Theater / Achtergrond
special: Nederlands Theater Festival 2014

Verdomd goed pakketje, binnen tien dagen in huis

‘Het theater is nergens zonder zijn publiek’, drukken theatermakers ons al decennialang, generatie op generatie, op het hart. Het Nederlands Theater Festival vertaalt deze formule door de schijnwerpers dit jaar op het publiek te richten. Gasten van het festival worden bij de Stadsschouwburg van Amsterdam verwelkomd op de rode loper en naar binnen geleid door jonge enthousiastelingen die het belang van theater bij de ervaring van de toeschouwer leggen. En het werkt! Vooral als het eerste voorstellingsbezoek ook nog eens Fellini is.

Elk jaar selecteert de Nederlandse Toneeljury, dit jaar onder leiding van Boris van der Ham, een officiële selectie van succes. De twaalf beste voorstellingen van dit theaterseizoen zijn – met ook exact die reden – nog een enkele keer te zien in het hart van Amsterdam. Tien dagen lang wordt de stad omarmd door theaterglorie, met afsluitend het Gala van het Nederlands Theater en de uitreiking van de VSCD toneelprijzen. Het Noord Nederlands Toneel staat met hun voorstelling Fellini lijnrecht tegenover Toneelgroep Amsterdam en de voorstelling Lange dagreis naar de nacht. Wat betreft stijl dan, want beide zijn grandioos lekker om naar te kijken.

Georganiseerd zooitje circus
Het Noord Nederlands Toneel dompelt de toeschouwer van Fellini onder in een cirkustrale performance met een groot ensemble en een orkest. Ola Mafaalani en Ko van den Bosch lieten zich inspireren door het Dromenboek van de Italiaanse cineast Federico Fellini, wat is uitgelopen op een biografisch feest waarin alles uit de kast wordt gehaald. Van den Bosch neemt de rol van Fellini op zich, die ons meeneemt in de reis door zijn leven, zijn dromen, zijn obsessies, verbeeldingskracht en romances. Naast Van den Bosch lopen er jongere Fellini’s op het podium, die de verbeelding van de groei van de Italiaanse regisseur versterken.

De kracht van de voorstelling ligt in de keuze om het publiek via het podium de zaal in de laten. De acteurs van Fellini neemt elke toeschouwer op sleeptouw en zorgen voor een enorme glimlach op het gezicht. Een enkeling sluipt – niet geheel onopgemerkt – door de zaaldeur naar binnen. De rest wordt geacht een kunstje te doen in het midden van het grote podium. Daarbij kwam nog dat ik één van de zes gelukkigen was die door Jochem Stavenuiter bij binnenkomst werd opgemerkt en vriendelijk werd gevraagd om nog even plaats te nemen op een kleine tribune in het decor. Zodra alle toeschouwers op hun plek zaten, deden wij ons kunstje en sloten af met een grand finale-buiging om vervolgens ook een plek in de zaal te vinden.

De vorm van Fellini kan niet missen: het publiek van Federico Fellini staat centraal in zijn werk. Een surrealistische wereld wisselt de beelden en de verhalen af met een vergelijkbare hoge snelheid én zorgvuldigheid van een filmset. Ruim twee uur lang wordt het publiek betoverd door de fantasie van de poëtische Italiaan, met livemuziek onder leiding van Eef van Breen. Dat de golf van acts en acrobatiek niet over het publiek heen walst, is te danken aan de rust en het ingetogen spel van Ko van den Bosch.

Intiem verband
Daar waar het Noord Nederlands Toneel een overvloed aan grootse bewegingen aanbiedt, brengt Toneelgroep Amsterdam een indrukwekkend intieme voorstelling met Lange dagreis naar de nacht. Ivo van Hove gaat met de tekst uit 1941 van van Eugene O’Neill aan de haal.

Eén blik op het toneel is genoeg om door een gevoel van ongemak te worden bekropen. De donkere ruimte wordt gevuld door de muziek die vanaf een grammofoonplaat links op het toneel wordt afgespeeld. Vanaf de eerste minuut is duidelijk dat het publiek over de beladen schouder meekijkt naar een familiedrama. Van Hove behoudt een vierde wand, waardoor de situatie op het podium persoonlijker en ontroerender is. De sprookjesachtige wenteltrap naar een ruimte boven het speelvlak suggereert een extra verdieping, waarvan alleen de moeder (Marieke Heebrink) gedurende de voorstelling daadwerkelijk gebruik maakt. In het midden hangt een te grote lamp die met een ruk aan het touw aan of uit gaat. Van Hoves vaste partner in crime Jan Versweyveld is verantwoordelijk voor het duistere, maar ook warme decor.

Vier acteurs vormen samen één organisme. Het duurt niet lang voordat zij zich van elkaar losmaken en scène voor scène verder uit elkaar drijven. In een kleine drie uur bewegen zij zich om elkaar heen; een gezin waarin vader (Gijs Scholten van Aschat) en moeder schuldig zijn aan drankzucht en een morfineverslaving. De jongste zoon (Roeland Fernhout) is slachtoffer van de ziekte tuberculose. Zijn grote broer (Ramsey Nasr) verliest zich in de alcoholverslaving van zijn vader en lijkt misschien meer op hem dan hij eigenlijk zou willen. Lange dagreis naar de nacht is enorm sterk geregisseerd en geeft de acteurs elk op zichzelf staande karakter die overduidelijk een belang hebben bij elkaars bestaan.

Ode aan het sterven
Naast de grote en kleine theaterproducties boeit het festival door de randprogrammering. Op initiatief van Gian van Grunsven en Bert Hana wordt er stilgestaan bij de kunst van sterven op het toneel, een vak apart. Een panel met een regisseur, actrice en castingexpert reageert op een serie sterfscènes, die in de grote zaal van de Stadsschouwburg van Amsterdam worden gepresenteerd. De kunst van het sterven is een geestige aangelegenheid waarbij het publiek aan tafeltjes voor het podium plaats kan nemen, waardoor het gevoel van een grote zaal wordt vervangen door een stand-upcafésfeer. De middag eindigt met het indrukwekkend sterven van Chris Nietvelt, de queen van het sterven op toneel. 

Boeken / Non-fictie

Drift van de moderniteit

recensie: Philipp Blom (vert. Pon Ruiter & Henny Corver) - Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het westen 1918-1938

De twintig jaar tussen de Wereldoorlogen waren ideeënrijk, bruisend, verbluffend, ontstellend. Goede vertelstof voor Philipp Blom.

In feite is Alleen de wolken een vervolg op De duizelingwekkende jaren (2009), Bloms gevierde boek over de periode 1900-1914. Blom benadrukt deze opeenvolging door – met recht – te stellen dat de twintigste eeuw vooral wordt bepaald door die ene ‘verstrekkende revolutie, de revolutie van de moderniteit, van de technologie en van de verlichting’. En die moderniteit was in 1900 al goed op weg. En passant vindt hij met deze geciteerde stelling ook aansluiting bij Het verdorven genootschap (2010), zijn andere recente werk over verlichtingsdenkers als Diderot en D’Holbach.

Fascinerend interbellum
Wel zorgde de Eerste Wereldoorlog voor een acceleratie van deze moderniteit. Blom stelt:

Ook het tempo van de revolutie was versneld geraakt, en in minder dan een generatie waren maatschappelijke structuren, morele normen en traditionele opvattingen over de wereld, die eeuwen hadden bestaan, ondermijnd, aangevallen en verbrijzeld. De geschiedenis begon sneller te gaan dan de mens, identiteiten werden broos en twijfelachtig, en de technologie ontwikkelde zich sneller dan ons begrip ervan. [cursivering AvK].

De maatschappij raakte definitief op drift, en zou tot op heden – ons ‘vloeibaar moderne’ heden – nooit meer werkelijk tot rust komen. Ook in onze uiterlijk kalme samenlevingen zijn normen en identiteiten sindsdien zowel meer en meer individueel bepaald als broos en onzeker gebleven. Zie overigens wat betreft die technologische verandering de symbolische kaftomslag: wie is hier de baas, mens of machine?

Bovenstaand citaat toont tevens de reden waarom ik geneigd ben het interbellum de meest fascinerende moderne geschiedperiode te noemen. Want in de chaotische nasleep van de massamoord van de Eerste Wereldoorlog werd de moderniteit tot op de spits gedreven. Hele bevolkingsklassen zochten naarstig en soms tot op het bot vertwijfeld naar nieuw existentieel houvast. Men bestormde allerlei hemelen of zocht juist vergetelheid; van totalitaire religies tot seksuele fetisjen in Berlijn of de losse sfeer van New Yorkse speakeasies. Blom richt zich op deze ‘percepties, angsten en verlangens, manieren om om te gaan met het trauma van de oorlog, met de door de industrialisatie losgemaakte energie’.

Gelukkige keuzes
Alle turbulentie leidt zowel tot een mêlee aan trotse, verbazing- of (inderdaad) duizelingwekkende figuren – van D’Annunzio en Aleksej Gastev, de Britse young bright things tot de voortrekkers van de Harlem Renaissance – als tot godgelijke plannen of afschuwwekkende gebeurtenissen – het Sovjetplan van Magnitogorsk (‘magneetstad’), de Amerikaanse drooglegging begonnen met de Volstead Act, de Holomodor waarbij Stalin miljoenen Oekraiëners liet uithongeren.

Aan ieder jaar besteedt Blom een thematisch hoofdstuk. Maar gelukkig kiest hij – en eigenlijk zijn al zijn keuzes goed – ervoor om de grote gebeurtenissen niet weer tot in detail te beschrijven. 1919 gaat primair niet over Versailles maar over shellshock, 1923 niet over de Duitse hyperinflatie maar over natuurkundige ontdekkingen (speciaal intrigerend omdat hij, in navolging van de historicus Paul Forman, suggereert dat de chaos en onvoorspelbaarheid van het interbellum vrij baan maakte voor de ontdekkingen van bijvoorbeeld de kwantumtheorie) en 1933 niet over Hitlers machtsovername maar over de ‘pogrom van het intellect’. Tegelijkertijd laat hij zich ook weer niet gijzelen door zijn thema’s. In ieder hoofdstuk waaiert hij op natuurlijk aandoende wijze van zijn thema’s weg om ook de rest van de gebeurtenissen en context mee te kunnen pakken.

De noodzakelijke leugen van de bourgeois
In een onthullend voorbeeld verhaalt Blom over de ondermijning van de burgerlijke waarden waarop de Duitse maatschappij dreef, ‘de morele ramp die de Weimarrepubliek trof’. Hij voert Heinrich Manns personage Immanuel Raat op (uit diens novelle Professor Unrat (1905)). Net als miljoenen andere Duitse burgers werd dit autoritaire burgermannetje genadeloos ontmaskerd door de geaccelereerde moderniteit. De leugen van zijn bourgeoisidentiteit en -overtuigingen werd onverbiddelijk aangetoond:

Tegenovergestelde krachten – ideologieën, noodzakelijkheden en mogelijkheden, teloor gegane zekerheden – kregen niet alleen de arme professor Raat te pakken. Ze lieten hem zien voor wat hij was: een bankroet figuur, een onbeduidende tiran, die uiteindelijk wordt wat hij altijd al is geweest. Een pathetische pias.

Wat volgde was de ontreddering. En dat wat volgde op specifiek deze ontreddering is bekend. Het onderstreept met dikke lijnen hoe zeer de burger en de burgersamenleving hun ficties en leugens nodig hebben.

Bloms overzichtsgeschiedenis benadert het ideaal. Het is concies, maar wijdt of waaiert uit waar de verdieping, details en anekdotes vermogen te illustreren, verlichten of speelser maken. Even belangrijk is dat hij zeer elegant schrijft, zijn doordachte meningen op smaakvolle wijze naar voren brengt, missers vermijdt en zijn verhaal doorspekt met precies genoeg tussenconclusies. Niets minder dus dan álle lof voor zijn Alleen de wolken.

Muziek / Concert

Blitzkrieg-garagepsychedelica!

recensie: Thee Oh Sees

.

De kleine zaal van de Melkweg is even het toneel van een fuzzrockoffensief dankzij de inval van Thee Oh Sees, die zich een supersonische weg banen door het Nederlandse geluidsfront.

Ze hebben echter ook verkenners in de vorm van het Nederlandse Traumahelikopter, die de eerste gitaarsalvo’s het publiek inschieten. Ze zorgen voor de eerste slachtoffers, die zich maar moeilijk rustig kunnen houden te midden van al het rockgeweld hun ledematen alle kanten op slingerend terwijl explosies uitbreken tussen de in MBV- en JAMC-t-shirts geklede rockers. Dat is nou de oerkracht van R&R, die het Groningse gezelschap in niet geringe mate over het publiek weet te verspreiden. theeosees1s.jpg

Psychedelische bommenwerpers
De basis is zo gelegd voor de stoottroepen, en daar komen de duikbommenwerpers in de vorm van de spastische gitaarrifjes van John Dwyer nog bij. Thee Oh Sees is dit keer maar een kleine eenheid (drie man), waardoor complexere en langere nummers worden gemeden in de set. Geen groovy orgeltje, en dus weinig nummers van de nieuwste plaat Drop, waarop de band een meer mellow sound cultiveert. Maar wel de nieuwe single ‘Encrypted Bounce’ en oude bekenden, die in staccatotempo de revue passeerden. Van ‘I Come from the Mountain’ tot ‘The Dream’ en ‘Toe Cutter – Thumb Buster’: alle worden ze aanstekelijk gespeeld door Dwyer en consorten, voor een publiek dat er geen genoeg van kan krijgen. Geen tijd voor rust; de slag gaat door!

Dwyer beweegt opgewonden en nerveus op het podium. Californisch (in korte broek en gestreepte tanktop) schreeuwt hij erop los, weliswaar veel te dicht op de microfoon. Crowdsurfen en stagediven worden weer even gedoogd, ondanks alle voorschriften; die zijn toch voor watjes. Ondertussen vraagt Dwyer om bier en deelt hij t-shirts uit.
theeosees2s.jpg

Er komt een einde aan de barrage met het aanstekelijke ‘Carrion Crawler’, waarna het murw geslagen publiek toch nog om een toegift schreeuwt. Hierna vliegen Thee Oh Sees nog één keer over met psychedelische bommenwerpers, voor een laatste bombardement aan mindblowing garagerock. Het publiek is verslagen, maar gaat voldaan naar huis. Er is weer een geslaagde veldslag gestreden, en de rock heeft zijn bestaansrecht weer eens bewezen.


Kunst / Achtergrond
special: Anniq Euphoriq, Nada van Dalen, Miek Uittenhout e.a. - Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier

Een bruisend feest van kunst en cultuur op de Witte de Withstraat

Afgelopen weekend werd het cultureel seizoen op de Witte de Withstraat in Rotterdam feestelijk ingeluid tijdens het Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier. Alle ingrediënten om een kunstfestival een succesnummer te laten zijn, waren aanwezig: cultuur, gezelligheid, de nodige verrassingen, muziek en natuurlijk kunst in de hoofdrol.

De Witte de Withstraat in Rotterdam wordt ook wel dé culturele as van Rotterdam of simpelweg ‘de leukste straat’ genoemd. Tijdens het Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier (Festival WWWK) is de straat die het Museumpark en het Maritiem Museum met elkaar verbindt de locatie voor een bruisende mix van kunst, cultuur, eten, feestjes en meer. Sinds 2013 wordt het festival georganiseerd door Kunstblock, een samenwerking tussen de culturele instellingen in het Witte de Withkwartier. In Kunstblock verenigen de kunstpodia Witte de With Center for Contemporary Art, TENT, CBK Rotterdam, Showroom MAMA, WORM en V2_ Institute for the Unstable Media zich.

Lebba dans.

Lebba dans.

Op vrijdag stroomde het festivalterrein al snel vol met bezoekers uit heel Rotterdam. Nog niet officieel geopend trok het festival aan het begin van de avond al veel mensen aan. De terrassen van de cafés en restaurants zaten bomvol met cultuurliefhebbers die niet konden wachten tot het festival van start zou gaan. Het eerste grote evenement was een straatperformance genaamd Nouveau Euro Trash. De performance is gemaakt door de modekunstenaars Anniq Euphoriq en Nada van Dalen. Twee clans, de Illuminada en #tripleAstatus,  trokken door de Witte de Withstraat tot de onvermijdelijke confrontatie. Gekleed in creaties van de twee kunstenaars zorgde dit visuele spektakel voor een spannende, opzwepende start van de eerste festivalavond.

Hierna was ondergetekende uitgenodigd voor het Charity Supper in Showroom MAMA. Een selectie Rotterdamse smaakmakers uit de kunst- en cultuursector werden uitgenodigd om te komen eten in de Showroom. Gesitueerd aan de grote ramen van Showroom MAMA werden de gasten geëtaleerd voor het festivalpubliek. Het publiek kon gespiegeld buiten plaatsnemen, waardoor genodigden en publiek tegenover elkaar kwamen te zitten met het raam als een barrière tussen hen in. Het vermeende spanningsveld tussen cultuurelite en het ‘gewone volk’ werd hier uitgebeeld en onderzocht. Het diner was van de hand van Cateringa en Kompanen, een jong collectief dat conceptuele eetervaringen op maat ontwikkelt voor allerlei evenementen. Tijdens Charity Supper stonden de zintuigen centraal, waarbij de gasten werden uitgenodigd om in verschillende opdrachten het diner met al hun zintuigen te ervaren.

Miek Uittenhout, <em>Xantippe</em>.

Miek Uittenhout, Xantippe.

Op zaterdag scheen de zon en was het perfect festivalweer. In het daglicht was het terrein nu goed te zien en viel vooral het grote, bewegende, parelmoeren pistool op. Deze sculptuur, ontworpen door Miek Uittenhout, reageert op het publiek. Het zoekt je op, volgt je en richt de loop op je met onheilspellende geluidsfragmenten. De tegenstelling tussen het karakter van deze sculptuur en de prachtige kleur en nauwkeurige uitwerking is groot. Verderop in de straat verkochten kunstenaars en ontwerpers hun werk vanuit de kofferbak van hun auto tijdens de Kunst Carbootsale. Naast een grote aanwezigheid van knullig genaaide kussens, sjaals en andere tuttige rommelmarktartikelen was hier ook een aantal goede en interessante kofferbakken te inspecteren. Illustrator Charlotte Tasma en kunstenares/ontwerpster Martine Poot deelden een auto van waaruit ze hun werk verkochten en gezellige praatjes aangingen met de festivalbezoekers. Kunstenaar Maarten Bel liep met zijn mobiele kunstenaarsbar rond op het festival. Bezoekers konden een drankje met hem drinken of kiezen uit één van de één minuut durende workshops die hij aanbood. Als je dan na deze drankjes nodig het toilet moest opzoeken, kon je terecht bij Showroom MAMA. Waar de avond ervoor de zogenaamde ‘elite’ dineerde, staan nu toiletten. Net als tijdens het Charity Supper werd in MAMA gebruik gemaakt van de grote ramen en de etaleerfunctie die deze hadden. Preutse bezoekers waren hier niet op de goede plaats: tijdens het toiletbezoek was je slechts tot borsthoogte bedekt waardoor het contact met de voorbijgangers voor hilarische situaties zorgde.

Kunst Carbootsale: Martine Poot en Charlotte Tasma.

Kunst Carbootsale: Martine Poot en Charlotte Tasma.

De avond van deze tweede festivaldag stond in het teken van de Blockparty’s die op verschillende plekken opdoken in het Witte de Withkwartier. Deze party’s hadden allemaal een eigen karakter. Zo was daar bijvoorbeeld het Starwars thema bij de Blockparty waar het Dagobah Soundsystem draaide. Dagobah Soundsystem is een collectief bestaande uit vier dj’s die alleen met vinyl draaien. Door een swingende mix van disco, techno en house was het onmogelijk om stil te blijven staan. Compleet met lichtzwaarden, kostuums en geweldige visuals van het VJ duo JAPJAN was de sfeer fantastisch en danste iedereen tot het einde van het feestje mee. Gelukkig was deze gouden combinatie van muziek en beeld na de Blockparty nog niet klaar. Dagobah Soundsystem en JAPJAN verzorgden ook de officiële afterblockparty Sensatie Wit in WORM. Tot in de vroege uurtjes danste het enthousiaste festivalpubliek verder.

De zondag van het Festival WWWK was traditiegetrouw de familiedag. Na een speciaal samengesteld festivalontbijt bij de Bakkerswinkel op de Schiedamse Vest is de kater en het slaaptekort van de nacht tevoren snel vergeten en is iedereen klaar voor deze gemoedelijke festivaldag. Kinderen konden het Life Gaming Parcours afleggen langs verschillende activiteiten en met het meedoen hieraan stickers verdienen. Met een volle kaart konden de kinderen naar het Kinderkaffee in WORM, een café dat alleen toegankelijk was voor kinderen. Achter de bar schonken de jonge festivalbezoekers glazen ranja voor elkaar in en bouwden samen een klein kinderfeestje.

Opening Winti.

Opening Winti.

In de middag vond een bijzondere muziek- en dansperformance van de natuurreligie Winti plaats. Deze religie vindt haar oorsprong in Suriname en heeft een grote gemeenschap in Rotterdam. Kunstenaar Boris van Berkum werkte samen met Wintipriesteres Marian Markelo aan het project ‘Ik ben niet te koop’, waaruit deze performance voortvloeide. In samenwerking met Theatergroep Untold is de performance door Boris van Berkum ontwikkeld. Het optreden hield een viering in van de verschillende Wintigoden en vooral van papa Winti. Een groot masker, gemaakt door Boris van Berkum, stond centraal in de performance.

Het zou niet bij het eigenwijze karakter van de Witte de Withstraat (en ondergetekende) passen om een verslag te schrijven enkel en alleen over het Festival WWWK. Een uitstapje naar Happy Industry, een neo-industriële manifestatie op het nabijgelegen Museumplein, werd daarom ook onderdeel van het programma. Net als het Festival WWWK was Happy Industry onderdeel van de feestelijke opening van het nieuwe culturele seizoen in Rotterdam. Hier vond een viering van de ruwe industrie plaats in een tijd waarin de computergestuurde productie dominant is. In tijdelijke werkplaatsen werden allerlei materialen en voorwerpen ontwikkeld. Joep van Lieshout was ook aanwezig en sprak in een korte artist talk over zijn fascinatie voor industriële productie.

Al met al was het een geslaagd festival met een onwijs goede sfeer, rijke programmering en een goede balans tussen gedegen inhoud en gezelligheid. Het is een erg populair festival en ook dit jaar is weer bewezen dat dit zeer terecht is.

Muziek / Album

Cultband komt met tegenvaller

recensie: De Kift - Bidonville

.

De culthelden van De Kift zijn terug met een plaat vol treffende poëzie en theater-achtige voordracht. Helaas lijken ze de muziek zelf een beetje uit het oog te zijn verloren.

Eerder presenteerde De Kift onder meer een sigarenkist en een kookboek als albumverpakking, nu viel er een stapel Oost-Europees nepgeld met een cd’tje ertussen de brievenbus binnen. En niet alleen de verpakkingen van de groep zijn goed. De muziek van De Kift kenmerkt zich vooral door de poëtisch gesproken teksten, fanfare-achtige blazerstukken en bevlogen zeemanszang. Een uniek gezelschap dat nu met een nieuwe plaat gekomen is: Bidonville. Helaas is het een tegenvaller.

Personages
Dat zit ’m (zoals verwacht mag worden) niet in de teksten. Net als altijd heeft de groep de wereldliteratuur afgespeurd naar mooie fragmenten. Daarnaast zijn enkele documentaires en filmteksten gebruikt voor deze plaat, met markante personages vol nostalgie en overpeinzingen. Zomaar een fijn fragmentje:

“Soms voel ik zo’n druk achter mijn ogen dat ik in mijn kop zou willen graaien
Maar zo onmogelijk als ik denk, zo leef ik, en daar moet ik dan nog weet van hebben ook”

Het is treffend om over personages te spreken, want Bidonville voelt aan als een abstract toneelstuk. De Kift had altijd al heel wat op met theater, maar op deze plaat gaat het verder. Niet voor niets doet acteur Sanne den Hartogh mee. Er komt een enorme verscheidenheid aan verschillende vocalisten langs, die allen verschillende rollen aannemen. En daar gaat al meteen wat mis.

Niemand doet het zoals Ferry
Nog niet zo lang geleden was het Ferry Heijne die in zijn eentje het leeuwendeel van de vocalen voor zijn rekening nam. Er zijn weinig mensen in Nederland die zo bezeten kunnen vertellen als hij, en die hun stem zo kunnen overgieten met passie en emotie. En ook al zijn er anderen bij De Kift die hun verhaal prima voordragen — dat bewijst Bidonville ook — niemand doet het zoals Ferry het doet.

Zijn rol is jammer genoeg nog verder verkleind dan het bij Brik (uit 2011) al was, waardoor de plaat een lappendeken van inconsistente vocalisten is. Bij ‘Harde Munt’ gaat het zelfs volledig mis door een drammerig voorgedragen, op een irritante manier semi-gerapte tekst, waardoor het nummer vooral vervelend is.

Te weinig muziek
Toch is dat niet het grootste mankement van de plaat. Zoals gezegd leverde Ferry Heijne op Brik ook al wat ruimte in, en daar leverde dat juist prachtige momenten op. Nee, het probleem is dat De Kift het te veel om de tekst en voordracht laat draaien, en te weinig om de muziek. Er lijkt niet genoeg aandacht besteed te zijn aan sterke melodieën, pakkende riffs, de kenmerkende hartverscheurende blazersolo’s, en gewoon het gevoel dat je naar afgeronde nummers aan het luisteren bent.

Er zijn wel uitzonderingen, zoals ‘Lotti’, vertolkt door de Vlaamse Lot Vandekeybus, dat heerlijk wordt voortgestuwd door een venijnig riffje en energieke blazers. Maar te vaak zijn de nummers niet veel meer dan gedichten met wat onbeduidende muzikale begeleiding. Het is hierdoor dat Bidonville de impact mist die platen als Vlaskoorts (uit 1999) en Hoofdkaas (uit 2008) wel hadden — platen die bovendien sfeervoller zijn en meer een geheel vormen. De Kift kennende is de kans dat dit live beter tot zijn recht zal komen dan op de plaat wel zeer groot, maar als cd blijft het niet genoeg hangen om echt te imponeren.

Theater / Voorstelling

Ode aan het messiascomplex

recensie: Ro Theater - Vuurvrouwen

11810-1.jpgToneelliefhebbers aller steden, verenigt u! Het is tijd om in actie te komen. Het is tijd om afstand te nemen van uw kleine, egocentrische leventje en u op te offeren voor een hoger doel. Geen gratuite meningen meer (‘Ik vond de voorstelling toch een beetje onevenwichtig′, ′Ik vond de muziek niet zoveel meerwaarde hebben’). Geen zelfgenoegzame witte wijntjes meer, stop met de ijdelheid en de opschepperij. Het is tijd voor actie. U moet eindelijk iets voor de wereld gaan doen.

Vuurvrouwen is een voorstelling over radicaal engagement. We volgen de troetelterroriste Ulrike Meinhof (van de Rote Armee Fraktion) in haar gevangeniscel. Het geweld is al gepleegd, daar worden we op het toneel verder niet meer mee lastiggevallen. De voorstelling is dus vooral psychologie. Middels een aantal poëtische en gepassioneerde monologen leren we Ulrike langzaam beter kennen. De tekst van die monologen is ijzersterk (potentieel klassiekerwerk) en ze worden door Fania Sorel ook ijzersterk gebracht (potentieel Theo d’Or-spel).

De denker wordt een doener
Ulrike Meinhof was journaliste en mogelijk ook een soort intellectueel (′Ik heb duizend boeken gelezen,′ schept ze op). Het probleem was echter dat er niet naar haar proteststukjes en profetische woorden werd geluisterd. Het kapitalistische systeem doet niet aan censuur en zo wordt heel slim alle kritiek opgeslokt en kaltgestellt. We leven in een maatschappij van schijnvrijheid: ′De enige vrijheid is handelsvrijheid.′ Dat pikt Ulrike niet. In haar monologen schreeuwt ze het uit (′Ik haat!!′) of fluistert ze haar zelfinzichten (′Verzet is mijn zuurstof′). Ze heeft de waarheid in pacht, maar geeft eerlijk toe dat ze niet meer weet wat die waarheid precies is. Behalve kwetsbaar is ze ook een beetje zielig, want haar hardcore collegaterroristen vertrouwen haar intellectualisme niet (′Denkers zijn altijd twijfelaars′). Mede daardoor wordt ze uitgedaagd om aan het geweld mee te doen. Noblesse oblige: Ulrike Meinhof offert zichzelf op.

L’histoire se répète: Jeanne d’Arc had ook iets met utopie
Hoewel Ulrike Meinhof in Vuurvrouwen de show steelt, krijgt haar pathologie in het stuk gelaagdheid door verder terug in de geschiedenis te gaan en ook Jeanne d’Arc op te voeren. Een beetje geforceerd misschien, maar toch werkt het best goed. In een leuke anti-casting speelt Goele Derick de door God bezeten Jeanne. Ze hoort stemmen in haar hoofd en in plaats van deemoedig haar rol in het leven te aanvaarden (boerenvrouw), ziet ze een hogere roeping voor zichzelf weggelegd. Hier worden verder niet al teveel woorden aan vuil gemaakt, maar duidelijk is natuurlijk wel dat ze op de brandstapel zal eindigen. Arme Jeanne: ze hoorde God maar wordt door de Kerk verweten een heks te zijn. De gevestigde orde is meedogenloos als we tegen haar in opstand komen. Alles wat afwijkt wordt vervolgd en afgemaakt.

Nu zijn wij aan de beurt
Ongetwijfeld is er met de wereld van alles mis. Er is oorlog. Er is armoede. Er is onrechtvaardigheid. De rijkste man op de wereld heeft een vermogen van 69 miljard dollar, terwijl 1 miljard mensen van een dollar per dag moeten leven. Kunnen wij als bevoorrechte cultuurminnaars onze ogen hiervoor sluiten? Of moeten wij eindelijk in actie komen in plaats van passief esthetische ervaringen te ondergaan? Vuurvrouwen pleit voor actie! Verzet je tegen het systeem en werk aan een nieuwe utopie. Begin een eigen terreurgroep (Bejaarden voor Vrede) of actiegroep (Snobs voor Eerlijk Delen). Wordt het niet weer eens tijd voor een nieuwe Aktie Tomaat? En hoe zit het eigenlijk met de subsidie van de kunsten – is dat niet pure indoctrinatie en vrijheidsbeperking? Het is tijd om te radicaliseren en alles af te wijzen. Het is tijd voor zinvol geweld.

Er waart een spook door Nederland – het spook van het geëngageerde toneel. Toneelliefhebbers aller steden, verenigt u!

8WEEKLY

Knalstart

Artikel: De Wereld van Willem

.

De Amsterdamse Uitmarkt wordt graag gezien als de officiële opening van het nieuwe cultuurseizoen. Vooral door Amsterdammers denk ik, want je kunt je intussen serieus afvragen of dat nou écht zo is. In Rotterdam waren we immers al gewoon begonnen met onze eigen seizoenstart door de groep die de laatste tijd de complete theaterwereld op z’n kop zette: het Vlaamse FC Bergman. Een knalstart.
Zoals de balletten van Diaghilev honderd jaar geleden een sensatie veroorzaakten, zo herdefinieert FC Bergman sinds enkele jaren de theaterwetten. Een waanzinnig toneelbeeld met een dorpje van wrakke huisjes tegen de achtergrond van een écht bos van dennenbomen, een klein vijvertje vrijwel in het midden van de zaal en een onnavolgbaar gebruik van live videoprojecties. Trad ik een paar maanden geleden al bijna buiten mijn oevers door Van den Vos, bij hun iets oudere stuk 300 el x 50 el x 30 el was het niet anders. Wát een briljante theaterhappening, wát een lef en wát een visueel spektakel! Voor de thuisblijvers (die er toch niet meer bij hadden gekund): in de titel herken je de afmetingen van de Ark van Noach. Niet toevallig, want dit volledig woordloze stuk is in alle opzichten een Bijbels verhaal met talloze verwijzingen: de zeven hoofdzonden, het Lam Gods dat uit het vijvertje wordt opgevist door een permanent aanwezige, zwijgende visser (hé, wie zou daar nou weer mee bedoeld worden?). Theater dat een suggestief verhaal presenteert – een verdoemd dorp op de rand van de apocalyps – maar dat eigenlijk helemaal niet nodig heeft omdat iedereen er wat bij kan, en soms zelfs móet, fantaseren. Dit is echt weergaloos theater met een buitengewone beeldtaal. FC Bergman en de Rotterdamse Schouwburg zijn een langlopend verbond aangegaan en dat gaat ongetwijfeld in de toekomst nog meer memorabele momenten opleveren. Voor dit moment: wie kan hen dit seizoen nog overtreffen?

Wat betreft Den Haag Sculptuur was dat niet eens een vraag, want die overtreffende trap bevond zich bij museum Beelden aan Zee. Dat presenteerde een overzichtstentoonstelling van beeldhouwer Henri Laurens, zodat die Franse grandeur nog een béétje werd hooggehouden. We kenden Laurens vooral van La grande musicienne dat destijds door de gemeente Rotterdam werd aangekocht en al zo’n tien jaar mooi staat te zijn aan de Westersingel: een lyrische luitspeelster die alle kenmerken van het late kubisme vertoont. Henri Laurens was immers, samen met Brancusi, Zadkine en Arp, een van de beeldhouwers die in de eerste helft van de vorige eeuw Parijs veroverden met bronzen en stenen vertolkingen van de schilderijen van Picasso en Braque. Aanvankelijk even hoekig als die doeken, later met fraaie rondingen. Uit beide perioden zijn voorbeelden verzameld – totaal ruim vijftig – die voornamelijk geleverd werden door het Centre Pompidou, dat de nalatenschap van Laurens beheert. Prachtige beelden en het zoveelste bewijs dat het werk van die generatie ten onrechte wat naar de achtergrond is verdwenen.

Geloof het of niet, maar ik ben al een aantal jaren buitengewoon gecharmeerd van De Bijbel voor Ongelovigen een project van Guus Kuijer waarin hij het Oude Testament opnieuw vertelt, maar nu als een krachtige romancyclus vol haat, liefde, verraad, machtsmisbruik en psychologische diepgang – wat het in wezen al die tijd al was. Deze zomer verscheen deel 3, waarin de boeken Ruth en Samuel centraal staan. Het knappe van Kuijer is dat hij die verhalen plaatst in de belevingswereld van vandaag. Zijn vertellers, vaak direct betrokkenen, bezien alle gebeurtenissen op enige afstand, met de nodige scepsis en geven er kritisch commentaar op. In de twee voorgaande boeken waren er hoofdrollen voor de zwaar zuipende, godsdienstwaanzinnige Noach en de geslepen Mozes, die de kluit opzichtig belazerde met zijn tien tafelen. Ditmaal zijn het de getroebleerde koning Saul, de vileine profeet Samuel en de handige David. Hun verhaal wordt verteld door een Filistijn, een aangetrouwde neef van Goliath, die het een beetje gehad heeft met het oorlogszuchtige karakter van zijn stamgenoten en stiekem het volk Israël bewondert, al liggen ook hún stammen danig met elkaar overhoop. Kuijer is vooral bekend als schrijver van kinderboeken, maar gezien deze prachtige, ironische verhalen ik zou hem maar snel inlijven bij de serieuze literatuur. 

Kunst / Expo binnenland

Verwarrende verhalen

recensie: Fotoverhalen

.

k ongericht.

Thorsten Brinkmann (1971), Donna Delle, 2008, C-print, 189 x 141 cm

Thorsten Brinkmann (1971), Donna Delle, 2008, C-print, 189 x 141 cm

De verhulde blik
Direct bij binnenkomst wordt de aandacht opgeëist door Donna Delle (2008) van Thorsten Brinkmann. De pogingen van de bezoeker om oogcontact te maken met de figuur blijken echter tevergeefs; de ingedeukte stalen sluier weerkaatst elke blik. De mysterieuze Donna Delle geeft zich niet bloot en haar blik blijft verhuld. Het werk vormt een interessant koppel met het schijnbaar alledaagse bloemstilleven van Holger Niehaus. Bij nadere beschouwing ziet de toeschouwer zich plots aangestaard door een tiental gapende ogen. Probeerde men zo-even nog vruchteloos een oogopslag te vangen, nu lijkt er geen ontsnappen aan de fixerende blik.

Zo lijkt het voor de hand liggende onderwerp kijken en bekeken worden onmiddellijk evident bij het betreden van de tentoonstelling. Toch zou dat geen recht doen aan de veelzijdigheid van de geëxposeerde foto’s, die vanaf het begin van de twintigste eeuw tot aan nu geschoten zijn. Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid thema’s aangesneden die variëren van etniciteit, erotiek, politiek, beroemdheid en maskerade. Een verscheidenheid die de bezoeker per zaal in nieuwe overpeinzingen doet onderdompelen.

Erwin Olaf (1959), Renée (uit de serie Paradise Portraits), 2001, lambda print, 75 x 56 cm

Erwin Olaf (1959), Renée (uit de serie Paradise Portraits), 2001, lambda print, 75 x 56 cm

Maskerade
Het motief van de blik is een van de meest constante thema’s in de tentoonstelling. Dit komt met name in de laatste zaal sterk naar voren bij de beschouwing van het vierluik van Erwin Olaf uit de serie Paradise Portraits (2001). De toeschouwer wordt bij het betreden van de ruimte genadeloos bekeken door een stel angstaanjagende clowns vergezeld door twee ongenaakbaar opgemaakte vrouwen. Het besef van Olafs gebruik van maskerade dringt pas door als men de namen van de geschminkte clownsfiguren en modellen op het label leest. Dit idee van een letterlijk of figuurlijk masker beïnvloedt hiermee met terugwerkende kracht de rest van het fotografische werk in de tentoonstelling. De gedachte aan het portret van Andy Warhol van een paar zalen terug, maakt duidelijk dat een masker niet altijd als zodanig zichtbaar hoeft te zijn. Het werk is een weergave van de kunstenaar, maar laat in feite alleen het oppervlak zien.

Fotografie versus schilderkunst
Een ander thema dat een overkoepelende functie lijkt te hebben, is de verhouding van fotografie tot de schilderkunst. De tentoonstelling is ingericht aan de hand van de genres landschap, portret en stilleven, waarbij in sommige foto’s interessante combinaties zijn te ontdekken. Zo is het werk Schaduw gedurende één dag (1980) van Michel Szulc-Kryzanowski een combinatie van een zelfportret en een voorstelling van het landschap. Het speelse antwoord dat fotografie vaak kan bieden ten opzichte van schilderkunstige vraagstukken, wordt duidelijk in het getoonde werk van Sherrie Levine. Haar serie After Walker Evans (1981) drijft de spot met de superioriteit van het origineel, in de geest van kunstenaar Marcel Duchamp.

Nelli Palomäki (1981), Anni Marie at 24 with Donna, 2009, pigment print, 125 x 125 cm

Nelli Palomäki (1981), Anni Marie at 24 with Donna, 2009, pigment print, 125 x 125 cm

De betekenis van een foto
In de tekstjes die een aantal werken vergezellen komt de worsteling van sommige fotografen tussen objectieve observatie en persoonlijke realiteit naar voren. ‘Altijd wanneer ik dit portret zie dan spijt het me dat ik zo weinig kan vertellen met mijn foto’s’, zegt de Finse fotografe Nelli Palomäki over haar portret uit 2009 van de toevallige ontmoeting met Anni Maria en haar hond. Vanaf die kant bekeken laat de tentoonstelling zich lezen als de worsteling van fotografen door de jaren heen met het overbrengen van de verhalen achter hun foto’s. Bewegend tussen de tientallen werken wordt duidelijk hoe veel, maar ook hoe weinig foto’s kunnen zeggen.

Fotoverhalen biedt een interessant overzicht van de fotografische collectie van het Gemeentemuseum Den Haag, maar slaagt er niet in tot grote hoogten te stijgen. Er worden te veel boeiende thema’s slechts zijdelings aangesneden waardoor het geheel chaotisch dreigt te worden. Een dreigend gevaar hiervan is dat de gemiddelde bezoeker de overvloed aan interessante fotoverhalen langs zich heen zal laten glijden. Met een keuze voor een rode draad, zoals bijvoorbeeld de maskerade van politiek, beroemdheid en etniciteit, had wellicht een grotere diepgang bereikt kunnen worden.

Muziek / Album

Zwoel en creepy tegelijk

recensie: Timber Timbre - Hot dreams

Hot Dreams is het vijfde album van Timber Timbre, de Canadese folk-noirformatie rondom Taylor Kirk. In tegenstelling tot wat de albumtitel suggereert, staat deze formatie niet garant voor zwoele slaapkamermuziek. Áls de muziek van Timber Timbre al broeierig wordt, is het met een donker randje.

Hot Dreams jaagt de luisteraar iets minder de stuipen op het lijf dan voorganger Creep on Creepin’, maar Timber Timbre grossiert op dit album opnieuw in onbestemde, sinistere geluiden met rare orgeltjes, zware pianoklanken, en klokgelui. Veel nummers beginnen vrij onschuldig en conventioneel, maar vaak ontspint zich gaandeweg wederom een fijne soundtrack voor een enge film. Zo vangt openingstrack ‘Beat the Runs Slowly’ kalm aan, maar ontaardt het in een creepy slot met veel tromgeroffel.

Donkere romantiek

Dat Timber Timbre het ook zonder fratsen af kan, bewijst de band in het soulvolle en zwoele titelnummer, dat neigt naar de Tindersticks, ook al door het omfloerste timbre van Taylor Kirk. De sax aan het eind zorgt voor een lekkere climax. Ook het slepende ‘Bring Me Simple Men’ doet denken aan de donkere romantiek van de Tindersticks, evenals het bijzonder fraaie ‘This Low Commotion’, met de dreinende piano die ook op Creep on Creepin’ veelvuldig te horen was.

Filmisch

‘Run From Me’ zou, vanwege het croonende stemgeluid van Kirk, een ballad van Elvis Presley kunnen zijn, maar dan tot het euforische slot met koorzang en aanzwellende drums. Het instrumentale ‘The Three Sisters’ kent een akkoordensequentie van The Cure ten tijde van Seventeen Seconds, ontspoort halverwege ook weer enigszins, en eindigt met een melancholische sax.

Zo is de band niet voor een gat te vangen, en dat valt te prijzen. Dat zanger Taylor Kirk ook regisseur is, hoor je aan het filmische karakter van veel liedjes, met regelmatig Ennio Morricone als referentiekader. Al met al is Hot Dreams wat onevenwichtig, maar Timber Timbre blijft een interessante band.

Muziek / Album

Tussen dwarse drukte en vrolijkmakende pop

recensie: Busdriver - Perfect Hair

.

De leukste rappers zijn zij die er een buitenissige vocale stijl op na houden en weigeren om in een rechte lijn voor zich uit te rappen; liever nemen ze heel wat bochten. Busdriver is zo iemand aan wie je nooit echt kunt wennen, maar als je gevoelig bent voor zijn stijl zul je waarschijnlijk dol op hem worden.

Overweldigend

Busdriver is zelfs voor een excentrieke rapper behoorlijk excentriek. Hij klinkt vaak zangerig, zonder een duidelijke melodielijn te volgen. Daarnaast wisselt hij speels van tempo, waardoor zijn flow verre van rechtlijnig is. Ook heeft hij de neiging om korte refreintjes te blijven herhalen. Wie geïnteresseerd is, zou eigenlijk gewoon ‘Motion Lines’ moeten draaien, waarin al die Busdriver-neigingen naar voren komen. Als je daar niet doorheen komt, kun je Perfect Hair gerust laten schieten.

Voor degenen die door blijven luisteren en aan het hele album willen beginnen, wacht nog een hele (maar erg smakelijke) kluif. Perfect Hair kan namelijk even muzikaal als vocaal overweldigend zijn. De bizarre flows van Busdriver worden vaak ondersteund door drukke, elektronische beats. Drums tikken driftig door en eisen evenals de synthesizers een prominente plek op in het geluidsbeeld. Daarnaast veranderen de beats, net als Busdriver zelf, ook graag van tempo.

Pop

Perfect Hair klinkt bij naam complexer dan het in de praktijk uitpakt. Tegenover Busdrivers vocale acrobatiek staan ook eenvoudig meezingbare hooks en een gevoel voor pop. Busdriver maakt weliswaar geen top 40-materiaal, maar kan verdomd catchy uit de hoek komen. Daardoor klinken liedjes als ‘Eat Rich’ en ‘Motion Lines’ misschien wel erg dwars, maar zijn ze ook vrolijk makend. Dat komt ook zeker door het enthousiasme van de rapper zelf, die soms welliswaar vergeet dat hij de refreintjes iets te vaak herhaalt, maar dat kan hem vergeven worden.

Temidden van die vrolijke chaos tref je bovendien nog één van de sterkste hiphopnummers van het jaar aan: ‘Ego Death’. Vrijwel elke gastrapper op Perfect Hair valt in het niet bij Busdriver, omdat ze te gewoontjes klinken. Danny Brown en Aesop Rock, die meedoen op ‘Ego Death’, vormen daarop de uitzondering. Net als Busdriver zijn zij gezegend met een uit duizenden herkenbaar stemgeluid en een flinke dosis excentriciteit. Samen zorgen ze voor dé uitschieter op een verder erg consistent album.

Een album als Perfect Hair kun je een acquired taste noemen, maar dat zou ergens gewoon flauw zijn. Busdriver is iemand die je niet ligt of juist wel, en in dat laatste geval heb je met Perfect Hair één van de leukste hiphopalbums van het jaar te pakken.