Boeken / Achtergrond
special: Frieda Mulisch en Wim Brands

Dichten over vaders

Kort na elkaar zijn twee dichtbundels verschenen die een opvallende overeenkomst vertonen: in beide boekjes is een centrale rol voor de vader weggelegd. De man die de oorsprong vertegenwoordigt en vervolgens – langzaam of plotseling – uit het zicht verdwijnt. Of de man die op zondag het vlees snijdt.

Programmamaker Wim Brands laat in zijn bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee een aantal onderwerpen figureren, maar alles draait om het centrum: de aanwezigheid van de vader. Frieda Mulisch – dochter van – heeft met Nooit vergat ik jou een serie gedichten afgeleverd die de vader als enige topic hebben. In haar poëzie gaat ze zelfs een gesprek met hem aan. ‘Ze vond een vorm om zichzelf aan hem te tonen op een manier die eerder niet bestond’, volgens de uitgever op de flaptekst.

Vaders kunnen vreemdelingen zijn. Ze zorgen voor het welzijn van hun kinderen op een afstandelijke wijze: ze zijn veel buiten beeld, ze zijn providers. Moeders hebben de liefdevolle omarming uitgevonden, de personificatie van de intieme vertrouwelijkheid die een behoeftig kind doet opgroeien. Waar de moeder meestal een vanzelfsprekende beschermer is, heeft de vader zijn eigenaardige kanten.

Willen en moeten
Dat geldt zeker voor de vader van Frieda Mulisch. Schrijver Harry Mulisch (1927-2010) was de invloedrijke vader op afstand, de man die een hele familie een gezicht wist te geven. Na zijn dood is dochter Frieda plotseling in de schijnwerpers komen te staan. Volgens eigen zeggen – in diverse vraaggesprekken – tegen wil en dank, hoewel haar recente deelname aan het adventureprogramma Atlas anders doet vermoeden. In Nooit vergat ik jou heeft Mulisch zich laten inspireren door de poëzie van haar vader; enkele gedichten zijn zelfs als vorm exact op de vroege verzen van Harry geplaatst: ritme, metrum en enjambement zijn gelijk, alleen de woorden zijn anders.

Bij lezing van de gedichten komt onherroepelijk de ervaren stem van Remco Campert naar boven: ‘Willen en een gedicht schrijven gaan eigenlijk niet samen’. Het ‘willen’ is hier zo sterk dat het bijna ‘moeten’ is geworden. Die drang tot uiten heeft geresulteerd in een middelmatige bundel waarin het gezwollen pathos probeert in gedragen woorden te ontsnappen. Met de woorden is niets mis, maar de aaneenrijging tot zinnen en verzen is een mislukte expeditie te noemen.

            Ik kon niets
            Voedde de blues
            Liefdeloos
            Maar gebroken
            En zag ik hem
            Dan keek hij
            Nooit terug

De gedichten tonen in hun simplistische opbouw een groot verdriet, wat boosheid, een forse hoeveelheid zelfbeklag en hebben soms zelfs iets van een geduchte afrekening: Voorspoedig haten / Met ongepaste trots / Steevast verlaten.

Ontsnapping
De vader van dichter Wim Brands heeft zelfmoord gepleegd. Zijn ernstige vorm van epilepsie maakte dat de jeugd van Brands een aaneenschakeling van zorg en angst was. In een openhartige ‘brief aan mijn jongere ik’ beschrijft hij een scène waarin zijn vader door een plotselinge epileptische toeval in een sloot rijdt. De jonge Wim staat stil, kijkt ernaar en fietst vervolgens verder, wetende dat zijn vader zelf op de kant kan klimmen. De brief-aan-zichzelf eindigt met de bemoediging dat de jongen zich niet hoeft te schamen: Hij vlucht niet / Hij ontsnapt.

’s Middags zwem ik in de Noordzee is een veelzijdige bundel met gedichten over liefde, leven en over de dood als ‘Eenzame Uitvaart’. In het midden staat de ‘brief’, omringd door een aantal gedichten over Brands’ vader. Het is voelbaar hoe alle teksten naar dat veelzeggende middelpunt worden geleid; Brands probeert een omtrekkende beweging te maken maar lijkt toch steeds weer bij zijn vader uit te komen. 

            Ik heb hem een keer gevraagd wat hij
            voelde toen hij ontwaakte na
            een toeval 

            Ik weet niet of ontwaken het goede
            woord is. Hij schudde met zijn hoofd
            alsof hij zich wilde bevrijden

            van een strop.

Platgedrukt
Over Nooit vergat ik jou van Frieda Mulisch valt niet veel meer te zeggen dan dat ze haar vader tot leven probeert te wekken in een pathetische getuigenis. De emotie wordt platgedrukt door lukraak geplaatste woorden, ze vormen voor de lezer slechts een lege boodschap van een treurende en deels contemplatieve vrouw.

            als ik denk: hoor dan wat ik zeg.
            maar ik voel geen gehoor.
            de ander schreeuwt: ga nou maar weg!
            en ik totaal ontspoor.

Het is deze naar binnen gerichte spreektaal die weinig met poëzie van doen heeft en een tegenstelling vormt met de gedichten in ’s Middags zwem ik in de Noordzee. Brands is een schilder van beeldende vergezichten die tegelijk een bijzondere terugblik vormen. Zijn taal is uiterst zorgvuldig geplaatst en maakt de verzen tot verhalende bekentenissen die blijven hangen.

            Mijn vader zat elke avond
            achter het huis.

            Het verveelt nooit,
            zei hij.

            Het uitzicht is altijd
            anders.

In een dergelijke eenvoud worden complete werelden ontsloten. De kracht van Wim Brands ligt in die, haast Koplandse, constructie die het grote met het kleine doet versmelten. Zoals hij ’s nachts wakker ligt in bed, met zorgen omtrent de ziekte van zijn vrouw, en de laatste regels van een gedicht schildert: ‘Het waait, het waaide – buiten klonk / de troost van de onverschilligheid’.

Frieda Mulisch Nooit vergat ik jou  *
Wim Brands ’s Middags zwem ik in de Noordzee  ****

Boeken / Fictie

In de stoel liggen

recensie: Ester Naomi Perquin - Binnenkort in dit theater

‘Zolang ik in de stoel lig, besta ik niet echt,’ schrijft Ester Naomi Perquin in Binnenkort in dit theater. Het is een terugkerend element in zowel haar meermaals bekroonde poëzie als in deze verhalen.

De verhalen in deze bundel verschenen eerder achterin De Groene Amsterdammer, waar ze wekelijks een interessante reflectie of overpeinzing boden. Perquin, die de afgelopen jaren al bijna alle grote poëzieprijzen won, heeft voor Binnenkort in dit theater een selectie uit deze stukken gemaakt en ze alfabetisch gerangschikt, van ‘Aardappel’ tot ‘Wolf.’ De verhaaltjes zijn kort, amper anderhalve pagina – ideaal als tussendoortje, of juist om in één hap tot je te nemen.

Autobiografisch poëtisch

‘Schrijft ze autobiografisch?’ vroeg een vriendin over de verhaaltjes. Misschien. Met die blik valt wel een aantal terugkerende elementen op, zoals de man en het jonge zoontje van de ik-persoon. Zij maken in vele, maar lang niet alle verhalen hun opwachting (wat mogelijk te maken heeft met een door elkaar gehusselde chronologie). Af en toe is er een hint naar het leven van de schrijver buiten de observerende en denkende ik van de stukken: wanneer haar jonggestorven vader langskomt bijvoorbeeld, over wie zij zegt dat hij ‘in zijn afwezigheid … eigenlijk de meest stabiele figuur in mijn leven’ is.

In haar laatste bundel, Celinspecties uit 2012, leken Perquins gedichten al veel op prozagedichten, poëzie die met een welwillend oog voor uitgekamd proza door kan gaan. In Binnenkort in dit theater staat net wat meer tekst, je zou het poëtisch proza kunnen noemen. Wat de precieze naam ook is: Perquin geeft er vast niet veel om. Zij schrijft en er valt niet om heen te komen dat ze ontzettend goed kan schrijven.

Stilstaan en vragen opwerpen

‘Zolang ik in de stoel lig, besta ik niet echt.’ Het uitvlakken van de persoonlijkheid, een zo neutraal mogelijk observeerder zijn, dat lijkt Perquins doel in haar schrijven. Het is het soort ambitie waar ze wellicht nooit in zal slagen, maar dat wel een enorm krachtige impuls is. De mooiste verhalen in deze bundel komen voort uit observaties die het leven net even uit balans werpen, de lezer stil laten staan en vragen opwerpen.

Neem het verhaaltje ‘Moe’, ongeveer halverwege de bundel in de uitmuntende verhalenreeks die begint met de letter ‘M’. De ik-figuur stapt bij een taxichauffeur in. Hij moppert op de rommel in de stad, zegt dat het rare tijden zijn, en begint te klagen – armoede, onrechtvaardigheid, buitenlanders. ‘Het is de klank van een man die een medestander denkt te hebben,’ schrijft Perquin – en je hebt het nog nooit zo bekeken, maar ja, die klank bestaat. Bij haar huis aangekomen, zegt de man maar op één partij te kunnen stemmen. Het dramatische hoogtepunt, de ik wordt waker geschud uit haar moeheid: de bevestiging van het lang gevoelde unheimliche gevoel bij een PVV-stemmer in de auto te zitten. Maar nee: ‘De dieren,’ zegt de man, ‘die kunnen er ook niets aan doen.’ Partij voor de Dieren dus.

Wat in ‘Moe’ werkt, werkt niet altijd. Soms zijn de observaties te kort door de bocht, of juist te gericht op het grote gebaar. De beperkte lengte van de verhaaltjes (of de columns) werkt op ten duur ook wat tegen: je verlangt meer. Een Perquin op de lange baan, hoe zal dat smaken?

Boeken / Fictie

Een nog op te poetsen roman

recensie: Sipko Melissen - Oud-Loosdrecht

Een vastgelopen schrijverschap, onvervulde liefde en vooral heel veel wijn vormen de ingrediënten van Sipko Melissens nieuwe roman Oud-Loosdrecht. Die wijn doet het verhaal geen goed.

In Sipko Melissens vorige roman, het redelijk succesvolle Een kamer in Rome, was er sprake van de virtuele roman, Een tuin in Toscane. Deze brengt hoofdpersoon Daniël van Duren naar Italië. Ook in Melissens nieuwe roman Oud-Loosdrecht is er sprake van zo’n niet-bestaand fictiewerk – of eigenlijk twee. Hoofdpersoon is ditmaal Wijnand Brandt, die eerst aan een boek met de titel Oud-Loosdrecht werkt en daarna begint te schrijven aan Een tragedie in de Achterhoek.

Aan het begin van het verhaal, het nieuwe jaar is net begonnen, komt Brandt erachter dat hij niet voor de nieuwjaarsreceptie van zijn uitgeverij, Ypsilon, is uitgenodigd. Dit doet hem meteen denken aan het gesprek dat hij enkele maanden daarvoor met zijn nieuwe redacteur Duco Deen had gevoerd. Deze zei hem subtiel de wacht aan: het publiek leest Brandts romans over ‘gemankeerde lovers’ niet. Of hij hier over wil nadenken.

Heden, verleden, fictie

Wat volgt is een roman waarin verschillende lagen en ficties door elkaar heen lopen. Er is het heden, waarin Brandt door Amsterdam en het Loosdrecht van zijn jeugd dwaalt, in afwachting van een spaghettata di mezzanotte bij zijn beste vriend Abe. Er zijn lijnen in het recente verleden: zijn gesprek met Duco Deen, daarna met Abe, scènes die Brandts mislukte relatie met Eric verduidelijken. En dan zijn er nog beschrijvingen van de romans waar Brandt aan werkt en gebeurtenissen van een vakantie in Griekenland lang geleden.

Deze lijnen lopen in elkaar over, of lijken in ieder geval zeer op elkaar. Brandts schrijven is ontegenzeggelijk autobiografisch: zijn vriendschap en erotische verlangen naar Abe vindt zijn neerslag in Oud-Loosdrecht, de implosie van zijn relatie met Eric in Een tragedie in de Achterhoek. Daardoor geeft elke positie – heden, verleden, fictie – commentaar op de andere twee. Dit zit mooi in elkaar.

Dronkenmansroes

Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat Melissen, die in 1997 nog de Anton Wachterprijs voor beste debuut won met Jongemannen aan zee, ondanks zijn niet geringe carrière geen eigen stijl ontwikkeld heeft. In Oud-Loosdrecht is dat zeer zichtbaar: zijn proza is geen enkel moment bijzonder, speciaal, eigen. Melissen kiest gemakkelijk voor het cliché, voor de eenvoudige typering – taalgebruik dat van iedereen kan zijn. Zo wordt op de eerste pagina een lezing van Abe beschreven:

De tweede lezing in de reeks van vier over de Stoa was prikkelend en naar het einde toe zelfs provocerend geweest. Het was of alle toehoorders op het puntje van hun stoel zaten en hun adem inhielden om maar niets te hoeven missen van het spectaculaire verhaal.

Soms lijkt Melissens proza niet zozeer op een gepubliceerd boek, maar op de synopsis van een nog te schrijven werk. Gewacht wordt nog op een uitwerking, een invulling van wat in de notities een ‘spectaculair verhaal’ heet.

Verderop in diezelfde alinea wordt aan Abe, toch een goede vriend van Brandt, koeltjes gerefereerd als ‘de spreker’. Alsof de schrijver met een woordenboek synoniemen heeft gezocht. En een zin als ‘Het was de tijd tussen lunch en avondeten en dat verklaarde waarschijnlijk de rust op dit terras’ blinkt uit in vaagheid: is het direct na de lunch, of al bijna borreltijd – zou het in dat geval niet redelijk druk moeten zijn?

Opvallend is ook de sloten wijn die Brandt en de andere personages – maar vooral Brandt – naar binnen werken. Er gaat geen scène voorbij of er wordt ‘een goed glas wijn’ besteld of gedronken, en soms maar gelijk een hele karaf of fles. Misschien dat Oud-Loosdrecht nog het beste gelezen kan worden als het relaas van een dronkenlap.

Tekortschieten

Oud-Loosdrecht is qua ideeën rijk, al is Melissen net als in Een kamer in Rome vaak te expliciet in het erkennen van zijn invloeden. Ideeën en uitspraken worden niet zelden direct teruggeleid tot hun bron. Dit wordt in de roman gethematiseerd door Abe’s lezingen over de Stoa en zijn voorliefde voor Oudgriekse tragedies. Dit is een interessant element. Maar wanneer Brandt dan over zichzelf zegt ‘Ik was verblind geweest, als de held uit een Griekse tragedie’ is dat weer te direct. Ook de omgeving wordt dikwijls met behulp van kunstenaars ingekleurd: muziek is ‘onmiskenbaar Piazzolla met zijn bandoneon’, een landschap ziet er uit alsof het geschilderd is door ‘Ruysdael en zijn tijdgenoten’.

Deels ontleent Oud-Loosdrecht zijn kracht aan het spel met invloeden: waar haalt een schrijver zijn ideeën vandaan? Aan wie is hij schatplichtig, en welke morele overwegingen komen daarmee? Dat deze vragen de lezer in het gezicht geduwd worden, ondermijnt de roman weer. Maar waar het boek vooral tekort in schiet, is de weinig verzorgde en creatieve stijl. Door de schrijfstijl raakt de emotionele kern van het verhaal – Brandts impasse, zijn liefde voor zijn vriend – in de verdrukking. Oud-Loosdrecht komt zo nooit verder dan een nog op te poetsen verhaal.

Theater / Voorstelling

Een emotionele voorstelling vol onverwachte wendingen

recensie: Het Nationale Toneel - Vrijdag

Hoe reageer je bij thuiskomst op je familie na drie jaar gevangenschap? Wat zeg je tegen je man als je inmiddels een baby hebt met de buurman? Wat doe je als deze buurman ook nog eens een vriend van de familie is? Wat zeg je tegen je vader als je hem na drie jaar weer ziet? Met deze vragen worstelen de vier personages in de voorstelling Vrijdag, geschreven door Hugo Claus. Op een beschonken vrijdagnacht worden ze geconfronteerd met het verleden, heden en de toekomst. Dit resulteert in een emotionele voorstelling vol onverwachte wendingen.

Lange zit
De Vlaamse schrijver Hugo Claus schreef Vrijdag in 1969. Het Nationale Toneel brengt deze tijdloze voorstelling in reprise met Stefan de Walle als Georges Vermeersch in de hoofdrol. De acteur speelt ijzersterk en weet de voorstelling uitstekend te dragen. Hij wordt hierin bijgestaan door Ariane Schluter, die het personage van zijn vrouw Jeanne vertolkt. Georges is veroordeeld voor seks met zijn minderjarige dochter, gespeeld door Sallie Harmsen. Het eerste bedrijf, waarin Georges na drie jaar afwezigheid weer thuiskomt, is een langdradige dialoog tussen man en vrouw. Beiden weten niet wat ze met de situatie aanmoeten en vergrijpen zich aan de alcohol. Dit resulteert in scènes met onverwachte wendingen en emotionele uitschieters. Zo krijgt het echtpaar een flinke ruzie, waarna ze om een kleine verspreking in de lach schieten. De voorstelling duurt met twee uur en twintig minuten erg lang. Aan het snelle tempo van de scènes ligt dit niet, maar regisseur Casper Vandeputte had wel tekst achterwege kunnen laten.

Onnavolgbare personages
Georges Vermeersch heeft nog veel te verwerken. Plots krijgt hij meerdere malen flashbacks naar zijn tijd in de gevangenis. Zo speelt hij een situatie na waarin een gevangenisbewaker naar hem schreeuwt. Uiteindelijk blijkt dat niet alleen Georges schuld heeft aan seks met zijn minderjarige dochter, maar dat alle personages worstelen met onjuist gedrag uit het verleden. De voorstelling kent dan ook veel abrupte scèneveranderingen in een hoog tempo. Zo komt Jeanne met de mededeling dat Erik, de buurman en vader van Jeanne’s baby, morgen naar Frankrijk vertrekt. Hierop volgend verkondigt George dat hij een bad in zijn huis wil hebben. De personages zijn sterk neergezet, maar wie denkt ze te kunnen duiden wordt al snel tegengesproken: ze zijn onnavolgbaar. Langzaamaan wordt het duidelijk dat ook zij bezig zijn met een zoektocht en dat is precies waar de voorstelling over gaat. Vrijdag is een zoektocht naar de vraag of vergeving mogelijk is. Zoals dat gaat bij een zoektocht krijg je het antwoord niet direct in de schoot geworpen. 

Film / Achtergrond
special: Noordelijk Film Festival 2014

Verrassingen uit Europa

Het Leeuwarder festival was dit jaar sterker geconcentreerd en kwalitatief beter geprogrammeerd dan gebruikelijk, vertoonde bijzondere films die elders niet worden vertoond, en loofde ook nog eens een zinvolle prijs uit.

Het Noordelijk Film Festival heeft er goed aan gedaan vaag gedefinieerde themaprogramma’s te schrappen en zich tot een kerntaak te beperken: het laten zien van actuele films uit het noorden van Europa, met speciale aandacht voor Scandinavië en Hongarije. Het gemiddelde niveau was daarbij veel hoger dan gebruikelijk.

Dieptepunt

Scène uit <em>Violet</em>

Scène uit Violet

Eerst het dieptepunt van het festival. Bas Devos’ Violet (2014) is een poging om met filmische middelen gestalte te geven aan de rouwverwerking van een onzekere puber die zijn vriend vermoord zag worden, maar als zodanig volledig mislukt. Misschien leek het op papier een goed idee om het op een impressionistische manier te doen door allerlei arty stijlmiddelen los te laten op afzonderlijke scènes. De makkelijkste daarvan is het volgen van fietsende jongeren met ‘poëtisch’ zwevende camera, de meest irritante het net buiten het gehoor houden van de dialoog in een dialoogscène. Het geheel is een vergaarbak van mooie plaatjes en halfbakken ideeën. Wie het uithoudt tot de laatste scène ziet een lachwekkend cliché van filmische pretentie: een lang tracking shot van een lege straat, dat eindigt in een door een rookmachine gegenereerde mistwolk. Of Devos dit nu wel of niet heeft afgekeken van Paranoid Park, waarin Gus van Sant zo goed als hetzelfde probeerde te doen en even weinig bereikte, is niet helemaal duidelijk. Maar het feit blijft dat dit soort films het woord ‘arthouse’ een slechte naam geeft.

Primeur

Scène uit <em>Free Fall</em>

Scène uit Free Fall

De rest van de films was beter. En het festival had zelfs een aanzienlijke primeur met de nieuwste film van Georg Pálfy. Na een vermakelijk uitstapje met de collagefilm Final Cut (2012) is de Hongaar weer verder gegaan in de trant van zijn eerdere werk: Free Fall bestaat uit een reeks hoogst absurdistische episodes. Niet alle scènes zijn even geslaagd, maar de beste zijn opmerkelijk in hun perverse inventiviteit, zoals één waarin we een gynaecoloog routineus een omgekeerde bevalling zien uitvoeren, of een andere die niet alleen de inhoud, maar ook de vorm heeft van een reclamefilmpje. De scènes worden verbonden door een oudere dame die een routineus bestaan leidt met haar echtenoot, en een schijnbaar eindeloze reeks zelfmoordpogingen onderneemt door van het dak van haar flatgebouw te springen. Elke keer komt ze er heelhuids vanaf en sjokt ze de trap weer op en bij elke verdieping zien we wat zich achter de deur van een appartement in het gebouw afspeelt. Misschien impliceert Pálfy dat een doorsneebestaan in de huidige (Hongaarse?) samenleving de moeite niet waard is, dat er geen ontsnappen mogelijk is. Wat zijn bedoelingen ook geweest zijn, het contrast met de extreme taferelen achter de gesloten deuren is erg sterk en het geheel is wonderbaarlijk coherent.

Er werden ook prijzen uitgedeeld. Het festival gaf de zogeheten Special Contribution to Northern Cinema-prijs aan de van oorsprong Koerdische, maar in Noorwegen actieve Hisham Zaman. In tegenstelling tot de meeste vorige winnaars verdiende Zaman hem: hij levert binnen zijn thuisland namelijk een bijzondere bijdrage aan de cinema. Zijn twee recentste films, Letter to the King (2014) en Before Snowfall (2013), werden beide in Leeuwarden vertoond; de eerste gaat over de levens van een groep asielzoekers die een dag lang in Oslo mogen doorbrengen, de tweede gebruikt een eenvoudige plot over eerwraak om een gedetailleerd beeld te geven van een clandestiene tocht van Irak naar West-Europa.

Scène uit <em>Before Snowfall</em>

Scène uit Before Snowfall

Zamans films zijn om verschillende redenen opvallend. Ten eerste doet de regisseur in het geheel geen concessies aan het mainstream publiek. In beide films wordt bijna geen woord Noors gesproken: hij dwingt de kijker op alle manieren het perspectief van immigranten te volgen. Ten tweede zijn de films nauwelijks moraliserend: ze zijn niet helemaal vrij van humanistisch sentimentalisme, maar geven wel een even nuchter als geloofwaardig beeld van wat migranten meemaken op weg naar en in het westen. Ten slotte streeft Zaman een zekere gelijkmoedigheid na wat betreft de goedwillende en kwaadwillende personages, die hij bereikt zonder pretentieus te lijken. In het bijzonder Before Snowfall slaagt hij erin om zonder emotionele manipulatie en zonder een eenduidige moraal een beeld te geven van de problematiek van eerwraak.

Verrassing

Scène uit <em>I Belong</em>

Scène uit I Belong

Nog een verrassing uit Noorwegen: I Belong (Dag Johan Haugerud). De film is een compilatie van drie op zichzelf staande scènes waarin een vrouwelijk personage niet assertief genoeg is om een schijnbaar oneerlijke situatie naar haar hand te zetten. De hele film zoomt in op dat maar al te herkenbare ongemak: het besef dat de machtsverhoudingen zich er niet voor lenen, of dat je verbaal te zwak bent om je gelijk te halen. Een uitmuntende cast brengt het allemaal haarfijn in beeld. De film is licht hoogdravend, omdat Haugerud het nodig vond om de scènes aaneen te rijgen met behulp van een afgezaagd postmoderne zet: een vierde scène waaruit blijkt dat de episodes fragmenten uit een boek zijn. Maar het doet weinig afbreuk aan zijn prestatie, die des te opmerkelijker is omdat er bijna geen ruimte is voor mannen in de film. Er worden in het hoge noorden nog steeds oververhitte discussies gevoerd over de rol van vrouwen in de cinema, van seksequota tot het toepassen van de Bechdel-test; weinigen zullen hebben vermoed dat de beste Scandinavische film over vrouwen in jaren geschreven en geregisseerd zou worden door een man.

Zowel I Belong als alle andere in dit artikel behandelde films, met uitzondering van het Belgische Violet, zullen niet in Nederland te zien zijn. Dit is het bewijs dat het Noordelijk Film Festival zijn bestaan als aanvulling op de reguliere distributiekanalen meer dan waard is.

Lees ook: Noordelijk Film Festival 2013: Plek voor cinefielen?

Theater / Voorstelling

Dansende Hersenschimmen

recensie: Vader door Peeping Tom

.

De mentale aftakeling van een bejaarde vader lijkt niet meteen het meest voor de hand liggende onderwerp voor een dansvoorstelling. Toch wist het Brusselse danstheatercollectief Peeping Tom uit dit gegeven een visueel verbluffende en bij vlagen hilarische voorstelling te puren die voortdurend de grens tussen perceptie en werkelijkheid opzoekt.

De vader als archetype
Het werk van Peeping Tom wordt vaak in verband gebracht met de films van David Lynch, en dat is niet zonder reden. Beide zijn namelijk meesters in het creëren van een unheimlich universum waarin droom en realiteit door elkaar lopen en niets is wat het lijkt, een wereld die opvallend goed aansluit bij de belevingswereld van een dementerende bejaarde. Vader speelt zich dan ook af in de steriele bezoekersruimte van een verzorgingstehuis, waar de aanwezige senioren hun tijd verdoen tot de dood hen komt halen. Hier komt een overwerkte zoon zijn vader Leo afleveren en zien we Leo langzaam vergeten wie hij ooit was.

Wat onschuldig en humoristisch begint met rolstoelraces en het inpalmen van de vrouwelijke patiënten, verandert in de loop van de voorstelling in een bedrieglijk spel met de realiteit. Door de verdubbeling van personages, tekstuele herhalingen en absurde choreografieën die voortvloeien uit dagelijkse activiteiten zoals het aantrekken van een jas of het schrobben van een vloer wordt niet alleen bij het hoofdpersonage, maar ook bij de toeschouwer een gevoel van vervreemding en ‘dementie’ opgeroepen. Hoe meer Leo zijn eigen identiteit verliest, hoe meer hij uitgroeit tot een archetypische vaderfiguur voor iedereen in het tehuis. Bijgestaan door een koor van bevallige oude dames en even nukkige als liefdevolle zusters is Leo tegelijkertijd zowel een object van frustratie, haat en verdriet, als een charmeur en entertainer die de aanwezigen regelmatig trakteert op een muzikaal intermezzo.

Schemerzones van het bewustzijn
Deze muzikale acts, ingebed als seniorenvermaak, vormen de belangrijkste structurerende factor in de voorstelling en weerspiegelen de mentale toestand van Leo. Niet alleen hij, maar vrijwel het gehele ensemble beklimt het podium en schotelt ons een muzikale mix voor waarin werkelijk alles voorbijkomt: van zwoele bossanova en Koreaanse liefdesliedjes tot de ultieme candlelight-klassieker  ‘Feelings’ van Morris Albert. Hoewel de voorstelling door deze anekdotische structuur bij momenten een wel erg sketchmatig karakter krijgt, slaagt Peeping Tom er op deze manier in om het moeilijke thema dementie op een bijzonder lichtvoetige wijze te behandelen en ogenblikken van ontroering te koppelen aan momenten van hilariteit, zonder daarbij onethisch of oneerbiedig te worden.

Ook weet de voorstelling op indrukwekkende wijze een staat van zijn op te roepen waarin voor de toeschouwer het onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag en tussen fantasie en realiteit steeds slechter te maken is. Het danstheater van Peeping Tom is op zijn best in het evoceren van dit soort schemerzones van het bewustzijn. In hun surrealistische choreografieën worden niet alleen verwachtingspatronen van ‘normaal’ gedrag, maar ook van ‘normale’ bewegingen voor het menselijk lichaam voortdurend doorbroken. De absurdistische toon van het stuk contrasteert fel met het hyperrealistische, filmische decor, dat echter tegelijkertijd magische kantjes heeft en de spelers voortdurend tegenwerkt. Vader speelt een spel met de verbeelding en de verwachting van de toeschouwer en schotelt hem een reeks sterke beelden voor die steeds weer weten te verrassen. De voorstelling is dan ook een lust voor het oog dat ervan houdt om af en toe op het verkeerde been gezet te worden.                          

 

Muziek / Concert

Onderschatte talenten

recensie: An Acoustic Songwriter Evening

.

De ingrediënten voor een “old-school” Songwriter Evening zijn simpel: liedjesschrijvers vertolken hun eigen liedjes, waarbij ze zichzelf bijstaan op een niet versterkte akoestische gitaar of verwant instrument. Een publiek dat ademloos luistert naar de zielenroerselen van deze – soms nog ontluikende – talenten, maakt het plaatje compleet. Bruce Bherman, de host van de avond, introduceert zijn gasten.

Trefzeker

~

Voordat Bherman het podium vrijgeeft voor zijn gasten, speelt hij zelf een viertal liedjes. Hij geeft een korte bloemlezing van zijn album Acoustic Movies, aangevuld met akoestische vertolkingen van andere liedjes. Bherman speelt op zijn kenmerkende wijze uit eigen werk: een tikkeltje praatzang die aanschuurt tegen de manier van zingen van Tom Waits, maar dan ruim een octaaf hoger en met de onvastheid waar Neil Young patent op heeft.

Als eerste gast treedt Chuck Paisley in de schijnwerpers. Paisley ontpopt zich al snel tot een bijzondere zanger en liedjesschrijver. Zijn stem is warm, komt een beetje van achterin zijn keel, en de liedjes die dit talent heeft geschreven doen je op het puntje van je stoel zitten. Of hij nu ‘Rain’ zingt, wat gaat over laarsjes die in de regen voor een woonwagen op de kermis staan, of ‘Paper Roses’, die hij ook daadwerkelijk heeft meegebracht: hij raakt de luisteraar in het hart. Al bij zijn eerste liedje ‘The City’ is hij trefzeker.

Voor de andere artiesten is het maar goed dat er een pauze is om het gehoorde even te laten bezinken. Het gevoel dat niemand Paisley deze avond meer kan overtreffen kruipt onder de gevoelige huid.

Expressief en krachtig
Gianni Marzo is voor de popliefhebber al bekend van zijn band The Isbells, maar solo weet Marzo ook zijn mannetje te staan. Hij trekt de aandacht in een korte set van liedjes, begeleid op een oude Dobro. Marzo overtuigt met zijn zelf geschreven liedjes. Het opvallende ‘All The Rivers Has Been Crossed’ mag gezien worden als een hoogtepunt van het tweede deel van de avond.

~

De afsluiting is voor de Amsterdammer Case Mayfield, die met inmiddels drie albums op zijn naam onmogelijk een ontluikend talent genoemd kan worden. Zijn voordracht is expressief, krachtig en doortastend. Soms is zijn zang tot op de schreef, maar hij gaat daar net niet overheen. Mayfield is een prima afsluiter en zou, als hij eerder in het programma was ingedeeld, een te stevige aanzet zijn geweest. Nu is hij een fijne uitsmijter met liedjes als ‘No They’re Not’, waarin hij zingt met stevige uitdrukking en hij net niet overdreven schreeuwend overkomt.

Bherman kan terugkijken op een avond die om herhaling vraagt, met in de toekomst hopelijk veel meer bezoekers dan op deze eerste avond: er was maar een karige bezetting van de stoelen. Dus voor iedereen die dit leest: hoort en zegt het voort!

Muziek / Album

Patchwork

recensie: Bastille - VS. Other People’s Heartache PT III

Zoals de Fransen in 1789 de Bastille bestormden, zo bestormde de gelijknamige Britse band in 2013 de hitlijsten met hun monsterhit ‘Pompeii’. Nu, meer dan een jaar later, brengen ze VS. Other People’s Heartache PT III uit. Met deze derde mixtape laat Bastille wederom zien dat ze geen eendagsvlieg zijn.

Lapjesdeken


VS. komt voort uit samenwerking met artiesten zoals Haim, Angel Haze en Skunk Anansie. Het resultaat is een patchwork, zoals Dan Smith – de zanger van Bastille – het zelf omschreef.  Een omschrijving die na het beluisteren van het album perfect blijkt gekozen. Zo heeft ieder nummer duidelijke invloeden van de artiesten waarmee Bastille heeft samengewerkt. Een mooi voorbeeld is het nummer ‘Bite Down’, waarvoor Bastille samenwerkte met de drie Amerikaanse zussen die samen de band Haim vormen. Vooral de gitaarrif in het intro zou absoluut niet misstaan op een album van deze drie zussen. Het nummer ‘Fall Into Your Arms’ is van een heel ander kaliber: een prachtige ballade waarin de band wordt begeleid door het Gemma Sharples Quartet. Het klassieke geluid van de violen contrasteert mooi met de stem van Smith, die hierdoor extra krachtig klinkt.

Geen eendagsvlieg


Het is duidelijk dat Bastille niet van plan is om te blijven hangen in de hype rondom hun debuutalbum Bad Blood. Waar sommige bands de neiging hebben om zich vast te houden aan het eerste succes, is Bastille niet bang om te experimenteren met nieuw geluid. De mixtapes blijken hiervoor een perfecte speelplaats te zijn. Door dit experimentele karakter zijn de nummers van VS. Other People’s Heartache PT III misschien ook wat minder toegankelijk en alternatiever dan de nummers van Bad Blood. Dit maakt daarentegen wel dat de mixtape interessanter is om naar te luisteren: zelfs na herhaaldelijk afspelen, blijven de nummers je verrassen.

Onduidelijk is of VS. Other People’s Heartache PT III het laatste deel uit de serie is, of dat Bastille al plannen heeft voor een PT IV. Mocht de band hierna terugkeren naar de studio om te sleutelen aan een tweede album, dan zullen ongetwijfeld de invloeden van deze mixtapes terug te horen zijn; en dat belooft veel goeds. Want het mag dan een lapjesdeken zijn, het zit Bastille in ieder geval als gegoten.

Kunst / Achtergrond
special: Willem Oorebeek - The Individual Parallel / Bilderberg Utopia

De stad aangestipt

In de euforie over Centraal Station en Markthal wordt bijna vergeten dat Rotterdam nóg een beeldende vernieuwing rijker is: kunstenaar Willem Oorebeek gaf de gevel van het Bilderberg Parkhotel een opzienbarende metamorfose.

Komend vanaf het station, langs de Westersingel, doemt ter hoogte van het Eendrachtsplein de façade van het Bilderberg Parkhotel op. Het gebouw ligt op het kruispunt van de twee belangrijkste assen die de stad doorsnijden en vormt tegelijk de ’toegangspoort’ tot het achterliggende Museumpark. Het door ramen onderbroken grijze wandvlak is door Willem Oorebeek voorzien van een regelmatig patroon van witte stippen. De structuur is met grote precisie aangebracht en bedekt als een gepunteerde deken de muur. Het oeuvre van de kunstenaar heeft met dit werk een hoogtepunt bereikt; niet alleen in zichtbaarheid maar vooral in context.

Foto: Aad Hoogendoorn

Foto: Aad Hoogendoorn

Rasterpunten
Oorebeek heeft zich altijd beziggehouden met het effect van reproductie, zijn interesse voor drukwerk en grafische technieken is in vrijwel al zijn werken te zien. In de conventionele druktechniek worden afbeeldingen – in rasterpunten vertaald – weergegeven door minuscule kleurstippen die, samengebracht in het oog, weer de originele afbeelding vormen. De fascinatie van Oorebeek gaat om die omzetting: de werkelijkheid wordt vertaald in abstractie die vervolgens weer tot realiteit gemaakt wordt. Kunnen we die gelaagdheid in verschillende stadia nog wel als echt beschouwen?

De noordwand van het Bilderberg Parkhotel is door de kunstenaar tot een dynamisch rastervlak gemaakt. De witte stippen van composiet hebben leven gebracht op een levenloze oppervlakte: daglicht geeft schaduw aan het nauwelijks zichtbare reliëf en bij invallende schemering is het alsof de punten een beetje opgloeien. Het effect is grandioos: een iconisch bouwwerk dat al decennia tot de vertrouwde stedelijkheid behoort, is plotseling op een podium geplaatst. Opnieuw zichtbaar geworden in een gemanipuleerde werkelijkheid.

Boeken / Fictie

Een oneindige wiskundesom

recensie: Lydia Davis (vert. Peter Bergsma) - Het eind van het verhaal

De verhalen van Lydia Davis zijn als het lied Love minus zero/no limit van Bob Dylan. ‘You see, writing a song is like maths’, vertrouwde Dylan een journalist toe. De juiste woorden moeten op de exact goede plek staan zodat de som klopt. Een écht geniaal lied is niet zomaar een formule, maar een toverformule.

You see, writing a song is like maths‘, vertrouwde Dylan een journalist toe. De juiste woorden moeten op de exact goede plek staan zodat de som klopt. Een écht geniaal lied is niet zomaar een formule, maar een toverformule.

De verzamelde verhalen van Lydia Davis – waarvoor ze in 2013 de Man Booker International Prize kreeg – zijn vaak als Love minus zero/no limit, als een wiskundesom. Ze zijn ultrakort of slechts drie tot veertien bladzijden lang, zelden meer. Soms zijn het kleine wonderen, dan passen ze met een exacte precisie in elkaar. Alsof Davis uren en uren – als een woordsmid à la Gustave Flaubert – heeft zitten puzzelen tot het is zoals het moet zijn. Flaubert sloot zich soms een dag op om een enkele zin te overpeinzen. Davis lijkt ook zo te werken. Met gevolg dat je, als lezer, over een verhaal van vier regels nog vier uur kunt nadenken. In 1995 schreef Davis haar enige echte roman genaamd Het eind van het verhaal, die onlangs in het Nederlands werd vertaald. De vraag is, werkt de wiskundige formule ook betoverend bij zo’n heel lange som van 250 bladzijden?

Taalfilosofie


In Het eind van het verhaal raakt een vrouw, de naamloze hoofpersoon, aan het eind van een liefdesgeschiedenis geobsedeerd door haar ex-geliefde. Zoals je vaak pas echt geobsedeerd kunt raken aan het einde van het verhaal, alsof je moet weten hoe het afloopt om het met een gerust hart te kunnen herbeleven. Haar ex-geliefde is een jongeman, dichter, vagebond, student en boekenverslinder (verslingerd aan Faulkner) die werkt op een pompstation. Daarnaast is ook hij naamloos. Erg veel komen we over hem niet te weten. Want het gaat niet echt om hem.

Het eind van het verhaal is eerder een taalfilosofisch onderzoek naar herinneren en de rol van taal daarin. Het draait om het (re)construeren van gedachten, de verraderlijke rol die onze verbeelding daarin speelt en de vraag waar de waarheid zich schuilhoudt in ons bouwwerk van hersenspinsels. Misschien ergens in de lege ruimte tussen mensen?  Wie behoefte heeft aan een meeslepend verhaal kan maar beter niet aan deze roman beginnen. De geest van de roman en de ziel van de hoofdpersoon zijn namelijk te vergelijken met hoe zij haar eigen pianovertolking van Haydns sonaten noemt: ‘Mijn stijl was monotoon, ongevoelig en mechanisch.’ Maar dat is Davis’ bedoeling. Ze wil in vorm, syntaxis en sfeer juist deze vrouw neerzetten en heeft waarschijnlijk alles minutieus zo gecomponeerd.

Wat in Davis’ korte verhalen wel werkt, werkt echter niet helemaal in deze gigantische rekensom. Een groot verhaal moet gedragen worden door een hoofdpersoon met sterke schouders. Een hoofpersoon waarop je een wereld kunt bouwen, een wereld waarin de lezer graag vertoeft. Maar deze wereld is zoals gezegd ‘monotoon, ongevoelig en mechanisch’. Ze raakt je als lezer niet aan.
 Desondanks is Het eind van het verhaal een fascinerende reis door het taaluniversum. Met de taal construeren we elk onze eigen versie van de werkelijkheid. Immers, hoe je dingen formuleert zegt letterlijk iets over hoe je de wereld ziet. En Davis weet dat als geen ander. Ze is een genie in helder formuleren, maar doet dit hier op een afstandelijke manier. De taaluitingen in het boek luisteren allen naar de strenge wetten van de logica. Om die reden had Ludwig Wittgenstein dit boek vast prachtig gevonden.


Leegte en stilzwijgen


Op een ander niveau is Het eind van het verhaal een stilzwijgend boek. Letterlijk stilzwijgend. Er wordt geen enkele keer ‘hardop’ gesproken tussen personages. De hoofdpersoon, en tevens vertelster, laat de lezer weten: ‘Achter mijn stilzwijgen en zijn stilzwijgen ging heel wat gespreksstof schuil.’

Soms kun je als lezer een enorme verbondenheid voelen met een boekpersonage, maar in dit verhaal is dat niet het geval. De woorden zijn niet bezield, ze willen enkel de leegte illustreren. Want Het eind van het verhaal speelt zich juist af in die lege ruimte tussen mensen, die de hoofdpersoon mooi illustreert: ‘Als ik hem aanraakte, raakte ik hem niet aan, maar de stof van zijn blouse.’ Die blouse is het begin van de lege ruimte tussen hem en haar. Ze kan nooit in hem, of werkelijk samen met hem, zijn. En zo ben je als lezer ook niet werkelijk samen met haar. De hoofdpersoon wil alles deconstrueren. Haar gedachtenwereld ontleden tot op de kleinste bouwsteentjes om deze vervolgens weg te werpen totdat er niets dan lege ruimte overblijft. In die lege ruimte hoopt ze de waarheid te vinden, maar er ligt niets.

Een roman rationeel, wikkend en wegend construeren als een ellenlange wiskundesom is hoe dan ook een zeer moeilijke opgave. Het eind van het verhaal is op het filosofische vlak zeer geslaagd. Maar de talige wiskundesom daarentegen klopt niet helemaal, misschien juist door de overdaad aan vertwijfeling waaraan de hoofdpersoon ten prooi valt. Je kunt als lezer niet helemaal opgaan in het verhaal. Het is niet meeslepend. Wie te lang twijfelt, raakt de tel kwijt. Woorden en alinea’s zouden ook in een andere volgorde kunnen staan en zouden dan dezelfde bespiegelingen kunnen oproepen. Het eind van het verhaal is als een wiskundesom die bijna klopt, maar met nog steeds die grote onbekende: de ideale hoofdpersoon. Het is als een mooie liedtekst zonder meeslepende melodie, als een toverformule met iets te weinig magie. Nog niet helemaal betoverend.