Muziek / Achtergrond
special: The Brave

Braaf maar charmant

.

Dapper moet je in Nederland zijn om in augustus een festival te organiseren. Het is de maand die door de weergoden lijkt te zijn uitgeroepen tot strijdtoneel der elementen. Toch had de organisatie van The Brave geluk. Na korte perioden van regen brak de zon toch nog door. Die wisselvalligheid paste op momenten ook goed bij de sfeer van de muziek.

The Brave is gesitueerd op een strategische plek tussen Haarlem en Amsterdam, bij de tuinen van West. De insteek is toegankelijke folk, altcountry en Americana van beginnende of nog relatief onbekende bandjes. Nufolk-nimfen en bebaarde Americana-saters waren massaal uitgetrokken naar de groene velden van het festivalterrein. Daar stonden twee tenten en een groot buitenpodium hen op te wachten. De geringe eetkraampjes lieten nog wel wat te wensen over en stroomden dan ook al snel vol. Qua leeftijd was het een gemêleerd publiek, met hier en daar wat kinderen. Een folkfestival is nu eenmaal een rustige aangelegenheid in vergelijking met al die dance- en rockfestivals; ideaal voor hele gezinnen die gezamenlijk op kunnen gaan in relaxtere klanken.

Ingetogen duo & pretfolkRue_Royale.jpg
Man-vrouwduo Rue Royale wist op het grote buitenpodium een mooie en ingetogen sfeer neer te zetten. Rustige, melancholische nummers met hier en daar een duister randje in de Americana-traditie van Low en Midlake. Het paar kan putten uit een rijk repertoire — ze zijn al sinds 2007 actief — met nummers als het mooie ‘Set out to Discover’.


Het weer sloeg tijdens het optreden een paar keer om. Een milde regenbui maakt weer plaats voor zonnestralen door de wolken heen. Het paste perfect bij het tempo van de liedjes die schipperden tussen treurig en troostend. Daarna ging het er vrolijker aan toe met het Nederlandse Town of Saints, dat het publiek trakteerde op pretfolk met een sterk Amerikaanse vibe. Leuk en spontaan, maar niet erg verrassend.

Van folk naar alternatieve pop

Minder folky was de programmering in de tenten. Het Duitse duo Sea + Air gaf een intiem optreden in een geïmproviseerde tent op de picknickheuvel. De band heeft een alternatieve, poppy sound die vooral opvalt door de hoge stem van zanger Daniel Benjamin. Een goed voorbeeld is het nummer ‘Heart of the Rainbow’, dat extra apart klinkt door de toevoeging van een klavecimbel.

Het Australische Lowlakes had met zijn volle en grootse sound iets weg van Wild Beasts en Future Islands. Zanger Tom Snowdon vulde de nummers perfect aan met zijn melancholische stem en hoge uithalen à la Antony Hegarty. Lowlakes heeft een grootstedelijk geluid dat niet alleen folky klinkt, maar ook invloeden kent uit de synthpop en de shoegaze. De band had daarmee perfect op het grote podium kunnen staan, waar bepaalde nummers beter tot hun recht waren gekomen in de weidsheid van de tuinen van West. Een intieme ervaring was het wel, mede door de vreemde dansbewegingen die Snowdon maakt als hij opgaat in zijn eigen muziek.
Lowlakes.jpg
Crowdpleaser als afsluiter

De grote afsluiter was mainliner Dotan, die in korte tijd een nummer 1-hit heeft gescoord met ‘Home’. Zijn sympathieke maar onverrassende mix van folk en pop was aanstekelijk en vormde een mooie afsluiter van het festival. Het feest ging daarna echter nog tot laat door met kampvuur-optredens van verschillende artiesten. Helaas waren de weergoden toen wat slechter gestemd.

Al met al is The Brave niet zozeer dapper, maar vooral braaf en charmant. Op sommige momenten miste je wel wat muzikale variatie, gezien het doorgaans lage tempo van de muziek. Luistermuziek voerde de boventoon in plaats van muziek waar je op kan dansen of rocken. Het concept zorgt echter wel weer voor afwisseling in het gehele Amsterdamse festivalaanbod, en het publiek was enthousiast en tevreden. Laat die nieuwe festivals dus maar komen!

Film / Achtergrond
special: In Secret

Erotisch wordt het nergens

In Secret verbouwt een Frans literair meesterwerk tot Bouquetreekspulp.

In Secret is gebaseerd op de Franse roman Thérèse Raquin van Emile Zola uit 1867. De Amerikaanse televisieregisseur Charlie Stratton had er een gedegen romantisch kostuumdrama van kunnen maken. Met aanstormende Hollywoodtalenten Oscar Isaac en Elizabeth Olsen in de hoofdrollen zou dat toch moeten lukken.

Orale diensten

~

Maar nee, Stratton vindt een ambachtelijk noodlotsdrama niet genoeg en voegt een dosis Vijftig tinten grijs toe voor een portie 21ste-eeuwse erotiek. Grijs is In Secret zeker, maar dan hebben we het over het morsige kleurenpalet van de film. Erotisch wordt het nergens. Of u moet opgewonden raken van een onbedoeld lachwekkende scène waarin Isaac, verstopt onder een hoepelrok, orale diensten verleent terwijl een nietsvermoedende schoonmoeder een gewoon gesprek voert met de overspelige Olsen.

Het grote probleem van In Secret is, dat alle personages eendimensionale typetjes zijn. Thérèse (Olsen) wordt door haar boze tante – Jessica Lange in sprookjesmodus – gedwongen te trouwen met haar neef Camille (Tom Felton), een zwetend en stotterend gedrocht die zo weggelopen lijkt uit de exploitatieshow The Undatables.

Onaangename typetjes

~

Geen wonder dat Thérèse een smeulend vat vol onvervulde verlangens is. Enter Laurent (Isaac), een schilderende womanizer en vriend van Camille, die wel raad weet met dit soort meisjes. 8De twee beginnen een verhouding, Camille wordt uit de weg geruimd, het schuldgevoel drukt zwaar op de relatie.

Stratton brengt het allemaal zo plat en voorspelbaar dat In Secret soms wel een ironisch bedoelde Bouquetreeksverfilmg lijkt, inclusief overdreven aanzwellende violen en een over the top finale. Instant cult dan? Dat ook niet, daarvoor zijn al die onaangename typetjes simpelweg te saai.

Muziek / Album

De som der delen

recensie: Angus & Julia Stone - Angus & Julia Stone

Herenigd klinkt het duo Angus & Julia Stone als een waar feest voor de oren. Natuurlijk kunnen deze muzikale broer en zus zonder elkaar ook een fijn stuk muziek maken, maar de chemie doet iets bijzonders met deze talenten.

Feitelijk is Angus & Julia Stone het derde studioalbum van het duo. Daarbij worden allerlei ep’s en bijzondere uitgaven niet meegerekend. En na een periode van vier jaar waarin het duo solo aan de weg timmerde, is deze hereniging een welkome muzikale lekkernij. Beiden maakten zo’n twee jaar geleden een solo-album. Deze zijn allebei goed ontvangen door de pers en commercieel niet onverdienstelijk.|

De katalysator
Dat het nieuwe album van broer en zus Stone gesierd wordt met de productie van niemand minder dan Rick Rubin heeft mogelijk nog een extra katalysator opgeleverd in de creativiteit van dit koppel. Rubin is in ieder geval verantwoordelijk voor het feit dat broer en zus weer samen muziek maken. Of de Stone’s met dit derde album een meer dan verdienstelijke plaat hebben gemaakt die mogelijk nog boven de vorige Down The Way uitstijgt, zal de tijd moeten gaan leren. Ook na een aantal luisterbeurten is het nog steeds moeilijk kiezen tussen deze twee albums.

Alle dertien composities op Angus & Julia Stone zijn van de hand van het duo. Onmiskenbaar singer-songwriter muziek in alternatieve pop-/rocksferen. De vocalen zijn voornamelijk in duetvorm door beiden gezongen. Er is slechts één song, ‘Death Defying Acts’, die alleen door Julia gezongen wordt en in ‘Crash and Burn’ is het de beurt aan Angus om te soleren in zang.

Toppen van hun kunnen
Het album ademt een degelijke voorbereiding uit, of zou het de meesterlijke hand van Rubin zijn, die de touwtjes stevig in handen heeft gehouden zonder de creativiteit van de twee muzikanten te beknotten? Dat laatste kennen we van Rick Rubin die met zijn enorme staat van dienst steeds het beste in artiesten naar boven weet te halen. In Australië en Nieuw-Zeeland is er een cd-versie van het album verkrijgbaar, met zestien composities in de zogenaamde deluxe editie. Of die versie de oversteek zal maken naar Europa. is maar de vraag. Dat zal wel dure import worden om nog drie extra nummers te genieten van dit duo.

Het album zal hoog gaan scoren, zowel in de jaarlijstjes van de critici als in de verkoopcijfers. Het zal vooral als compleet album geconsumeerd worden. Hitsingles komen er naar verwachting niet van omdat de liedjes geen hitpotentie uitstralen. De coherentie van het album is dermate hoog dat het advies luidt: bij voorkeur in zijn geheel tot je nemen. 

Live in Nederland:
26 november Heineken Music Hall Amsterdam

Muziek / Album

Stevig bijeengehouden

recensie: Eileen Rose - Be Many Gone

Onwillekeurig zal de luisteraar bij het horen van Eileen Rose denken aan singer-songwriterklanken van bijvoorbeeld Emmylou Harris.

Voor Be Many Gone laat Eileen Rose weinig aan het toeval over terwijl ze de touwtjes stevig in handen heeft. Het album komt uit op haar eigen label. De productie is in handen van niemand minder dan Rich Gilbert en de studio staat in Nashville. Gelauwerde muzikanten staan haar terzijde. De composities zijn allen van eigen hand met bij één nummer een co-schrijverschap.

Uit meer vaatjes tappen
Rich Gilbert tekent niet alleen voor de productie, maar bespeelt op zijn virtuoze wijze de pedal-steelgitaar en zijn kenmerkende Telecaster-solo’s. Dat deed hij eerder voor o.a. Wanda Jackson en Jack White. Verder horen we violist Buddy Spicher die eerder speelde met Bob Dylan, Linda Rondstadt en Emmylou Harris, drummer Johnnie Barber die speelde met Merle Haggard, Loretta Lynn, Johnny Paycheck en bassist Bard Albin die bij Vince Gill en Time Jumpers de snaren plukte.

Voor een duet heeft Rose niemand minder dan Pixies frontman Frank Black uitgenodigd, een keuze die het nummer naar een bijzondere hoogte tilt. Dat mag gezien worden als een hele eer want Black doet maar met weinig artiesten een duet. Op eerdere albums bediende Rose zich vooral van de traditionele country. Met Be Many Gone tapt ze uit meer vaatjes waardoor ze bij een breder publiek aansluiting kan vinden dan in de altcountry en americana-hoek.

Stijlen mixen
Dat niet alle songs van Be Many Gone in het country-genre vallen, bewijst Rose in ‘Each Passing Hour’, terwijl onwillekeurig de vergelijking met Los Lobos om de hoek komt kijken. Dit is het duet waarin Rose wordt bijgestaan door Black. De accordeon- en trompetklanken vervolmaken het Los Lobos-gevoel. Het met fraaie vioolklanken omhulde ‘She’s Yours’ zit meer in de jazzhoek dan in de country, waar Rose mee startte bij de opening van het album: ‘Queen of the Fake Smile’.

In ‘Prove Me Wrong’ zingt Rose een machtige countryballad. Als luisteraar hang je aan de lippen van deze zangeres om de volgende strofe van het liedje te kunnen horen. Hoewel het halverwege even aan Dolly Parton doet denken, blijft Rose met haar ietwat droge, nasale stem vooral het eigen geluid behouden. Maar sta niet verbaasd als bij ‘Just Ain’t So’ herinneringen aan Buddy Holly ineens om de staldeur van de country komen kijken. Be Many Gone is een album dat niet snel zal vervelen door de stijlen-mix. De songkwaliteit en de stem van Rose houden alles stevig bijeen.

Live in Nederland:
7 sept. Lichtenvoorde – HCR t Zwaantje (Stonevalley)
12 sept. Barneveld – Schaffelaartheater
14 sept. Midlaren – Paviljoen Meerzicht

Kunst / Achtergrond
special: o.a. Cindy Bakker & Reyndert Guiljam - ROOT Exposition

Studenten voor studenten

.

ROOT Exposition is een initiatief van jonge kunstenaars, nog nauwelijks afgestudeerd van de Willem de Kooning academie, dat de huidige studenten een kans geeft hun werk te laten zien. In de tentoonstelling zijn zowel de werken van afgestudeerde, als van nog studerende kunstenaars te zien. Na een strenge selectie zijn de beste studenten uitgekozen voor deze tentoonstelling.

Het overgrote deel van de werken is van studenten autonome beeldende kunst, maar er is ook design en illustratie te zien. De Willem de Kooning academie staat bekend om zijn conceptuele kijk op de kunst. Het idee achter het werk speelt een belangrijke rol, en wordt voor elk kunstwerk apart uitgelegd aan de hand van naamplaatjes bij de kunstwerken.

Ambitieuze bedoeling


Cindy Bakker, WIJ ZIJN DOOD, 2013, courtesy of ROOT Exposition

Cindy Bakker, WIJ ZIJN DOOD, 2013, courtesy of ROOT Exposition

De meeste werken in Root Exposition houden zich bezig met brede, maatschappelijke thema’s. WIJ ZIJN DOOD (2013) van Cindy Bakker probeert de toeschouwer een ander beeld bij de dood te geven. De urnen waaruit het werk bestaat, hebben allemaal een andere vorm en daarmee een andere persoonlijkheid. De dood is zo minder beangstigend. Conformity Birds (2014) van Reyndert Guiljam laat de defecten zien van de hedendaagse consumptiemaatschappij middels geschilderde duiven. De duiven kunnen overal heen vliegen, maar lijken ervoor te kiezen om in een hokje te blijven zitten alsof dit beter voor ze is.

Reyndert Guiljam, Conformity Birds, 2014, courtesy of ROOT Exposition

Reyndert Guiljam, Conformity Birds, 2014, courtesy of ROOT Exposition

Het is verrassend dat deze tentoonstelling niet onderdoet voor gerenommeerde tentoonstellingen. De uitwerking van de verschillende werken komt professioneel over. Het is goed voor te stellen dat zeker één of twee van de getoonde kunstenaars succesvol zullen blijken in de komende jaren. 

Boeken / Fictie

Alweer een formidabele klassieker

recensie: Louis Aragon - De reizigers op de imperiaal

Opeens ploft daar de mastodont De reizigers op de imperiaal van de min of meer vergeten Louis Aragon (1897-1982) uit de literaire hemel. Het werd hoog tijd voor deze vertaling, een heldendaad van good old lady Hannie Vermeer-Pardoen. Aan Aragon én aan haar danken we een onvergelijkelijk meesterwerk.

Aragon zette de laatste punt op 21 augustus 1939, de dag dat Duitsland buurland Polen binnenviel. De roman begint in 1889 bij de op een mooie toekomst gerichte Wereldtentoonstelling in Parijs en eindigt bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Centraal binnen alle omringende figuren staat Pierre Mercadier, en in diens kielzog zijn zoon Pascal.

Ledenpoppen


Vader raakt ernstig gefrustreerd door malheur in de liefde, in geldzaken en in zijn baan als leraar geschiedenis en ergert zich ongeneeslijk aan alle hypocrisie en leegheid om zich heen, aan alle ‘namaakfiguren, ledenpoppen die haastig uit zijn gezichtsveld verdwenen om nog slechts leegte achter te laten of plaats voor andere ledenpoppen.’ Hij ziet meer en meer af van wat een sociale omgeving kan bieden. In halsstarrige eenzaamheid eindigt hij aan de Parijse zelfkant. Als overtuigd misantroop ziet hij zijn ondergang als de logische uitkomst van het bestaan, niet alleen van het zijne. Pas als hij op afstand zijn kleinzoontje stiekem kan gadeslaan, raakt hij tegen wil en dank vertederd.

Om vader Pierre en zoon Pascal heen tekent zich een microkosmos van personages die opkomen, verdwijnen of zich verplaatsen. Ze groeien stuk voor stuk uit tot karakters. Hierdoor wordt de roman rijk aan perspectieven. Iedereen leer je niet alleen vanuit zichzelf, maar ook door de ogen van anderen kennen. Daarbij voegt zich zo goed als naadloos de blik van de auteur. Niet alleen in de betrokken beschrijvingen van tijd en plek, ook in de scherpe psychologie lezen we een panoramische roman. Die psychologie spreekt letterlijk, zonder nader commentaar, vooral uit de sterke dialogen.

Röntgenstralen


Aan de rijkdom van de roman wordt ook bijgedragen door de wisselwerking tussen de oppervlakte van vaak triviale gebeurtenissen en anderzijds de manier waarop Aragon daartegen aankijkt. De bovenlaag heeft geregeld trekken van een bouquetverhaal, maar dat wordt genadeloos doorvorst door Aragons röntgenstralen, met vaak onthutsend effect.

Hij past ook uiteenlopende schrijfstijlen toe. Er zijn soepel literaire passages naast hele stukken waarin de spreektaal de boventoon voert. Talrijk zijn de monologues intérieures, met alle onderbrekingen en afbrekingen van dien. Sowieso heeft Aragon een onbekommerd klinkende vertellerstrant, alsof alles hem spontaan invalt. Dit geeft een tempo dat meesleept.

De vraag wat ontleend is aan feiten en wat verzonnen is, geeft de hele roman een prettige spanning. Veel put Aragon min of meer uit eigen belevenissen, vaak geeft hij daar een eigen draai aan. Au fond plaatst hij zijn verhaal in een duidelijk historisch kader. Vaak zijn geschiedenissen zinvol op onze tijd te betrekken, wat het perspectief nog weer verder uitbouwt.

Jongleur


Knap is ook hoe situaties opeens kantelen of onverwachte richtingen inslaan. Herhaaldelijk begint een passage terwijl pas naderhand de impact ervan ontknoopt wordt. Directe redes lopen binnen één en dezelfde alinea over in gedachten of beschrijvingen en vice versa, zonder dat het je gaat duizelen. Tegenwoordige en verleden tijd wisselen elkaar ongemerkt af. Aragon heeft veel stijlmiddelen in huis en hij gooit ze op als een jongleur zijn balletjes.

En dan ook nog zinnen als: ‘De ondergaande zon scheen door de bomen als op een slecht Japans schilderij.’ Iemand heeft ‘ogen die ze niet helemaal dicht kan doen zo groot waren ze.’ Haar haar is ‘zo kastanjebruin dat kastanjes erbij in het niet vielen.’ ‘Ze loog zelfs als ze niets zei.’ ‘Ze was zo ziek dat ze erin berustte om te blijven leven.’ Er zijn ook talrijke wisecracks, zoals: ‘Getrouwde mannen hebben over het algemeen een nogal vulgaire opvatting van het begrip vrijheid en voelen zich pas vrij als ze een avontuurtje hebben gehad.’

Veelvoud van noten


Het leesgenot lijkt in gelijke mate van roman en vertaling te komen. De vraag dringt zich herhaaldelijk op hoe een vindingrijk vertaalde passage in het Frans geschreven is. De vondsten verraden veel vertaalplezier en dat plezier voert de lezer onontkoombaar mee in een roman die stilistisch en inhoudelijk een veelvoud van noten op zijn zang heeft. Er zijn pas twee korte (lovende) recensies verschenen. Beginnen de kranten klassiekermoe te worden?

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met debutante Bregje Hofstede

‘Ik heb de ziel van Parijs willen vangen’

Bregje Hofstede en ik spreken elkaar in een klein café om de hoek van het Museumplein. Hier is niks te merken van de drukte die daar – het is volop Uitmarkt – heerst. Een perfecte, rustige omgeving om over Hofstede’s debuutroman De hemel boven Parijs te praten, een roman over liefde, dromen en betoverd worden.

Twee uur na haar optreden op de Uitmarkt heb ik met Bregje Hofstede afgesproken haar te interviewen. Ze heeft haar eerste optreden gegeven, voor het eerst officieel haar roman De hemel boven Parijs gezien en gaat nu haar eerste ‘echte’ interview geven. Het zijn spannende dagen voor een beginnend auteur.

Waar gaat De hemel boven Parijs voor jou over?
‘Over lef. Over durven. Het gaat over een man, Olivier, van een jaar of vijftig. Hij is professor kunstgeschiedenis aan de Sorbonne. Een stoere man. Op een gegeven moment wordt hij van zijn stuk gebracht, doordat hij een studente in de les krijgt die heel erg lijkt op een oude liefde, Mathilde. Zij was zijn grote liefde, met wie hij destijds toch niet durfde. Mijn boek gaat over angst voor de liefde.’

Kunst speelt een centrale rol in De hemel boven Parijs. Bregje Hofstede heeft het zelf gestudeerd, onder andere in Utrecht en Parijs. Fie, het meisje dat zo op Oliviers eerste liefde lijkt, studeert ook in Parijs, en probeert zich in die stad staande te houden. ‘Olivier is een verpersoonlijking van Parijs,’ zegt ze. ‘Ik woonde daar zes of zeven maanden. Ik vond het een heel mooie stad, maar ook heel ongenaakbaar. Iedereen kent de Moulin Rouge en Picasso, de grote gebouwen uit de tijd dat alles in Parijs gebeurde. Dat was na 1945 eigenlijk wel afgelopen. Alleen heeft Parijs dat nog niet door.’ Ze denkt even na en corrigeert zichzelf, zoals ze later vaker zal doen. ‘Nee, Parijs heeft dat wel door, maar wil alsnog graag blijven in 1920, 1930, een mooie tijd. Alles wordt nauwkeurig gerestaureerd, nieuwbouw plegen is heel erg moeilijk. Het is een museale stad. Ik had heel erg het gevoel van vergane glorie, goed in stand gehouden weliswaar, maar voorbij. Dat heb ik een kwartslag gedraaid en er een personage van gemaakt. Hoe is het om te leven in het verleden, vroeg ik me af, om niet door te gaan.’

Met zijn beroep, bijvoorbeeld, of met die onaffe relatie.
‘Ja. Hij bestudeert niet voor niets de schilderkunst. Hij leest graag over allerlei kunstenaars die woeste dingen bedenken en zich misdragen, zonder zelf iets dergelijks te ondernemen.’

Daar benadeelt hij ook zijn huidige vriendin, Sylvie, mee.
‘Sylvie is een tragisch personage, omdat haar vriend vreemdgaat, maar tegelijkertijd ook een heel gul personage, die heel veel geeft – of wil geven. In mijn boek zit een scène waarin hij onverwacht bij haar langs komt, ze hebben een lat-relatie. Ze heeft niet op hem gerekend. Hij begint haar op te vrijen, en dan zegt zij, o nee, wacht even, en ze verdwijnt de badkamer in om zichzelf op te maken. Ze zet een masker op.’

‘Ik schep geen meisjes en mannen, ik schep personages. Het maakt geen barst uit of je een man of een vrouw bent, je hebt dezelfde hersenen. Ik kan me verplaatsen. Het grootste verschil tussen Olivier en Fie is niet dat hij een man is en zij een vrouw, maar zijn fysieke overwicht, zijn statuur, zijn aanzien. Ik benadruk hoe groot en lang hij is, en dat zij een blond en bleek meisje is dat bijna niet bestaat. Tegelijkertijd dwingt zij hem tot een bepaalde keuze. Ik speel met de verwachting, maar verder had ik niet de behoefte een jonge vrouw als hoofdpersonage te nemen.’

Later vertelt ze hoe ze speelde met projectie in het opbouwen van Sofie. ‘Olivier ziet haar, maar ook Mathilde. Het is verwarrend voor hem. Die verwarring wilde ik er in houden, maar tegelijkertijd heb ik ook geprobeerd het meisje Sofie een eigen stem te geven. Naarmate het boek vordert en de dingen in beweging komen, gaat zij meer doen, haar tekst wordt langer, er komt verplaatsing in.’

Parijs zit, net als Olivier in de roman, vast, zegt ze. ‘Je ziet overal van die plakkaten op de muur, “hier woonde die en die”. Aan de ene kant is het supertof, want voor jou woonde, weet ik veel, Picasso daar, maar tegelijkertijd ben jij dan de mosterd na de maaltijd. Voorheen woonde hier een grote geest, en nu woon jij er.’ Er komt een anekdote in haar op, uit de tijd dat ze De hemel boven Parijs redigeerde. ‘Het was een jaar geleden, in de zomer in Parijs, in de Jardin du Luxembourg, waar Fie hardloopt en waar ze gaan wandelen. Daar staan allemaal stoeltjes, en in een van die stoelen zat een vrouw, een heel oude vrouw. Ze had een mouwloze jurk aan, met een groot decolleté. Haar borsten hingen heel laag. Ze was verschrikkelijk bruin, had haar haar opgestoken en lag te genieten van de aandacht. Ik vond haar zo’n beeld van Parijs. Ze had besloten: ik blijf twintig. Ik blijf in mijn bloeitijd hangen.’

Foto: Natalie Hill

Foto: Natalie Hill

De titel van haar boek deed mij denken aan de film Der Himmel über Berlin van Wim Wenders. Lachend vertelt Bregje dat zij de titel niet bedacht heeft. ‘Dat heeft mijn uitgever gedaan. Het is een goede titel. De associatie is goed. Parijs is een personage in mijn boek, net zoals Berlijn dat is in de film. Wenders heeft de ziel van de stad willen vangen. Zijn film kent een melancholieke, poëtische sfeer. Dat heb ik ook willen doen.’

Wenders’ film gaat over engelachtige wezens. Ik moet dan aan Fie denken, kort voor Sofie, wat lijkt op ‘fee’ en dan ben je in een magische wereld. In je boek onderbreken haar hoofdstukken de handeling, als het koor in een klassiek toneelstuk.
‘Ik vind het grappig dat je haar als fee hebt geïnterpreteerd. Je kan ook zeggen: ze is hoekig en lomp. Praktisch.’

Een Hollandse fee in Parijs…
‘En de naam Fie is ook fille, meisje. Dat is de associatie die ik bij haar heb.’

We praten door over het motto, een kort gedicht van Hanny Michaelis. Het gaat over levenslang gekoesterde littekens. Ik vraag Bregje of zij denkt dat Olivier zijn littekens koestert. ‘Ja,’ zegt ze resoluut. ‘Als hij in het boek voor het eerst weer denkt aan Mathilde en oude foto’s bekijkt, is hij ontroerd. Zo’n romantische ontroering. Het is een geruststelling voor hem, dat hij, nu hij misschien een beetje een oude lul is met een ingezakte relatie, waar hij zelf trouwens debet aan is, toen zo’n heftige liefde beleefde. Het spreekt tot zijn romantische inborst.’ Daarna: ‘Hij beseft dat zijn leven nog niet voorbij is. Hij wil de pauze opheffen.’

Olivier gaat terug naar, zoals Bregje het noemt, de plek die hij jarenlang gezocht heeft. Het lijkt alsof hij op die manier teruggaat in de tijd en weer in dezelfde situatie wil belanden. Maar hij gaat een nieuwe keuze maken. ‘Hij gaat in ieder geval verder. Het is geen toeval dat ik het hele boek in de verleden tijd heb geschreven en de laatste paar scènes in de tegenwoordige tijd. Op een gegeven moment dacht ik, dit is het moment voor die overgang. Ik had eerst alles door elkaar geschreven.’

Heeft het ook niet iets tragisch, dat hij verder gaat waar hij vijfentwintig jaar geleden gestopt was? Of is het wel goed voor hem?
‘Als Sofie erachter komt dat er iemand is op wie zij lijkt, zegt zij, joh, denk je nog steeds aan haar? Wat treurig, wat zielig. Dat kun je natuurlijk ook denken. Man, ga verder met je leven.’

Dat dacht ik dus ook.
‘Maar hij brengt er tegenin: je kunt natuurlijk alles weggooien uit je leven. Dan ben je klaar. Maar ruimte en leegte liggen heel dicht bij elkaar. Olivier en Sofie interpreteren het allebei anders.’

Er hebben al korte gesprekjes met Bregje op de website van bol.com en in de Volkskrant gestaan. In beide stukken noemt ze haar literaire voorbeelden. ‘De meeste literaire helden herken je totaal niet in mijn stijl,’ zegt ze wanneer ik haar ernaar vraag. ‘Virginia Woolf is verschrikkelijk goed, maar ik schrijf totaal niet zoals zij, dat probeer ik ook niet.’ Ze somt verder op: ‘De Brontë-zusters, Jane Austen, Marlen Haushofer, Annie M.G. Schmidt, Hemingway, Roth… Steinbeck vond ik heel mooi, Of Mice and Men. Ik ben ook fan van Aidan Chambers.’

Chambers is haar literaire mentor, of ‘schrijvers-adoptieouder’ zoals ze hem noemt. ‘Hem heb ik ontmoet toen ik 19 was. Ik mailde hem over zijn laatste boek. We bleven in contact. Op de een of andere manier had hij de overtuiging dat ik een schrijver was, voordat ik dat zelf weer durfde te denken. Vroeger dacht ik dat wel, en ik was blijven schrijven. Maar ik stelde mezelf nooit voor als “ik schrijf” en ik vertelde ook nooit dat ik schreef.’

Hij heeft je de goede kant op geduwd.
‘Ik vond het fijn dat er een ervaringsdeskundige aan de andere kant van de inbox zat. Als ik hem mailde, “Ik heb hier nu twee jaar aan gewerkt, en het is echt slecht, het is prut, ik zie nu dat het niks voorstelt,” zei hij: “Ja, dat soort buien heb ik ook wel eens. Dat gebeurt bij iedereen.” Dat was een enorme aanmoediging.’

Is vertaald worden een van je ambities?
‘Vertaald worden lijkt me echt tof. Ik woon nu in Brussel, en er spreekt bijna niemand Nederlands in Brussel. Tien procent van de mensen. Bijna iedereen die ik spreek, vraagt of zij het kunnen lezen. “Als je Nederlands leert…” zeg ik dan. Ik ben heel benieuwd hoe het is om je eigen stem in een andere taal te lezen.’

Bregje Hofstedes De hemel boven Parijs, uitgegeven door uitgeverij Cossee, is nu te koop in de boekhandel.

Theater
special: de slotceremonie van de Nederlandse CabaretDagen

Hoe verder met Nederlands cabaret?

Maar liefst vier volle dagen werden er voor uit getrokken: het feestje van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), de organisatie die verantwoordelijk is voor het uitreiken van dé cabaretprijzen van Nederland. Met onder anderen een hommage aan voormalig Neerlands Hoop-lid Bram Vermeulen, de oudejaarsconference van 2007 van Jan Jaap van der Wal en De Snijtafel met grootheden Theo Maassen, Micha Wertheim en Wim Helsen, was de programmering in de strakke en stijlvol gerenoveerde Verkadefabriek subliem te noemen.

Op zondag, de laatste dag van het festival, was het echter niet alleen lachen geblazen. In de kleine zaal, vol (oud-)theaterdirecteuren, impresario’s en andere professionele belangstellenden, werd een debat gehouden over de stand van het cabaret in Nederland. Met vragen als ‘zijn er genoeg speelplekken voor jonge cabaretiers?’ en ‘is cabaret te bescheiden in de kunsten?’ trachtte een deskundig panel, bestaande uit een programmeur, journalist, regisseur en speler, verhelderende en bevredigende antwoorden te geven. Minou Bosua van De Bloeiende Maagden trapte het debat, onder leiding van Trouw-recensente Rinske Wels, geestig af door haar hoop uit te spreken dat het debat zou verzanden in nodeloos hokjesdenken. Dat lukte maar ten dele. Artiesten, impresario’s en programmeurs zitten elkaar soms nog in de weg: artiesten willen zelf bepalen waar en wanneer ze wat maken, terwijl impresario’s hun boekingen op tijd moeten doorgeven aan de theaters, die op hun beurt liever de grote namen programmeren zodat de zalen lekker vol zitten. Juist die lange aanlooptijd zorgt voor veel frustraties, er zou meer op de korte termijn en kleiner geprogrammeerd moeten kunnen worden. Het idee werd geopperd om een speciaal cohort van kleine zalen te reserveren voor beginnende artiesten. Bovendien zouden jonge, onbekende talenten volgens het panel meer aan hun pr moeten doen, met filmpjes op Youtube en sociale media. Regiedocent Ruut Weissman van de Amsterdamse Kleinkunstacademie wees er echter fijntjes op dat de cabaretiers van nu al veel ondernemender zijn dan in de decennia daarvoor. Het plan om jonge talenten in het voorprogramma van gevestigde cabaretiers te zetten, werd off the record afgedaan als ‘been there, done that’ – dat is namelijk al een paar jaar aan de gang. Werkt iedereen in deze sector langs elkaar heen? Het lijkt er wel op.

Zeker als men aan het eind concludeert dat dit debat toch wel ‘fijn’ is, om er op deze manier over te spreken: hoe het instituut cabaret verder te professionaliseren en jonge talenten verder te helpen? Ruut Weissman: ‘cabaret neemt zichzelf nog te weinig serieus, bovendien heeft het een truttig imago. Dans, toneel, jazz zijn nu nog ‘hogere’ kunstvormen dan cabaret, een instituut dat te individualistisch is. De top van cabaret spreekt elkaar niet. Er wordt niet theaterwetenschappelijk over gesproken. We moeten niet bang zijn om elitair gevonden te worden.’ Vivienne Ypma, directeur van De Kleine Komedie te Amsterdam en tevens VSCD-jurylid, beaamde dat het initiëren van dergelijke bijeenkomsten vaker zouden moeten plaatsvinden. Toen ze bekendmaakte dat ze in een organisatie genaamd POOCK (Platform voor Ontwikkeling en Onderzoek van Cabaret en Kleinkunst) zat, werd de verwarring in de zaal echter groter. Wat was POOCK dan precies voor iets? En wat deden ze? Hoe groot was die vereniging dan wel niet? Behalve wat beleidsmatig jargon kwam Ypma ook niet, maar dat de programmeurs, makers, recensenten, directeuren elkaar vaker zouden moeten spreken, stond buiten kijf. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Dan de uitreikingsceremonie – gepresenteerd door de vileine en scherpe Thomas van Luyn – met in de zaal keurig gedekte tafels voor de genomineerden. Katinka Polderman had een aparte tafel; Emilio Guzman en Martijn Koning zaten gebroederlijk als leden van de Comedytrain naast elkaar. Juryvoorzitter en voormalig impresario Harry Kies ging eerst in op deze genomineerden voor de Neerlands Hoop, de aanmoedigingsprijs voor jong talent. Na de bevlogen voordrachten van Paul Haenen en schitterende nummers van Roosbeef, bleek Emilio Guzman uiteindelijk de gelukkige winnaar met zijn voorstelling Een dunne dekmantel. Een beetje schuchter hield hij zijn dankwoord, alsof hij voor het eerst op een podium stond. De jury roemde hem om zijn gedurfde voorstelling, door niet te mikken op de lach, maar juist de spanning op te zoeken. Dat is inderdaad een compliment voor het cabaret, dat nog wel eens wordt verward met entertainment. Vervolgens was het spannende moment daar: wie zou de Poelifinario, de prijs voor de beste voorstelling van het afgelopen seizoen, in ontvangst mogen nemen? In de Volkskrant van 2 september jongstleden waren Frank Verhallen en journalist Patrick van den Hanenberg allerminst te spreken over het lijstje genomineerden. Ze misten Micha Wertheim, Claudia de Breij en noemden ook Thomas van Luyn als een gemis. Dit keer waren Paulien Cornelisse, Ali B, Erik van Muiswinkel en Theo Maassen (die overigens verstek liet gaan) genomineerd. Hoewel de jury aangaf ‘unaniem, maar niet in duidelijke overeenstemming’, voor een winnaar te hebben gekozen, mocht dat de pret niet drukken. Uiteindelijk bleek Erik van Muiswinkel met Schettino! er met de Poelifinario vandoor te gaan. De voorstelling ging over falend leiderschap, vandaar de naam van de Italiaanse kapitein van de Concordia als titel. Van Muiswinkel bleef er, ook al werd hij genoemd als een van de beste conferenciers van Nederland, uiterst nuchter onder. Zo kwam er een einde aan vier lange dagen vol cabaret in Den Bosch, met een licht verhelderend debat en een weinig bevredigende prijsuitreiking op een zonnige zondagmiddag. 

Kunst / Expo binnenland

Focus Beijing – Nederlandse Romantiek

recensie: Ai Weiwei, Zhang Huan, Wang Guangle, e.a. - Focus Beijing - De Heus-Zomer Collection

.

In museum Boijmans van Beuningen is het Chinese deel van de collectie De Heus-Zomer te zien. Het Nederlandse verzamelaarskoppel heeft vrijwel elke belangrijke Chinese kunstenaar van de afgelopen twintig jaar vertegenwoordigd in hun collectie. De kunst zelf is echter niet het hoogtepunt van de tentoonstelling.

De hedendaagse Chinese kunst werd halverwege de jaren ’90 populair. Het idee van topkunst uit een minder bekende cultuur was zó spannend, dat het een ware hype ontketende. Sindsdien zijn twee generaties Chinese kunstenaars beroemd geworden. De belangrijksten zijn allemaal te zien in Focus Beijing. De hype ontsnapte niet aan kritiek. Veel van de Chinese kunstenaars wordt verweten dat ze zeer direct werk maken, ondersteund door té veel symboliek. Die symboliek lijkt echter snel vergeten als de uitwerking duidelijk wordt.

Zhang Huan, <em>A H Long</em>, 2008, Collectie De Heus-Zomer.

Zhang Huan, A H Long, 2008, Collectie De Heus-Zomer.

Een mooi voorbeeld hiervan zijn de werken van Zhang Huan. Zijn fotorealistische portretten zijn opgebouwd uit as en fixatief. Alle as wordt met veel geduld op de juiste plekken geblazen. Het filmfragment waarin Victoria de Heus-Zomer uitlegt hoe moeilijk dat is om zelf te doen, was eerder dit jaar nog een hit op YouTube.

De schilderijen van Wang Guangle zijn ook zorgvuldig, laag voor laag, opgebouwd. In de streek waar Guangle vandaan komt is het een traditie om de eigen grafkist ieder jaar over te schilderen, als een herinnering aan de dood. De abstracte kleurvlakken in de schilderijen van Guangle worden iedere dag opnieuw beschilderd, alsof hij zo ver uit de buurt van de dood wil blijven. Het resultaat lijkt op schilderijen van Frank Stella of andere schilders uit de jaren ’70. Door een traditie met de schilderkunst uit de jaren ’70 te vergelijken verkleint  Guangle het intellectuele karakter van de westerse abstracte kunst.

Sui Jiangao, <em>Sand of Changsa</em>, 2009, Collectie De Heus-Zomer & Zhang Dali, Forbidden City, 1999, Collectie De Heus-Zomer.

Sui Jiangao, Sand of Changsa, 2009, Collectie De Heus-Zomer & Zhang Dali, Forbidden City, 1999, Collectie De Heus-Zomer.

Helaas is er na het wow-effect weinig te beleven aan deze werken. Interessanter zijn de werken van Ai Weiwei en Ji Xiaofei. Ai Weiwei baseert zijn werkmethodes vaak ook op westerse kunst. Dit levert minder symbolisch werk op. Van Xiaofei zijn er schilderijen te zien over zijn jeugdherinneringen. Ze zijn omgeven door installaties met tl-buizen die een gekleurde gloed op het schilderij werpen. Het geheel is een reconstructie van het gevoel dat hij had bij deze herinneringen. De tl-buizen zijn overbodige informatie voor de bezoekers, die al begrepen dat herinneringen ‘gekleurd’ zijn.

In Focus Beijing is de meeste kunst indrukwekkend, maar meer ook niet. Waar de tentoonstelling over lijkt te gaan is niet de kunst zelf. Het lijkt namelijk vooral over het verzamelen te gaan. Een film aan het begin van de tentoonstelling laat zien hoe echtpaar De Heus-Zomer kunstenaars bezoekt in hun atelier, om daar met een scherpe neus voor kwaliteit het beste werk uit te zoeken. Het is zuivere romantiek. De zware zoektocht naar dat éne werk tussen alle grote kunstenaars, met enkel kennis als wapen. Van het zien van de film zou menig bezoeker al kunstverzamelaar willen worden.

Qui Xiaofei, <em>Dissipate drukenness no. 2</em>, 2014, Collectie De Heus-Zomer.

Qui Xiaofei, Dissipate drukenness no. 2, 2014, Collectie De Heus-Zomer.

Daarmee is deze tentoonstelling een interessante gebeurtenis. De kunstwerken zelf (of gelijkende werken) zijn al opgenomen in tal van catalogi. In het echt zien ze er al even perfect uit als op het fotopapier. Focus Beijing is zorgvuldig samengesteld en enkele werken blijven ook na het eerste zicht interessant om te bekijken. Alles draait echter om de verzamelaar. Met de niet al te lastig te begrijpen werken kan deze tentoonstelling veel toevallige bezoekers aan het verzamelen zetten. Het is een overwinning voor de kunstmarkt.

Theater / Voorstelling

Een ode aan de durf

recensie: Club Gewalt - Man on Wire

Vanaf het eerste moment schreeuwt Club Gewalt zichzelf in alle talen het heelal in. Het is geen voorstelronde, het is regelrechte zelfmanifestatie: als individu, als collectief, als grote inspirator Philippe Petit, claimen zij hun eigen plaats in de wereld, weg van grijs conformisme. Op het Amsterdam Fringe Festival speelt hun nieuwe voorstelling Man on Wire: een lyrische motivatieopera tussen estheticisme en mental coaching in.

De rode draad door de voorstelling is het verhaal van Philippe Petit (1949), de Franse koorddanser die in 1974 drie kwartier lang op een kabel tussen de twee Twin Towers ruim vierhonderd meter boven het centrum van New York balanceerde. Hoewel Club Gewalt ook de aanloop tot deze op meerdere manieren waanzinnige actie behandelt – vanaf het moment dat de zeventienjarige Petit in de wachtkamer bij de tandarts leest over de aanbouw van de Twin Towers – is het verhaal van ’the artistic crime of the century’ eerder een kapstok voor Club Gewalts betoog over durf dan het narratief van de voorstelling. De verschillende stadia richting het bereiken van je ideaal passeren de revue: van de geboorte van de droom tot de angst en twijfel op het moment suprême. Tussendoor leren de acht clubleden ons hoe om te gaan met obstakels, nachtmerries en kritische geluiden. 

Bedwelmd door idealen
Club Gewalt, afkomstig van de studie Muziektheater aan het Rotterdamse Codarts, brak in 2013 door op het Café Theater Festival met Carnavalskinderen, een liederlijke locatievoorstelling over kinderen die verwekt waren tijdens carnaval en de zoektocht naar hun biologische vader. In vorm lijkt Man on Wire totaal anders: de volgestouwde kroeg heeft plaatsgemaakt voor een steriel decor van witte blokken, de bonte verkleedpartij voor een uniforme, haast sciencefictionachtige klederdracht en de carnavalskraker voor bedwelmende, overwegend Engelstalige electro – beiden overigens van hoog muzikaal niveau. Onder de oppervlakte is het verschil echter minder groot; waar Club Gewalt in Carnavalskinderen dronken was van verschraald bier, zo zijn zij ditmaal minstens zo beneveld door hun eigen idealen dat praktische bezwaren futiliteiten lijken, of simpelweg niet meer lijken te bestaan. Juist hierin verschilt Club Gewalt van menig ander gezelschap: hun idealisme is zonder cynisme, hun geloof is puur. Wat anderen als Amerikaanse platitudes beschouwen, durven zij tot universele waarheden te verheffen.

’s Lands dapperste jonge theatergezelschap bezingt de schoonheid van risico’s, het ogenschijnlijk onverstandige en onbezonnene, de passie in het zogenaamd zinloze. In plaats van een reguliere muziektheatervoorstelling is Man on Wire een conceptuele danceact, een pulserende motivatiespeech waarin de anders zo gratuit klinkende kreten opeens als oprechte levenslessen worden opgevoerd. Het waarom is volstrekt irrelevant: het is louter de schoonheid die telt. Het negentiende-eeuwse motto l’art pour l’art wordt effectief vertaald naar het hier en nu: Club Gewalt vecht tegen het gezond verstand, dat in hun ogen niet meer is dan een knieval voor de middelmatigheid.