedelige Europese cultuurgeschiedenis De verdwijnende hemel en het recente historiografische werk De glimlachende sfinx.

Wie hetzelfde anders zegt..

Von der Dunks schrijfdrift is reden tot opgetogenheid. Om te beginnen met een wat verbleekte, maar onvermijdelijke waarheid: historici presenteren tijdsbeelden en houden ons zo een spiegel voor. Bij Von der Dunk speelt bovendien nog een extra dimensie: hij schrijft op een volstrekt eigenaardige en prettige manier die zowel vertrouwd als vreemd aandoet. En ook deze toon zet de besproken zaken en tijdsbeelden in een nieuw licht. Het effect is tegelijkertijd gewoon en wonderlijk. Het is zoals de tekst die prijkt boven de Oudemanhuispoort van de UvA: ‘Wie hetzelfde anders zegt, zegt iets anders’. Dat is precies Von der Dunks charme: hij zegt alles anders, slim en mooi anders.

Uit de kracht van zijn Nederlands rijst automatisch een argument op tegen de academische verengelsing van een verhalende geesteswetenschap als geschiedenis. Von der Dunk zal dit met me eens zijn. Zo verwijst hij in de inleiding naar ‘de momentele afbraak van cultuur en wetenschappelijk ethos’ met heel dat ‘bezweringsformulier van de concerndirecteur’, van efficiëntie en transparantie tot de infantiele eis van hoge scores in de vele ranglijsten.   

Het is een soort buiten-stem die Von der Dunk vertolkt. En inderdaad komt hij niet alleen uit een andere tijd, maar eveneens uit een andere cultuur. Vlak voor de oorlog is hij met zijn ouders – vader tekenaar, moeder joodse – vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Zijn vader ging werken op de Werkplaats van onderwijsvernieuwer Kees Boeke in Bilthoven – mede befaamd omdat ook prinses Beatrix en haar zusjes daar schoolgingen –, waar Von der Dunk zelf naar school ging. Zo groeide hij dus allesbehalve op in een sfeer van spruiten, maar juist in een sfeer van vrijzinnigheid en artisticiteit.

Hoe saaier de jaren vijftig, des te spannender de jaren zestig

Deze memoires richten zich op zijn studententijd, puur persoonlijke gebeurtenissen stipt hij enkel in één of enkele zinnen aan. Veel aandacht besteedt Von der Dunk aan zijn hoogleraren Hans Boogman en Pieter Geyl. Beiden relatief bekend, de laatste nu nog vooral door zijn excentrieke Groot-Nederlandse stamgedachte. Deze kwam erop neer dat de Nederlandse, Vlaamse én Zuid-Afrikaanse volken – allen loten aan de Nederlandse stam – herenigd zouden moeten worden in één staatsverband.

Aangenaam keuvelt Von der Dunk over koffietijd op het instituut (tussen tien en elf uur) en de tentamens die studenten deden bij de hoogleraren thuis (die destijds veelal rondom het Utrechtse Wilhelminapark woonden). In zijn twintiger jaren overwoog Von der Dunk ook nog serieus een carrière als operaregisseur, waarvoor hij zelfs even zijn geschiedenisstudie onderbrak. Daarbij was hij een verdienstelijk zanger en pianist. Tientallen pagina’s wijdt hij dan ook aan optredens met een studentengezelschap. Ze voerden bijvoorbeeld Donizetti’s Don Pasquale en Rossini’s Barbier van Sevilla op.

Natuurlijk is de historicus Von der Dunk geschikt om die jaren en het student-zijn destijds op te roepen. Juist omdat hij zijn eigen ervaring kan meten aan de verschillende historische beelden die er van de jaren vijftig bestaan. Veelbepalend voor die ervaring is dat Von der Dunks generatie volgde op de jaren veertig en voorafging aan de jaren zestig. Dit is minder flauw dan het klinkt. Want de herinnering aan de oorlogsjaren maakte Von der Dunks generatie tot de ‘skeptische Generation’, ‘geponst door de achter hen liggende ervaringen en de snelle ineenstorting van de mooie toekomstverwachtingen bij de bevrijding’. Ze waren wel idealistisch, maar het was een ‘getemperd, versoberd, minder hoogvliegend idealisme’. Bovendien leefden deze pragmatici onder Koude Oorlog-schaduwen. Tegen deze gematigdheid wisten de hoogvliegers – idealistische icarussen – van de jaren zestig zich dankbaar af te zetten. Ook zó werkt geschiedenis: hoe saaier je de jaren vijftig presenteert, hoe enerverender de jaren zestig worden.

Faust of de hotelreceptie

Dit memoiredeel herbergt verder nog veel interessants. Zo doet Von der Dunk uitvoerig verslag van zijn verblijf in Mainz in 1957, dus in een wederopbouwend en met de nazi-erfenis worstelend Duitsland. Verder vertelt hij over ‘archiefreisjes’ voor zijn scriptie en latere promotieonderwerp over de Duits-Vlaamse betrekkingen in de Vormärz begin 19e eeuw. Verder klust hij bij als leraar Duits, onder andere op zijn oude school de Werkplaats. Ook zijn docentschap levert sympathieke (en van realiteitszin getuigende) passages op:

Ik dreunde vóór, de kinderen dreunden na en betraden zo de weg die leidde naar Faust en Also sprach Zarathustra, maar vermoedelijk voor de meesten in een supermarkt of bij hotelrecepties eindigde. 

Als gezegd schermt Von der Dunk zijn persoonlijk leven af. Nu wordt Von der Dunk af en toe wat oubollig, en opvallend genoeg is dat telkens in de iets persoonlijker passages. Bijvoorbeeld als slotsom na verteld te hebben over een heftige discussie: ‘Dankzij de Nederlandse wet op de wapenvergunning kwamen er nog net geen pistolen aan te pas.’ Maar gezien al het andere moois, in stijl zowel als inhoud, zal de lezer hier niet over vallen.

Muziek / Concert

Vakmanschap

recensie: Camel

Camel heeft het afgelopen jaar het legendarische album Music Inspired by The Snow Goose opnieuw opgenomen, als voorbode voor een nieuwe tournee. De kans om deze band live te zien laten fans niet lopen.

In een bijna uitverkocht Muziekgebouw in Eindhoven speelt Camel een vakkundige symfonische rockshow. Met Andrew Latimer als oer-bandlid aan het roer en virtuoos op gitaar brengt de band in een eerste set integraal het album The Snow Goose, om vervolgens een bloemlezing uit hun andere werk toe te voegen in nog eens bijna anderhalf uur.

Adembenemend

~

Latimer herstelde van de vreselijke ziekte van deze tijd. Zijn maatje Peter Bardens had dat geluk niet. Deze tournee draagt Latimer op aan de nagedachtenis van Bardens. Onder luid applaus neemt de band plaats op het schaars verlichte podium, om vervolgens, tijdens het geluid van de sneeuwganzen, hun muziek te laten spreken. Het volledig instrumentale werk rond het boek van Paul Gallico is adembenemend. Na de pauze opent de band met een onversterkte setting waarbij drummer Denis Clement de bas speelt terwijl tweede toetsenist Jason Hart, Colin Bass en Andrew Latimer de akoestische gitaren hanteren. Halverwege gaan ze in een break over naar de elektrische gitaren en klimt Clement weer achter zijn drumkit. Het volgende nummer is een ruige uitvoering van ‘Echoes’ dat de band in al zijn hevigheid laat horen. Helaas heeft Latimer wat problemen met zijn soundboard-pedalen, maar hij laat zich niet van stuk brengen. Fijn om het vuur te zien tussen Latimer en Bass die elkaar regelmatig in een duel opzoeken met hun gitaren.

Emotionele muziek
‘Foxhill’ wordt voorafgegaan door een verhaaltje, verteld door Colin Bass, en past goed bij het carnaval dat in de stad rondwaart op dat moment. Die link wordt ook door Bass gelegd. Het is het meest vermakelijke en lichtvoetige moment van de bijna tweeënhalf uur durende show, maar zeker geen hoogtepunt. Het nummer ‘The Hour Candle’ draagt Latimer op aan Guy LeBlanc, die vanwege ziekte niet mee op tournee is. Hij wordt vakkundig vervangen door Kayak’s Ton Scherpenzeel die al eerder deel uitmaakte van de band en in 2003 met Camel op tournee ging toen ze afscheid namen van hun publiek. Gelukkig was dat afscheid dus niet voor altijd.

Camel oogst na afloop een staande ovatie en komt terug voor een toegift. En ook daar maakt de band zich niet met een jantje-van-leiden van af. Het prachtige ‘Lady Fantasy’ stuurt de liefhebbers met een flinke dosis emotionele muziek, zoals Latimer het zelf graag noemt, huiswaarts.

Boeken / Fictie

Steeds dieper de begeerte in

recensie: Tommy Wieringa - Een mooie jonge vrouw (Boekenweekgeschenk 2014)

Dit jaar was de eer aan Tommy Wieringa, winnaar van de Libris Literatuur Prijs en onlangs boven aan een schrijversranglijst geplaatst, om het Boekenweekgeschenk te schrijven. Een verhaal over begeerte, trouw en lust.

In de mediastorm die elk jaar begin maart losbarst, zijn we al veel te weten gekomen over Tommy Wieringa. Zijn geschenk, Een mooie jonge vrouw, een titel die als je hem vaker uitspreekt steeds meer bedwelmt, bouwt voort op een column van enkele jaren geleden. De stof voor de novelle heeft Wieringa ontleend aan zijn eigen omgeving.

Op de eerste pagina van het verhaal ontmoeten we een dan nog naamloos koppel op bezoek bij een ander stel. Hoe heeft dat eerste koppel elkaar ontmoet? Het antwoord omvat iets met haar kont en een terrasje in Utrecht. Zij heet Ruth Walta, hij Edward Landauer. Zij, 27, heeft moeite haar studie sociologie af te maken. Hij, 42, is een gevierd viroloog. Hij wil van hun ontmoeting een sprookje maken: ‘Lang geleden, in een ver land –’, maar zij kapt hem af. ‘Oké, geen sprookje dan,’ concludeert hij.

Geen sprookje

Hun verhaal is ook geen sprookje, zo veel laat Een mooie jonge vrouw wel zien. Edwards fascinatie voor de billen van het meisje dat later zijn vrouw wordt, lijkt een romantisch detail, een simpele verleiding. Wieringa legt echter zo ook genadeloos het seksisme van zijn hoofdpersoon bloot. Edward valt voor een buitenkant, een overwinning die ‘nooit kon worden opgeëist’ – we worden allemaal ouder en dan is zijn mooie jonge vrouw niet mooi en niet jong meer.

Het eerste deel van Een mooie jonge vrouw is het paradijs, gevuld met oneindige, warme zomerdagen. Edward en Ruth roeien geruisloos en kopen jam, maar van wie vermeldt Wieringa niet. Ze zijn alleen op de wereld. Maar het kwaad roert zich in deze tuin van Eden: ‘Een wezen dat ongeluk brengt voor wie haar gezang volgt, steeds dieper het woud in,’ noemt Edward zijn vrouw, en even later stelt hij zich voor hoe zij zich met soortgenoten, ‘nimfen zoals zij, [verzamelt] rond het spiegelende zwarte water.’ Kort daarna stelt Ruth de retorische vraag: ‘Dat het dus ook nooit meer beter zal worden dan dit?

Begeren

Het wordt inderdaad nooit meer beter. Op een gegeven moment besluiten Edward en Ruth te gaan trouwen. Niet lang daarna krijgen ze een zoon. Onmiddellijk begint het huwelijk te desintegreren. De tuin is verlaten, dit is de wereld. Het is geen nieuw materiaal waar Wieringa mee werkt, de midlifecrisis van zijn hoofdpersoon is zelfs voorspelbaar te noemen, maar onder zijn handen ontstaat er wel een nieuw verhaal. Zijn taal is altijd goed: sterk en verzorgd, en met mooie beelden die subtiel weergeven hoezeer we in Edwards hoofd zitten, hoezeer hij (ver)kleurt wat hij ziet. Hoe weinig hij zijn leven eigenlijk op orde heeft. Lees de novelle in Wieringa’s gedragen, lage stem en het wordt nog mooier.

Edward Landauer begeert iets wat hij niet kan krijgen: een mooie jonge vrouw. Om haar te behouden, moet hij de tijd stilzetten. Onmogelijk. Wat overblijft is een voorstelling van hoe het zou kunnen zijn, met af en toe prikken uit de pijnlijke realiteit: ‘hij werd niet jonger van haar, zij werd ouder van hem.’ Je kan je afvragen of hij Ruth wel begeert: is zijn doel niet jeugdigheid?

Succes

Het is een hachelijke onderneming, zo’n Boekenweekgeschenk. Wieringa vertelde bij Matthijs van Nieuwkerk in De Wereld Draait Door dat Adriaan van Dis hem had gezegd dat de novelle moeite heeft om ‘in je oeuvre te landen’. De lijst (halve) mislukkingen is dan ook lang, maar dit jaar lijkt de CPNB raak te hebben geschoten: in hetzelfde tv-optreden werd bekend gemaakt dat Wieringa’s novelle al aan zes landen is verkocht. Dat roept gelijk Cees Nootebooms Het volgende verhaal (1991) in herinnering, het boek dat zijn definitieve internationale doorbraak inluidde.

Of Wieringa dat succes ook ten deel zal vallen, moet nog blijken. Zijn Een mooie jonge vrouw is in ieder geval ijzersterk, het beste geschenk in jaren. In de nog geen honderd pagina’s die hem gegeven waren, vertelt Wieringa een volwaardig verhaal. Met zijn eerdere bestsellers – vooral Joe Speedboot (2005) en Dit zijn de namen (2012) – bewees hij al zijn literatuur aan de man te kunnen brengen. Met het zeer leesbare Een mooie jonge vrouw vindt hij waarschijnlijk echter zijn grootste publiek.

Deze novelle, zeker in het begin romantischer dan we van Wieringa gewend zijn, markeert misschien een nieuwe stap in zijn oeuvre. Toch zijn er zeker verbindingen aan te wijzen met eerder werk, voornamelijk met de prijswinnende roman Dit zijn de namen. Zo zoomen beide boeken in op wat oudere mannelijke hoofdpersonen die hun leven van betekenis willen voorzien, maar moeite hebben dat goed vorm te geven. Zwierig en zelfverzekerd leidt Wieringa zijn lezers naar een einde waar het buiten weer zomer is, maar Edwards wereld ingestort is. Het is pijnlijk accuraat. Beter dan dit kan het misschien niet worden – maar laten we het hopen. Meer van deze, graag.

Boeken / Fictie

Armoedige Egyptische middenklassen

recensie: Nagieb Mahfoez (vert. Djûke Poppinga) - De dag dat de leider werd vermoord

Van de eerste Afrikaanse Nobelprijswinnaar, schrijver van de imposante Caïro-trilogie, is nu De dag dat de leider werd vermoord vertaald. Een goede politieke gids, maar met saaie personages.

Het is inmiddels naar de achtergrond verdreven door andere nieuwsfeiten, maar het moderne Egypte is al een paar jaar lang niet bepaald het toonbeeld van stabiliteit. Tijdens de Arabische lente werd president Mubarak afgezet, vervangen door Morsi. Vorig jaar is hij, na amper een jaar het land te hebben geleid, van de troon gewipt en sindsdien leidt legerleider al-Sisi samen met president Mansour het land aan de Nijl.

Nagieb Mahfoez’ kleine roman, of wellicht kunnen we beter spreken van een novelle, De dag dat de leider werd vermoord werd gepubliceerd in 1985 en belicht een eerdere episode van maatschappelijke onlusten in Egypte. Het is 1981. Sinds 1970 is Anwar Sadat president. Het land zucht en steunt onder de door hem doorgevoerde economische liberalisering, de infitaah.

Hoop en beven

In deze moeilijke economische tijden vinden we de personages van De dag dat de leider werd vermoord: Moehtasjemi Zajid, een oude soefi, zijn kleinzoon Alwaan Moehtasjemi en diens geliefde Randa. In afwisselende hoofdstukken vertellen zij over hun leven. De soefi leeft met de Koran, citeert daar vaak uit en reflecteert op het moeilijke leven van de jeugd. Hij woont in een middenklassengezin met zijn zoon, diens vrouw en hun zoon Alwaan. Ze hebben het moeilijk: ondanks zijn pensioen en hun drie banen redden ze het maar net. Bij Randa is het net zo. De verloving van Alwaan en Randa staat door hun armoede op het spel. 

Alwaan en Randa, de toekomst, de nieuwe generatie, zien weinig licht. Tegen het einde – de leider is dood – vertelt Alwaan:

Ik loop terug naar mijn plaats, heen en weer geslingerd tussen gevoelens van angst, verdriet en blijdschap. Dan voel ik een vage hoop in me opkomen. Ik zie nieuwe, onbekende mogelijkheden, die de apathie en de routine zullen doorbreken en ons naar onbegrensde horizons zullen voeren.
Morgen kan niet erger worden dan vandaag.

Tobben

De leider en de slechte economische toestand tekenen de levens van de personages. Er wordt terug verlangd of uitgekeken naar betere tijden, maar in het heden moet hard gewerkt worden: zo hard, dat grootvader de andere leden van het huishouden bijna niet meer ziet en vooral aangewezen is op de Koran. Een mooi, indringend en treurig beeld.

Het is echter moeilijker sympathie te hebben met zijn kleinzoon en Randa. Zij tobben veel over geld en voedsel en de toekomst, maar dat blijft bij het tobben, zo zeer dat het soms richting zeuren gaat. Het is duidelijk dat Alwaan en Randa verlamd zijn door de situatie, te zeer opgeslokt door hun werk, om er wat aan te doen, maar als lezer hunker je toch een beetje naar de daadkracht die een voormalige docente en studiegenoot van Alwaan aan de dag leggen. Hijzelf is echter een apathisch, futloos personage.

Het persoonlijke verhaal

De dag dat de leider werd vermoord slaagt er daarentegen wel goed in het persoonlijke verhaal achter de economische cijfers in beeld te brengen. In die zin doet het wat alle goede literatuur doet: de waarheid middels de leugen van de fictie laten zien. De roman kan dan ook uitstekend gelezen worden als een beknopte gids voor het hedendaagse Egypte, waarin pijnlijk duidelijk wordt gemaakt hoe vernietigend economisch wanbeleid is en hoe weinig Egypte in dertig jaar is veranderd. Het zou echter fijner zijn geweest als de centrale personages wat meer handelden.

Kunst / Expo binnenland

Leed zal leed blijven

recensie: Anne Wenzel - The Opaque Palace

Moeten monumenten van functie veranderen? In The Opaque Palace veranderen de beklemmende beelden van Anne Wenzel de zalen van TENT in een plaats van beangstigende herdenking.

Zonder titel (Edelhert), 2005, keramiek, metaal, collectie S.M.A.K. Gent. Foto: Joris Killian

Zonder titel (Edelhert), 2005, keramiek, metaal, collectie S.M.A.K. Gent. Foto: Joris Killian

De beelden van Anne Wenzel (1972, Schüttorf, Duitsland) zijn niet vies van iconische elementen. Het zijn geen sculpturen, het zijn standbeelden, monumenten en trofeeën van vergane glorie. Wenzel is niet bang om zware symbolen te gebruiken en te veranderen. Dit is te zien aan een beeld van een gevallen hert (Zonder Titel (Edelhert), 2005). Het beeld staat centraal in de zaal. Het is een machtig dier met een groots gewei dat ver achter hem weer verdwijnt in de museumzaal. Het dier is niet meer zo sterk als het ooit geweest is, maar op de grond gedrukt en stervende.

Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (voorgrond), Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (achtergrond). Foto: Joris Killian

Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (voorgrond), Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (achtergrond). Foto: Joris Killian

Angst voor het verleden


De glorie is vergaan in The Opaque Palace. Monumenten richten zich vaak op verheerlijking: ze laten een held zien op het moment waarop de zege grijpbaar wordt. In de werken van Wenzel zijn deze helden gewond. Het is niet duidelijk of ze aan flarden geschoten zijn, of dat ze verteerd zijn door hun geweten. Het zijn beangstigende beelden die de bezoeker sterk ontmoedigen om voor het martelarenpad te kiezen.

De werken laten gevolgen zien; trauma’s opgelopen door een oorlog. In die zin hebben de werken veel gemeen met het boek Krieg dem Kriege (Ernst Friedrich, 1924), waar Wenzel zich zeker door heeft laten inspireren. Maar niet alleen het geweld van de oorlog vormt een inspiratiebron, ook andere vormen van herdenking worden op de schop genomen. Het ceremoniële boeket in de laatste zaal wordt afgebeeld in de vorm van grote, massieve bakken met zware, verlepte bloemen (Attempted Decadence (blossoms; large/blood red), 2013). De bloemen hebben last van een geweten. Stil staan bij het verleden is niet goed genoeg: we moeten herdenken, afkeuren en voelen.

Damaged Goods (Bust #11), 2013 keramiek, courtesy Galerie Suzanne Tarasieve Paris. Foto: Joris Killian

Damaged Goods (Bust #11), 2013 keramiek, courtesy Galerie Suzanne Tarasieve Paris. Foto: Joris Killian

Museumstuk, geen monument


The Opaque Palace heeft echter een keerzijde. Waar monumenten vaak eenzaam op een open plek in de stad staan, zijn de zalen van TENT rijkelijk gevuld. De werken lijden hieronder. Om de werken te ervaren is het van belang ze als monument te kunnen zien, maar zo staan de beelden helaas niet opgesteld. De hoeveelheid waarmee de werken in een ruimte staan doet denken aan een historisch museum. Het zijn objecten geworden om naar eigen keuze te bekijken, als artefacten uit een oude beschaving. Ooit hadden de beelden betekenis, nu zijn ze verzameld.

Het enthousiasme dat de tentoonstelling uitstraalt is duidelijk voelbaar. De statige beelden van Wenzel vervullen de functie van monument beter dan menig origineel. Ze voorkomen het ontstaan van een tweede reden tot herdenking (oorlog, moord, revolutie en ander geweld). Muurtekeningen vullen de beelden goed aan met een passend sfeerbeeld. Hoewel de werken meer op een verzameling dan op echte monumenten lijken, is het geweldig om zulke gruwelijke voorstellingen zo direct mee te maken. De tentoonstelling spreekt een duidelijke taal die de kunstwereld zeker zal horen.

Prospects of Perception ● Ex, Sjarel; Beauvais, Daria de; Dölle, Mariette ● Lecturis in samenwerking met TENT ● 32,50 euro ● 9789462260573

Muziek / Album

Rock in de maalstroom

recensie: Blood Red Shoes - Blood Red Shoes

Na het horen van de eerste twee platen van Blood Red Shoes zou je ze als advies meegeven: ‘Blijf boos en blijf spelen!’ Op het nieuwste album, Blood Red Shoes, blijkt de band weer de energie gevonden te hebben die ze op het album In Time to Voices waren verloren.

De band verschiet met de eerste drie nummers al zijn kruid, maar raakt wel alle doelwitten. Van de agressieve gitaarmaalstroom van het instrumentale openingsnummer ‘Welcome Home’ beukt het met een pompende riff voort naar ‘Everything All at Once’ en het diepe en aanvallende ritme van ‘An Animal’. Je hoort er wat van de Queens of the Stone Age in terug met staccato-riffs die je een uppercut geven, om vervolgens weer wat gas terug te nemen.

Agressief en gevoelig

De sound van Blood Red Shoes was altijd al rauw, met een gevoeligere kant dankzij de zang van Laura Carter tegenover de woedeaanvallen van zanger en drummer Steve Ansell. Voor het nieuwe album verhuisde de band naar Berlijn, op zoek naar een back to basics-geluid, en het album werd ook door Carter en Ansell geproduceerd. Blood Red Shoes is zeker back to basics te noemen, maar heeft ook rustigere momenten tussen al het gitaargeweld door. Die afwisseling zorgt voor een dynamische plaat die beluisterbaar blijft.

Zo wordt het na de drie agressieve openingssalvo’s rustiger met de nummers ‘Grey Smoke’ en het ingetogen en langzaam opbouwende ‘Far away’. Maar veel tijd om weg te zakken is er niet, want de hartslag loopt weer op met ‘The Perfect Mess’. Het is perfect pompend single-materiaal waar het tweetal hun creatieve tweestrijd lijkt te bezingen, en geldt als brandstof voor de rauwheid van hun sound. Hart van het album vormt het mooie en dromerige ‘Behind a Wall’, dat langzaam en sierlijk rijst door Carters vocalen, om te eindigen in een heftig crescendo. Dezelfde dynamiek komt ook terug bij de afsluiter ‘Tightwire’ die wordt ingeleid door een piano, waarna Ansell een bittere tirade begint die wordt beantwoordt door Carters sensuele zang en hoekige gitaarspel

Uiteindelijk is Blood Red Shoes een wervelwind van een plaat die je die krachtstoot geeft waar rock voor bedoeld is. Voor de luisteraar is het een maalstroom van aanstekelijke riffs en heftige emoties die door de boze energie van de band dynamisch blijft. Blood Red Shoes heeft het nog steeds.

Boeken / Reportage
special: Boekenweek!

Tien tips van de chefs

.

Alex Boogers – Wanneer de mieren schreeuwen

Wie het oeuvre van Alex Boogers kent, weet dat zijn werk altijd evenveel urgentie heeft. Ook zijn nieuwe novelle Wanneer de mieren schreeuwen sleurt de lezer mee tot aan een bitter einde. Het gaat om een bekend verhaal: de 13-jarige Sedar Socrates Soares werd op 1 februari 2003 doodgeschoten toen hij sneeuwballen gooide met zijn vrienden. Boogers krijgt de contouren van het verhaal aangereikt en vult het met zijn eigen, dwingende ritme in. (Lees hier de volledige recensie.)

Graeme Simsion – Het Rosie Project

Op zoek naar de liefde begint de autistisch Don een project om de ideale vrouw te vinden: het Echtgenote Project. Rosie scoort op geen van de punten op Dons lijst, desondanks weet ze Don toch te boeien. Dat beide personages steeds meer naar elkaar toe groeien is voorspelbaar, maar Simsion heeft dit op een prettige manier in het verhaal verwerkt. Hij besteedt veel aandacht aan details, waardoor het geheel samenhangend is. Het Rosie project is een lieve, ontroerende roman over twee totaal verschillende mensen die elkaar accepteren zoals ze zijn. (Lees hier de volledige recensie.)

Karl Ove Knausgård – Nacht

Het vierde deel van ‘Mijn Strijd’ van de Noorse auteur Karl Ove Knausgård is een nieuw hoogtepunt. Ontroerend openhartig en in een verslavend taalritme vertelt de hoofdpersoon over het jaar dat hij doorbracht als invaller op een schooltje aan de grens van de bewoonde wereld. Knausgårds stijl is ongeëvenaard. Ernstig, ironisch, kwetsbaar en eerlijk. (Lees hier de volledige recensie.)

Frederik Backman – Een man die Ove heet

Ove is de zeurende buurman die je liever ontwijkt. De man bromt en tiert, maar achter zijn onsympathieke gelaatstrekken schuilt een verdrietig verhaal. Voldoende voor Ove om – uiteraard exact middenin het plafond van de woonkamer – een haak op te hangen. Een haak waar een touw omheen kan worden geknoopt, waar een hoofd doorheen kan worden gestoken. Zo groot is de wens om zich bij zijn overleden vrouw Sonja te voegen. Maar doordat Ove zijn overvloedige tegenslagen grootmoedig incasseert, raak je steeds meer gehecht aan die dappere, loyale ouwe. Je kunt niet anders concluderen dan dat we te maken hebben met een nobele man. Het is hartverwarmend dat de mensen in Oves omgeving dit tegelijkertijd met de lezer inzien. (Lees hier de volledige recensie.)

Dave Eggers – De cirkel

Wanneer Mae wordt aangenomen bij de Cirkel gaat er een wereld voor haar open. Het bedrijf, dat Google, Facebook, Twitter en alle andere grote internetbedrijven heeft opgeslokt, biedt een goed salaris en een oneindige hoeveelheid faciliteiten en diensten. Eggers’ roman laat zien wat de mogelijkheden zijn wanneer één bedrijf een absoluut monopolie op alle internetdiensten heeft.

De vergelijking van De Cirkel met Orwells 1984 is onontkoombaar. Maar waar 1984 een hiërarchische samenleving toont waar Big Brother macht uitoefent op het volk, is het in De Cirkel de bevolking zelf die macht uitoefent. Dit maakt De Cirkel zo mogelijk nog enger. (Lees hier de volledige recensie.)

Charles Jackson – Het verloren weekend

In Het verloren weekend wordt hoofdpersoon Don Birnam een paar dagen alleen gelaten in het Manhattan van de jaren dertig: een ideale mogelijkheid voor de notoire alcoholist om zich eens goed de vernieling in te zuipen. De kracht van Het verloren weekend ligt in de precisie waarmee Jackson de geestelijke en lichamelijke aftakeling van zijn hoofdpersoon beschrijft. Jacksons naam leeft voort in deze ene succesroman: een beklemmend realistisch portret van een geest in verval. (Lees hier de volledige recensie.)

John Williams – Butcher’s Crossing

Butcher’s Crossing is een Bildungsroman die zich focust op de twintiger Will Andrews, die aan het eind van de negentiende eeuw Harvard verlaat om af te reizen naar het jagersdorp Butcher’s Crossing in Kansas. Net als zijn voorganger doet ook Butcher’s Crossing het uitstekend in de bestsellerlijsten. Volledig verdiend, want Williams schrijft prachtig: ingetogen en sober. Hij beschrijft de zanderige verveling van de eindeloze woestenij waar Andrews en zijn compagnons doorheen trekken net zo nauwgezet als de spanning van de jacht of de uitzichtloosheid van een ingesneeuwde winter. Vakmanschap. (Lees hier de volledige recensie.)

Lionel Shriver – Big Brother

Nietsvermoedend wacht Pandora op haar broer Edison op het vliegveld Cedar Rapids, Iowa. Zij heeft hem jaren niet gezien. Als Edison eindelijk arriveert, is de verbijstering te groot om uit te spreken. Haar broer, ooit een succesvol jazzpianist, is onherkenbaar geworden, opgeslokt in dikte en aandoenlijke traagheid. Shriver voegt een literair geslaagde, geëngageerde roman toe aan het zeer actuele debat over obesitas. Het feit dat dit verhaal autobiografisch is gefundeerd, maakt dat dit een zoveel gelaagder en rijker document is dan een eendimensionaal pamflet. Een monster van een onderneming, waarvoor de grootste complimenten. (Lees hier de volledige recensie.)

Griet Op De Beeck – Vele hemels boven de zevende

Door een schitterende stijl weet Griet Op de Beeck met haar debuutroman Vele hemels boven de zevende haar lezers in te palmen en uit te laten zien naar haar tweede roman. Vele hemels boven de zevende beschrijft de lotgevallen van vijf hoofdpersonages die door hun familieband of vriendschap met elkaar verbonden zijn. De aandoenlijke momenten zijn talloos, omdat Op de Beeck in korte maar rake zinnen het leed iets  ontroerends mee weet te geven. En dit is pas Op de Beecks debuut. (Lees hier de volledige recensie.)

Walter van den Berg – Van dode mannen win je niet

De verteller van Van dode mannen win je niet richt zijn verhaal tot het zoontje, Wesley, van een van de vrouwen die hij heeft versleten, Dimphy. Het is geen verhaal dat om vergeving vraagt, of uitleg biedt. Het is een vrhaal van huiselijk geweld. Het geweld zelf wordt ingeleid, maar hij neemt je nooit helemaal mee. Je ziet het aankomen, en dan gaat als het ware de deur dicht. Deze manier van spanning opbouwen en er dan overheen stappen maakt van het lezen van de roman een ongemakkelijke ervaring. Je weet wat er telkens weer gaat gebeuren, en het voelt bijna gemeen naar de vrouwen toe om door te lezen, omdat ze door jouw verder lezen weer dat geweld moeten beleven. (Lees hier de volledige recensie.)

Boeken / Non-fictie

Heel erg mens blijven

recensie: Bas Heijne - De betovering van de wereld

‘[Een] mens wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken,’ volgens Bas Heijne in zijn Huizingalezing. Hij sprak over magisch denken, over betoveren, over ethiek.

In december was het aan filosoof en essayist Bas Heijne om de jaarlijkse Huizingalezing te geven. ‘De betovering van de wereld’, noemde hij zijn voordracht. Eerder werd deze lezing, vernoemd naar Nederlands meest bekende historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga, verzorgd door nationale en internationale sprekers zoals Harry Mulisch, Susan Sontag en Joseph Brodsky. Dat prestigieuze gezelschap legt de lat hoog.

Heijne begint zijn betoog bij een schilderij van Pieter Breughel de Oude, ‘De val van Icarus’, ook wel ‘Landschap met de val van Icarus’ geheten. Het is een eigenaardig, multi-interpretabel schilderij, waar W.H. Auden in 1938 nog eens een extra laag bij heeft aangebracht. Wat zien we? Icarus is al gevallen, de arme jongen ligt zelfs al in het water – alleen zijn spartelende beentjes zijn nog te zien. En niemand doet er wat mee, niemand lijkt om deze dode te geven. Een deel van Breughels schilderij siert de voorkant van het boekje van Heijnes lezing, waar dit detail goed te zien is.

Onttovering

Het is, aldus Heijne, niet helemaal duidelijk wat Breughel met dit schilderij beoogde: gaat het om wat Auden erin zag, namelijk dat lijden vaak onopgemerkt blijft? Of wilde Breughel laten zien dat wat Icarus ook doet, de wereld gewoon door draait? Dat lijkt Heijne logischer: in een door God gestuurde wereld hebben de daden van individuen weinig zeggingskracht.

Dan keert Heijne zich tot een essay van de Duitse socioloog Max Weber, Wissenschaft als Beruf. Hierin analyseert Weber het ‘lange, duizenden jaren durende “intellectualiseringsproces” … – van een wereld die geheel en al beheerst wordt door magisch denken, naar een wereld die zuiver rationaal wil zijn.’ Deze rationalisering heeft er voor gezorgd dat de berekening, de rationale calculatie van de wetenschap voorop is komen te staan.

Onze omgeving moet beheerst worden. De waarheid kan ontdekt worden. Zo verdwijnt God uit de wereld, en met hem gaat de magie of het magisch denken. Wij zijn ons brein, onze biologie; dat soort werk. Ons leven is ‘onttoverd’, noemt Weber dat. Mensen kunnen zichzelf en hun wereld maken door deze grondig te bestuderen en in kaart te brengen.

Verbondenheid en mythes

Er is echter een einde aan Webers intellectualiseringsproces, aldus Heijne. Er is een grens, en ‘die grens heet de mens.’ Deze mens ‘wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken.’ Heijne geeft een aantal aanstekelijke voorbeelden, waarin natuurwetenschappers hun observaties vermengen met subjectieve waarderingen en ze evalueren. Het uitpluizen van iemands DNA wekt niet alleen bij Oprah Winfrey diepe gevoelens op van verbondenheid en solidariteit met een Zuid-Afrikaanse stam aan wie ze pardoes een school schenkt. Dit product van de verbeelding wijst Heijne ook aan bij hoogleraren en onderzoekers. Uiteindelijk is de mens ‘nog heel erg mens gebleven.’

Misschien is de wereld wel nooit helemaal onttoverd geweest. Mythes zijn nooit verdwenen. Sprookjes zijn tegenwoordig niet meer alleen voor kinderen, schertst Heijne in een bespreking van de Spider-Man-films van Sam Raimi en de Batman-trilogie van Christopher Nolan. De realistische superheld is een mens die tegelijkertijd ook een held is. Het is niet helemaal duidelijk wat deze films in Heijnes betoog moeten bewerkstelligen. Zijn betoog wordt er te onrustig van en Heijne leunt te veel op het grote gebaar – zo doet hij zeker Nolans films geweld aan.

Terug naar Icarus

Heijne komt terug bij Icarus. We moeten het leven niet als gegeven beschouwen, ‘maar als iets wat ons is gegeven’, een geschenk. Dit opent de ruimte voor een ethische reflectie op wat we doen: ‘naast de vraag “hoe ver kunnen we gaan?” moet de vraag “hoe ver willen we gaan?” gesteld worden.’ Dan zal Icarus misschien weer naar de zon vliegen, en wederom vallen, maar de angel is er uit.

Icarus is dan een held die grenzen verlegt, die de hemelen bestormt, maar tegelijkertijd is hij ook hoogmoedig, en gaat hij ten onder aan zijn eigen weigering grenzen te stellen. Uiteindelijk lijkt het Heijne daar om te gaan: grenzen stellen aan wat we met z’n allen willen, kunnen doen. Hij richt zich niet tegen de botte wetenschap en het rationalisme an sich, maar aan het gebrek aan reflectie en bezinning die deze twee vaak met zich meebrengen. Dat, en het betoverende idee van een betoverde wereld, maakt zijn essay de moeite van het lezen zeker waard.

Kunst / Achtergrond
special: Twee exposities over leven en werk van Asger Jorn (1914 – 1973)

De man en zijn mythe

.

In Vejrum, een gat ergens midden in Jutland, werd honderd jaar geleden Asger Jørgensen geboren als tweede in een gezin van zes kinderen. De armoedige omstandigheden van zijn jeugd brachten hem tot een levenslange politieke stellingname. Tegelijk met het besef dat hij beeldend kunstenaar was groeide zijn rebellie tegen de geldheerschappij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Denemarken neutraal, maar door handelsbetrekkingen met alle strijdende partijen ontstond naast het ‘oude geld’ een nieuwe klasse van superrijken. De beroemde Deense welvaartsstaat was echter nog lang niet in zicht; in Jutland stierven nog mensen van honger en heerste tbc.

Asger Jørgensen richtte zich in de jaren vlak voor het uitbreken van de volgende wereldoorlog, na een kort verblijf op de kweekschool, op de internationale avant-garde. Die zetelde destijds in Parijs en daarheen vertrok hij, op een oude motorfiets. Zijn achternaam veranderde hij in Jorn. Hij werkte voor Le Corbusier bij de opbouw van diens paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in 1937. Daarna volgde hij lessen bij Fernand Léger en ontmoette de surrealisten, dadaïsten, expressionisten, maar ook revolutionaire denkers. Terug in Denemarken sloot hij zich aan bij een stroming die de vernieuwingen wilde incorporeren in de noordelijke kunst. Zijn schilderij Det blå billede uit 1940 vormt daarin een scharnierpunt. Jorn heeft Léger achter zich gelaten en vindt een eigen beeldtaal, hij noemt het ‘spontane abstracte kunst’: expressionistisch en beslist niet non-figuratief.

Asger Jorn, On the Silent Myth, Opus 7, 1953, Silkeborg Bibliotekerne

Asger Jorn, On the Silent Myth, Opus 7, 1953, Silkeborg Bibliotekerne

Hellepaard


Tijdens de bezetting richtte Jorn met zijn vriend de archeoloog P.V. Glob het tijdschrift Helhesten – het Hellepaard – op. Een mythologisch beest uit het oude noorden, een wraak- en woedepaard. Avantgardistische poëzie, kunsttheoretische artikelen en expressionistische grafiek vormden de inhoud.

Ondertussen exposeerde de groep kunstenaars rond dit tijdschrift overal in het land met werk dat in Duitsland beslist als entartete Kunst was vernietigd. Half-figuratieve taferelen en fabeldieren uit de noordse mythologie vormden een verborgen nationaal protest tegen de nazi’s. Die hadden immers dezelfde mythologie gebruikt om hun fascistische ideeën mee te verfraaien. Deze schilderijen waren licht en kleurig, met dieren – veel vogels – en kinderen. Vreemde wezens kijken verwonderd naar woeste natuur vol zon en maan, vliegers, maskers, water en vuur. Af den stumme myte heet een serie van Jorn, een mythe die niet zelf spreekt maar door middel van beelden de toeschouwer een eigen mythologie, het eigen verhaal laat ervaren. Voor Asger Jorn gold het omgekeerde van zijn streng-christelijke opvoeding: In den beginne was het beeld

Drie Deense musea hebben ter gelegenheid van Jorns honderdste geboortedag tentoonstellingen georganiseerd. Twee ervan heb ik bezocht: Jorn & Pollock – Revolutionary Roads in het Louisiana Museum of Modern Art in Humlebæk en Asger Jorn, Rastløs Rebel in het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen.

Zaaloverzicht Louisiana Museum for Moderne Kunst

Zaaloverzicht Louisiana Museum for Moderne Kunst

Louisiana

Naast een aparte Jorn-zaal, waar veel werken hangen met als titel Danmark werd een paralleltentoonstelling van Asger Jorn en Jackson Pollock ingericht. Aanleiding vormde de bekentenis van een van de curatoren, die zich had vergist en een Pollock voor een Jorn had aangezien. Hij is niet de enige. Het abstracte expressionisme van beiden, het experimenteren met nieuwe technieken en het kleurgebruik suggereren een verwantschap. Wonderlijk, want de twee hebben zelfs elkaars namen niet gekend. Beiden waren beïnvloed door het Franse modernisme maar werden door de Tweede Wereldoorlog afgesneden van Parijs. Ze moesten zich ontwikkelen binnen het relatieve isolement van hun eigen land.

Pollock veranderde de spelregels van het schilderen. Zijn druiptechniek is door Willem de Kooning het startpunt van het Amerikaanse modernisme genoemd. Pollock voerde de kunstenaar op als de moderne held – hij bevindt zich in het schilderij en buiten de samenleving. Zijn werk is energie van binnen uit, autonoom en non-figuratief, hoewel sommige titels, zoals War en het ‘Jorn-achtige’ The Water Bull een verhaal suggereren. Maar de meeste schilderijen hebben een nummer of heten ‘Untitled’. Het ging om het schilderen op zichzelf. Action painting werd het genoemd…

Samenwerking
Voor Jorn was schilderen en kunst nauw verbonden met engagement met de werkelijke wereld. Geschiedenis, politiek, uitbuiting en onderdrukking moeten de kunst in worden getrokken, zonder dat het blijft bij propaganda of pamfletkunst. Hij hechtte ook groot belang aan samenwerking, aan collectieve schepping en collectieve receptie. Muurschilderingen, zelfs in keramiek, zoals de reusachtige wand van een school in Aarhus. Geen totale abstractie. Een residu van figuratieve kunst blijft altijd aanwezig in zijn beelden. Hij geeft de toeschouwer herkenbare brokjes waar we ons toe kunnen verhouden. In een latere fase parafraseert of parodieert hij bestaande motieven. Hij noemt het ‘modificaties’.

Preserve your memories but distort them so they match their time. Why reject the old if you can modernize it with a few brushstrokes?. (Asger Jorn in een ‘Open brief aan het publiek’, 1959)

SMK


Het Deense ‘Rijksmuseum’, het Statens Museum for Kunst, presenteert ruim 200 werken van Asger Jorn in een zorgvuldig opgezette expositie, die zowel chronologisch als thematisch is. Dat is in het geval van Jorn niet zo moeilijk want zijn opeenvolgende periodes tonen ook voortdurend nieuwe invalshoeken en samenwerkingsprojecten. Van de eerste houtsneden getiteld Kerstgezangen, waarin de vrome teksten door prenten met de ontberingen van de onderklasse in een sarcastisch perspectief worden gezet, tot de deconstructieve ‘modificerende’ kunst van de Internationale Situationisten uit de jaren zestig. Deze politiek geëngageerde groep kunstenaars zag ieder geëxposeerd beeld als een leugen, bedoeld om het publiek te fixeren in een machts-discours.

Uitgangspunt van de tentoonstelling is het belichten van de rebelse kant van Jorn. In Denemarken is hij – evenals in Nederland – bekend als de montere Cobraschilder. Vrolijke, felle kleuren en op kindertekeningen lijkende vormen. Een nieuwe lente na de verschrikkingen van de oorlog, een uitbarsting van spontaniteit en ongevaarlijke provocatie. Het is niet verwonderlijk dat de politieke kant van zijn werk is weggemoffeld sinds het in waarde steeg, vanaf de vijftiger jaren. Het kapitalisme maakte zich meester van de beeldende kunst en schilderijen werden voor steeds hogere bedragen aangekocht en opgehangen in musea, waardoor ze, in de ogen van de makers, onschadelijk werden.

Toen Jorn in 1964 een van de prestgieuze Guggenheim-prijzen had gewonnen stuurde hij een telegram aan Harry F. Guggenheim met de tekst: ‘Go to hell with your money, bastard.’  Het was nog niet zo heel lang geleden dat hij in een Parijse galerie was flauwgevallen van de honger en de tuberculose, waar hij mede jong aan zou sterven, was al in volle uitbraak. Maar Asger Jorn gaf geen bal om geld. Alles wat hij verdiende stak hij in vaak ten dode opgeschreven projecten.

Asger Jorn Stalingrad, No-Man’s Land, or the Mad Laughter of Courage (Stalingrad, le non-lieu ou le fou rire du courage) 1957-60, 1967, 1972, Museum Jorn, Silkeborg

Asger Jorn Stalingrad, No-Man’s Land, or the Mad Laughter of Courage (Stalingrad, le non-lieu ou le fou rire du courage) 1957-60, 1967, 1972, Museum Jorn, Silkeborg

Wrakstukken van een helse geschiedenis


Met werken als Het recht van de adelaar en Pact der roofdieren, waar zwarte vogels en draken een soort duivelspact lijken te sluiten en elkaar tegelijk uitroeien, ageerde Jorn tegen de wapenwedloop van de Koude oorlog. Hij was fel tegen de oprichting van de Nato, de aansluiting van Denemarken en de wederzijdse ‘hate-speak’ en vijandelijke propaganda. Op de schilderijen storten zwarte vogelbekken en -klauwen zich op en in elkaar in een zwarte ruimte; de kleur rood is nauwelijks gebruikt maar het schilderij ruikt naar bloed.

Een hoogtepunt is het enorme doek getiteld Stalingrad. De laatste vijftien jaar van zijn leven heeft Jorn bijna voortdurend aan dit schilderij gewerkt. Het werd een soort dagboek waarin hij schreef en herschreef, wegkrabde en overschilderde. De vernieling van de stad vond zijn weerslag in het vernietigen van zijn eigen werk. Stalingrad is zijn antwoord op Picasso’s Guernica. Destructie en ondergang in een witte sneeuwhel: de slag om Stalingrad. Wit is ook de kleur van dood en rouw. Het is het dode wit van de wereld na een atoomoorlog, een slagveld zonder winnaars. Wonderlijk om na het vele zwart van de voorafgaande jaren – en de kleuren van een steeds feller wordend palet in andere werken – dit ‘kapotte wit’, gehavend en versplinterd, op de indrukwekkende oppervlakte te zien drijven als wrakstukken van een helse geschiedenis.

Volkskunst
Met het grote doek Ausverkauf der Seele lijkt Jorn afscheid te nemen van het expressionistisch ideaal van Cobra. Het beeld als spiegel van de (kunstenaars)ziel is een farce geworden sinds de geldmaatschappij zich meester heeft gemaakt van de diepste gevoelens en strevingen. Hiermee was Jorn zijn tijd tientallen decennia vooruit. Tegenwoordig getuigen realityshows en andere emo-porno van de vercommercialisering van de menselijke ziel. Hij nam afscheid van de Franse kunstdiscussies en keerde terug naar Denemarken om zijn laatste jaren te besteden aan een systematische verslaglegging in foto’s van Europese volkskunst; van de Romaanse beeldhouwkunst tot de ambachtelijk gesneden figuren van het Samivolk in Lapland.

Deens design nu


De Deense Cobrakunstenaars: Asger Jorn, Ejler Bille, Agnete Therkildsen, Egil Jacobsen, Carl Henning Pedersen en Else Alfelt maakten allemaal gebruik van een speciale drukkerij in Kopenhagen, Eks-Skolens Trykkeri. Deze bestaat nog steeds en drukt nu werk voor een groep kunstenaars van een bijzonder kaliber. Op de bovenste verdieping van een grote studio in de opkomende wijk Nord Vest huist Glad Design. Een tiental beeldend kunstenaars-met-lichte-handicap tekenen en schilderen hier voor – in opdracht gemaakte – producten. De opdrachten variëren van textielontwerpen tot lampen, van kookboeken tot plastic boodschappentassen voor een supermarktketen. Ze maken ook design voor exclusieve T-shirts voor dure winkels in het centrum. Een webshop is in de maak.

De ontwerpen zijn duidelijk herkenbaar als Deens design met een flinke portie Cobrakunst er doorheen. Vanuit een positief, egalitair mensbeeld, een vitale antropologie zou je kunnen zeggen, geeft Glad Design de Iets Andere Medemens het respect en de aandacht die iedere getalenteerde beeldend kunstenaar toekomt. Als vanzelf vloeien vormen en kleuren vervolgens uit viltstiften en waskrijt – om door de twee professionals die het atelier leiden bewerkt te worden voor commerciële productie. Dit is wat Asger Jorn voor ogen heeft gestaan toen hij zijn werken en idealistische geschriften de wereld in stuurde.

Theater / Achtergrond
special: Fabian Pikula, programmeur van het Café Theater Festival

Een springplank voor nieuw theatertalent

Dit weekend vindt in Utrecht de elfde editie van het Café Theater Festival plaats. Door heel de binnenstad vormen cafés het decor voor voorstellingen die uiteenlopen van opera tot filosofische slapstick. Onze eindredacteur sprak met programmeur Fabian Pikula.

Wat houdt het Café Theater Festival in?
Van 7 tot en met 9 maart zijn er in 26 cafés in Utrecht gratis theatervoorstellingen geprogrammeerd van jonge theatergezelschappen uit het hele land. Hierdoor proberen wij enerzijds een nieuw publiek aan te boren voor het theater en anderzijds een springplank te bieden aan nieuwe, veelbelovende theatermakers.

Waaraan voldoet een ideale CTF-voorstelling?
Het grootste unicum aan de voorstellingen op het CTF is dat zij in een café worden gespeeld. Daarom zijn belangrijke eisen dat het idee te verwezenlijken is in een vaak beperkte ruimte, maar ook dat de locatie functioneel en interessant wordt gebruikt. Naast de festivalgangers zijn er doorgaans ook veel stamgasten van het café, dus moet de voorstelling toegankelijk zijn en de aandacht vast weten te houden. De theaterstukken duren tussen de 20 en 25 minuten.

26 podia is vrij veel, hoe weet het publiek waar het heen moet?
Natuurlijk is iedereen vrij om te gaan waar hij wil, maar de organisatie heeft zes routes uitgestippeld. De voorstellingen op deze routes hebben een gelijke thematiek en sfeer en liggen op loopafstand van elkaar. Zo is er de route ‘Bewust Onbekwaam’, waarin alle vier voorstellingen het thema communicatie en miscommunicatie delen, draait de route ‘Liefde, een Gevaarlijk Spel’ om de kunst en het kwaad van de verleiding en spelen alle voorstellingen van de route ‘Kom Jij Hier Vaker?’ nadrukkelijk met het gegeven dat deze zich in een café afspelen.

Hoe lukt het jullie om een evenement van deze omvang gratis toegankelijk te houden?
Op enkele functies na werkt de voltallige organisatie op vrijwillige basis. De cafés en theatergezelschappen werken ook graag mee, want een voorstelling op het CTF betekent al snel een volle kroeg en een volle zaal en dus wederzijdse publiciteit. Als je het festival een warm hart toe wil dragen kun je bij een groot deel van de cafés een De Koninck bestellen, het festivalbier waarvan een deel van de opbrengst naar het CTF gaat.

Een van jullie doelstellingen is het promoten van nieuw talent. Kun je vertellen hoe het CTF bij kan dragen aan het succes van een theatergroep?
Het beste voorbeeld is Club GEWALT, dat vorig jaar de gedeelde juryprijs in ontvangst nam voor hun voorstelling Carnavalskinderen. Hierna kregen zij landelijk veel speelplekken aangeboden en dit jaar is de voorstelling op vrijdag 7 maart om 18.00 uur de opener van het CTF in Grand Café Lebowski. Op het festival zijn tevens meerdere talentenscouts aanwezig en we houden dit jaar een speciale bijeenkomst voor professionale theatermakers en programmeurs van nationale festivals en theaters. De winnaar van de juryprijs wint tevens optredens op onder andere het Fringe Festival en het Compagnietheater in Amsterdam en het Boulevard Festival in Den Bosch.

Waarin verschilt de editie van dit jaar van afgelopen edities?
Dit jaar hebben we een recordaantal van 110 aanmeldingen van theatermakers binnengekregen, waarvan we er slechts 26 op het festival kunnen programmeren. Door dit grote aanbod en de strenge selectie ligt het niveau erg hoog en bestaan alle theatergroepen uit (bijna) afgestudeerde theatermakers. Verder hebben we geprobeerd door heel de stad zichtbaar te zijn door middel van blauwe lopers en onze eigen blauwe mannetjes. Ook doen er dit jaar weer nieuwe cafés mee waar we heel blij mee zijn, zoals schouwburgcafé Zindering en Le Journal op de Neude.

De slogan van dit jaar is ‘Het CTF brengt je naar een hoogtepunt’. Kun je tot slot enkele persoonlijke hoogtepunten uit de programmering noemen?
Een persoonlijke favoriet is het gezelschap Faas met Haaren, dat de voorstelling Doo-Wop Doo-Wop speelt in Café Willem Slok. Twee zussen wachten tijdens de dreigende jaren dertig op hun derde zuster. Wat ik knap vind aan deze voorstelling is dat ze de tragiek niet schuwen en binnen het korte tijdsbestek van een klein half uur weten te ontroeren.

Ik heb de repetities helaas nog niet gezien, maar ik hoor heel goede dingen over de voorstelling De Wildernis van Stijn & Wolter in Oskar, het café van filmhuis ’t Hoogt. Stijn & Wolter zijn twee zeer ambitieuze mannen die een muziektheatervoorstelling hebben gemaakt waarin ze het uitgaansleven analyseren als een jungle.

In De Morgenster spelen De Mannen van Hans de tragikomische voorstelling Fiasco. De Mannen zijn veruit de leukste clowns ooit en weten feilloos hoe ze het publiek moeten bespelen. De voorstelling draait om een café dat de deuren moet sluiten, aan de clowns de taak om hun stamkroeg van de ondergang te redden.

Het Café Theater Festival vindt plaats van 7 tot en met 9 maart in de binnenstad van Utrecht. Meer informatie op www.cafetheaterfestival.nl