Film / Achtergrond
special: Terugblik op Imagine 2014

Huiveringwekkende spiegels, ontroerende anime en vechtende chicks

.

Dat Imagine meer is dan het succesvolle Night of Terror, bewijst het festival door een eigenzinnig programma. Een programma waarin de fantastische film breed uitgemeten is: zombies, bodyhorror, behekste spiegels, bedachtzame anime en vechtfilms. Zo was er de snel uitverkochte Indonesische vechtfilm The Raid 2, die eveneens goed scoorde na het in 2011 verschenen The Raid. Louter enthousiaste reacties, alleen jammer dat er geen kaartje meer beschikbaar was.

Een still uit The Raid 2

Een still uit The Raid 2

Voor diegenen die The Raid 2 gemist hadden was er compensatie met Raze. Zoë Bell, die de stunts deed voor Uma Thurman in de Kill Bill-films, laat in deze ‘WIP (Woman in Prison)’-film zien prima op zichzelf te staan. Hoewel het verhaal wat mager is, valt er veel te genieten van de vechtscènes. We zien een aantal vrouwen die gevangen genomen zijn en slechts hun cel uit mogen om het op te nemen tegen een medegevangene. Het uiteindelijke doel: degene die alle gevechten overleeft is de ‘ultieme vrouw’. Voor de vrouwen vormt hun wil om te overleven het redden van een naaste, die onder bedreigende omstandigheden wordt vastgehouden. Vermakelijke actie doch een dunnetjes uitgewerkt plot, met een stoer knokkende Zoë Bell als middelpunt en met een klein rolletje van, wie kent haar nog, miss Twin Peaks Sherilyn Fenn.

Horror was er in diverse vormen, waarvan spookfilms The Babadook en Oculus het meest in het oog sprongen. The Babadook verhaalt over een moeder geplaagd door de plotselinge dood van haar echtgenoot. Samen met haar zoontje probeert ze er het beste van te maken, maar dat is nogal lastig als je een kind hebt dat geobsedeerd is door monsters. De kleine Samuel is ervan overtuigd dat monsters bestaan en heeft een fort om zich heen gebouwd met zelfgemaakte wapens. Ondertussen wordt zijn omgeving gek van hem, want ieder kinderfeestje wordt verpest door Samuels angstaanjagende verhalen. Dan vinden moeder en zoon een kinderboek in huis, getiteld The Babadook. Wat een onschuldig kinderboek moet voorstellen, blijkt een angstaanjagende vertelling waarbij de geest, de ‘Babadook’, opgeroepen wordt en bezit wil nemen van Samuel. De humoristische toon van het begin van de film krijgt, zodra de Babadook het gezin terroriseert, een grimmige en tragische wending. Regisseuse Jennifer Kent weet een origineel geheel neer te zetten, waarbij de spookelementen vertrouwd aanvoelen maar geen platgetreden paden zijn. Het meest briljant? De vormgeving en de griezelige rijmpjes van het behekste boek.

Oculus, die afgelopen week zijn première kende,  kent ook kwaadaardige krachten. Ditmaal fungeert een enorme antieke spiegel als drager van het kwaad. Kaylie en Tim hebben hun ouders op jonge leeftijd verloren. Kaylie is ervan overtuigd dat de spiegel, die zij toen in hun bezit hadden, de oorzaak was. Terwijl Tim een aantal jaren uitzit in een psychiatrische inrichting, verricht Kaylie onderzoek naar de krachten van de spiegel. Wanneer Tim en zij weer met elkaar herenigd worden, is Kaylie vastberaden de spiegel, die zij weer terug gevonden heeft, te vernietigen. Geleidelijk aan werkt regisseur Mike Flanagan toe naar een angstaanjagende ontknoping, waarbij de kijker steeds op het verkeerde been wordt gezet. Een ware mindfuck dus, waarbij het steeds de vraag is wat echt is en wat niet. Herinneringen aan vroeger vermengen met het nu, wat de positie van Kaylie en Tim tegenover een steeds krachtiger wordende spiegel zwakker maakt. Naar het einde toe doet de film je naar adem snakken. ‘Oh nee toch, oh nee toch?’ riep iemand uit het publiek. Het ultieme bewijs van een geslaagde horrorfim, die zijn credo ‘you see what it wants you to see’ meer dan waarmaakt.

Een still uit Oculus

Een still uit Oculus

Het vervreemdende Thou Wast Mild and Lovely was weer van een heel andere orde. Een soort arthouse-thriller, waarbij schone en idyllische natuurbeelden samengaan met een nare hillbillysfeer. Akin (Joe Swanberg, bekend van You’re Next, LOL, V/H/S) wordt ingehuurd om op de boerderij van Jeremiah en zijn dochter Sarah te werken. Al snel wordt hij door de sensuele Sarah uitgedaagd en trekt zij hem mee in haar erotische fantasieën. Wanneer blijkt dat Akin getrouwd is en zijn vrouw besluit hem op te zoeken, komen de ware bedoelingen van Jeremiah aan het licht. De film weet met zijn ongrijpbare sfeer en mix van surreële poëzie, thriller en horror te overtuigen. De vaagheid die erin doorschemert zal niet iedereen aanspreken, maar regisseuse Josephine Decker laat in ieder geval zien genoeg eigenheid en originaliteit in huis te hebben en een goed oog voor cinematografie.

Vervreemdend was ook Enemy, de nieuwe film van de Canadese regisseur Denis Villeneuve (Incendies, Prisoners). In de film, opgebouwd als een thriller, laat Villeneuve zien hoe dubbelgangers Adam en Anthony (Jake Gyllenhaal in topvorm) een weg in elkaars leven banen. Adam is een wat suffe hoogleraar, die per toeval stuit op het bestaan van zijn dubbelganger. Die overigens een spannender leven leidt: Anthony is een B-acteur die toevallig een rolletje speelt in een van de spaarzame films die Adam gezien heeft. Geleidelijk aan ontvouwt zich een kat-en-muisspel, waarbij de mannen niet nader tot elkaar komen, maar vanuit angst en territoriumdrift handelen. Met trefzekere regie (denk aan duistere spanningsopbouw, pakkende soundtrack, goed ingezette montages) werkt Villeneuve toe naar een einde dat een waar ‘what the fuck!’-moment kent. De enige smet op een verder perfecte film: je zit er zo in, dat je het onverwachte en wereldvreemde einde totaal niet aan voelt komen.

Voor liefhebbers van role playing games viel er ook wat te halen bij Imagine. Komedie Zero Charisma mag met recht de leukste film van het festival genoemd worden en was een welkome afleiding voor wie even genoeg had van bloed en gore. Dertiger Scott woont bij zijn oma en zijn enige passie in het leven is zijn zelfgeschreven fantasy board game. Samen met drie andere nerds vormt dit spel een wekelijks terugkerend ritueel bij Scott thuis. Maar dan wordt zijn leven op zijn kop gezet door de komst van een nieuwe speler, die al snel de confrontatie met Scott opzoekt over de regels van het spel. Tel daarbij op de onverwachte intrek van Scotts egoïstische moeder in het huis en Scott ziet al zijn zekerheden als sneeuw voor de zon verdwijnen. Filmmakers Katie Graham en Andrew Matthews weten een perfecte mix van humor en drama neer te zetten, waarbij zij de fantasy board game op de hak nemen maar tegelijk voldoende heel laten van Scott om met hem mee te doen voelen.

Een still uit The Wind Rises

Een still uit The Wind Rises

En dan was er nog ontroerende anime in de vorm van het gebalanceerde en bedachtzame The Wind Rises, naar zijn zeggen de laatste film van anime-grootheid Hayao Miyazaki (Howl’s Moving Castle). In deze film draait het om vliegtuigbouwer Jiro Horikoshi, die al van jongs af aan een passie koestert voor vliegtuigen. Op serene wijze wordt in beeld gebracht hoe Jiro vorm geeft aan zijn dromen. Buiten zijn passie voor vliegtuigen speelt ook zijn liefde voor Nahoko een grote rol, die nergens te zwaar aangezet of gedramatiseerd is. Soms vergeet je even dat The Wind Rises een anime is: zo echt voelen de personages aan. Dromen, liefde en de harde werkelijkheid (de film speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog) vermengen zich tot een ontroerende geschiedenis van een man die alles wat hij in zich had gaf.

Het filmaanbod kende ook wat kanttekeningen. Voor The Creep Behind the Camera werd je gewaarschuwd. ‘Ontzettend slechte film’ waren gehoorde reacties van andere festivalgangers. Met zijn mix van speelfilm, documentaire, matige acteren en softcore pornokleurgebruik was de film geen succes. De voorstelling van 10 uur dus maar overgeslagen en nog wat langer in bed blijven liggen. I Am a Ghost van H.P. Mendoza kwam ook niet helemaal uit de verf. Het gegeven, namelijk dat het verhaal zich afspeelt vanuit het perspectief van een geest, is origineel maar de uitwerking had treffender en vooral ook korter gekund. Er zitten wel wat verrassende elementen in, maar het repeterende karakter van de handelingen van geest Emily duurt wel erg lang. Als de actie en de ontknoping eenmaal volgen, roept iemand heel hard: ‘Wat een slechte film zeg!’ Niet helemaal terecht, want de sfeer (decor, oude familiefoto’s) is wel creepy neergezet. Na de mislukking van Het bombardement besloot regisseur Ate de Jong zich vol overgave op een nieuw project te storten. Zijn nieuwste film Deadly Virtues: Love. Honour. Obey. is van een heel ander karakter: een home invasion-film met flink wat bloederige martelingen.  De film is in zijn opzet en ontknoping best aardig, maar de belager, die het huis van twee geliefden binnendringt, is gewoonweg niet bedreigend genoeg. Dat de ware dreiging elders ligt is dan ook niet vreemd. Het geheel is vrij over the top met een storende soundtrack die aan muzak doet denken. In ieder geval laat Ate de Jong wel zien dat hij niet voor één gat te vangen is en zal Deadly Virtues: Love. Honour. Obey. ongetwijfeld beter scoren dan Het bombardement.

Het festival voelde, mede doordat het plaatsvond op een locatie (Night of Terror buiten beschouwing gelaten) aan als een get together van mensen met een passie voor cultcinema. De sfeer was licht en ongedwongen, vaak werd er tijdens voorstellingen wat geroepen, of hardop gelachen op bloederige of spooky momenten. En het blijft een mooie ervaring om ’s ochtends vroeg met nog niets in je maag naar een gore-film te zitten kijken. Op naar Imagine 2015? Zeker weten. 

Kunst / Expo binnenland

Oorlog in het GEM

recensie: Daan van Golden en Jacco Olivier - Reflecties en Cycle

In het GEM (museum voor actuele kunst) zijn de tentoonstellingen Reflecties van Daan van Golden en Cycle van Jacco Olivier tot 4 mei te zien. Deze tentoonstellingen verhouden zich echter verre van vredig tot elkaar.

In de grote zalen van het GEM is het invloedrijke oeuvre van Daan van Golden (1936, Rotterdam) te zien. De kelder is gevuld met werken van de veel jongere Jacco Oliver (1972, Goes). Beide tentoonstellingen bieden een schitterende ervaring in het kijken naar kunst. Deze ervaringen staan echter wel haaks op elkaar.


In alle rust genieten van vormen


Daan van Golden raakte in de jaren ’60 bekend in de kunstwereld als de Nederlandse stem van de popart. Na het maken van grote en wilde schilderijen, vond hij in Japan inspiratie voor een serie werken van nageschilderde zakdoeken, behang, pakpapier en keukenlinnen. Het tijdrovende, en zodoende meditatieve, naschilderen van deze objecten deed Van Golden zo precies dat het moeilijk is ze te onderscheiden van het origineel. Alleen de fijne glans op de lakverf verraadt de illusie van het schilderij.

Daan van Golden, <em>Heerenlux</em>, 2013. Defares Collectie. 

Daan van Golden, Heerenlux, 2013. Defares Collectie. 

In zijn latere werk, gemaakt in zijn atelier in Schiedam, is eenzelfde meditatieve werkmethode herkenbaar. De meditatieve werkwijze uit zich echter niet in het arbeidsintensieve maakproces dat de precisie van het werk vereist, maar in het kijken. De interesse van Van Golden voor structuren wordt in deze werken duidelijker merkbaar. De schilderijen laten contouren zien waar eindeloos veel vormen in te herkennen zijn. Deze contouren zijn overgenomen uit schilderijen van Pollock, een afbeelding van Mozart of een beeld van Giacometti. Van Golden weet schijnbaar simpele structuren als een ‘drip’ van Pollock om te toveren tot tal van andere vormen, en laat zo zien dat deze vormen toch uiterst complex zijn. Zo kan een museumbezoek dagen duren. En dat wordt ook van de toeschouwer gevraagd: ‘Er zijn zo veel mooie vormen te zien, vergeet ze niet te bekijken. Geniet!’.

Tien schilderijen per seconde


Wie uit de trance van het kijken ontsnapt, kan zich vol enthousiasme op de tentoonstelling Cycle van Jacco Olivier storten. Olivier gaat heel anders te werk dan Van Golden. Van deze schilder zijn namelijk geen schilderijen te zien, maar animaties. Olivier maakt deze door elke streek van de kwast in het maakproces van een schilderij te fotograferen. Met deze foto’s maakt hij vervolgens korte filmpjes.

Jacco Olivier, <em>Bird</em>, 2010. <span>Courtesy: Victoria en Miro Gallery, London; Marianne Boesky Gallery, New York; Galerie Thomas Shulte, Berlin; Galerie Ron Mandos, Amsterdam.</span>

Jacco Olivier, Bird, 2010. Courtesy: Victoria en Miro Gallery, London; Marianne Boesky Gallery, New York; Galerie Thomas Shulte, Berlin; Galerie Ron Mandos, Amsterdam.

Oliviers werk is gericht op een nieuwe generatie. Waar de toeschouwer bij de tentoonstelling Reflecties heeft geleerd om van elke vorm te genieten en elk detail met volle aandacht te bestuderen, weet hij nu niet meer waar hij moet kijken. De toeschouwer heeft telkens een fractie van een seconde de tijd om elk detail van het schilderij, dat door middel van lichtpuntjes op de muur is geprojecteerd, te bekijken voordat het beeld weer verandert.

Het ontstaan van een schilderij


Er is geen duidelijke verhaal te bekennen in de animaties is weinig verhaal te bekennen: de techniek staat centraal. Niet alleen verlopen de animaties vlekkeloos, ook zijn de schilderijen vlot geschilderd. In een interview met Olivier, dat in een van de ruimtes wordt afgespeeld, vertelt de kunstenaar dat hij zich een echte schilder beschouwt. In zijn werk zet Olivier het schilderkundige proces uiteen. Iedere laag van het schilderij wordt zichtbaar.

Een schilderij komt echter niet vaak tot stand middels het telkens vervolgend schilderen van een verhaal of beweging. In een van de animaties loopt een kever rond en in een ander werk zien we een trein langs razen. Hiermee suggereert de kunstenaar dat composities van schilderijen dynamisch zijn en dat bij het maken van een schilderij figuranten en landschappen een gehele levenscyclus kunnen doorlopen, tot ze weer van het doek afwandelen. Er zijn niet veel schilders voor wie het maken van een schilderij zo veranderlijk verloopt. Het schilderkundige proces van Olivier is dus strikt individueel, maar wordt gepresenteerd als een regel.

Geen rustig museumbezoek

Het oeuvre van Van Golden is een machtig voorbeeld van oude wijsheid. De toeschouwer, die naar het museum is gekomen om te kijken, wordt uitgedaagd om dit ook daadwerkelijk te doen. Dat is genieten. De tentoonstelling Cycle steekt daar door zijn meedogenloze snelheid tegen af. De bewegende schilderijen zijn technisch gezien interessant en spreken daarmee een wens van progressie uit voor de schilderkunst. De toeschouwer zit gevangen tussen de twee fronten van beide tentoonstellingen. De kunstenaar die het voor elkaar krijgt om de bezoeker voor zich te winnen, kan hem ook een manier van kijken meegeven die wellicht in veel andere musea van pas kan komen.

Theater / Voorstelling

Urland biedt oerervaring op technobeat

recensie: Urland - MS DOS/Prometheus geketend

‘Eigenlijk ben ik best blij dat ik besta’, zei een 8-jarig buurjongetje vlak voordat ik naar Urland ging. ‘Anders had ik nooit licht gezien en was het altijd donker geweest.’ Met zo’n filosofische kinderwijsheid is de Prometheusmythe meteen al dichtbij. Want als deze Titanenzoon de mensen het vuur niet had geschonken, hadden we nooit een technische beschaving kunnen ontwikkelen en zouden we gedoemd zijn geweest onze dagen in een duistere primitiviteit te slijten.

Verwacht niet teveel verhaal van MS DOS/Prometheus geketend. Het is vooral bewegingstheater met een mystieke, existentiële ondertoon. In het begin is een deel van het publiek dan ook erg onrustig. Gekuch en geschuifel, een oude man op de eerste rij begint zijn smartphone te checken, hier en daar gepraat. Zelfs de hipste avant-gardist heeft er moeite mee als op het toneel bijna niets gebeurt. Een zwangere vrouw verlaat de zaal om haar foetus tegen de ledigheid (en de harde muziek) te beschermen. Na ongeveer tien minuten gaat Urland dan beetje voor beetje beestachtig los.

De nooit eindigende zoektocht naar vernieuwing
Een paradox: mensen zijn geneigd om achter elkaar aan te lopen maar tegelijkertijd toch niet tevreden met de status quo. Het vereist kracht en moed en geduld en gekte om buiten de gebaande paden te treden. Voordat er iets nieuws kan worden uitgevonden moet er eerst iets ouds worden vernietigd. In een minimalistische choreografie en op een pompende technobeat laat Urland deze processen van conformisme, onvrede, creative destruction, genialiteit en bevrijding zien. Veel meer dan een op de grond geplakte cirkel, enkele brokstukken decor en vier vreugdeloze kamerplanten hebben ze voor deze visuele wetenschapsfilosofie niet nodig. Als je je laat meevoeren door de hypnotiserende muziek zie je nut en zinloosheid van het menselijk vooruitgangsstreven bij vlagen heel scherp in. 

Humor van de Duitse taal
Veel wordt er in de voorstelling niet gesproken, maar de meeste flarden tekst zijn in het Duits. Wat een maffe taal is dat voor ons Nederlanders toch. Zelfs bij basale woorden schiet je vaak spontaan in de lach, wellicht door associaties met oude Duitse televisie-uitzendingen of met bepaalde sketches van Jiskefet. Op een eenvoudige manier (‘eenvoud is de eerste stap der natuur en de laatste der kunst’) brengt Urland daarmee humor en meligheid de voorstelling in. En het foute Duits gaat natuurlijk ook prachtig samen met de foute technobeat. De zwangere vrouw die de voorstelling vervroegd verliet had het dus waarschijnlijk helemaal mis. Van ongeboren foetus tot hippe avant-gardist tot rusteloze bejaarde: Urland’s Germaanse metahumor is confronterend en heilzaam voor ons allemaal.

Kunst / Expo binnenland

De wreedheid van het scheppen

recensie: Thomas Houseago

.

Walking Boy V, 2013, Privé-collectie, België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Walking Boy V, 2013, Privé-collectie, België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Thomas Houseago (1972, Leeds) studeerde van 1994 tot 1996 aan de Ateliers in Amsterdam. Deze periode heeft zijn weerslag gevonden in de tentoonstelling in het Gemeentemuseum. In zijn werk staat de mensfiguur centraal. Het maakproces komt er duidelijk in naar voren. De frames die gebruikt zijn om de klei en het gips op aan te brengen, steken overal uit. De houten sokkels waarop de werken gepresenteerd worden, indien de sculpturen niet tegen de muur gezet zijn, zitten vol met spetters. Het is alsof de werken rechtstreeks uit het atelier komen en de materialen nog in bewerking zijn.

Vervormde wezens
In de meeste sculpturen van Houseago is duidelijk een mens te herkennen. Walking Boy V (2013), dat in eenzelfde houding als de beroemde futuristische sculptuur Forme uniche della continuità nello spazio (1913) van Umberto Boccioni staat, en (study for) Rockefeller Giant (2013) zijn de enige twee sculpturen met een lichaam. Andere sculpturen in de zaal bestaan uit enkel een hoofd. Ze zijn niet compleet. In de verschillende hoofden zijn gaten te ontdekken. Aantekeningen met potlood en ontblote frames in de beelden onthullen hoe Houseago alleen belang hecht aan de grote vorm. Hij gaat schijnbaar achteloos om met de verschillende materialen waaruit de beelden zijn opgebouwd. De fijne afwerking van de beelden is niet meer relevant.

(Study for) Rockefeller Giant, 2013, België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

(Study for) Rockefeller Giant, 2013, België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

De beelden zijn menselijk, maar vertonen nauwelijks menselijk gedrag. Ze rusten statisch in de zaal. Uit de angstige ogen wordt duidelijk dat deze wezens bang en beschaamd zijn. Tussen de ruige randen en klodders klei zit een ziel die genoegen dient te nemen met een onvoltooid lichaam. Iedereen die langs loopt kan het metaal uit de lichamen zien steken, maar zelf kunnen de beelden niet wegrennen. Ze kunnen enkel staan en lijden.

De wrede kunstenaar
Houseago heeft deze wezens geschapen. Het scheppend vermogen is van oudsher de belangrijkste vaardigheid van elke kunstenaar. Hij heeft het leven echter niet geschonken, maar opgelegd. De gezichten van de sculpturen zitten vol onwetende angst. Deze emotie kunnen ze alleen niet uitdrukken met de vervormde gaten die ze als in hun huidige staat als ogen hebben. Het zijn statische objecten gemaakt van klei of gips.

Poured-Head / Portrait Study, 2008. België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Poured-Head / Portrait Study, 2008. België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Het oudste werk van de tentoonstelling Head of a Golem (1998) is gebaseerd op een Joodse mythe van een rabbi die een monster van klei tot leven wekte. In deze tentoonstelling laat Houseago ons zien dat schepping ook negatief kan zijn. Wie heeft het recht om leven te schenken, als het onmogelijk is dit weer weg te nemen? Deze kunstwerken zullen altijd blijven bestaan. In musea, catalogi en op het internet zijn deze beelden onsterfelijk.

Hoewel de tentoonstelling bestaat uit slechts een klein aantal werken is er veel te zien. De werken vormen een reflectie en kritiek op de scheppende traditie van de beeldende kunst. Deze kritiek is uiterst effectief verbeeld. De nonchalante vaardigheid waarmee de beelden gemaakt lijken te zijn, voorkomt dat de voorstelling clichématig meelijwekkend overkomt. Er is echter niets wat wij voor deze wezens kunnen doen.

Muziek / Album

Nergens doet het echt pijn

recensie: Liz Green - Haul Away!

.

Haul Away!, zo heet het tweede album van de Britse singer-songerwriter Liz Green, die in 2007 de talentencompetitie van Glastonbury won. Op het album staat veel om van te genieten, maar nergens is er ware euforie.

Toen Liz Green de talentencompetitie van Glastonbury won, schreef BBC dat ze klonk als ‘een verlegen Nina Simone’. Volgens The Guardian had zich hier een ‘excentrieke en bijzonder magische artieste’ aangediend. Greens debuutalbum, O, Devotion! (2011), kreeg overwegend positieve kritiek, en haar liedjes werden getypeerd als ‘een klein beetje chanson, een klein beetje blues, een klein beetje jazz, en een klein beetje cabaret’.

Echte kwaliteit is zeldzaam
Miss Green uit Manchester wordt in haar thuisland dus gezien als een toekomstig grote madame. Ongeveer een jaar werkte ze aan een opvolger van O, Devotion!, en het resultaat is een nieuwe verzameling liedjes getiteld Haul Away!. Maakt Green die lovende woorden waar met haar nieuwe album? De liedjes steken stuk voor stuk knap in elkaar, met rijke instrumentatie en geheimzinnige, intelligente teksten. Echte kwaliteit is echter zeldzaam; voor dat predicaat schiet Haul Away! dus tekort.

De songteksten zijn een van de sterke elementen van Greens muziek. Er wordt verhaald over kraaien, wolven, het bos, de nacht… Steeds om een mystieke, haast ongemakkelijke sfeer te creëren. Maar vooral de verwijzingen naar water vallen op. Green zingt over de zee, over rivieren, over eilanden. Ze gebruikt water als metafoor voor verdolen, verbinding, of isolatie. ‘Waar het waterig is, is het een beetje treurig’, zegt Green erover in een interview. Haar teksten en ideeën komen voort uit bijvoorbeeld de korte verhalen van Etgar Keret, en uit Dante’s Inferno.

Geen gemakkelijke luistermuziek


De diepe, licht nasale stem van Green is een ander sterk punt. Ze zingt voortdurend onvast en een beetje nerveus, alsof ze de mystieke vertellingen in haar liedjes op dat ogenblik meemaakt. Veel van de liedjes zijn in één take opgenomen. Als je de vele tempowisselingen en de rijke instrumentatie in ogenschouw neemt, is dat verbazingwekkend. Vaak lijkt het alsof alle partijen keurig op elkaar zijn afgestemd.

De betere nummers op het album zijn de meer uptempo nummers als titelnummer ‘Haul Away’, alsook ‘Rybka’, ‘Empty Handed Blues’, en ‘Where The River Don’t Flow’. Maar in elk liedje wordt getemporiseerd; na een snel, melodisch stukje volgt een pas op de plaats. Dat zorgt ervoor dat je aandacht steeds wordt vastgehouden. Nee, Liz Green schotelt ons geen gemakkelijk luisterplaatje voor.

Intelligent en zwaar
Twee andere hoogtepunten zijn ‘Into My Arms’ en het instrumentale ‘Little I’. ‘Into My Arms’ is een mooie ballade met een onnodig vrolijk Doris Day-introotje. Onwillekeurig roept dit nummer associaties op met het gelijknamige nummer van Nick Cave. ‘Little I’ is een pianoliedje met een prachtige cellopartij erin. Je verwacht het niet op dit album, en het is de vraag of het wel zo goed past. Laten we het erop houden dat het een alleraardigst intermezzo is.

Na dik 35 minuten ‘Liz Green’ blijft een aantal gedachten hangen. Dat je een boel moois hebt gehoord. Dat je bent meegesleurd in een geheimzinnig wereldje. Dat Green veel talent heeft. Maar ook dat alles een beetje panache mist. Dit is muziek die zwaar leunt op blues- en jazztradities. Dan hoop je toch dat je uitersten van het spectrum gaat meemaken. Haul Away! is intelligent en zwaar, maar ook bedaard. Nergens is er ware euforie. En nergens doet het echt pijn.

Theater / Voorstelling

Een kluchtige hand in eigen boezem

recensie: Botox Angels

.

De tekst van Rob de Graaf is eerder een satire dan een ode aan dit feministische gedachtegoed en de implicaties hiervan op het persoonlijke leven. De ideologie die de vrouw zou moeten bevrijden van haar fallocratische evenknie leidt tot een nieuw totalitair regime, waarin behoeftes aan liefde en genegenheid worden weggezet als overblijfselen van een conservatief en achterhaald denken. De Graaf is weinig subtiel: voornamelijk Cocky is sterk gestereotypeerd als onuitstaanbare alfa-vrouw, net zo dominant en zwijnachtig als de mannen die ze placht te bestrijden. Ook het spel met valse pretenties en de tegenstelling van quasi-intellectueel gewauwel tegenover echte emoties ligt er soms iets te dik bovenop.

Onder deze schreeuwerige klucht schuilt echter een subtielere, zelfreflectieve laag. In hun poging de oude hiërarchie van het theater uit te bannen door voorstellingen te maken zonder regisseur, met gelijke inbreng voor alle leden, is Dood Paard niet veel anders dan de leefgemeenschap van de titelheldinnen. Hoe emanciperend is een collectief?

~

De geschiedenis van feministische performance art in vogelvlucht


Tussen de bedrijven door tonen de drie dames een bloemlezing uit de geschiedenis van de feministische performance art. Zo worden in het begin vele variaties op de klassieke leus ‘een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets’ geprojecteerd en brengt Manja Topper de performance Semiotics of the Kitchen van Martha Rosler uit 1975, een agressief ABC-tje van keukenapparatuur. Janneke Remmers voert met een gebreid masker Marina Abramovic’ vroege werk Art Must Be Beautiful op, waarin ze onder het reciteren van de mantra ‘art must be beautiful/artist must be beautiful’ op ruwe wijze de haren van haar hoofd borstelt.

De performances die met wisselend succes als intermezzo’s tussen het drama zijn geplaatst en het uitgangspunt van de vrouwencommune voelen aan als anachronismen: politieke happenings die zowel tergend in zijn pretenties als aandoenlijk in zijn naïviteit zijn. Nu we echter enkel met meewarige nostalgie terug kunnen kijken op dergelijke politieke kunst, moeten we ons ook als publiek de nodige vragen gaan stellen. Hoe komt het dat wij te cynisch zijn geworden om deze kunstvormen nog serieus te nemen? Nog belangrijker: hoe kunnen we dan nog wél uitspraken doen over man en vrouw, over lichamelijke integriteit, over samenleven? Botox Angels rekent op speelse, luidruchtige wijze af met het verleden, maar toont tevens de leegte die overblijft. De schoonmoedervriendelijke slotperformance kan deze, hoe lief ook, niet opvullen.

Theater / Voorstelling

Redonda is ode aan samen spelen

recensie: Circuswerkplaats Boost - Redonda

Op het podium staat een grote houten kubus met overal gaten en hoeken waar twee mannen en een vrouw in verdwijnen en uit tevoorschijn komen. Zich verstoppen, elkaar achterna zitten, metershoog springen en elkaar opvangen. Redonda vertelt geen verhaal van A tot Z, maar is een ode aan het samen spelen.

CW Boost is een circuswerkplaats uit Amsterdam Oost die (jeugd-)voorstellingen maakt op het snijvlak van circus, bewegingstheater en dans. De zoektocht naar wanneer circus (podium-)kunst wordt, staat daarbij centraal. In de voorstelling Redonda wordt daar nog een discipline aan toegevoegd: beeldende kunst. Het decor bestaat uit een groot houten blok dat steeds nieuwe vormen en perspectieven kan aannemen. De drie spelers zijn met hun ronde vormen een bijzondere aanvulling op het hoekige decor. Met het zorgvuldige lichtplan van Maarten Verheggen zorgt dat voor prachtige beelden en Escheriaanse doorkijkjes.

Technische hoogstandjesIn het decor bewegen zich in eerste instantie twee mannen, alleen. Ze komen elkaar soms tegen, soms niet. Dan verschijnt een vrouw ten tonele die de boel op scherp zet. Voor het eerst zien de drie personages elkaar en moeten ze op zoek naar een nieuw evenwicht. Samen blijken ze meer te kunnen, letterlijk op elkaar te kunnen bouwen. Dat uit zich in technisch steeds grotere hoogstandjes. De drie circusacteurs – waaronder een zeer innemende Marianna Boldini – beschikken over een perfecte beheersing van hun lichaam. De hele technische circustruckendoos wordt uit de kast gehaald, van salto’s tot metershoge sprongen, en torens van drie man hoog: het roept bewonderende ohs en ahs op uit het publiek. En terecht.

Abstracte vertelling
De voorstelling is gemaakt voor kinderen vanaf zeven jaar. Het hoge abstractieniveau van de voorstelling laat veel ruimte voor de fantasie van de kinderen. Na afloop bleken sommige kinderen er – een voor hen volkomen heldere – ontwikkeling in te hebben gezien. Maar of de makers dat ook zo hebben bedacht? Je vraagt je af of iets meer duiding en invulling van de personages niet net zoveel ruimte had gelaten voor de verbeelding. Had het de beeldende kracht van de voorstelling niet juist kunnen versterken? Nu blijven vooral het schitterende toneelbeeld, de fantastische acrobatische toeren en de hoge mate van spelplezier het publiek bij; met wat meer invulling is Redonda een pareltje in wording.

Boeken / Non-fictie

Duitsland door Engelse ogen

recensie: Simon Winder (vert. Margreet de Boer en Ronald Kuil) - Germania

Het klinkt als begin van een goeie mop: loopt een Engelsman in Duitsland, hij kijkt vol verbazing om zich heen en vertelt vervolgens de Duitse geschiedenis aan de hand van zijn persoonlijke indrukken. De clou is een verrassend soepel geschiedenisboek.

De Britse auteur Simon Winder is verknocht aan Duitsland. Aan het historische Duitsland, dat wil zeggen het Duitstalige gebied in Midden-Europa dat vanaf de Romeinse tijd tot ruwweg 1933 heeft bestaan uit tientallen kleine vorstendommen. Al dan niet samengebald in een geforceerd keizerrijk – het Heilige Roomse Rijk (800-1806) en Duitse keizerrijk (1871-1918) – heeft deze langdurige en zwaarbevochten autonomie het land gemaakt tot de lappendeken van culturen die tot op de dag van vandaag nog zichtbaar is. Dat gefragmenteerde Duitsland, vol schermutselingen, verstandshuwelijken en nalatenschappen en met steeds weer veranderende grenzen en grensgebieden, dat is het Duitsland waar de schrijver warm voor loopt.

Geen Führer
Om meteen maar het grote pijnpunt aan te snijden: Winder kiest ervoor Germania – met als ondertitel Een persoonlijke geschiedenis van het oude en het huidige Duitsland – abrupt te laten eindigen in het jaar 1933 als Adolf Hitler aan de macht komt. Hij wil ‘de Führer buiten de deur houden’ omdat vanaf dat moment ‘alle Duitsers die hun land de moeite waard maakten, hun boeltje pakten’. Een opzienbarende opinie waarmee de schrijver zich tot het kamp van de weinige historici lijkt te rekenen die vinden dat nazi-Duitsland geen enkele verbinding heeft met de Duitse geschiedenis van vóór de grote wereldbrand. Alsof het militairistische Pruisen en het defaitistische Beieren niet mede aan de wortel van het exploderende kwaad hebben gestaan.

Opvallend genoeg weet Winder in vrijwel ieder hoofdstuk juist een link te leggen met de periode 1933-1945. Bijvoorbeeld als het gaat over de mijnbouw in het Harzgebergte waar het negentiende-eeuwse verhaal direct verbonden wordt met de ondergrondse ontwikkeling van V2 raketten in de Tweede Wereldoorlog door de inzet van honderduizenden dwangarbeiders. Dit tweesporenbeleid zorgt dat Germania een wat zwalkende indruk maakt maar het brengt aan de dynamische kwaliteit geen schade toe.

Gladiator
Het enthousiasme en de gedrevenheid waarmee Winder door de Duitse historie wandelt is aanstekelijk te noemen. Hij houdt een losse chronologie aan – van de vroeg-Germaanse tijd via de Middeleeuwen en de revolutionaire jaren naar het laatste keizerrijk – en beschrijft de verschillende perioden aan de hand van hoofdstukken die doorspekt zijn met spontane invallen en eigen indrukken. Dat ‘verlevendigen’ doet hij bijvoorbeeld door de oer-Germanen uit te beelden met een verwijzing naar de schitterende openingsscène van de film Gladiator (2000) van Ridley Scott waarin de uitstekend georganiseerde Romeinen in een donker woud de wilde horden in de pan hakken. Om dan meteen de vraag op te werpen of die eerste Duitsers werkelijk zo’n beestachtig zootje waren.

Ook de behandeling van de Hanzetijd loopt uit op een aardige popularisering van de geschiedschrijving. De sobere uitstraling van steenrijke handelssteden als Lübeck werd vooral benadrukt door de donkere, kale gevels van de vele pakhuizen.

Een wereld die het ontbrak aan natuurlijke bouwstenen maar die zich in plaats daarvan toelegde op de productie van miljoenen bakstenen, moest op enig moment wel met Lego komen aanzetten, en een groot deel van Lübeck is alsof je opgesloten zit in Legoland zelf.

Duits eten
Winder neemt als Engelsman een duidelijk andere positie in ten opzichte van Duitsland dan wij Nederlanders inmiddels doen. Dat toont hij vooral in een aantal clichés die hier al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw niet meer gelden, zoals de vaststelling dat Duitsland ’tegenwoordig een soort dode zone is die om zeer goede redenen gemeden wordt’. Om een aantal pagina’s verderop nog een oudbakken kwestie aan te halen ‘waar zo ongeveer iedereen het hartgrondig over eens is: het afschuwelijke Duitse eten’.

Het zij hem vergeven, net zoals het voortijdige einde van de Duitse geschiedenis. In zijn nogal wispelturige stijl is Germania vooral een fijn boek geworden waarin de begeesterde schrijver in een afgelegen oord uit de trein stapt, een kasteel op een berghelling ziet en weer losbarst met een nieuw verhaal uit zijn onuitputtelijke kennis van Duitsland. 

Theater / Voorstelling

Ambitieus en met vlagen fantastisch

recensie: Matzer Theaterproducties - Gejaagd door de wind

Een moderne adaptatie van de klassieker Gone with the Wind, een stuk over de haat tegen Afro-Amerikanen, een stuk over liefde en verlies, en een stuk over helden en lafaards. Het boek van Margaret Mitchell dateert uit 1936, maar haalde bij regisseur Madeleine Matzer genoeg associaties naar boven om een moderne adaptatie op de planken te zetten.

Het podium in de Stadschouwburg Groningen is gehuld in een waas van blauw licht. Drie prachtige jurken bungelen in de lucht, er zijn balen katoen verspreid over het toneel en middenachter staan muziekinstrumenten. Deze instrumenten worden met zichtbaar plezier bespeeld door de acteurs. Prachtige “Southern American Blues” wordt ten gehore gebracht terwijl het publiek binnendruppelt.

Universele thema’s
Het stuk begint tijdens het verlovingsfeest van Melanie (Lottie Hellingman) en Ashley (David Lucieer). De mooie, naïeve en gepassioneerde Scarlett O’Hara (Anna Drijver) domineert de scène, voor hen die onwetend het theater binnenstapten is duidelijk dat het verhaal om haar gaat. Het publiek krijgt ook direct een idee van de relaties tussen de karakters die geïntroduceerd worden in deze zelfde scène. Onmiddelijk wordt duidelijk dat de thema’s van het verhaal allesbehalve gedateerd zijn. Scarlett wil zich afzetten tegen de restricties die de maatschappij haar oplegt. Ze wil dansen, eten, nog meer dansen. En ze wil jongens. Ze wil Ashley Wilkes en ze wil Rhett Butler (Nasrdin Dchar), al zou ze dat nooit toegeven. Verhalend leiden de acteurs het publiek door het stuk: langs alle kansen die Scarlett krijgt, alle foute keuzes die ze maakt. Langs slavernij en segregatie, maar ook langs de yankees en de confederatie.

Stralende ambitie versus onbenutte potentie
De ambitie straalt van het podium af. De muziek is prachtig, met name door de fantastische stem van Lottie Hellingman. De kostuums zijn magisch en het stuk is met vlagen komisch en ontroerend. Jip van den Dool , die meerdere rollen vertolkt, waaronder die van Charles en Frank Kennedy, heeft de lachers op zijn hand en lijkt van alle acteurs het levendigst en meest ongedwongen te spelen. Manoushka Zeegelaar Breeveld is een innemende vertelster met een prachtige en ontroerende stijl van verhalen. Helaas voelt de tweede helft van het stuk langdradig en lijken de acteurs ongeconcentreerd. Er zitten grote pauzes in de monologen, iets dat de snelheid uit het spel haalt. De emotionele scènes zijn luchtig en het voelt alsof deze worden geciteerd in plaats van intens beleefd.

Het drie uur durende stuk heeft de essentie van Gone with the Wind op prachtige manier weten te verbeelden. Anna Drijver is een prachtige Scarlett en Nasrdin Dchar was uiterst charmant. Het stuk heeft veel potentie, maar deze werd, zeker in de tweede helft, niet op alle fronten even goed benut. 

Theater / Voorstelling

Een volksvijand à la tg STAN

recensie: tg STAN - JDX - a public enemy

.

In 1993 speelde tg STAN voor het eerst haar succesvolle voorstelling JDX – a public enemy. Nu, in 2014, viert tg STAN haar 25-jarig bestaan door met deze voorstelling in reprise te gaan.  JDX – a public enemy is een bewerking Hendrik Ibsens Een vijand van het volk uit 1882. Zowel het oorspronkelijke stuk als de oorspronkelijke voorstelling van tg STAN lijken dus enigszins gedateerd te zijn, het één misschien wat meer dan het ander. Toch weet tg STAN ons op een geheel nieuwe, frisse wijze te doen kijken naar dit stuk. De energie en het spelplezier spat van het podium en de link met de actualiteit is duidelijk voelbaar.Een vijand van het volk wordt in JDX – a public enemy van alle opsmuk ontdaan: er is een minimaal decor, amper kostumering en acteurs Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Frank Vercruyssen en Damiaan De Schrijver vertolken met z’n vieren alle geschreven rollen uit het stuk. Dit betekent dat – afgezien van Frank Vercruyssen die de protagonist Tomas Stockman vertolkt – alle acteurs drie tot vier dubbelrollen spelen. De wissel tussen deze rollen vindt in een rap tempo plaats, soms aangekondigd door de souffleur, die de regie van het stuk hardop voorleest. Door het hoge tempo raken de acteurs zo nu en dan de weg kwijt en weten ze even niet wie ze nu moeten spelen. Zij spreken hun verwarring hardop uit, waarop de souffleur hen weer op weg helpt. Dit doet niets af aan het plezier en de intensiteit waarmee de acteurs hun rollen vertolken. De personages worden volledig opgebouwd uit lichaamstaal en intonatie, afgezien van één sigaar is er geen enkele sprake van rekwisieten die worden ingezet om een dergelijke schakeling aan te duiden.

Dankzij het vrijwel afwezige decor halen de acteurs hun volledige spel uit de interactie met elkaar en de souffleur. Deze heeft een prominente rol op het podium gekregen, aan een tafeltje met het script bij de hand doet zij de regie. Ze schetst ons de ruimtes waarin de acteurs zich bevinden, kondigt de bedrijven aan en corrigeert de acteurs indien nodig. De acteurs op hun beurt reageren actief op wat er wordt gezegd, leveren hier soms speels commentaar op of plaatsen kritische kanttekeningen bij hun tekst. Dit doen zij met evenveel energie en passie als het spelen zelf, waardoor het je als toeschouwer niet uit de voorstelling haalt. De werking hiervan is komisch, maar zet je als publiek ook aan het denken over de tussen neus en lippen door geformuleerde vragen.

Een confronterende volksvergadering
Deze vraagstukken, over moraliteit, de macht van de meerderheid en persoonlijk gewin, worden in de tweede helft van de voorstelling uitgebreid belicht. Wanneer na de pauze de volksvergadering plaatsvindt, richten de acteurs zich rechtstreeks tot het publiek. Hierdoor wordt het publiek ook echt het volk uit de titel; een volk dat de dupe is van beslissingen van hogerhand en dat stilzwijgend toeziet hoe Dokter Stockman de mond wordt gesnoerd. Een confronterend staaltje theater dat weliswaar doet denken aan de hedendaagse politiek, maar wordt gebracht met de luchtigheid van een komedie. Uiteindelijk delft Stockman het onderspit en wordt hij een vijand van het volk. Een droevig einde voor een man die belooft te blijven strijden voor de goede zaak.