Muziek / Concert

Een reis door de kosmos

recensie: Broken Bells

James Mercer (The Shins) en Brian Burton (Danger Mouse) bewonderden elkaars werk en richtten een muziekproject op: Broken Bells. Hun show in de Melkweg begint veelbelovend, maar laat niet de verwachte indruk achter.

James Mercer is de zanger van The Shins en is vooral te herkennen aan zijn vocale stijl die veel registers beslaat. Als producer heeft Brian Burton naam gemaakt door zijn werk met Gnarls Barkley, Gorillaz, Norah Jones en Daniele Lippi. Samen maken deze twee vakbroeders uit de alternatieve muziekwereld moderne, tegen discopop aanschurkende liedjes, waarin Mercer’s hoge stem wordt gekoppeld aan synthesizertonen van Danger Mouse.

Visueel spektakel
Het pleit voor de heren dat ze werk hebben gemaakt van hun performance door er een visueel spektakel van te maken. Er wordt veelvuldig met oogverblindende schijnwerpers gespeeld en het decor vanavond is een groot scherm waarop beelden uit de ruimte worden geprojecteerd, alsof we een reis door de kosmos maken.

Als het eerste nummer wordt ingezet, ‘Perfect World’, een van de beste liedjes van Broken Bells, zorgen de projecties voor een extra krachtig begin. Later blijkt dat je in de beelden de reden vindt om bij de les te blijven, want gaandeweg lukt het Mercer en Burton steeds minder de intensiteit over te brengen die aan het begin is opgewekt.

Geconcentreerd en foutloos
Vermoedelijk heeft dat te maken met de volgorde waarin de liedjes staan geprogrammeerd: het beste werk eerst. Het is ook een kritische noot bij beide albums van Broken Bells. Je hoort eerst de beste, interessante liedjes, wat het bemoeilijkt geboeid te blijven bij vlakke nummers als ‘Meryin Fields’, ‘Sailing To Nowhere’ en ‘Citizen’. Een andere opbouw had voor meer spanning gezorgd.

Verder valt er niet veel op het spel af te dingen. Brian Burton speelt geconcentreerd en is op geen fout te betrappen en James Mercer is goed bij stem: hij haalt moeiteloos de wisselingen in toonhoogtes. Als je de volgende dag op kantoor zit, vertel je je collega’s dat je een leuke avond hebt gehad, dat Broken Bells interessante dingen deed met bewegende projecties en dat ze een mooie show speelden. Stiekem had je toch meer van deze twee namen verwacht …

Theater / Voorstelling

Komische geweldskitsch toont zinloosheid van geweld

recensie: YoungGangsters - The New Rambo Generation

.

In films en games is oorlog entertainment geworden. Onder het uitspreken van puntige oneliners wordt de vijand enthousiast afgeslacht. Met diezelfde toon van humor en vrijblijvendheid (‘het is toch niet echt’) spelen de YoungGangsters nu een veldslag in de Vietnamoorlog na. Ze hebben zich laten inspireren door Rambo, de gespierde vechtmachine die in zijn eentje hele legers doodt.
“These boys are the destroyers of evil. The path to peace will always be war.”

We volgen de belevenissen van de mariniers van de Bravo Squad in hun moedige/zinloze gevecht om Hill 737 te veroveren. “Let’s kill those commies, elke dode communist is er toch weer één.” Aan het einde van de dag worden triomfantelijk de doden geteld en de grootste killer is de (tijdelijke) kampioen. Vandaag is dat Hawk, die met zijn machinegeweer (genaamd Gook Killer) 57 spleetogen heeft afgeknald (“Twelve of them were children!” roept hij trots uit).

Fatalisme en wraak zijn gevaarlijke drijfveren
“You won’t win wars by dying for your country, but by making them die for theirs.”

Helaas hebben de jongens van Bravo ook zelf een kameraad verloren, Jackson (“Goddammit, he was the only nigger in our squad”). Zijn overgebleven restanten worden begraven en zijn heldendaden herdacht. Jackson was immuun voor angst en gevaar omdat hij alle hoop om te overleven had opgegeven (“It ain’t no thing, Sergeant. We’re all dead already.”). Jammer dat de good guys altijd als eerste sneuvelen.

“We will hunt them down and put them to justice in the name of freedom.”

Wraak is de beste drijfveer en in een geweldsorgie roeit de Bravo Squad nog meer commies uit. Met de esthetiek van Amerikaanse B-films (veel machismogeknal en onwaarschijnlijke vuistgevechten waarin de held vele tegenstanders uitschakelt) worden we op slow motion geweldskitsch getrakteerd. Jongens die oorlogje spelen, jongens die zich overgeven aan de destructieve roes, jongens die beter gewoon thuis bij hun vriendinnetje hadden kunnen blijven.

“At home I was bored. War gave meaning to my life. We love fucking war and war loves fucking us.”

Soldaten doden, burgers gedogen
Het publiek wordt actief bij de voorstelling betrokken. We worden uitgenodigd met Amerikaanse vlaggetjes te zwaaien, gevraagd om foto’s van martelingen te nemen en moeten stemmen over het lot van een krijgsgevangene (“Thumbs up he lives, thumbs down he dies!”). Schoolmeisjes raken door het dolle heen en roepen kill, kill, kill. Eén van hen mag op de rug van de krijgsgevangene zitten en zich aan zijn machteloosheid verlustigen. Echte tegenstemmen zijn er niet, een groot deel van het publiek blijft passief.

“We have the duty to annihilate evil. For Justice. For Democracy. For God. For our country. And for our driver’s license.”

De YoungGangsters maken van het toneel een slagveld waar het bloed en de ledematen je om de oren vliegen en waar het lachen je pas na afloop van de voorstelling vergaat. Enigszins verdwaasd verlaten we de Fenixloodsen en zien de Maas en de Erasmusbrug in het laatste licht van een prachtige voorjaarsdag. Leven in vredestijd is eigenlijk best tof. Laten we nog even van de verveling genieten voordat we elkaar weer af gaan slachten. De oorlog ligt altijd op de loer.

Muziek / Concert

Het blues-vuur levend houden

recensie: Jim Byrnes

Op zijn nieuwe album eert Jim Byrnes het 250-jarig jubileum van zijn geboortestad St. Louis, Missouri. Gelukkig keert hij hiermee terug naar de rhythm & blues.

Ter ondersteuning van de release van St. Louis Times trekt Jim Byrnes langs de verschillende podia. 8WEEKLY was present tijdens zijn optreden in Grandcafé Meneer Frits in Eindhoven waar Byrnes speelde voor een uitverkocht huis. De twee sets, onderbroken door een pauze waarin de voorraad van zijn nieuwste album werd uitverkocht, ontlokte Byrnes de bezoekers een staande ovatie.

Drie jubilea

~

Byrnes opent de avond met ‘Movin’ On’ dat, net als de rest van de tracks, tot het historische materiaal behoort. Het oudste nummer van de avond is het honderd jaar oude ‘St. Louis Blues’, dat ook te vinden is op zijn nieuwste album. Een album dat tot stand kwam in samenwerking met producer Steve Dawson, die tevens gitaar speelt op dit tienjarig jubileum. Zo zijn drie feestjes verenigd op één album. Byrnes wordt bijgestaan door een uitstekende band bestaande uit de standaardbezetting van gitarist, bassist en drummer. Zelf speelt hij op zijn elektrische gitaar.

Byrnes en de zijnen spelen behoorlijk wat liedjes van het nieuwste album en putten daarnaast uit de rest van zijn fraaie oeuvre, zoals het persoonlijke nummer ‘My Walking Stick’. Dat werd geschreven door Irving Berlin, maar won aan betekenis voor Byrnes persoonlijk door zijn ongeluk in de jaren zeventig waarbij hij beide benen verloor.

Historisch materiaal
Zowel het album als het concert worden gevuld met historisch materiaal. Zo wordt een diepgravende uitvoering ten gehore gebracht van ‘Nadine’ van Chuck Berry en ‘I Get Evil’, dat geschreven werd door Albert King. Een bijzondere vermelding waard is de uitvoering  van het ooit door Ray Charles vertolkte ‘I Believe to My Soul’, waarbij Byrnes na een uitgebreide introductie de zaal laat zinderen met zijn geweldig bluesy uitvoering van deze compositie.

Byrnes toont zich een prima verhalenverteller wanneer hij een aantal van de composities inleidt met een historisch verhaal. Vaak zijn dat persoonlijke ontmoetingen met de schrijvers of artiesten zelf die soms teruggrijpen naar zijn vroege jeugd, toen hij tien of elf was. Na het uitstekende optreden heeft Byrnes nog voldoende energie over voor een ontmoeting met de fans. Praatgraag ondertekent hij persoonlijk menig album. Zowel het album als het optreden zijn van grote klasse. Het persoonlijke album St. Louis Time houdt als herinnering aan het concert menig keer het blues-vuur levend

Film / Films

Recht en onrecht op het grote doek – deel 2

recensie: Movies That Matter, 20-26 maart 2014, Den Haag

Terwijl politiek Den Haag in de ban was van de Nucleaire Top,  vond in het Haags filmhuis en het daaraan verwante Spui Theater het Movies That Matter filmfestival plaats. Het festival, opgericht in 2006, bood ook dit jaar weer een gevarieerd programma aan van films waarin mensenrechten centraal staan.  In dit tweede deel aandacht voor vrije meningsuiting in China en Mexico, kleine en grote jongens in de olie-industrie en een felle Servische voetbalcoach in Zuid-Soedan.

In Ai WeiWei: The Fake Case volgen we conceptueel kunstenaar Ai WeiWei. Met zijn kunst verzet hij zich openlijk tegen het Chinese regime, wat in 2011 leidde tot zijn arrestatie. De Deen Andreas Johnsen had de unieke positie om Ai WeiWei tijdens zijn proefverlof te filmen. Hij volgt de man in zijn thuissituatie, tijdens interviews en in zijn omgang met de beperkingen die hem zijn opgelegd. Ai WeiWei toont zich allesbehalve een slachtoffer. Nog steeds is hij voorvechter van het uiten van je mening, waarmee hij zich keer op keer problemen met de Chinese autoriteiten op de hals haalt. De film laat op indringende, maar ook komische wijze zien hoe Ai WeiWei zich met zijn kunst verzet tegen het regime. De steun die hij daarbij krijgt van het Chinese volk is tekenend en biedt nog hoop op een betere toekomst voor jong China. Ai Weiwei is een voorbeeld van hoe kunsten gebruikt kunnen worden om te provoceren en kunnen leiden tot het aanwakkeren van verandering.

~

Verandering is ook wat de Mexicaanse Eufrosina wil bewerkstelligen in de documentaire Eufrosina’s Revolution. Wanneer zij, na haar verkiezing tot burgemeester, het ambt niet mag uitoefenen omdat zij een vrouw is, onderneemt zij actie. De filmmaakster volgt haar in haar rol van activist tot bewindvoerder. Dat Eufrosina het uiteindelijk tot de hogere regionen van de politiek weet te schoppen is te danken aan haar doorzettingsvermogen en tomeloze inzet voor een betere positie van de vrouw. Die wordt haar overigens niet door iedereen in dank afgenomen, want in de afgelegen en armoedige gebieden waar Eufrosina vandaan komt, blijken gelijke rechten nog niet zo vanzelfsprekend. Wanneer een bewoonster van een nabijgelegen dorp zich negatief uitlaat over Eufrosina en haar valse intenties en leugens toedicht, blijkt de angst voor verandering. Mexico heeft nog een lange weg te gaan, maar Eufrosina heeft wel plaats gemaakt voor nieuwe paden. In zijn opzet blijft de film dichtbij de persoon Eufrosina staan en is er buiten haar activisme en wens tot verandering veel aandacht voor het dagelijks reilen en zeilen in de onherbergzame gebieden. De film weet daarbij niet altijd de aandacht vast te houden.

In Rachel Boyntons Big Men staat de ontdekking van een olieveld bij Ghana centraal. Het kleine Amerikaanse bedrijf Kosmos Energy investeert in het olieveld en belooft de Ghanezen de opbrengst eerlijk te delen. Dat het allemaal anders loopt, wordt door Boynton op spanningsvolle wijze vastgelegd. Zij heeft daarbij de unieke positie om het hele gebeuren van meet af aan te volgen en te filmen. ‘Kleine jongen’ Kosmos Energy krijgt te dealen met een veranderd politiek klimaat, corruptie en de grote jongens die ook een graantje mee willen pikken, want olie is tegenwoordig een schaars goed. Daarbij toont Boynton hoe de olie-industrie een vernietigende rol in buurland Nigeria speelt: in plaats van de beloofde welvaart, ontstaat er steeds meer verdeeldheid en woedt er een soort ‘olie-oorlog’.  De toekomst in Ghana blijkt onzeker. Hoewel de regering belooft dat het zal investeren in het volk, blijken internationale grootmachten er uiteindelijk met het meeste geld vandoor te gaan. Een schrijnend voorbeeld van hoe de ontdekking van een grondstof leidt tot corruptie, verdeeldheid en hoe het grote geld allesbehalve op de beloofde plek terecht komt.

~

Coach Zoran and his African Tigers speelt zich ook af in Afrika, maar we verkassen ditmaal naar Zuid-Soedan. Zuid-Soedan is na bijna vijftig jaar burgeroorlog onafhankelijk geworden. Tijd dus voor een eigen voetbalteam! En wie kan dat team beter samenstellen en leiden dan de temperamentvolle Servische coach Zoran? Op humoristische wijze laat de film Zorans pogingen en onderhandelingen zien die nodig zijn om een goed voetbalteam van de grond te krijgen. De tragiek die erachter schuilt is subtiel voelbaar, want vergaande bezuinigingen en de moeizame relatie tussen de coach en de autoriteiten maken het succes van het voetbalteam tot een harde strijd.  Coach Zoran and his African Tigers is een stuk luchtiger dan het overwegend zware programma dat Movies That Matter herbergt, maar de politieke lading die erachter ligt klinkt wel door.

Vele vertoningen gingen gepaard met een Q&A na de film. Voor een festival dat de dialoog met de filmmakers stimuleert, was het schrijnend om te zien (met name bij de kleinere films) dat het publiek vaak niet de moeite nam om meer over achtergronden of beweegredenen van de filmmakers te weten te komen. Het festival liet daarmee een gemengde indruk achter: na de zware thematiek moet er vooral geborreld worden. In hoeverre het documentaire- en filmaanbod echt stemt tot nadenken of tot actie, is de vraag. Aan Movies That Matter ligt dat niet: met deze editie zetten zij zich op de kaart als een filmfestival waar mensenrechten centraal staan en je weer even met je neus op de feiten wordt gedrukt. Soms heftig, soms ontroerend, dan weer luchtig en komisch. Hoe belangrijk het is om in dialoog te blijven en je ogen te openen in plaats van te sluiten, blijkt wel uit het diverse aanbod van deze editie. 

Boeken / Fictie

Dandy door het leven

recensie: Robert van Raffe - Zonder filter

Robert van Raffe is al een tijdje bezig als stripschrijver en vormgever. Onder andere Eisner en Zone 5300 publiceerden zijn werk. In 2011 gaf hij Syrena in eigen beheer uit en nu is er zijn eerste ‘echte’ graphic novel, Zonder filter.

Na een vakantie in Rome besluit Roberts vriendin J. naar Italië te vertrekken. Dit heeft een behoorlijke invloed op Robert. Hij besluit zijn leven te veranderen. Niet omdat hij nu zo graag veranderd, maar omdat alles om hem heen hem meesleurt. Zonder een overvloed aan voorkennis besluit Robert een dandy te worden. Met een nieuw kapsel en pak begint hij aan de volgende fase van zijn leven, ‘dandy tegen wil en dank’.

~

Gedwongen route
Een groot deel van Zonder filter gaat over Roberts zoektocht naar wat een dandy nu precies is. Op internet en in de bibliotheek speurt hij naar informatie en bekende voorbeelden. Wat begon als ‘bij wijze van imago’ veranderd langzaamaan in een levenshouding. Dandyisme drukt zijn stempel op Robert. Met alle gevolgen van dien.

Zonder filter is goed opgebouwd. Het verhaal is onderverdeeld in verschillende delen die vernoemd zijn naar Oudgriekse mythologische begrippen of personages. ‘Lemnos’, ‘Kalliope’ en ‘Ithaka’ komen voorbij, veelal referend aan Homerus’ Odyssee. De keuze voor zulke hoofdstuktitels versterkt het idee dat Zonder filter een reis beschrijft. Raffe verwijdert zich steeds verder van wat hij dacht dat hij was, maar verliest zichzelf onderwerg.

Gevarieerde reis
Het boek laat zien dat Van Raffe een scala aan stijlen en technieken tot zijn beschikking heeft. Over het algemeen gebruikt hij een simpele, naïef-ogende stijl, zoals Jaron Beekes en Barabara Stok ook gebruiken. Daardoor krijgt Zonder filter een authenticiteit die met een strakkere, meer gelikte tekenstijl waarschijnlijk verloren was gegaan. Het biografische aspect wordt onderstreept, doordat het lijkt alsof we in de dagboeken van Van Raffe aan het lezen zijn. Een idee dat hij versterkt door delen van Zonder filter in het verhaal te gebruiken. Het hoofdstuk ‘Kalliope’ keert terug in het hoofdstuk ‘Hades’, bijvoorbeeld.

~

Kleurgebruik past Van Raffe aan aan de sfeer van de verschillende hoofdstukken. Zo heeft Zonder filter niet alleen delen met ‘normaal’ kleurgebruik, maar ook in zwart-wit en met vooral primaire kleuren en stukken die refereren aan stijlen in de schilderkunst. Visueel is Zonder filter afwisselend en aantrekkelijk, zonder dat het verhaal er onder lijdt. Zowel kleurgebruik als detail in de tekeningen staan in dienst van wat Van Raffe wil vertellen. Van Raffe kan zowel ingetogen als expressionistisch te werk gaan.

Niet te snel
Als eerste lange strip van Robert van Raffe is Zonder filter een geslaagd product. Van Raffe is in staat om een verhaal goed op te bouwen en interessant te brengen. Van Raffe creëert een eigen stijl en daarmee een eigen identiteit. Zonder filter is een afwisselend boek dat de kunde van Van Raffe ten toon spreidt. Ook is het een boek dat even moet bezinken. Het is méér dan alleen een coming of age of liefdesverhaal. Van Raffe lijkt zijn plek tussen de literaire strips al veiliggesteld te hebben.

Theater / Voorstelling

Ibsen in de hoogste versnelling

recensie: Noord Nederlands Toneel - Crashtest Ibsen II

Crashtest Ibsen is een visueel spektakel, waarin de grens tussen fictie en realiteit grondig bevraagd wordt. Dit gebeurt aan de hand van het stuk Een vijand van het volk,  geschreven in 1882 door de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Voor wie weinig kennis van het oorspronkelijke stuk heeft is de voorstelling wellicht ietwat lastig te volgen.  In een noodvaart razen de acteurs het stuk door, alles wordt ontleed, ontbloot en uit elkaar gerukt. De titel “crashtest” is dus ook niet meer dan gepast.

Het oorspronkelijke stuk wordt in deze regie van Sarah Moeremans aan flarden gescheurd. Wat er overblijft zijn personages die zowel hun rol als hun schepper bevragen. Zo verklaart mevrouw Stockmann, vrouw van de protagonist, aan het begin van het tweede bedrijf:
‘Maar het is toch gek, Thomas! Je bericht wordt niet opgepikt! En dat in het begin van een tweede  bedrijf, terwijl je de protagonist bent. Ik vertrouw het niet! Wat is de auteur met ons van plan? En waarom krijgen we geen regieaanwijzingen?’

Dit metaperspectief is kenmerkend voor de voorstelling, waardoor iedere passage een extra laag krijgt. Zo dwingt schrijver Joachim Robbrecht het publiek dieper na te denken over wat er nu werkelijk gezegd wordt. Het publiek wordt continu betrokken en toegesproken door de spelers, hierbij worden zij maar wat vaak gewezen op het feit dat zij publiek zijn.

Wanneer leven we eigenlijk?
De voorstelling laat heel duidelijk de verwarring zien die dit perspectief voor de personages met zich meebrengt. Zo discussiëren zij over wat nu eigenlijk het “hier en nu” is binnen het stuk. Is dat 1882, het jaar waarin het stuk zich oorspronkelijk afspeelt, of is dat het actuele hier en nu, 2014? Deze verwarring is terug te zien in de tekst, het spel en de vormgeving. Zo draagt journalist Hovstad, humoristisch vertolkt door Louis van der Waal, een trui waarop 1882 staat geborduurd, spreken de personages over informatieverspreiding via social media en heet het kuuroord uit het oorspronkelijke stuk nu Waterworlds.

Een wereld an sich
Ook visueel gezien bevinden de personages zich buiten het verhaal. Bij binnenkomst wordt je als toeschouwer gelijk overrompeld door de tot de verbeelding sprekende vormgeving: de spelers zitten in een miniatuurberglandschap dat op toneel is opgebouwd. Als reuzen kijken zij uit over het dal waarin het stadje ligt waar het stuk zich afspeelt. Zo nu en dan verdwijnt er een speler achter of in de berg. Aan het eind, wanneer de carrière van de protagonist dokter Stockmann is verwoest, wordt het complete decor opgedoekt. De miniatuurhuisjes worden op het nippertje gered door zijn broer en antagonist, de burgemeester, die concludeert dat dokter Stockmann inderdaad een vijand van het volk is geworden.

Het is een voorstelling met een boodschap. Zo wordt het gegeven klokkenluider aan de kaak gesteld en zijn er verwijzingen naar de hedendaagse politiek, als zijnde een vorm van theater. Daarmee wordt Crashtest Ibsen  vooral een voorstelling die het spanningsveld tussen theater en het echte leven wil bevragen. Dit alles wordt op humoristische wijze gedaan, met de nodige  zelfspot. Na de voorstelling kun als toeschouwer niet anders dan verder denken over de vragen die de personages tussen neus en lippen door hebben gesteld.

 

Boeken / Fictie

Twee huizen, twee vrouwen, twee mannen

recensie: Manon Uphoff - De vanger en de bastaard

Manon Uphoffs novellen De vanger en De bastaard verschenen al eerder (in 2002 en 2004, zie hier wat wij toen over de laatste schreven). Nu zijn ze gebundeld.

Manon Uphoff debuteerde in 1995 met een verhalenbundel, Begeerte. Haar twee voorlaatste boeken excelleren op het korte(re) vlak: voor haar novelle De ochtend valt  (2012) won ze de Opzij Literatuurprijs en ook haar verhalenbundel De zoetheid van geweld (2013) is goed ontvangen. Nu is er dus een herdruk van twee eerdere novellen, De vanger en De bastaard. Toen, tien jaar geleden, heetten ze de eerste twee delen van een trilogie te zijn – maar die PR is nu vervallen.

Verschillen
Het zijn twee verschillende verhalen. De vanger is registerend: als een camera beziet de verteller een vrouw en een man, zij een erfgename wonend in een groot, vervallen huis dat vroegere grandeur uitstraalt, hij degene die zij inhuurt dat huis een beetje op te knappen. Ze worden verliefd, beginnen een relatie. Ze krijgen een kind. De verteller registreert, geeft handelingen en dialoog weer, maar zonder psychologische achtergronden of gedachten. Het is kaal en effectief.

De bastaard is in zekere zin aangekleder. Arinde, de hoofdpersoon, woont ook in een groot en vervallen huis (maar zij is ouder dan de eerste vrouw). De man in haar leven, Bastiaan, verzorgt haar; hij is de bastaard van haar overleden echtgenoot Maurice. Ook haar zoon Thomas is overleden, aan tuberculose. Er wordt meteen ingekleurd: het huis is ‘een oud neo-Tudor landhuis’, er waren twee Louis Quinze-stoelen, etcetera. Het is hoogst melodramatisch.

Dezelfde basis
De vanger is dan ook het sterkste, meest aansprekende verhaal. Het is een broeierige en sfeervolle novelle. Iets klopt er niet aan de relatie die de vrouw en de man beginnen. In rap tempo raken ze verliefd, boos op elkaar en vervreemden ze uiteindelijk. Er is een ongeluk met hun baby, waarna de man weggaat en haar met de brokstukken opzadelt. Doordat Uphoff het verhaal niet heeft aangekleed, wordt het beter. Als lezer blijf je geïnteresseerd lezen, tot de rake laatste zin van het verhaal; er had geen enkele andere zin moeten staan.

De twee novellen delen eenzelfde basis, maar zijn anders uitgewerkt. De bastaard is schematischer. Uphoff probeert in een beperkte ruimte een hele geschiedenis te plaatsen, waardoor de novelle te vol wordt. De verschillende elementen van het verhaal komen niet goed uit de verf en glijden daardoor af naar het clichématige. Het verhaal wordt voorafgegaan door een soort prelude, waarvan de kernzin deze is: ‘Omdat ze [kinderen] ontdekken dat wat ze dachten en geloofden – dat ze hun levens een tijdje konden spelen, en dat hier geen werkelijke tijd mee verloren gaat – een vergissing is.’ Dit is De bastaard: de spanning tussen een verstrijkende tijd en de momenten die je onthoudt, waarop de tijd lijkt stil te staan.

Parel in de dop
Doordat de twee novellen hier gebundeld zijn, komen de overeenkomsten tussen beide verhalen goed naar voren. De stijl verschilt – een minimalistische, moderne vertelling versus een soort parodie op de laatnegentiende-eeuwse roman –, maar de thematiek is hetzelfde. Een vrouw, een huis, een man – maar het werkt niet. De onmacht regeert. Er wordt iemand verstoten.

Wat is er van het idee van de trilogie over? Is De ochtend valt het derde deel? Of moet het nog geschreven worden? Gezien het meesterschap dat uit Uphoffs recente publicaties spreekt, zou dit laatste luik wel eens een parel kunnen worden.

Boeken / Non-fictie

De keuken van de constitutionele monarchie

recensie: Dik van der Meulen - Koning Willem III

Willem III was de eerste koning der Nederlanden wiens hele leven, from womb to tomb, in het teken stond van het koningschap. Hij tastte de grenzen van zijn – in vergelijking met zijn vader en grootvader beperkte – macht af.

Willem III werd geboren in 1817, ruim drie jaar nadat zijn grootvader geland was te Scheveningen en daarna als soeverein vorst in de Nederlanden door het leven ging. Al gauw werd laatstgenoemde officieel koning en dus werd de jongste Oranje-telg vanaf zijn geboorte opgevoed in de wetenschap dat hij ooit koning zou worden.

Het einde van zijn leven was ook anders dan voorheen. Rond 1880 waren er serieuze twijfels over Willems troonopvolging, wat nog niet eerder was voorgekomen. Alleen zijn zonen Willem (‘Wiwill’ werd deze genoemd, om de jongen van zijn naamgenoten te onderscheiden) en Alexander waren nog in leven en beiden waren kinderloos. Niet lang daarna zouden zij komen te overlijden. Gelukkig was Willem III op dat punt getrouwd met Emma van Waldeck en Pyrmont en hadden zij een dochtertje gekregen, Wilhelmina – die, in tegenstelling tot hardnekkige geruchten, wel echt een koningsdochter was.

Liberale vijanden

1849 is het sleuteljaar in het leven van Willem III: terwijl hij in Engeland verkeerde, stierf zijn vader. (Waarmee de wederom hardnekkige geruchten over vadermoord ook weersproken zijn.) Snel reist hij terug naar Nederland, waar hij aankomt als de derde koning van de jonge staat. Hij trof een koninkrijk dat hij misschien niet eens wilde, uitgekleed als het was zonder Brussel – de stad van zijn jeugd – en België, en zijn koningschap ingeperkt door Thorbeckes grondwet uit het jaar ervoor.

Van der Meulen besteedt veel tijd aan de haast ongelooflijke hoeveelheid kabinetten, of ‘ministeries’ zoals het toen heette, die er in de 41 jaar van Willems regering werden versleten. Willem III was in tegenstelling tot zijn vader een conservatief en een aanhanger van de restauratie. Maar die tijden van voor Napoleon kwamen niet terug: de Tweede Kamer was en zou voor lange tijd liberaal blijven – liberaler dan de conservatieve ministeries die Willem III wilde zien.

Willem III stribbelde vaak tegen en vertraagde, al wist hij uiteindelijk maar weinig vernieuwingen echt tegen te houden. Staatsmannen als Thorbecke kenden moeilijke regeerperiodes, terwijl minder competente ministers in het zadel gehouden werden door de koning – soms zelfs met dank aan middelen die staatsrechtelijk niet helemaal door de beugel konden. Het heeft Thorbecke er niet van weerhouden drie keer een kabinet te leiden en over het algemeen in de jaren ’50 en ’60 Willems voornaamste politieke vijand te spelen. Vanaf 1880, acht jaar na de dood van Thorbecke, nam de socialistische beweging met Domela Nieuwenhuis die rol over. Waar de demon van Willem I Napoleon heette, heetten die van zijn kleinzoon Thorbecke en Nieuwenhuis.

De ongrijpbare koning

Wat opvalt in Van der Meulens biografie is hoe ongrijpbaar Willem III is. Er zijn weinig persoonlijke documenten van hem beschikbaar, waardoor hij veelal vanuit het perspectief van omstanders geschetst wordt. Zijn eerste vrouw, Sophie van Württemberg, schrijft veel over haar man – ze haatten elkaar, dus erg positief is dat allemaal niet. Politici en secretarissen geven hun indruk van de koning, die erg wisselend is. Wat ontbreekt is uiteindelijk Willems eigen stem: zijn mening over de mensen om hem heen en de gebeurtenissen in het land.

Dik van der Meulen, bekend van zijn bekroonde biografie van Multatuli, lijkt de koning ook niet helemaal goed in vizier te krijgen – ondanks dat deze man de eerste Nederlandse vorst is die gefotografeerd is. Soms pagina’s lang beschrijft hij tijdgenoten en ontwikkelingen, waardoor Willem III naar de achtergrond verdwijnt. Vaak is hij ook gedwongen terug te grijpen naar anekdotes, die vermakelijk zijn, maar dikwijls van een te voorbijgaande aard zijn. Van der Meulen is een goede verteller met een mooie stem, al hij heeft zich ook af en toe flauwe grapjes veroorloofd: ‘De jongste Willem was gesteld op een typisch Hollandse bezigheid die ook sommige van zijn nazaten met verve zouden beoefenen: het schaatsen.’

Koning Willem III geeft vooral een voortreffelijk beeld van de koning en zijn omgang met ministers en de plaats van de vorst in de Nederlandse samenleving. Het is zogezegd een kijkje in de keuken van de constitutionele monarchie – een vlot geschreven kijkje. Misschien had Willem geen koning willen worden, maar dat is toch gebeurd, en wat valt er dan te zeggen? Dat hij tot op hoge leeftijd invloed heeft willen hebben op het landsbestuur (maar er niet overtuigend in slaagde het landsbestuur in de door hem gewenste richting te sturen), mag niet zo vreemd heten. Dankzij deze biografie is nu duidelijk waar Willem III een vinger in de pap gehad heeft, waar we zijn sporen kunnen vinden.

Boeken / Fictie

Leve(n)de poëzie!

recensie: Hélène Gelèns - applaus vanuit het donker

Rode blaadjes waaien de lezer tegemoet vanaf het omslag van applaus vanuit het donker, Hélène Gelèns derde bundel. Een mooie verbeelding van haar bewegende, levende poëzie.

Bekijk de volgende regels (de eerste stanza van drie) en vul in:

is h t: ik tege d laarz n?
dan is et: k óf d la rzen
win ik, w nt niet d bende g laarsden
wint d bende gelaarsde , win iet ik
(d som v n verlie er en winnaar is nul 

Grote kans dat je dit niet in gedachten had:

is het: zwik tegen danslaarzen?
dans eist niet: zwik óf danslaarzen
wint zwik, want knielt die bende gelaarsden
(twintig dubbende gelaarsden!) kwinkeliert zwik
(de som van averlie erkent: winnaar eist knul)

Toegegeven, de witruimte in het eerste gedicht is niet overal groot genoeg om alle letters uit het tweede voorbeeld een plek te geven. Toch is dit de eerste stanza van het gedicht na diegene met de gaten erin. Hélène Gelèns maakt er niet ‘is het: ik tegen de laarzen? / dan is het: ik óf de laarzen’ van, wat meer voor de hand zou liggen. Ze doet er iets anders mee, iets mooiers, iets betekenisvollers.

Spelen met de taal
Elders in applaus vanuit het donker staat het gedicht ‘sappho zei’, een variatie op e.e. cummings’ ‘plato told’. e.e. cummings, die bekende dichter die geen hoofdletters in zijn naam wenste te zien. Hoofdletters zijn, zoals vaker bij Gelèns, afwezig in deze bundel, net zoals de overgrote meerderheid van de leestekens. Dit geeft haar taal iets democratisch: hoofdletters geven bepaalde woorden immers voorrang. Gelèns’ gedichten zijn een web van woorden, een spannend web, en niet altijd gelijk te begrijpen of te doorgronden.

Tegelijkertijd speelt ze ook met vormen, zoals in ‘visies op vis iii’:

haaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
je ihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
verveelt aaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
je ihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
geeuw je aihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai

Doorlezend ontstaat er een patroon, een vorm, die misschien doet lijken aan golven met haaien. Een gedicht daarvoor (‘visies op vis ii’) lijkt dan weer op een wc met een stortbak boven, of misschien de staart van een zeemeermin. Waarschijnlijk is het geen van beiden, of allebei. Wie het weet mag het zeggen, maar het maakt Gelèns’ poëzie bij vlagen onweerstaanbaar.

Plezier in de taal
Zo uitnodigend als deze gedichten soms lijken, ze zijn niet altijd even gemakkelijk te begrijpen. Daarin doet Gelèns mijns inziens dan weer denken aan de niet genoeg geprezen Hans Faverey, met bijvoorbeeld de humoristische reeks over een man en een dolfijn: ‘(Bal; zeg: bal). / Je moet ‘bal’ zeggen. / Dolfijn, zeg eens bal. / B/a/l: bal. Hé’. De dichter – Faverey, Gelèns – heeft er een enorm plezier in de zeggingskracht van de taal te ontdekken, die taal op te rekken en naar de hand te zetten. In de beste gevallen slaat dat plezier over op de lezer.

Neem de laatste regels van het gedicht ‘het applaus van pythagoras’, die ten eerste al rechts uitgelijnd zijn op de pagina, net als andere delen van het gedicht – zo zit de speelsheid al in de pagina gevangen, en ontstaat het idee van een dialoog.

in de 26e eeuw na pythagoras doceerde men hoe
het applaus van pythagoras leidde tot applaus
voor hemzelf – o wonder der dichtkunst! –
terwijl getuige een tekst uit diezelfde eeuw
de pythagorese jaartelling ingeburgerd raakte

Die 26e eeuw, dat is nu, maar wij kennen het anders. Het hele gedicht is een correctie op enkele denkbeelden die wij er op na houden over Pythagoras en zijn stelling. Maar het echte plezier zit in de subtiele verschuiving van ‘het applaus van pythagoras’ naar ‘applaus voor hemzelf’. Het ‘o wonder der dichtkunst!’ dat dan volgt, is ook weer exemplarisch voor applaus vanuit het donker: er staan niet al te veel leestekens in de bundel, maar een flink aantal is te vinden in dergelijke extatische formuleringen.

Aanwinst
Hélène Gelèns speelt met woorden, zet ze op een vreemde manier achter elkaar en plaatst ze in nieuwe verbanden. Haar poëzie beweegt en speelt, al is dat soms – soms – ook wat vermoeiend. Haar stem is geheel eigen en uniek en een aanwinst voor de Nederlandse literatuur. Het Nederlands is van ons allen, maar in deze bundel net even wat meer van Gelèns.

Film / Films

Recht en onrecht op het grote doek – deel 1

recensie: Movies That Matter, 20-26 maart 2014, Den Haag

Terwijl politiek Den Haag in de ban was van de Nucleaire Top,  vond in het Haags filmhuis en het daaraan verwante Spui Theater het Movies That Matter filmfestival plaats. Het festival, opgericht in 2006, bood ook dit jaar weer een gevarieerd programma aan van films waarin mensenrechten centraal staan.  In dit eerste deel aandacht voor nucleaire energie, mensonterende beproevingen in Eritrea en Cambodja en de hoogtepunten van het filmisch aanbod.

~

Met de Nucleaire Top die Den Haag die week in zijn greep hield, is het niet verwonderlijk dat het festival daarop inspeelde. Kernenergie is omstreden, evenals de documentaire Pandora’s Promise: in plaats van de nadelen van kernenergie te benadrukken, worden de voordelen belicht. Milieuactivisten die eerst faliekant tegen waren, vertellen wat hen heeft bewogen vóór kernenergie te zijn. De mensheid put zijn grondstoffen uit en kernenergie blijkt dan helemaal niet zo’n gek alternatief. Frankrijk draait al op kernenergie, maar veel landen blijven tegen, vanwege het vernietigende effect zoals de ramp in Tsjernobyl. Pandora’s Promise laat zien dat een schone nucleaire toekomst wel degelijk mogelijk is. De film oppert daarbij zoveel voordelen, dat je je als kijker afvraagt wat de wereld in hemelsnaam beweegt er niet toe over te gaan en schaarse en sterk vervuilende grondstoffen als aardgas en kolen uit te blijven putten.

De Belgische essay-film Snake Dance is in dat opzicht genuanceerder. De film is een samenwerking tussen regisseur Manu Riche en de Britse schrijver Patrick Marnham. Met Marnhams voice-over wordt de kijker meegevoerd in een poëtisch gekleurde reis, waarbij er een verband gelegd wordt tussen de uitvinder van de atoombom en de Duitse antropoloog Aby Warburg, die onderzoek deed naar de Pueblo-Indianen uit Los Alamos. Deze indianen werden later ingehuurd om in het geheim mee te bouwen aan de eerste atoombom. Ondanks het heftige en omstreden onderwerp, hanteert de film een haast meditatief karakter. Persoonlijke overpeinzingen gaan samen met feitelijkheden, die overigens wel schokkend zijn: zo blijken de atoombommen die de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki verwoestten een test. Ondanks de veelheid aan informatie, bevat de film ook wat uitstapjes; van de Alamos woestijn, via de uraniummijnen in Congo naar het onlangs door een kernramp getroffen Japan. Daardoor voelt de film niet te zwaar of te geforceerd aan. Het is een gebalanceerd, doch breed uitgemeten geheel geworden waarin de mooie beelden samengaan met de angst voor wat de nucleaire toekomst, en de rol die de mensheid hierin speelt, ons gaat brengen.

~

En dan over naar tastbare ellende op het doek. In Keren Shayos documentaire Sound of Torture, tevens publieksprijswinnaar van het festival, wordt getoond hoe mensenrechtenactivist Meron Estefanos strijdt voor haar Eritrese landgenoten. De situatie is ronduit schrijnend en mensonterend: naar Israël vluchtende Eritreeërs worden door Bedoeïenen gegijzeld in de Sinaï-woestijn, met als doel grote sommen losgeld voor hun vrijlating te kunnen opeisen. De in Zweden woonachtige Meron legt via haar radioprogramma contact met de vluchtelingen, wiens persoonlijke ontberingen niet onberoerd laten. Verkrachtingen en martelingen zijn aan de orde van de dag, wat uitputting en vaak ook de dood tot gevolg heeft. Zonder teveel in te spelen op de emoties, maakt de filmmaker duidelijk dat Meron een eenzame strijd voert. Ondanks haar pogingen om regeringen en organisaties bewust te maken van de gruweldaden die haar landgenoten ondergaan, is er sprake van een ‘kop in het zand’ mentaliteit. De ronduit gruwelijke beeld- en geluidopnames van de vluchtelingen, spreken voor zich en slaan in als een mokerslag. Je vraagt je als kijker af hoeveel ellende een mens kan ondergaan en wat er nog van je over blijft. Het antwoord op die vraag wordt treffend weergegeven in een scène waarin Meron in Israël een van de vluchtelingen ontmoet, wiens menselijk lijden diepe sporen heeft nagelaten. Het is te hopen dat Shayos film bijdraagt aan de aandacht, waarnaar Meron zo hard op zoek is. 

Rithy Panhs The Missing Picture is ook een film die bol staat van ellende. Panh toont het Cambodja ten tijden van de Rode Khmer, overigens al eerder verbeeld in zijn snoeiharde documentaire S21: The Khmer Rouge Killing Machine. In tegenstelling tot S21 is The Missing Picture een persoonlijk document. De vraag die centraal staat, is wat het missende plaatje is. Panh, overlevende van het regime van Pol Pot, heeft alle plaatjes echter als herinneringen in zijn hoofd zitten. Onverwoestbare herinneringen aan mooie, maar ook gruwelijke tijden. Herinneringen die verbeeld worden aan de hand van kleien figuurtjes, die zowel Panhs familie, medegevangenen als bewakers voorstellen en in verschillende ensceneringen worden gebruikt. Bijgestaan door een enkele foto, die bewaard en gespaard is gebleven. The Missing Picture kent een repetitief karakter. Naar het einde toe vertelt Panh vooral over het valse plaatje dat de Rode Khmer het land voorhield en de werkelijke intentie die erachter stak. Een wat kortere speelduur had de film niet misstaan, maar dat is de enige kritiek op deze uniek gebrachte  getuigenis.  

~

Buiten de vele documentaires die het festival vertoonde was er ook op fictief gebied wat te halen. De keuzes voor 12 Years a Slave, Fruitvale Station en Hannah Arendt waren wat gemakkelijk en weinig verrassend.  Die films kenden immers al grote bioscoopreleases en hebben al de nodige (internationale) aandacht gekregen. Interessanter is het oeuvre van Danis Tanović aan wie Movies That Matter terecht een retrospectief wijdde. Zijn Cirkus Columbia was al te zien op een eerdere editie van het IFRR en gooide toen hoge ogen onder het publiek. Niet verwonderlijk, want Cirkus Columbia is niets minder dan een bescheiden meesterwerk. Analoog gefilmd toont Tanović de verwikkelingen van een gezin in de einddagen van voormalig Joegoslavië. Er zijn geen helden, of anti-helden. Ieder personage wordt getoond met zijn goede en mindere kanten, waarbij de politiek voor steeds meer verdeeldheid zorgt onder een eens rustig en idyllisch dorp. De film is een perfecte balans van humor en tragiek en levert een mooi menselijk drama op.

Een stuk duisterder is het Iraanse Manuscripts Don’t Burn van Mohammad Rasoulof. Zijn politieke thriller vormt een keiharde aanklacht tegen corruptie en censuur. Twee politiemannen worden ingehuurd om een manuscript, dat onthullende informatie bevat over een busincident waarbij de overheid betrokken was, in handen te krijgen. Dat zij hierbij het geweld niet schuwen, wordt op letterlijk verstikkende wijze duidelijk gemaakt. De verborgen agenda die gehanteerd wordt, het zuiveren van dissidenten, het beroep op God en de rol van de staat: Manuscripts don’t Burn legt dit alles op onthullende wijze bloot. Niet voor niets is de film verboden in Iran, waar de film in het geheim opgenomen werd.