Groys heeft als referentiepunt de mythologische figuur Narcissus genomen. Doordat Narcissus zichzelf verloor in zijn evenbeeld gaf hij zijn innerlijke wereld op voor het externe beeld. Hierdoor veranderde Narcissus zichzelf in puur en alleen beeld, volgens Groys, voor anderen om te zien, als een levende dode, die alleen bestaat in het publieke oog. Hij vergelijkt de figuur met de hedendaagse mens en doelt op het culturele gebruik van het liken en disliken. Dit noemt hij zelflediging: de focus op het uiterlijk en op publieke bewondering. Groys trekt zelfs een vergelijking met het christelijke begrip kenosis: in het christendom transformeert de Jezus aan het kruis van een mens, met subjectieve verlangens en interesses, tot het icoon van religieuze aanbidding.
Vormgeving van het ik
De moderne mens heeft zichzelf een nieuwe verplichting aangemeten: de vormgeving van het ik. De schrijver vindt dat de authenticiteit is verdwenen en iedereen hetzelfde doet en eruit ziet. Ons beeld dat wij de wereld in slingeren is plat en zonder enige diepgang. Waar de mythologische Narcissus alleen geïnteresseerd was in zijn eigen schoonheid, is de moderne Narcissus dat niet, deze wil ook nog eens erkend en bewonderd worden. Groys maakt de vergelijking met het sporterslichaam, dat alleen die status heeft gekregen door middel van training. Trainen is het klaarstomen voor een bepaald doel, ‘in het geheim uitstellen’ noemt Groys het. Het gaat dan niet meer om de directe, authentieke beleving, maar om een verre stip aan de horizon. Volgens de schrijver verander je hierdoor in een automaat, zonder innerlijke diepgang. Een apart standpunt, want zo worden een oppervlakkige fitness-influencer en een avant-garde kunstenaar met hun works in progress compleet over een kam geschoren. Alsof er nergens meer (verschil in) diepgang bestaat.
Moderne kunstenaars framen
Moderne kunst heeft in zijn ogen niet eens training (work in progress) nodig. Kijk naar de readymades, zegt hij: alles kan kunst zijn, het is maar hoe je ernaar kijkt. Hedendaagse kunstenaars hoeven zich alleen maar te positioneren, te framen, om hun doel te bereiken. Kunstenaars maken zo van hun lichaam en leven een readymade. En omdat iedereen hierin meegaat, wordt het een democratische zelfverheerlijking. We zitten vast in het vormgeven van ons beeld, waarbij de blik van de ander steeds belangrijker is geworden. Uiteindelijk zijn we gedoemd ons alleen nog met dit vormgeven bezig te houden
Materiële hemel
Diegene die hier niet aan mee wil doen is helaas ook de pineut. Want, zegt Groys, jij hebt geen controle over het beeld dat gevormd wordt door krachten buiten jouw macht om. Hij doelt op de oneindige data die over iedereen verzameld worden. Bij elkaar wordt er een publiek beeld, een ‘hemel’, gecreëerd die blijft voortbestaan na ieders dood.
‘Today, the digital cloud is a substitute for the traditional heaven – and Google is a substitute for divine memory.’
Een kunstenaar kan bijvoorbeeld van alles over zichzelf naar buiten brengen, toch blijft er altijd nog een deel bestaan van dat publieke lichaam dat niet zijn creatie is. Het is altijd een combinatie van wat hij geproduceerd heeft en hoe hij zichzelf geëxposeerd heeft – vrijwillig (in media) of onvrijwillig (aan de tech-data-molochs). Dat noemt Groys het public corpse. Dit behoort echter niet meer tot hemzelf toe, het behoort toe aan ‘de anderen’. Het public corpse omvat ten dele selfies, schilderijen, boeken, gebouwen, auto’s en dus ook alle bestaande data. Ofwel alles dat ‘vormgegeven’ is voor het nageslacht, om voort te bestaan na de dood.
Ieder lichaam is kunst
Volgens Groys zijn musea de meest spectaculaire installaties van public corpses. Kunst behoort tot onze contemporaine wereld maar heeft er eigenlijk geen nut in, zoals gebouwen dat wel hebben. Kunst toont de levende generatie kunstenaars een perspectief voor de ‘hemel’. De kunstenaar – in zijn ogen: de moderne Narcissus – verwacht bewondering in het heden én in de toekomst. Daarbij behoudt het museum met grote zorg precies de onnodige, overbodige dingen van het verleden die geen gebruik hebben in het echte leven, en maakt deze onsterfelijk. Lenins gebalsemde lichaam is bijvoorbeeld nog precies zoals het was als tijdens zijn leven, daarmee kun je het in essentie zien als een readymade. Het voldoet aan de eisen van de avant-gardes hoofdbenodigdheden: geen kunstzinnigheid en geen esthetische vervorming van de feiten. Op een bepaalde manier wordt ieder lichaam dus een kunstwerk en daarmee wordt de menselijke geschiedenis kunstgeschiedenis.
Weinig ruimte voor discussie
Becoming an Artwork is een beklemmend betoog met rake punten die echter weinig ruimte overlaat voor discussie, want iedereen is in zijn ogen op deze manier ‘schuldig’. En paradoxaal genoeg, Groys zorgt daarmee zelf voor een andere vorm van verplatting, namelijk zwart-wit denken. Want bijna ieder streven moet je in zijn visie met argusogen bekijken. Groys vergeet misschien dat, ook al is hij van mening dat kunst triviaal is, het nog steeds iets vertelt over de tijdsgeest: de actuele problemen, de schoonheidsidealen, de trendsetters of de idealen en ideeën die we nastreven. Daarmee heeft de (hypothetische) platheid waar hij op afgeeft wel degelijk nog steeds diepgang. Arjan van Veelen haalde in zijn artikel ‘Troost op een zinkend schip’ (De Groene Amsterdammer, 21 december 2022) eveneens Narcissus aan, maar hij zette daar Atlas tegenover voor de beschrijving van onze jongste generatie: de generatie die het hemelgewelf op de schouders torst, en dus niet continu bezig is met alleen maar zichzelf. Er is dus heus nog wel licht aan het einde van de tunnel.
Ondanks dat het een interessant betoog is, had Groys zijn pijlen misschien meer kunnen richten op de technologie en de marktwerking dan op het gebrek aan diepgang. Dat had hem wellicht ook wat minder zuur laten klinken.
Becoming an Artwork van Boris Groys is in oktober 2022 verschenen en verkrijgbaar via de bekende boekhandels.
Als portretten konden spreken
Bij Rijksmuseum Twenthe stap je in de wereld van de Italiaanse schilder Sofonisba Anguissola (1532-1625). Een tentoonstelling over een getalenteerd en eigenzinnig portrettist, met als hoogtepunt haar levensechte (zelf)portretten uit haar beginjaren.
Rijksmuseum Twenthe heeft samen met de Deense Nivaagaard collectie achttien schilderijen van Sofonisba Anguissola bij elkaar gebracht, aangevuld met nog drie schilderijen van haar jongere zussen Lucia en Europa. Bij binnenkomst word je verwelkomd door Het Schaakspel, een groepsportret van Sofonisba’s zussen en een bediende. Lucia kijkt ons recht aan, terwijl ze op het punt staat om Minerva, haar jongere zus, te verslaan met een potje schaken. De bediende slaat geen acht op de zussen en richt haar blik op het schaakbord, terwijl Europa, hun jongste zusje, het schouwspel gadeslaat met een brede, bijna aanstekelijke lach. De Italiaanse kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari (1511-1572) schreef over dit schilderij dat de figuren zo levensecht zijn geschilderd dat alleen hun stemgeluiden ontbreken. Geschilderde portretten kunnen natuurlijk niet spreken, maar de inscripties en attributen op veel van de (zelf)portretten van Anguissola spreken boekdelen.
Door de ogen van Sofonisba Anguissola
Anguissola specialiseerde zich in portretten. In eerste instantie schilderde ze naaste familieleden, later ook vooraanstaande inwoners uit haar geboorteplaats Cremona. Vergeleken met andere schilders uit haar tijd heeft ze relatief veel zelfportretten gemaakt. Twaalf maar liefst. Vaak geeft ze zichzelf hierop weer met een attribuut, zoals een muziekinstrument of een boek. Hierdoor geven deze portretten een inkijk in hoe Anguissola zichzelf zag en hoe ze gezien wilde worden.
Deugdzaam en eigenzinnig
Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm. Muzeum – Zamek w Łańcucie, Łańcut
Lopend door de tentoonstelling leer je Sofonisba steeds beter kennen. Haar doordringende, nochtans ingetogen blik, en zwarte jurk met hooggesloten kantkraag, waren – zowel vroeger als nu – haar trademarks. Vrouwelijke schilders werden door biografen vaak beoordeeld op eigenschappen als kuisheid, soberheid en gehoorzaamheid, dus begrijpelijkerwijs wilde ze ook zo gezien worden. Rijksmuseum Twenthe presenteert enkele zelfportretten zij-aan-zij, waarbij attributen haar vaardigheden tonen: musiceren, schilderen of lezen. Heldere zaalteksten geven context, zodat je begrijpt hoe haar opvoeding eruitzag en waarom Sofonisba zich zo sober kleedde.
Een van de hoogtepunt is Zelfportret achter de schildersezel, een portret waarop ze zichzelf weergeeft als kunstenaar. Op dit zelfbewuste en eigenzinnige zelfportret kijkt Sofonisba ons recht aan, terwijl ze werkt aan een intieme voorstelling tussen Maria en Jezus. Er mag geen twijfel over bestaan dat Anguissola de schilder is. Met penseel in de aanslag en gericht op het doek, de schilderstok in haar andere hand en klodders aangeroerde verf op het schilderspalet als stille getuigen van het maakproces.
Hoogtepunten
Haar talent blijft ook in haar eigen tijd niet onopgemerkt. In 1559 vertrekt Anguissola naar het Spaanse hof in Madrid om teken- en schilderlessen te geven aan de Spaanse koningin Elisabeth van Valois (1545-1568). Veel van de schilderijen die Anguissola daar maakte zijn verloren gegaan in een brand. Wel weten we dat ze zich in Madrid schikt naar de Spaanse hofstijl en haar werk daardoor niet signeerde. Na veertien jaar keert ze terug naar Italië. Daar maakte ze hoofdzakelijk religieuze schilderijen, maar die evenaren de innovatieve en adembenemende portretten uit haar beginjaren niet. Door haar schilderijen te presenteren in een grote hal, dwaal je tussen verschillende fases van Anguissola’s leven en carrière: van haar geboorteplaats Cremona, het Spaanse hof in Madrid tot haar laatste jaren in Genua en Palermo. Zo slaagt Rijksmuseum Twenthe erin om een levensecht portret te schetsen van een getalenteerd portrettist uit de Italiaanse renaissance.
Sofonisba Anguissola. Portrettist van de Renaissance
Gezien in: Rijksmuseum Twenthe, EnschedeNog te zien tot: zondag 11 juni 2023
Misschien ook iets voor u
RUWE BOLSTER, BLANKE PIT
Het is een prachtig shot en tegenshot waarmee de film van regisseur Carmen Cobos en producent Kees Rijninks over de slagwerksectie van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) begint en eindigt. Vijf man sterk lopen als een hecht stel macho’s de artiesteningang van het Amsterdamse Concertgebouw binnen. Vijf man sterk lopen als een stel collegae er ook weer uit, richting de naastgelegen brasserie.
Vijf man: twee paukenisten en drie slagwerkers. Met naam en toenaam: de paukenisten Nick Woud die aan zijn laatste seizoen bezig is alvorens hij met pensioen gaat en zijn oud-leerling Tomohiro Ando. Verder de slagwerkers Mark Braafhart, Bence Major en Herman Rieken.
Een republiek binnen het orkest
De titel van de film is ontleend aan een uitspraak van dirigent Bernard Haitink, die de slagwerksectie van het KCO eens omschreef als een republiek binnen het orkest. De vraag is immers hóe je een paar bolletjes met stokken eraan, de noten, speelt. Met één of twee stokken tegelijk, met verschillende stokken binnen één stuk? Harde en zachte? Het geeft allemaal een ander klankkleur. De slagwerkers mogen het allemaal zelf uitmaken, niemand schrijft het ze voor. Om te beginnen de componist niet, maar ook de dirigent laat ze meestal vrij.
Of moet er gespeeld worden met het kromgetrokken triangelstaafje, dat al heel lang in het bezit van het orkest is? Het heeft haast iets magisch, zo’n misvormd, oud staafje.
Je ziet de vijf macho’s ontdooien als ze over hun instrumenten praten, eigenlijk al vanaf het moment dat ze hun stokken klaarleggen als in het instrumentarium van een tandarts. Zorgvuldig en liefdevol, net zoals ze de natuurvellen van hun pauken onderhouden. Ze delen de instrumenten en toebehoren met elkaar.
Een en al ritme
Ze zijn een en al ritme. Wanneer ze in het luchtledige oefenen, wanneer de twee paukenisten aan de kant van de weg naar het Premier Drumcorps uit Krommenie kijken en op de maat meebewegen. Het is de drumband waar Nick Woud is begonnen. De tambour-maître kent hij zelfs nog. Want zo gaat het vaak: slagwerkers beginnen in een drumband en koperblazers komen regelmatig uit de harmonie-fanfare-brassbandwereld. Ze moeten zich dan inpassen in een orkestgroep, in de gehele, geoliede organisatie en de traditie van het befaamde orkest waarover ze allemaal als jongen droomden: als ik dáár nu eens in terecht kan komen …
Het is leuk om te zien hoe ze zich opstellen wanneer het orkest repeteert en ze maten lang niet hoeven te spelen. De één leest in een zakpartituur mee wat er gebeurt, de ander kijkt naar boven, naar het plafond en wordt in die blik door de camera gevolgd. Een leuk en speels detail.
Dan komt het moment suprême, bijvoorbeeld de trommelsolo in de ‘Elfde symfonie’ van Sjostakovitsj. De hartslag stijgt tot 180, want dán moet het gebeuren.
Praktische zaken
Je ziet de vijf ook wanneer ze het over praktische zaken hebben. Bijvoorbeeld over alledaagse taalproblemen: uitsmijter? Dat is toch iemand aan de deur van een nachtclub? Ja, maar het zijn ook eieren. Vreemde taal, dat Nederlands.
Of ze hebben het over het proefspel voor de opvolging van Nick Woud. Wat moeten de kandidaten spelen? Achter een gordijn in de Kleine Zaal van het Concertgebouw overigens, om elk vooroordeel de grond in te boren. Voor een sollicitatiecommissie op het balkon die qua omvang niet mis te verstaan is. En qua kennis en kunde natuurlijk ook niet.
Er sprong, begrijpen we, helaas geen één kandidaat er echt uit, zodat het orkest de komende tijd met freelancers zal werken.
Nick Woud
Nick Woud maakt zich zorgen dat hij zal worden vergeten, maar dat wordt hij niet want in de ruimte onder het podium, waar de slagwerkers samenkomen en hun instrumentarium staat, hangt inmiddels een mooie foto van hem. De traditie gaat door, maar dat zagen we ook al in de lesfragmenten die de paukenisten en slagwerkers geven aan een nieuwe generatie op het conservatorium.
De Koninklijke Republiek, ja. Maar het is ook een wereld die niet echt lijkt te mengen met het overige personeel in ‘het gebouw’. Woud loopt na zijn laatste concert met een bos bloemen wat eenzaam door de krochten van allerlei mensen naar de uitgang. Dat is wat verdrietig om te zien, maar het is allemaal prachtig en warm in beeld gebracht. De vijf mannen samen en in avondkleding in afzonderlijke portretjes. Fascinerend.
De Koninklijke Republiek
Regie: Carmen CobosJaar: 2024
Distributeur: Amstelfilm
imdb: https://www.imdb.com/title/tt22801258/?ref_=nv_sr_srsg_0_tt_7_nm_1_q_de%2520konink
Link: Amstelfilm
Link: Trailer
Misschien ook iets voor u
Jazzfestival met hoog niveau
Het Transition Jazz Festival in TivoliVredenburg was een goed ijkpunt voor wie ertoe doen op hedendaags jazzgebied. Er waren jonge en vernieuwende geluiden te horen en er waren veel namen uit de Britse jazz aanwezig. Ook de New Yorkse avant-garde was present en natuurlijk was er veel Nederlands talent. Door het hoge niveau van de artiesten was de keuzestress tussen de verschillende optredens enorm. Gelukkig was het heerlijk struinen zonder de vervelende drukte die de grotere broer North Sea Jazz vaak wel heeft.
Het was in de middag al prima binnenkomen in de entreehal waar op de RaboStage de hele dag nieuwe en vooruitstrevende initiatieven te horen waren. Op het podium was toegankelijke jazz te horen met invloeden van hiphop, soul en elektronische muziek, zoals de bands Dishwasher_ en WAAN. Vanaf daar nam je de roltrappen naar de bovenste verdiepingen met de meeste zaaltjes en het gezellige ontmoetingsplein met deejays en versnaperingen. Op tijd komen bij de concerten was af en toe nodig, anders stond je achteraan tegen hoofden aan te kijken of om een hoekje te loeren, maar dat is vaak festivaleigen.
UK jazz
Er komt veel goeds uit het Verenigd Koninkrijk, want de eilanders waren goed vertegenwoordig op het festival. Mammal Hands zette met hun minimale bezetting van piano, saxofoon en drums een sterke performance neer. Met invloeden van elektronica, spirituele jazz en soefi-trance – in Steve Reich-achtige pulsaties en opzwepende melodieën. Bij een ander optreden was het spel van leadzanger en gitarist Oscar Jerome op zijn blonde jazzgitaar à la George Benson zeer te roemen. Wel was alles wat hij met zijn stem voortbracht gedoopt in zoetigheid en daar moet je wel van houden, ondanks hier en daar wat maatschappijkritiek in zijn teksten. De bandleiders Alfa Mist en DoomCannon lieten beiden een hoog niveau horen: allebei progressieve jazz met hiphop en soulinvloeden in aparte maatsoorten. En zeer noemenswaardig was het podiumbeest Nubya Garcia met haar geweldige saxofoonsolo’s en invloeden vanuit de Caraïben; misschien wel de meest gepassioneerde solist van het hele festival.
Eclectisch
Jazz verandert mee met de tijd, iets wat duidelijk waarneembaar was op Transition. Er waren veel invloeden van andere muziekstromingen te horen. Funk, hiphop en de elektronische muziek kwamen geregeld terug. Zoals bij Sungrazer, de groep die een brug probeert te slaan tussen de internetcultuur en jazz. Een uitgedachte performance met vaak popachtige riedeltjes, waar ze, net als op het internet, de interactie met het publiek aangingen. Ze vroegen nog net niet om het optreden te liken en op het belicoontje te klikken. Ook ECHT! zit in hetzelfde eclectische genre, alleen neigen zij meer naar electro en dance. Hun performance had zo een dj-set kunnen zijn, met de muur aan geluid en visuals die ze voortbrachten, maar waarbij wel alles live ingespeeld werd. Beide bands interessant, maar niet geheel overtuigend.
Avant-garde
In de luie stoelen van de Hertz zaal werd de New-Yorkse avant-garde gerepresenteerd in de persoon van Anna Webber met het Trondheim Orchestra. Een orkest met ongebruikelijke instrumenten of instrumentcombinaties voor het jazzgenre, bijvoorbeeld twee tuba’s, een accordeon en twee contrabassen. Webber wilde overduidelijk een verhaal vertellen, waarin ze wisselde tussen chaos en structuur en waarin het af en toe leek op soundscapes voor filmmuziek. Het ongetrainde oor zou hierbij echter snel afhaken. Mette Rasmussen, de saxofonist van het Trondheim Orchestra met de ritmische saxofoonschreeuw kwam ook terug bij een andere avant-garde show van die avond, in misschien wel het hoogtepunt van het festival: Deadeye. Het trio met organist Kit Downes, drummer Jonas Burgwinkel en gitarist Reinier Baas brachten complexe en stevige muziekstukken ten gehore die deden denken aan de bands The Ploctones of The Bad Plus; heerlijk gecompliceerde stukken die dropen van plezier en virtuositeit.
Het Utrechtse Transition was een festival waar je uitgedaagd werd om te luisteren, waar het soms uit de bocht fladderde met een valse noot, maar waar dit nootje snel weer verdronk in de enorme zee aan tonen. Een zee waarin je gemakkelijk verdwaalde, maar toch altijd weer veilig terugkwam bij de onvermijdelijke grondtoon. Een waar plezier voor het oor: we kunnen niet wachten tot volgend jaar!
Transition Jazz Festival 2023
Gezien op zaterdag 01 april 2023 in Tivoli Vredenburg, UtrechtMisschien ook iets voor u
Ethiek en esthetiek schudden elkaar de hand
Kan een hedendaagse kunstenaar nog optimistisch zijn? In de roman Brave New World (1932) schetst Aldous Huxley al een somber beeld van de toekomst. Hoewel de titel is ontleend aan de juist optimistische Miranda in Shakespeares toneelstuk The Tempest: ‘O brave new world, / that has such people in it!’
Brave New World? Ja en nee dus, somber én optimistisch. Realistisch misschien ook. De volgende vraag is: wat voor schilderkunst van internationale kunstenaars onder de veertig jaar levert dit op? Met die vraag in het achterhoofd stelde schrijver, kunstcriticus en gastcurator Hans den Hartog Jager de omvangrijke tentoonstelling Brave New World samen.
Sporen naar de toekomst
Het perspectief op kunst en de kunstwereld is vanaf rond 2015 deels verschoven van het Westen naar niet-westerse, zwarte kunstenaars. Zij geven de schilderkunst een enorme boost. Het kantelpunt was de Biënnale in Venetië in 2019. Dat is het eerste spoor dat Den Hartog Jager volgt.
Het tweede spoor is de emancipatie van andere groepen, zoals vrouwelijke kunstenaars en lhbtiq+ kunstenaars. Dankzij social media worden ze sneller ontdekt dan ooit tevoren. Door de moordende concurrentie die zo ontstaat, neemt het niveau van de schilderkunst alleen maar toe. Dat is misschien wel het belangrijkste spoor: het tonen van kunst van niveau uit de hele wereld.
In de tentoonstelling komen dus meerdere sporen terug. Er wordt werk getoond van zestien schilders, over vier verdiepingen verdeeld. Sommige kunstenaars benadrukken één spoor, zoals gender, bij anderen lijken alle aspecten samen te komen, zoals bij de Braziliaan Antonio Obá (1983). Een enkele keer is niet helemaal duidelijk waarom een bepaalde kunstenaar is vertegenwoordigd, zoals bij de Rus Sanya Kantarovsky (1983). Ondanks de lange zaalteksten die een en ander moeten verduidelijken.
Beter is het misschien om alle ontleedkunde in sporen los te laten, de zaalteksten diagonaal te lezen en je onder te dompelen in de meestal optimistische werken.
Marina Rheingantz en Raquel van Haver
Eén kunstenaar vangt ook verschillende aspecten in één doek, maar dan op een andere manier: de Braziliaanse Marina Rheingantz (1983). Haar kunst was eerder onder meer te zien in Schurend Paradijs in Kunsthal KAdE (Amersfoort, 2022). Het is evenwichtig werk: figuratief én abstract. Zij wil deze en andere tegenstellingen overbruggen, zoals in FFFFFFFF uit 2018, waarin schoonheid de boventoon voert.
Je kunt je er haast niet van losmaken, maar verder moet het weer. Tot in de nok van De Fundatie, waar een groot werk van Raquel van Haver (1989) te zien is. De enige Nederlandse kunstenaar, van Colombiaanse afkomst. Schilderkunst die uit haar voegen barst, dat is het. Van haar wordt Esperanza, Fe y amor. La madre, la hija y la sabiduria (2020) getoond. Hierin gaan olieverf op jute samen met teer, plastic bloemen, hars, haar, gel en papier. De afmetingen zijn gigantisch: 420 x 315 x 50 cm. De impact op de bezoekers ook.
Misschien kun je concluderen dat het bij deze tentoonstelling uiteindelijk draait om ethiek (de verschillende sporen) en esthetiek (schoonheid) die elkaar de hand schudden. Niet meer en niet minder.
Raquel van Haver, Esperanza, Fe y amor. La madre, la hija y la sabiduria, 2020, olieverf op jute, teer, plastic
bloemen, hars, haar, gel en papier, 420 x 315 x 50 cm, bruikleen van de kunstenaar.
Brave New World
Gezien in: Museum De Fundatie, ZwolleNog te zien tot: zondag 11 juni 2023
Misschien ook iets voor u
Op zoek naar de waarheid op een planeet vol chaos
De sciencefictionfilm Chaos Walking neemt je mee naar een verre planeet waar de gedachten van mannen hoorbaar zijn en vrouwen zijn verdwenen. Met Tom Holland en Daisy Ridley in de hoofdrollen belooft het een spannend avontuur te worden.
De film speelt zich af in de toekomst op een verre planeet genaamd New World, waar alle levende wezens elkaars gedachten kunnen horen en zien door een fenomeen genaamd ‘Noise’. Het verhaal volgt de jongeman Todd Hewitt (Tom Holland). Hij ontdekt dat er een geheimzinnig meisje, Viola Eade (Daisy Ridley), op de planeet is geland. Samen gaan ze op een gevaarlijke reis om de waarheid achter de geschiedenis en de bewoners van New World te ontdekken. De film heeft naast Holland en Ridley ook rollen voor Mads Mikkelsen, Cynthia Erivo en Nick Jonas.
Tom Holland en Daisy Ridley schitteren op het witte doek
Todd is een complex personage met een emotioneel verleden. Hij heeft zijn moeder verloren en heeft daardoor veel moeite om zijn emoties te uiten. Zijn personage heeft ook een bijzondere eigenschap: hij kan zijn eigen gedachten niet verbergen voor anderen. Dit maakt hem kwetsbaar. Todd ontmoet het mysterieuze meisje Viola, dat van een andere planeet komt. Hun ontmoeting zorgt voor een gebeurtenis die Todd dwingt om te vluchten, waardoor zijn leven en de wereld om hem heen verandert. Samen moeten ze op zoek naar antwoorden over hun verleden en de geschiedenis van New World.
De ontwikkeling van Todd is interessant om te volgen. Hij begint als een onzekere jongeman die weinig weet over de wereld en is niet gewend om met anderen samen te werken. Gedurende de film groeit hij uit tot een dapper en vastberaden persoon die bereid is om risico’s te nemen voor degenen van wie hij houdt. Viola zet Todds leven op zijn kop. Zij is de enige vrouwelijke persoon die Todd ooit heeft ontmoet en hij is meteen gefascineerd door haar aanwezigheid.
De acteerprestaties van Holland en Ridley zijn uitstekend. Ze hebben een goede chemie samen en weten de emotionele momenten in de film goed te vertolken. Vooral Holland laat zien dat hij een veelzijdige acteur is die in staat is om een scala aan emoties te tonen.
Een lust voor het oog
De wereld van Chaos Walking wordt prachtig in beeld gebracht en de landschappen zijn adembenemend. Ook de actiescènes zijn goed gechoreografeerd en zorgen voor de nodige spanning en sensatie. Het gebruik van kleuren en visuele effecten om de gedachten van de personages weer te geven is inventief en voegt iets toe aan de film. Het toont de emoties en intenties van de personages op een unieke manier. Hierdoor begrijpt de kijker beter wat er in het hoofd van de personages omgaat en wat ze van plan zijn.
Intrigerend concept, gebrekkige uitwerking
Chaos Walking slaagt er helaas niet in om het boeiende concept tot zijn recht te laten komen. En helaas is de film daarmee niet zo meeslepend als gehoopt. De eerste helft van de film voelt langdradig aan en het duurt even voordat het verhaal echt op gang komt. Sommige scènes voelen overbodig aan en hadden beter weggelaten kunnen worden om de film wat meer vaart te geven. Hoewel het idee van de hoorbare gedachten en het ontbreken van vrouwen intrigerend is, slaagt de film er niet in om de kijker volledig te betrekken bij het verhaal. Ook het acteerwerk en de visuele effecten zijn niet genoeg om de film te redden. Het gebrek aan een duidelijke richting in het verhaal en het onevenwichtige ritme zorgen ervoor dat de film niet in staat is om de aandacht van de kijker er volledig bij te houden. De tweede helft van de film lijkt zelfs te worden afgeraffeld. Chaos Walking weet het intrigerende concept niet helemaal te benutten. De film slaagt er dus niet in om de kijker volledig te betrekken en eindigt teleurstellend.
Chaos Walking
Regie: Doug LimanDistributeur: Independent Films
imdb: https://www.imdb.com/title/tt2076822/
Misschien ook iets voor u
Een liefdesgeschiedenis die ontaardt in een strijd tussen volkeren
Wat is sterker: je liefde, of je identiteit? Moet je zwichten onder de druk van je familie, of trek je je eigen plan en kies je voor je relatie? Vogels door ITA Ensemble begint als een beladen liefdesgeschiedenis, maar ontaardt in een strijd tussen volkeren. Het is een scherpe, verwarrende voorstelling.
Op het eerste gezicht is Vogels een tamelijk traditioneel Romeo & Julia-verhaal. De Joodse onderzoeker Eitan (Jesse Mensah) en de Arabische historicus Wahida (Nastaran Razawi Khorasani) ontmoeten elkaar in de universiteitsbibliotheek van New York City en worden verliefd.
Na twee jaar neemt Eitan zijn vriendin mee naar Duitsland om haar voor te stellen aan zijn Joodse familie. Hun eerste reactie is voorspelbaar: natuurlijk mag deze Joodse jongen geen Arabische vriendin hebben. Alleen zijn Joodse grootvader, overlevende van de Holocaust, omarmt deze nieuwe liefde.
Bij een terroristische aanslag op de grens tussen Israël en Jordanië raakt de jonge Eitan echter ernstig gewond. Geliefde en familie moeten met de nieuwe situatie zien om te gaan.
Liefdespaar
Maar niets is wat het lijkt. Ouders en grootouders hebben geheimen, personages verbergen van alles. Mensen zijn beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog gekomen. Joodse mensen die na de oorlog de staat Israël hebben gesticht in Palestina, hebben daar op hun beurt vuile handen gemaakt. Het is een land waarin alles politiek getint is en waarin aanslagen, gepleegd door beide partijen, aan de orde van de dag zijn.
Van een liefdespaar in New York met familie in Berlijn, verschuift de focus van Vogels naar het uitzichtloze Israëlisch-Arabische conflict. De vertelling verloopt niet lineair, maar springt heen en weer in de tijd. Zo krijgt de toeschouwer pas informatie op het moment dat die nodig is om het verloop van het verhaal te begrijpen.
Fladderen
De vogels uit de titel kennen verschillende dimensies. Het zijn de Joodse overlevenden van de Holocaust. Het zijn de vrije geesten die naar eigen keuze in de Joodse en in de Arabische wereld leven. En de vogels staan voor de identiteit van de personages, die uiteindelijk niet zo in steen gebeiteld blijkt als aanvankelijk lijkt.
Projecties van zwarte vogels fladderen op de witte achtergrond. De bijna volledig zwart/witte scenografie komt van Thomas Rupert. Vogels zitten in de uitgedroogde (stam-)boom die het decor completeert. Er wordt gesuggereerd dat hun restanten uit de lucht neerdwarrelen na de zoveelste terroristische aanslag.
Wonderschoon is de live muziek die de handeling begeleidt, uitgevoerd op diverse strijkinstrumenten door Amber Docters van Leeuwen.
Geëngageerd
Theatermaker en schrijver Wajdi Mouawad (1968), als kind gevlucht uit Libanon, stelt in zijn werk herkomst, identiteit en oorlog centraal. Zo ook in dit stuk. Regisseur Alize Zandwijk ensceneert met Vogels haar vierde stuk van deze schrijver.
Zandwijk heeft een lange staat van dienst wat betreft het regisseren van maatschappelijk-, en vaak politiek-geëngageerde voorstellingen. Bij het Ro Theater zette Zandwijk eerder onder andere drie stukken van Wajdi Mouawad neer. Ook Vogels is vooral een politiek verhaal.
De keuze voor de nadruk op het politieke boven het persoonlijke, resulteert in een nogal onevenwichtige regieopvatting. Personages van vlees en bloed zoals Eitan, Wahida en grootvader Etgar (Gijs Scholten van Aschat) kruisen voortdurend met figuren die vooral een concept uitdrukken en daardoor geen ‘levende’ mensen worden, zoals de extreem rationele psychiater (Marieke Heebink), de douanier (Hélène Devos) en de ‘symbolische Arabier’, neergezet door Yahya Gaier.
Daarbij duurt de voorstelling met twee uur en tien minuten, zonder pauze, echt te lang; dat is mede te wijten aan een aantal monologen waarin standpunten en filosofieën wel erg breed worden uitgesponnen.
Deze kritische noten daargelaten, is dit een fraaie, actuele, hartverscheurende en ijzingwekkende voorstelling.
Tekst: Wajdi Mouawad
Vertaling: Tom Kleijn)
Muzikant: Amber Docters van Leeuwen
Scenografie: Thomas Rupert
Kostuums: Sophie Klenk-Wulff
Hoofd techniek: Reyer Meeter
Fotografie: Fabian Calis
Vogels – ITA-Ensemble
Regie: Alize ZandwijkArtiest: Gijs Scholten van Aschat, Chris Nietvelt, Steven Van Watermeulen, Marieke Heebink, Jesse Mensah, Hélène Devos, Nastaran Razawi Khorasani en Yahya Gaier
Gezien op zaterdag 08 april 2023 in ITA, Amsterdam
Nog te zien tot zaterdag 22 april 2023
Misschien ook iets voor u
De moderne mens als narcist
Is onze maatschappij narcistisch? En wat is daar de oorzaak van? Kunstcriticus, mediatheoreticus en filosoof Boris Groys onderzoekt deze vragen in zijn betoog Becoming an Artwork. Hij vergelijkt het menselijk leven met een kunstwerk, een ‘object’ dat wij zelf compleet modelleren – in essentie een zoektocht naar onsterfelijkheid volgens hem. Groys schetst geen positief beeld van onze cultuur, want in zijn ogen is iedereen narcist; gewild en ongewild.
Groys heeft als referentiepunt de mythologische figuur Narcissus genomen. Doordat Narcissus zichzelf verloor in zijn evenbeeld gaf hij zijn innerlijke wereld op voor het externe beeld. Hierdoor veranderde Narcissus zichzelf in puur en alleen beeld, volgens Groys, voor anderen om te zien, als een levende dode, die alleen bestaat in het publieke oog. Hij vergelijkt de figuur met de hedendaagse mens en doelt op het culturele gebruik van het liken en disliken. Dit noemt hij zelflediging: de focus op het uiterlijk en op publieke bewondering. Groys trekt zelfs een vergelijking met het christelijke begrip kenosis: in het christendom transformeert de Jezus aan het kruis van een mens, met subjectieve verlangens en interesses, tot het icoon van religieuze aanbidding.
Vormgeving van het ik
De moderne mens heeft zichzelf een nieuwe verplichting aangemeten: de vormgeving van het ik. De schrijver vindt dat de authenticiteit is verdwenen en iedereen hetzelfde doet en eruit ziet. Ons beeld dat wij de wereld in slingeren is plat en zonder enige diepgang. Waar de mythologische Narcissus alleen geïnteresseerd was in zijn eigen schoonheid, is de moderne Narcissus dat niet, deze wil ook nog eens erkend en bewonderd worden. Groys maakt de vergelijking met het sporterslichaam, dat alleen die status heeft gekregen door middel van training. Trainen is het klaarstomen voor een bepaald doel, ‘in het geheim uitstellen’ noemt Groys het. Het gaat dan niet meer om de directe, authentieke beleving, maar om een verre stip aan de horizon. Volgens de schrijver verander je hierdoor in een automaat, zonder innerlijke diepgang. Een apart standpunt, want zo worden een oppervlakkige fitness-influencer en een avant-garde kunstenaar met hun works in progress compleet over een kam geschoren. Alsof er nergens meer (verschil in) diepgang bestaat.
Moderne kunstenaars framen
Moderne kunst heeft in zijn ogen niet eens training (work in progress) nodig. Kijk naar de readymades, zegt hij: alles kan kunst zijn, het is maar hoe je ernaar kijkt. Hedendaagse kunstenaars hoeven zich alleen maar te positioneren, te framen, om hun doel te bereiken. Kunstenaars maken zo van hun lichaam en leven een readymade. En omdat iedereen hierin meegaat, wordt het een democratische zelfverheerlijking. We zitten vast in het vormgeven van ons beeld, waarbij de blik van de ander steeds belangrijker is geworden. Uiteindelijk zijn we gedoemd ons alleen nog met dit vormgeven bezig te houden
Materiële hemel
Diegene die hier niet aan mee wil doen is helaas ook de pineut. Want, zegt Groys, jij hebt geen controle over het beeld dat gevormd wordt door krachten buiten jouw macht om. Hij doelt op de oneindige data die over iedereen verzameld worden. Bij elkaar wordt er een publiek beeld, een ‘hemel’, gecreëerd die blijft voortbestaan na ieders dood.
‘Today, the digital cloud is a substitute for the traditional heaven – and Google is a substitute for divine memory.’
Een kunstenaar kan bijvoorbeeld van alles over zichzelf naar buiten brengen, toch blijft er altijd nog een deel bestaan van dat publieke lichaam dat niet zijn creatie is. Het is altijd een combinatie van wat hij geproduceerd heeft en hoe hij zichzelf geëxposeerd heeft – vrijwillig (in media) of onvrijwillig (aan de tech-data-molochs). Dat noemt Groys het public corpse. Dit behoort echter niet meer tot hemzelf toe, het behoort toe aan ‘de anderen’. Het public corpse omvat ten dele selfies, schilderijen, boeken, gebouwen, auto’s en dus ook alle bestaande data. Ofwel alles dat ‘vormgegeven’ is voor het nageslacht, om voort te bestaan na de dood.
Ieder lichaam is kunst
Volgens Groys zijn musea de meest spectaculaire installaties van public corpses. Kunst behoort tot onze contemporaine wereld maar heeft er eigenlijk geen nut in, zoals gebouwen dat wel hebben. Kunst toont de levende generatie kunstenaars een perspectief voor de ‘hemel’. De kunstenaar – in zijn ogen: de moderne Narcissus – verwacht bewondering in het heden én in de toekomst. Daarbij behoudt het museum met grote zorg precies de onnodige, overbodige dingen van het verleden die geen gebruik hebben in het echte leven, en maakt deze onsterfelijk. Lenins gebalsemde lichaam is bijvoorbeeld nog precies zoals het was als tijdens zijn leven, daarmee kun je het in essentie zien als een readymade. Het voldoet aan de eisen van de avant-gardes hoofdbenodigdheden: geen kunstzinnigheid en geen esthetische vervorming van de feiten. Op een bepaalde manier wordt ieder lichaam dus een kunstwerk en daarmee wordt de menselijke geschiedenis kunstgeschiedenis.
Weinig ruimte voor discussie
Becoming an Artwork is een beklemmend betoog met rake punten die echter weinig ruimte overlaat voor discussie, want iedereen is in zijn ogen op deze manier ‘schuldig’. En paradoxaal genoeg, Groys zorgt daarmee zelf voor een andere vorm van verplatting, namelijk zwart-wit denken. Want bijna ieder streven moet je in zijn visie met argusogen bekijken. Groys vergeet misschien dat, ook al is hij van mening dat kunst triviaal is, het nog steeds iets vertelt over de tijdsgeest: de actuele problemen, de schoonheidsidealen, de trendsetters of de idealen en ideeën die we nastreven. Daarmee heeft de (hypothetische) platheid waar hij op afgeeft wel degelijk nog steeds diepgang. Arjan van Veelen haalde in zijn artikel ‘Troost op een zinkend schip’ (De Groene Amsterdammer, 21 december 2022) eveneens Narcissus aan, maar hij zette daar Atlas tegenover voor de beschrijving van onze jongste generatie: de generatie die het hemelgewelf op de schouders torst, en dus niet continu bezig is met alleen maar zichzelf. Er is dus heus nog wel licht aan het einde van de tunnel.
Ondanks dat het een interessant betoog is, had Groys zijn pijlen misschien meer kunnen richten op de technologie en de marktwerking dan op het gebrek aan diepgang. Dat had hem wellicht ook wat minder zuur laten klinken.
Becoming an Artwork van Boris Groys is in oktober 2022 verschenen en verkrijgbaar via de bekende boekhandels.
Becoming an Artwork
Schrijver: Boris GroysUitgever: Polity Press
Prijs: 44,95 (hardcover)
Bladzijden: 140
ISBN: 9781509551965
Misschien ook iets voor u
Toon de stad – flaneren langs interessant poëtisch werk
Toon de stad is de derde bundel in de reeks woorden temmen waarin dichters en literatuurwetenschappers hun favoriete gedichten samenbrengen. De samenstellers van Toon de stad zijn samen van veel markten thuis; Lies Van Gasse is dichter en beeldend kunstenaar, Laurens Ham is docent, onderzoeker en dichter. Hun bundel, die aan moet zetten tot ‘woorden temmen’, is een inspirerend boek met een aantal schoonheidsfoutjes.
In Toon de stad komen 34 gedichten aan bod in een terugkerend format. De bundel onderscheidt zich van andere bloemlezingen door boeiende reflecties van de samenstellers. Ieder gedicht wordt meteen gevolgd door een korte dialoog waarin Laurens en Lies hun eigen indruk van het gedicht meegeven. Nadien volgen de vaste rubriekjes ‘lees’, ‘kijk’, ‘luister’, ‘denk’, ‘schrijf’ en ‘meer’ waarin de samenstellers naar hartenlust associëren bij het gedicht. Illustraties van Van Gasse maken het geheel visueel aantrekkelijk. De atypische opstelling van de tekst en de blanco rechterpagina’s nodigen de lezer daarnaast uit zelf te associëren, te schrijven en te tekenen.
Woorden ontketenen
De rubrieken waarin de samenstellers de gekozen gedichten in verband brengen met andere kunstvormen zijn vaak boeiende toevoegingen en bewijzen hoe twee hoofden veel meer weten dan één. Het minpunt dat hierbij op te merken valt, is dat er vaak wordt teruggegrepen op een (Westerse) canon. Het had deze bundel nog sterker en boeiender gemaakt als de lezer werd meegenomen naar minder bekend terrein.
De lezer krijgt in ‘weet’ en passant ook interessante literaire weetjes mee om poëzie beter te leren lezen. Toon de stad is geen gemakkelijke bundel om te recenseren, omdat hij meer aanzet tot taalplezier dan tot kritische lezing. Woorden temmen is dan ook een veel te benepen uitdrukking voor de creativiteit die deze bundel kan ontketenen.
Mooi detail aan deze bundel is ook dat hij niet van paginanummers is voorzien, maar van plaatsnamen. Zo valt het eerste gedicht onder de naam Eekhoornlaan 1 en het laatste (een uitneembaar gedicht van Van Gasse met illustratie op de achterkant) onder Grotesteenweg 34. Handig is dat niet, maar wel heel mooi. Een beetje zoals poëzie zelf.
Lees de stad?
In hun enthousiasme de lezer bij de hand te nemen, worden Ham en Van Gasse bij momenten wel kleuterjuffig. Knullig geformuleerde vragen (“Waarom zouden we in een dagboek willen lezen? Zou dat hun eigen dagboek zijn of dat van een anders?”) en overdadige toelichting van redelijk evidente woorden (over de Nederlandse band Global Charming wordt gezegd: “de naam is een woordspeling op ‘global warming’ oftewel klimaatverandering”) maken dat dit boek voor de volwassen lezer soms wat aanvoelt als een cursus poëzie op kindermaat.
Gaandeweg in de bundel is ook niet altijd even duidelijk waarom voor het thema stad gekozen werd. Veel gedichten passen niet of met moeite binnen het thema. Daarnaast is nog maar de vraag of een overkoepelend thema voor deze bundel nodig was. De geselecteerde poëzie – onder meer van Radna Fabias, Paul van Ostaijen en Maarten van der Graaff – is consequent van hoog niveau en heeft de koepel van een matig uitgewerkte stadswandeling eigenlijk niet nodig. Als de dichters de lezer gewoon hadden meegenomen door hun eigen lievelingsgedichten zonder steeds een link te moeten zoeken met een stad was dat even waardevol geweest.
Wanneer de bundel er echter wél in slaagt poëzie en stad succesvol aan elkaar te linken, is dit een fijne meerwaarde. De schrijfopdracht bij ‘De achterkant van flatgebouwen’ van Reinout Verbeke is hiervan een goed voorbeeld. De lezer wordt uitgenodigd uit het raam te kijken en twintig minuten lang waarnemingen te noteren.
Ambers eigen probeersels
Geef dit boek cadeau!
Toon de stad is het ideale cadeauboek. Voor taalvaardige jongeren, voor leergierige volwassenen, voor de creatieveling die permanent met een writers block aan zijn been loopt, voor de leerkracht die een beetje hulp kan gebruiken om aan leerlingen uit te leggen wat poëzie nu precies zo boeiend maakt… Wie door de ietwat betuttelende stijl heen kan kijken en zich openstelt voor wat deze bundel aanreikt, zal er zonder twijfel door verrijkt worden. En als het dan toch over een stad moet gaan: uit empirisch onderzoek blijkt dat wie na het lezen van deze bundel door de stad trekt plots een betonnen jungle met een gouden randje en lyrische personages ziet.
Toon de stad
Schrijver: Lies Van GasseUitgever: Grange Fontaine
Prijs: €24,99
Bladzijden: 240
ISBN: 9789082139594
Misschien ook iets voor u
K3 entertaint jong en oud
2023 is een bijzonder jaar voor K3: ze bestaan 25 jaar! Dit bijzondere jaar wordt ingeluid met de K3 show Vleugels. Op zaterdag 25 maart vond de Nederlandse première plaats in het World Forum in Den Haag. Ook de nieuwste, vierde formatie van de Belgisch-Nederlandse meidengroep weet een strakke en zeer vermakelijke performance neer te zetten voor jong en oud.
K3, oorspronkelijk bestaande uit Karen Damen, Kristel Verbeke en Kathleen Aerts, werd opgericht in 1998 door producer Niels William in de hoop een Belgische Spice Girls samen te stellen. De groep nam in 1999 deel aan de Belgische voorselectie van het Eurovisiesongfestival met het nummer ‘Heyah Mama’. Aanvankelijk werd het nummer slecht beoordeeld door de jury, die hen uitmaakte voor ‘fijne vleeswaren’. Maar toch werd het nummer een grote hit en ontdekte producer Niels William een gat in de markt: vrolijke popliedjes voor jonge kinderen. Nadat Studio 100 de groep overkocht steeg de populariteit onverminderd verder. Bij menig jonge vrouw en man zijn liedjes als ‘Tele-romeo’ en ‘Oya Le Le’ nu in het geheugen gegrift.
Nog altijd populair
Ongeacht de wisselende samenstelling blijft K3 mateloos populair onder de jonge fans. Inmiddels bestaat de groep uit Hanne Verbruggen, Marthe de Pillecyn en Julia Boschman, al de vierde formatie. Laatstgenoemde trad in 2021 toe tot de groep na het winnen van de talentenjacht K2 zoekt K3. Er zijn inmiddels 100.000 tickets voor de Vleugels show verkocht in Nederland en Vlaanderen. Ook het World Forum zat op 25 maart vol met enthousiaste jonge kinderen en hun ouders of grootouders. Zelfs na 25 jaar is K3 dus nog een grote speler in het kinder- en peuterpopgenre.
Show volgens bekend format
K3 staat al 25 jaar bekend om de strakke voorstellingen volgens een standaard format. De shows zitten vol bekende nummers met vrolijke kostuums en dito dansjes. Een simpele verhaallijn en kleurrijke decors maken het spektakel af. Vleugels is geen uitzondering. De K3 meisjes komen tijdens de show de onbekende Mike (Diego González Clark) tegen. Hij is iets verloren en de meiden zijn natuurlijk altijd bereid om hem, tussen het performen van alle liedjes door, te helpen met zoeken. Daarnaast popelen Hanne en Julia om alle kinderen hun nieuwste single ‘Vleugels’ te laten horen, in hun kostuums met echte vleugels. Helaas blijkt Marthe die vleugels niet bij zich te hebben. Spoiler alert: uiteraard komt alles goed, zoals het K3 betaamt!
Setlist voor jong en oud
Er is duidelijk nagedacht over de setlist van deze show. Het is een frisse combinatie van nieuwe nummers en nostalgische K3 klassiekers, zodat het zowel de jongste fans als jonge ouders met warme herinneringen aan de eerste K3 formatie aanspreekt. De show start met het vrolijke ‘Visje in het water’ van hun nieuwste album Vleugels. Uptempo nummers als ‘Kuma Hé’ en ‘Pina Colada’ worden afgewisseld met een aantal rustigere nummers als ‘Parapluutjes’ en ‘Ik geloof in jou’. Een hoogtepunt blijkt de musicalmedley. Hierbij wordt het publiek door middel van een groot sprookjesboek meegenomen langs de K3 musicals Doornroosje, De Drie Biggetjes en Alice in Wonderland. De dansers zijn gekleed in de originele kostuums, een extra leuk detail voor de echte fan.
Een atletische prestatie
Een K3’tje is naast een entertainer ook een halve atleet. Die meiden draaien op een dag maar liefst drie shows van anderhalf uur vol zang en dans. De dans is strak, de zang meer dan prima en het nieuwste lid Julia heeft een grote groei doorgemaakt sinds haar deelname aan K2 zoekt K3. Daarnaast ook lof voor de achtergronddansers en de lichttechnicus. De laser effecten tijdens ‘Ik geloof in jou’ gaven het rustige nummer net dat beetje extra.
K3 levert nog altijd topentertainment
De K3 show Vleugels heeft alles wat een goede K3 show moet hebben: vrolijke liedjes en dansjes met elkaar verweven in een luchtig verhaal waar de kinderen helemaal in kunnen opgaan. De combinatie van nieuwe en oude hits maakt dat de show een feest is voor zowel de nostalgische millennials als de jonge kinderen. Zo ook voor de schrijfster van dit artikel en haar eenmalige collega, de vierjarige Lotte. Zij zat zingend en dromerig in de auto terug naar huis, het teken van een zeer geslaagde show.
Muziek: Peter Gillis, Alain Vande Putte, Miguel Wiels
Choreografie: Tommy Gryson
Vleugels
Regie: Stefan StaesArtiest: Hanne Verbruggen, Marthe De Pillecyn, Julia Boschman, Diego González Clark
Gezien op zaterdag 25 maart 2023 in World Forum, Den Haag
Nog te zien tot zondag 04 juni 2023
Misschien ook iets voor u
Kijken, kijken en nog eens kijken
‘O ja, al die lijnen’, zegt iemand als het over het werk van José Heerkens (geb. 1950) gaat. Lijnen, ja, maar liever nog en vooral: kleuren. Langs lijnen gelegde kleuren. Gekleurde lijnen die maken dat je een schilderij als het ware binnenkomt. Alsof je langs de lijnen loopt in een door haar ontworpen gebouw. Ruimtelijke schilderijen zijn het, kleurrijk als een landschap.
Wita Noack, directeur van het Mies van der Rohe Haus in Wenen schrijft in een essay over de natuur als terugkerend thema in Heerkens’ werk. Zij doet dat in de schitterend door Irma Boom vormgegeven en prachtig uitgevoerde catalogus bij de tentoonstelling. Noack schrijft dat Heerkens haar atelier op de grens van Zeeland en Noord-Brabant zelf heeft ontworpen. Bovendien vertoeft Heerkens graag in de natuur van IJsland, Amerika, Alaska of Letland. Zowel de ruimtelijkheid van een gebouw als de natuur ervaar je ten volle in de schitterende uitbreiding van architect Wim Quist aan het Kröller-Müller Museum, waar de tentoonstelling te zien is.
Strak abstract
José Heerkens, 2022 – L23. Pilgrimage, 2022 (detail) © Collectie kunstenaar. Foto Peter Cox.
Heerkens maakt werken in zowel klein formaat (2021-L6) als grote doeken. Alleen of in een reeks. Na een proces van kijken, voelen en denken zijn ze aandachtig vormgegeven, zoals een filmpje op haar website toont. Op dit moment zijn in Otterlo 34 doeken van haar te zien, verdeeld over vijf ruimtes. ‘Strak abstract’ noemt de kunstenares haar werk. Natuurlijk, je kunt associaties bij het werk hebben. Lijnen die een notenbalk naderen, maar dan één of twee te ‘weinig’, zodat het er drie zijn (2015-L33) of vier (2013/14-L29). Of ze doen denken aan de strepen van een vlag, de ruiten van een theedoek of de rails van een spoorwegemplacement. Associaties die klarinettist Pieter Koetsveld op een andere manier wellicht ook had, toen hij improviseerde op 2015-L33. Written Colours. In de eerste ruimte valt te horen wat hij ervan maakte.
Kijken en nog eens kijken
Heerkens schroomt niet om lijnen na het wegtrekken van een baan tape bij te kleuren of gekleurde blokjes net niet helemaal op te vullen. Het geeft de kunst iets eerlijks, iets weldadig onvolmaakts. Soms is het niet gegrondeerde doek – een niet van een grondlaag voorziene doek – er zelfs nog doorheen te zien. Alles bij elkaar stralen de schilderijen evenwicht en rust uit. Het is helder en haast contemplatief werk om naar te kijken, weer te kijken en nog eens te kijken, totdat ze hun geheimen prijsgeven.
In de laatste ruimte volgt na alle verticale en horizontale lijnen een verrassing: doeken met diagonalen. Zijn die echter soms nou nét niet helemaal recht? Is het zinsbegoocheling? Of wil Heerkens net als Léger in zijn ook niet helemaal recht op het doek gezette Les tois de Paris (1912) – tot 2 april in het Kröller-Müller Museum – dynamiek teweegbrengen, zoals publicist en curator Jurriaan Benschop in zijn essay in de al eerdergenoemde catalogus schrijft?
Ga het ontdekken in deze kleine maar fijne tentoonstelling, de derde in de reeks Met verf, na de exposities van Steven Aalders en Klaas Kloosterboer. Na deze derde editie volgt in de zomer een expositie met werk van Paul Drissen (1963).
José Heerkens: Colour – Free and Connected
Gezien in: Kröller Müller Museum, OtterloNog te zien tot: zondag 02 juli 2023
Link: José Heerkens
Misschien ook iets voor u