Muziek / Voorstelling

Teleurstellende vertolking van Schots drama

recensie: Giuseppe Verdi-Macbeth

Macbeth, een van de weinige opera’s waarin niet de liefde maar de menselijke slechtheid de hoofdrol speelt, is in deze productie een teleurstellende ervaring. De vicieuze cirkel van moord en doodslag en de tragiek van een echtpaar dat onherroepelijk ten onder gaat blijven steken in een saaie en onduidelijke regie en zangers die niet overtuigen.

In het operatijdschrift Odeon en in het begeleidende programmaboek staan grote woorden over deze opera naar het toneelstuk van Shakespeare. Regisseur Breth heeft het over ‘wezenlijke vragen van de menselijke existentie’. Het publiek moet ‘mentaal en emotioneel iets beleven’. Jan Kott schrijft: ‘Het thema is moord. Er is geen slaap meer in dit stuk, alleen nachtmerries.’ Kott gebruikt zelfs termen als ‘de ervaring van Auschwitz’ – de afgrond die gaapt wanneer alle gevoelens en morele maatstaven zijn verlaten en alle grenzen zijn overschreden.

Welcome to hell

Verdi’s donkere muziek, met de bezetting van bassen, celli en koperblazers, die ook in zijn Requiem de boventoon voeren – denk aan het beroemde Dies Irae – zal deze hel oproepen. En hoewel de teksten uit het libretto van Francesco Maria Piave het niet halen bij de inktzwarte dialogen van de Engelse meester, valt er meer dan genoeg te huiveren voor het publiek dat iets ‘existentieels wil beleven’. Het is daarom teleurstellend dat van bovengenoemde pretenties weinig tot niets wordt waargemaakt in deze productie. Een starre regie, waarin personages die niet lijken te weten wat ze zingen van links naar rechts en terug over het toneel wandelen. Decors die geenszins het mistige, onheilspellende landschap oproepen van bergen en heidevelden, die in de loop van het drama rood kleuren van vergoten bloed. In deze voorstelling zijn het twee ‘locaties’ die voortdurend, door het vallen van het voordoek en een minutenlang onderbreken van verhaal en muziek, gewisseld worden.

Boerenkoolveld

Het ene is een aankomsthal van een middelgroot vliegveld met door de glazen ruiten uitzicht op een boerenkoolveld. Dit is het domein van de heksen en dient tevens als slagveld. Een met enorme matrassen gecapitonneerde zaal waar een leeg kinderbed en een speelgoedbeer (hoe cliché kun je kinderloosheid verbeelden?) vormt het kasteel Dunsinane, waar de valse Lady Macbeth haar weifelachtige echtgenoot tot moorden aanzet. Nog afgezien van het feit dat een vals karakter niet hoeft in te houden dat je ook vals gaat zingen, en dat weifelachtigheid niet betekent een totaal gebrek aan dramatische zeggingskracht, zijn deze twee mensen een duf stel. Invalster Amarilli Nizza en de wat hulpeloze Scott Hendricks doen hun best. Maar ze willen maar niet tot leven komen als het machtsbeluste echtpaar dat het lot een handje wil helpen en na de eerste moord in een helse draaikolk belandt.

Brouwsels zonder heksenketel

Onbegrijpelijk is ook waarom Macbeth, die tijdens de ‘banketscène’ bezoek krijgt van de geest van de door hem vermoorde wapenbroeder Banco, als dronkenman wordt opgevoerd. Die hallucinatie is gewetensnood en juist geen gevolg van overmatige alcoholconsumptie! En aan het begin van de derde akte, waar de heksen hun brouwsels vervaardigen, onder het zingend opnoemen van de vieze ingrediënten, zien we een aantal compartimenten van voornoemde aankomsthal, waar de hellevegen in oude kranten bladeren. En waarom wordt de brief met de onheilsboodschap aan Lady Macbeth niet door haar zelf voorgelezen? Het vormt het begin van haar waanzin.

Zelden werd lichamelijke en geestelijke destructie zo onduidelijk en terloops gevisualiseerd. Een concertante uitvoering, met het, zoals gewoonlijk, fantastisch zingende koor, het goed spelende orkest en de paar vocale uitschieters (Wookyung Kim als Macduff en Vitalij Kowaljow als Banco) had meer indruk gemaakt. Jammer!

Voorstellingen op 12, 15, 18, 22, 25 en 28 april

Theater / Voorstelling

Shakespeare in Seattle

recensie: Dood Paard – Macbain

In de kolderieke Paradevoorstelling Club 27 voerde Gerardjan Rijnders de uitgezakte geesten van enkele roemruchte rocksterren op, die op hun zevenentwintigste het leven lieten. Te midden van onder meer Janis Joplin en Jim Morrison schitterde een naam door afwezigheid: Kurt Cobain, de frontman van Nirvana, die zichzelf op 5 april 1994 met een jachtgeweer de dood in joeg. Rijnders is hem niet vergeten. Integendeel: in Macbain trekt hij parallellen tussen de levens van Cobain en zijn eega Courtney Love en Shakespeares bloederige tragedie Macbeth.

Macbeth krijgt plots het koningschap van Schotland in zijn schoot geworpen, Cobain wordt de stem van een generatie tegen wil en dank. Beiden voorvoelen dat deze situatie onhoudbaar is. Ze worden allebei gespeeld door Gilles Biesheuvel, bijgestaan door Manja Topper als onder andere Love en Lady Macbeth. De voorstelling is dialectisch opgebouwd in drie delen: een gedeelte over Cobain en een fragmentarische introductie tot Macbeth leiden in het derde deel tot de creatie van de tragische titelheld.

Gekeuvel en gekrijs

Het eerste deel is gebaseerd op interviews met Cobain en Love. Al bankhangend springen ze melig van de hak op de tak. Love pocht met de acteurs die ze heeft ontmoet en de bands die haar geïnspireerd hebben, Cobain bespreekt zijn ADHD, zijn puberjaren, zijn tanende inspiratie en zijn gewoonte om een zonnebril te dragen uit angst voor slechte foto’s. De paradox is duidelijk: hoe ongeëngageerder, ongeïnspireerder en nihilistischer ze zich tonen, hoe meer ze een spreekbuis worden voor een generatie.

Hierna volgt een gefragmenteerde opsomming van Macbeth, waarin Biesheuvel en Topper, als twee kinderen die vanachter de bank poppenkast spelen, afwisselend de heksen, Macbeth, Lady Macbeth en een zwik aan randpersonages opvoeren. Ondanks het soms inventieve gebruik van speelgoedattributen (stokpaardjes, poppen, een Mega Mindymasker) is dit gedeelte een zware zit. De korte scènes zijn hysterisch, krijserig en wekken eerder verwarring en ergernis dan dat ze een heldere of komische inleiding op de tragedie zijn. Zelfs een koddig arrangement van Smells Like Teen Spirit op z’n Purcells brengt geen redding.

Een troosteloze synthese

In het derde deel komen de twee verhalen samen. Het kersverse koningskoppel hangt weer op de bank, wachtend tot de voorspellingen van de heksen uitkomen: de koning zal niet worden verslagen tot het woud tegen hem oprukt, geen man die uit een vrouw is geboren zal hem ooit kunnen verslaan. Geborgenheid kunnen ze elkaar niet meer bieden en gaandeweg slaat hun arrogantie om in paranoia, tot ze uiteindelijk blasé en murw hun noodlot accepteren.   

Rijnders’ dialoog, hier en daar gelardeerd met parafrases van Cobains teksten, is afwisselend poëtisch en rauw, maar heeft het probleem dat de trage treurnis van de tekst de teneur van het stuk gaat bepalen. De meeste spanning komt niet voort uit het gekift van Biesheuvel en Toppers, maar uit het toneelbeeld. Boven de hoofden van de koning en koningin hangt het zwaard van Damocles in de vorm van een glasplaat met bestek, waarvan de schaduwen op de vloer de takken van het naderende woud vormen.

Ongelukkige samenkomst

In zijn zelfmoordbrief citeerde Cobain uit een nummer van Neil Young: ‘It’s better to burn out than to fade away.’ Helaas, hoewel de voorstelling op weg naar het einde wel degelijk mooie momenten kent, kwijnt deze toch langzaam weg. Nu is dit dramaturgisch volledig verantwoord – het koninklijk paar wacht eenzelfde lot – maar interessant theater levert het te weinig op. Hoe sterk Shakespeares tragedie en Cobains muziek afzonderlijk ook kunnen zijn, het nieuwe geheel is minder dan de som der delen. 

Film / Films

Compassie met de buitenbeentjes

recensie: Olive Kitteridge

Vergeet even de met pure testosteron geïnjecteerde oneliners van Frank Underwood. Er wordt wel meer moois gemaakt dan House of Cards alleen. Na al die bekvechtende alfamannetjes en –vrouwtjes komt een serie over hele gewone mensen met alledaagse gebreken als een verademing.

~

De HBO-miniserie Olive Kitteridge – vier delen van een uur – is gebaseerd op een Pullitzer-prijs winnende bundel korte verhalen; Winter van Elizabeth Strout.  Strout beschrijft de worsteling met het leven van een aantal bewoners van een kustplaatsje in New England. Centraal in de verhalen én de tv-serie staat Olive Kitteridge, een bovenmatig intelligente maar enigszins depressieve wiskundelerares.

Prullenbak


~

Je mag het gerust een moedige keuze noemen van regisseur Lisa Cholodenko (van het lesbodrama The kids are allright): een hoofdpersoon kiezen die, op het eerste gezicht, niet bepaald sympathiek is. Olive is genadeloos eerlijk, ze geeft niets om sociale conventies en vindt het maar wat moeilijk om haar zoon Christopher en haar altijd optimistische man Henry van enige genegenheid te voorzien. Zijn goedbedoelde cadeautjes belanden een uur later alweer in de prullenbak.

Maar, gaandeweg ontdekken we dat achter die façade van botheid en cynisme ook een groot hart schuil gaat. Olive, erfelijk belast met depressie, voelt compassie met buitenbeentjes en losers en kan slecht tegen onrecht. Cholodenko schetst aan de hand van vier episodes, gespreid over meerdere decennia, het leven van de familie Kitteridge en enkele dorpsbewoners. Een bestaan waarin noodlot, dood, overspel en misdaad een rol spelen. Dat klinkt loodzwaar, maar met geestige scènes – Olive die een zak pinda’s leegknabbelt tijdens de huwelijksvoltrekking van haar zoon – is de toon vooral tragikomisch. Je lacht om niet te hoeven huilen.

Subliem ensemble


~

Deze ontpopping is meesterlijk aan Olive Kitteridge. Aanvankelijk lijken we te doen te hebben met klagerig gootsteendrama en lastige personages. Maar, gaandeweg groeit steeds verder de compassie met deze gemankeerde mensen.

Het helpt daarbij enorm dat Cholodenko de beschikking heeft over een subliem ensemble karakteracteurs. Frances McDormand speelt de weerbarstige Olive en Richard Jenkins is de vrolijke apotheker Henry die iets te graag aardig gevonden wil worden. In de laatste aflevering mag Bill Murray schitteren als een uitgebluste playboy. Hoewel  het alle drie acteurs zijn die we zelden op een slechte uitvoering van hun rol hebben kunnen betrappen, stijgen ze hier naar grote hoogte.  

 

Theater / Voorstelling

De grootmeester komt nog eenmaal tot leven

recensie: Servaes Nelissen - Mijn vader was poppenspeler

Servaes Nelissen wordt bij zijn opkomst direct met een warm applaus ontvangen door zijn publiek en neemt ons mee in een wereld vol herinneringen aan zijn overleden vader Jan Nelissen – een legende die kan worden beschouwd als de grondlegger van het naoorlogse poppentheater in Nederland. Als verhalenverteller heb je aan Servaes zeker geen slechte: het is vanaf het eerste moment duidelijk dat zijn komisch talent met de paplepel is ingegeven.

Als kleine jongen reisde Servaes al stad en land af in het rode Citroënbusje van zijn vader. Hierin speelde Jan zijn voorstellingen en zoonlief mocht helpen met de techniek. Vol trots keek Servaes toe hoe zijn vader de kost verdiende ‘door met zijn handen in de lucht te staan’ en leerde hij de geheimen van het vak kennen. Hoewel Servaes lange tijd niet wist of poppentheater nu wel werkelijk een vak is en hij zijn leeftijdsgenootjes liever niet over het beroep van zijn vader vertelde, spreekt hij nu juist zijn verwondering uit en treedt hij zelfs in zijn voetsporen. Zo nu en dan maakt zijn verwondering plaats voor een kritische noot, maar ironisch genoeg lijkt hij daardoor nog sterker op zijn vader, die zijn mening ook niet onder stoelen of banken stak.

~

‘Het gaat om wat je niet ziet, maar wel voelt – de kracht van de illusie.’
Het decor is sober ingericht met een poppenkast en een bescheiden tafel met stoel. Twee koffers vol poppen staan veelbelovend klaar en de tafel wordt gesierd door een miniatuuruitvoering van het welbekende busje. Onder luid gelach geeft Servaes toe wat gespannen te zijn, omdat zijn vader hem vanuit het publiek op de vingers kijkt. Opvallend is de ontroerende wijze waarop Servaes nog steeds zijn vader durft te jennen en uit te dagen en hoe eerlijk hij het gesprek met hem durft aan te gaan. Jan keert terug op het toneel in de vorm van een pop en komt tot leven in de handen van zijn zoon. Zelf schakelt Servaes ijzersterk tussen de dialoog met het publiek en zijn poppen en verschijnt ook hijzelf in de vorm van een pop ten tonele in de poppenkast. Samen stelen vader en zoon de show en wordt door middel van verhalen, poppenspel, dia’s en foto’s een kleurrijk portret geschetst van de eens zo harde werker met een zeer bewogen levensgeschiedenis. We gluren door de poppenkast naar Jans leven vol idealistische ambitie, spanning, drank en anekdotes. Keer op keer weet Servaes de magie van het poppenspelen tot een hoogtepunt te brengen om deze vervolgens weer net zo hard te verbreken.

Een kast vol herinneringen
Wanneer Servaes tussen de poppen uit koffers zijn moeder tevoorschijn tovert, vertelt hij hoe ze samen drie jaar na zijn vaders dood op een poppententoonstelling erachter kwamen dat Jan al veel te snel in de vergetelheid was geraakt. In een kast op de donkere zolder van het Theater Instituut lag de verzameling poppen in slechte staat te verstoffen. Inmiddels wordt deze verzameling klimatologisch bewaard in een depot op een industrieterrein waarop Servaes stelt: ‘Hun stem en publiek zijn verloren. Je kunt ze beter begraven. Ze zijn dood.’ Jan vindt dit een uitstekend idee (‘Dát is een scène, jongen!’) en vervolgens is in de poppenkast te zien hoe de twee weten in te breken in het Theaterdepot om de poppen te stelen; de herinneringen komen weer in handen van de rechtmatige eigenaren.

~

‘Dit zijn geen rekwisieten, dit zijn personages. Deze poppen hebben ooit geleefd.’
Als laatste eerbetoon aan zijn vader geeft Servaes de poppen hun laatste rustplaats in het familiegraf. Een enigszins absurde vertoning in de poppenkast die op de lachspieren werkt, maar tegelijkertijd weet te ontroeren – de grote kracht van Servaes. De voorstelling eindigt met bewegende beelden van de familie Nelissen waarop onder andere te zien is hoe Jan zijn befaamde busje inlaadt. Even lijkt het alsof je er ook een beetje bij bent geweest. Ook al is Servaes dan niet zo religieus als zijn vader (‘Bid voor deze kleine kunstenaar’), laten we in ieder geval hopen dat zijn vader vanavond echt in het publiek zat. Het doek van de poppenkast gaat dicht en met een gevoel van heimwee verlaat het publiek de zaal.

Film / Films

Europese Miyazaki

recensie: Song of the Sea (Het lied van de zee)

.

De Ierse animator en regisseur Tomm Moore liet zijn talent vijf jaar geleden al zien met de The Secret of Kells, een kunstige animatiefilm die doordrenkt was van Ierse folklore. Zijn nieuwe creatie Song of the Sea past op het eerste gezicht in dat patroon.

~

Maar wie verwacht dat Saoirse’s sprookjesachtige ontdekkingstocht het centrale verhaal is, zal worden verrast door de gelaagde narratief van deze film. Het fabelachtige wordt weerspiegeld in het aardse, en andersom. De boosaardige uilenheks Macha vertoont verdacht veel gelijkenissen met de oma van Ben en Saoirse. Zij meent te weten wat het beste voor hen is en neemt hen mee naar de stad, weg van hun vader. Conor wordt op zijn beurt verteerd door verdriet om zijn verloren geliefde (zo erg dat hij eigenlijk geen liefde meer kan geven aan zijn kinderen), net als de in een berg veranderde reus waar hij naast woont.

De persoon die deze twee werelden verbindt is de echte held van het verhaal: Ben. Saoirses lot om de verborgen feeënwereld te redden uit de bedrukkende moderniteit is verpakt in Bens poging om samen met haar de weg van oma’s stad terug naar huis te vinden. Ondertussen maakt hij de grootste persoonlijke groei door. Hij begint het verhaal als bittere en bij vlagen gemene broer, maar gaandeweg beseft hij dat het niet Saoirses schuld is dat hij zijn moeder heeft verloren. Uiteindelijk trotseert hij de uilenheks en overwint hij zelfs zijn angst voor water om zijn zusje te redden.

Subtiel


Dit emotionele verhaal verpakt in Ierse folklore en een hero’s journey blinkt uit vanwege de narratieve subtiliteit, niet op de minste plaats in de aanvankelijk moeizame verhouding tussen Ben en Saoirse. Ben zelf is de ideale hoofdpersoon. Ondanks zijn persoonlijke tekortkomingen blijft hij sympathiek door zijn eigenaardigheden – zoals zijn walkman met hardrockmuziek en de vreemde 3D-bril die hij overal mee naartoe neemt – en de band met zijn hond Cú.

Betoverend


Ook worden we getrakteerd op betoverende beelden en prachtige muziek van Bruno Coulais en Kila. Dat alleen is de anderhalf uur al meer dan waard, zoals ook bleek bij de vorige film van Moore. Maar omdat The Secret of Kells een persoonlijk en emotioneel verhaal miste, is Song of the Sea nog vele malen beter. De combinatie van folklore, wonderlijke animatie en persoonlijke verhalen maakt de vergelijking met de inmiddels beroemde animator Hayao Miyazaki (Spirited Away, Howl’s Moving Castle, Princess Mononoke) bijna voor de hand liggend. Song of the Sea bewijst in ieder geval dat Tomm Moore een soortgelijke status verdient.

Film / Films

Komedie vol haardtegelwijsheden

recensie: Hector and the search for happiness

Peuterpuberteit, quarterlife crisis, dertigersdilemma, midlife crisis; van de wieg tot het graf beleven we als moderne mens elk decennium een diepe mentale inzinking. Zo ook de hoofdpersoon uit Hector and the search for happiness.

Deze Hector is een nogal saaie psychiater van onbestemde leeftijd die een zeer geregeld luxeleventje leidt, inclusief aantrekkelijke carrièrevrouw. Zij doet iets in de marketing van verslavende depressieremmers. Haar bazen roemen haar omdat ze nooit het woord zwangerschapsverlof in de mond neemt.

Zo’n bestaan gaat natuurlijk wringen. En het begint tot Hector door te dringen dat er misschien meer is in het leven dan het beantwoorden van elke vraag van een patiënt met een wedervraag. Het antwoord vindt hij in de stripboeken van Kuifje, met wie hij, dankzij zijn ronde hoofd en bijpassende haardracht, een opvallende gelijkenis vertoond.

Miskleun

En dus laat Hector zijn carrièrevrouw in vertwijfeling achter en gaat hij onder het mom van wetenschappelijk onderzoek – ‘wat maakt andere mensen eigenlijk gelukkig’- op wereldreis. Wat volgt is een reeks avonturen en ontmoetingen op verschillende werelddelen.

Regisseur Peter Chelsom doet in Hector and the search for happiness een nogal geforceerde poging om een olijke komedie vol universele waarheden te maken. Hoofdrolspeler Simon Pegg grossiert in de betere komische rollen, van Shaun of the dead tot The World’s End, maar voegt hier een stevige miskleun toe aan zijn cv.

Gelukskoekjes

De nogal seksloze Pegg moet een womanizer verbeelden die op elk continent de vrouwen van zijn tengere lijf moet slaan. De bewust kunstmatige en cartooneske scènes ontsporen steeds in haardtegelwijsheden die Hector als moraal van het verhaal na iedere episode in zijn onderzoeksschriftje noteert. Een martelscène in Afrika en de Chinese nacht met een gedwongen prostitué zijn dan weer vreemde dissonanten in dit panisch optimistische verhaal.

De eindconclusie dat ‘het gras bij de buren altijd groener is’ en ‘dat je blij moet zijn met wat je hebt’ gaven deze recensent in ieder het gevoel alsof iemand hem zojuist had gedwongen een kingsize verpakking Chinese gelukskoekjes naar binnen te proppen.

Boeken / Non-fictie

Digitale dystopie

recensie: Hans Schnitzler - Het digitale proletariaat

Het digitale proletariaat is op een urgente en dringende wijze geschreven. In hoog tempo scheert Hans Schnitzler langs de afgrond van een digitale dystopie, waarbij hij deze aanraakt, maar niet vastpakt. Een pessimistisch verslag over de schaduwzijde van de digitale vooruitgang.

De meeste mensen op straat zullen maar wat enthousiast reageren op de geneugten die alle digitale nieuwigheden met zich meebrengen. Men is wellicht nog huiverig over een noviteit als Google Glass, maar de meeste apps worden kritiekloos gedownload. Daarnaast is vrijwel iedereen in Nederland op een of andere wijze verbonden met sociale media. Nederland kent een ongekend hoge internetdichtheid en inmiddels ook een smartphonedichtheidsgraad. Auteur Hans Schnitzler is zowel niet actief op sociale media, als een van de weinigen zonder smartphone. Vanuit deze positie geeft hij met Het digitale proletariaat een tegengeluid bij  de digitale halleluja. Niet onbelangrijk, met de recente berichtgeving rondom het NSA-afluisterschandaal en de steeds verdere toe-eigening van Facebook van onze identiteit en individualiteit in het achterhoofd.

Een noodzakelijk geluid
Elke beweging kent haar tegenbeweging. Bij de digitale ontwikkelingen zijn de kritische geluiden over het algemeen gemarginaliseerd en gebagatelliseerd, aldus Schnitzler. De ‘nerds’ uit Silicon Valley ontwikkelen in zo’n hoog tempo nieuwe gadgets en applicaties, dat we nauwelijks tijd hebben te beseffen wat er allemaal gaande is en wat de teloorgang van onze privacy inhoudt. Apps werken normatief; de scripts van waaruit ze geschreven zijn impliceren hoe we ons moeten gedragen. Door de toenemende dwang tot transparantie (zoals van Facebook), voelen we ons gedwongen in een onzichtbaar keurslijf te lopen. Of, zoals Schnitzler zelf in een uitzending van Het filosofisch kwintet zei: ‘Het is alsof we ons tussen onzichtbare wanden begeven.’ Met de algoritmisering van ons doen en laten op internet kunnen advertenties steeds meer op maat en op basis van onze zoekgeschiedenis op ons afgevuurd worden. We denken op onze wenken bediend te worden, maar, hierin zit Schnitzlers kritiek, we raken meer en meer afgevlakt en eendimensionaler. In alleen aangeboden krijgen op basis van wat we eerder zochten, blijven de verrassingen uit. Verrassingen die je in een middagje neuzen in een boekenantiquair wel zou opdoen.

Niet voor niets trekt Schnitzler dan ook de vergelijking met het proletariaat en de filosofie van Karl Marx. Hij was immers een van de eerste filosofen die nadacht over de verweving van de mens met diens techniek. En de mens is van nature een technisch wezen, zie bijvoorbeeld de toepassing van het vuur, al vroeg in onze ontwikkeling.

Faustiaans pact
Daarnaast noemt Schnitzler onze kritiekloze toe-eigening van al die digitale technologie zonder reflectie een faustiaans pact. Voor je het weet hebben we ons meest unieke en kostbare bezit, de ziel, verpacht voor wat gebruiksvriendelijkheid via de smartphone. Hierin laat hij ook zijn psychologische tanden zien, want hij onderkent terecht het gevolg van opgroeien zonder frustratietolerantie. Dat leidt maar al te gauw tot ongerichte en basale agressie. Dat Schnitzler dit koppelt aan wat hij noemt ‘primitieve’ culturen, is echter te kort door de bocht, want die zogenaamde ‘primitieve’ culturen zijn vaak veel beter in staat tot het kanaliseren van onderbuikemoties dan dat wij dat tegenwoordig nog kunnen – getuige de enorme hoeveelheid bedreigingen die in reacties op nieuwsberichten te lezen valt.

Digitale tyrannie
Ondanks die scheldkanonnades is er tegelijkertijd een steeds grotere digitale, sociale controle, die Schnitzler plaatst in het discours van Foucault en diens ‘panopticon’. In het oorspronkelijke idee van de filosoof Bentham kende het ‘panopticon’ zijn functie binnen een koepelgevangenis. Alle cellen waren rondom een toren gebouwd, waarin zich cipiers bevonden. Maar in tegenstelling tot de cellen, die zichtbaar waren, was de koepel afgezet met geblindeerd glas. Je kon als gevangene dus nooit weten of en wanneer je bespied werd. Met het NSA-afluisterschandaal is ons iets soortgelijks overkomen. Met fenomenen als identiteitsfraude kun je zomaar, zonder schuld, beschuldigd worden van ernstige staatsgevaarlijke praktijken. Probeer dan maar eens je onschuld te bewijzen!

De vele waarschuwingen en overdenkingen roepen op tot bezinning en reflectie. Dit boek verdient nadere verdieping, maar kent ook een aantal problemen. Zo is er de hoge dichtheid van ingewikkelde termen en neologismen. Hiervan zijn sommigen overigens wel leuk gevonden, zoals de ‘gordijnmentaliteit’. Er wordt gerefereerd aan de steeds grotere hang naar transparantie door grote bedrijven als Google en Facebook. Dat zouden we kunnen dichten met een denkbaar gordijn, maar de gebruikers aan de andere kant van het gordijn houden dit ook maar wat graag open, omwille van gebruiksgemak. In de gordijnmentaliteit klinkt een blindheid voor de schaduwzijde van algehele transparantie door. Alleen al om die reden zou dit boek gelezen moeten worden, zij het dat door de cultuurpessimistische, demagogische en soms cynische teneur van de schrijver heen gelezen moet worden. Deze negatieve, zeurderige toon maakt dat de auteur de urgentie van zijn boodschap afzwakt, want je voelt je haast bezwaard nog langer gebruik te maken van sociale media, zonder dat je een alternatief geboden krijgt.

Muziek / Album

Verwarde geest

recensie: Okieson - The Moment You're Airborne

Okiesons vierde album, The Moment You’re Airborne, is niet een logisch vervolg op zijn vorige album Some One ‘N Some What. De rootsy geluiden wijken flink om ruimte te bieden aan het experiment.

Sebastiaan van Bijlevelt heeft in zijn eigen Galloway Recording Studio in Nijmegen de inspiratie de vrije loop gelaten bij het componeren en uitvoeren van zijn nieuwste album. In een mailwisseling laat hij – op de opmerking dat het geen makkelijk album is geworden – weten: “Dit is wat eruit kwam!”. Van de luisteraar wordt een flinke inspanning gevraagd om dit album te doorgronden.

Nauwelijks een compositie

Het voordeel van moeilijke albums is dat je erin wordt vastgezogen als je je eenmaal de moeite hebt getroost om helemaal in zo’n album te duiken. De pracht van dergelijke albums geeft zich niet gemakkelijk prijs, gesteld natuurlijk dat die pracht en kwaliteit aanwezig is. Soms wordt de inspanning ook niet geheel beloond, zoals in dit geval. Van Bijlevelt heeft echter in het verleden krediet opgebouwd, waardoor een extra inspanning wel van de luisteraard kan worden gevraagd, maar wie met dit album pas kennis komt maken met Okieson wordt aangeraden om eerst bij het oudere werk ten rade te gaan – tenzij men het experiment niet schuwt.

Dit experiment horen we direct aan het begin van The Moment You’re Airborne. Het album opent met een soort soundscape waarin we geluiden horen en geschreeuw in een grote ruimte. ‘Trash In The Eye’ valt nauwelijks een compositie te noemen, terwijl het daaropvolgende nummer ‘Boards Of Oak’ weer heel goed aansluiting vindt bij het oudere werk van Van Bijlevelt.

Oase van rust

Dat we ons niet te snel blij moeten maken met composities die een duidelijke kop en staart hebben, laat Okieson al snel merken. ‘You’re Better Off’ is een depressief nummer, dat eigenlijk als toevoeging aan de titel het woord ‘Dead’ moet hebben. Daarna worden we weer helemaal op het verkeerde been gezet met ‘Fuck That Shit’, dat ook helemaal vol zit met uitroepen van die titel. Dit is overigens een nummer dat al zo’n twee jaar geleden op YouTube verscheen en dit roept de vraag op in welke periode het materiaal is opgenomen.

‘Girl Like You’ is een ballad en daarmee een oase van rust in de woestijn van geluiden die net is gepasseerd. Een verademing in de verwarde wereld van Okieson’s The Moment You’re Airborne (After Driving Off A Cliff), zoals het album helemaal voluit heet.

Het album kent bijzonder ingetogen momenten naast uitzinnige experimenteerdrang of een exploderende passages in ‘Lorelei’. De luisteraar wordt steeds op het verkeerde been gezet. ‘Onderhoudend’ is misschien wel het woord dat dit nieuwe werk van Okieson het beste beschrijft.

Boeken / Achtergrond
special: Kunstschrift - De wereld van Giotto

De vroegste verbeelder der menselijkheid

Sta voor een fresco van Giotto en vergaap je aan de fijngevoelige houdingen, de zachte blikken en de uitzondelijke uitvoering. Gemaakt in de late Middeleeuwen, toen de Heilige Stoel nog de absolute regisseur was van wat de mensheid te zien kreeg en de religieuze afbeeldingen strak, plat en hoogstens informatief dienden te zijn. Kunstschrift wijdt een prachtige editie aan deze tovenaar van Toscane.

Dat één man plotseling een wereld van gevoel kon uitbeelden is natuurlijk niet waarschijnlijk. Er zijn er meer geweest: de omstandigheden waren goed en er zat een wat vrijzinniger paus op de troon die de hoofdzakelijk analfabete bevolking met uitbundiger plaatwerk tot geloof wilde brengen. Maar Giotto di Bondone (1267-1337) was een eenling tussen de vele kunstenaars, zijn bijzondere inzicht en magistrale manier van uitvoering waren uniek in zijn tijd. En in de eeuwen die volgden.

Capella degli Scrovegni (Arenakapel) Padua

Capella degli Scrovegni (Arenakapel) Padua

Arenakapel

In een zorgvuldig samengestelde uitgave laat Kunstschrift zien hoe de invloed van Giotto tot in onze tijd nog verwondering wekt. De losse artikelen van verschillende deskundigen brengen de belangrijkste thema’s voor het voetlicht: hoe er over Giotto werd gedacht en geschreven in zijn eigen tijd, wat zijn bijzondere inbreng was in de schilderkunst, een helder stuk over de frescotechniek en een vergelijking met de kunstenaars die hij als tijdgenoten kon beschouwen.

Als rode draad door de artikelen voert de redactie de Capella degli Scrovegni – bekend als de Arenakapel – in Padua op. Hier heeft Giotto in de jaren rond 1303 het gehele interieur met fresco’s gevuld. Het is een uitzonderlijk schouwspel van zijn kunnen, ternauwernood in complete staat bewaard gebleven en zeer fraai gerestaureerd. In de bescheiden ruimte is de hemelkoepel helblauw geschilderd, met gouden sterren bestrooid, en zijn de wanden overdekt met voorstellingen die belangrijke scènes uit de Bijbel uitbeelden.

De doop van Christus in de Jordaan, 1303-1305

De doop van Christus in de Jordaan, 1303-1305

Buon fresco

De als in een stripverhaal opeenvolgende rijen schilderingen zijn door de kunstenaar met grote zorgvuldigheid aangebracht. Zijn techniek van de buon fresco (de ‘ware fresco’, waarbij de pigmenten worden aangebracht in de natte kalklaag) is ongeëvenaard. Als het verhaal om een speciaal detail vraagt, zoekt de schilder naar een alternatieve werkwijze om het effect zo groot mogelijk te laten zijn. Dat is goed te zien in de afbeelding De doop van Christus in de Jordaan waar Giotto de in de rivier staande Christus half overschildert met een transparante laag in de secco-techniek (‘droge fresco’) om zo het water op realistische wijze weer te geven.

Giotto’s vernuft is ook te zien in de ogenschijnlijk simpele verbeelding van het natte haar van de gedoopte Jezus. Waar op andere afbeeldingen de Heiland een dikke bos krullen heeft, weet de kunstenaar hem in de doopscène een haast druipend hoofd te geven. Het gaat hier niet om de plotselinge openbaring van een realistische weergave – Giotto keek natuurlijk ook om zich heen – maar om het talent, de kunde én het lef om deze werkelijkheid te kunnen verbeelden. In een tijd waar in de ontluikende schilderkunst de zogenaamde maniera greca (de Byzantijnse ‘platte’ stijl) nog in zwang is, introduceert Giotto nieuwe elementen als schaduwwerking en kleur, perspectief en diepte, assymetrie in compositie en niet te vergeten: hij brengt emotie in de afgebeelde personen.

Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort (detail), 1303-1305

Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort (detail), 1303-1305

Joachim en Anna

Een van de prachtigste voorbeelden daarvan, met een groot detailspread in Kunstschrift, is het onderdeel Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort. Dit apocriefe verhaal gaat over de ouders van de maagd Maria en hun aanvankelijke kinderloosheid. Als Anna op hoge leeftijd alsnog zwanger wordt, ontmoet ze haar man Joachim en vertelt hem het heuglijke nieuws. De zoen die dan volgt, de innige omhelzing en de gelukzalige blikken in de ogen van de geliefden worden door Giotto in een ongekende schoonheid op de muur geplaatst. De wijze waarop Anna haar handen om het hoofd van Joachim vlijt, hoe hun ogen elkaar ontmoeten, behoren tot de meest ontroerende momenten in de kunstgeschiedenis. Dat is in de vroege veertiende eeuw de nieuwe kracht van Giotto: hij laat voor het eerst mensen mét elkaar zien in plaats van naast elkaar.

Kunstschrift brengt de wereld van Giotto op een heldere en ruim geïllustreerde wijze. De auteurs hebben zich ingespannen om tot een leesbare en onderhoudende introductie te komen; voor wie hierna nog meer de diepte in wil, wende zich tot boekhandel of bibliotheek. Of gaat naar Italië, naar de spaarzame plekken waar Giotto nog tot op de dag van vandaag de muren betovert.

Muziek / Album

Nu al een van de beste albums van het jaar

recensie: Suzanne Jarvie - Spiral Road

Het verhaal van Suzanne Jarvie is bijzonder genoeg om gehoord te worden. Met Spiral Road zet ze een album neer dat muzikaal gezien tussen country en Americana in zweeft, terwijl ze soms ook country-rock laat horen.

Wie de stijl van Jarvie wil vergelijken met die van anderen, komt al snel uit bij Emmylou Harris en Lucinda Williams. Dat zijn geen kleine namen om mee te worden vergeleken als je net met een debuut de arena betreedt. In oktober vorig jaar kwam dit album reeds in de USA uit, maar vanaf half februari mogen we ook in Nederland genieten van dit bijzondere album, dat inmiddels bij liefhebbers veel opzien baart.

 Onderbewust en emoties

 Suzanne Jarvie maakt met Spiral Road een heel bijzonder en vooral persoonlijk album. Veel liedjes zijn geïnspireerd op het miraculeuze herstel van haar veertienjarige zoon, die zwaar hersenletsel opliep bij het vallen van een hoge wenteltrap. Was dit ongeval niet voorgevallen dan was Jarvie waarschijnlijk nooit meer muziek gaan maken. Terwijl ze als tiener wel met muziek bezig was, koos ze er toch voor om naar de universiteit te gaan en een carrière in het criminaliteitsonderzoek te starten. Naast het moederschap van vier kinderen was er geen ruimte en geen ambitie meer voor het maken van muziek.

Terwijl haar zoon in diepe coma was geraakt na het noodlottige ongeval, hoorde Jarvie plots melodieën in haar hoofd. Ze pakte haar gitaar en zonder moeite ontsproten haar liedjes uit haar onderbewustzijn, vermengd met de emoties van het moment. In de maanden die volgden bleven de liedjes maar uit haar handen en hoofd gutsen.

Ondertussen herstelde haar zoon heel langzaam, tegen alle doktersvoorspellingen in. Het sterkte haar en haar gezin om naast de heling van hun zoon ook het magische wonder van de liedjes een vervolg te geven.

 Persoonlijk en heftig

 Samen met producer en multi-instrumentalist Hugh Christopher Brown maakte Jarvie de ruwe, diepe, persoonlijke en vooral pijnlijke liedjes tot haar debuutalbum Spiral Road. Het eerste liedje ‘Before and After’ was ook het eerste liedje dat spontaan in twintig minuten ontstond zoals hierboven geschetst. Dit tot volle verbazing van Jarvie zelf. Een ooit gesloten deur was op bijzondere wijze geopend en dit bleek niet een eenmalige exercitie te zijn.

Wie alleen al de titels leest met het bovenstaande verhaal in gedachten, leest de emotie die zich binnenin de liedjes bevindt. De titels ‘Spiral Road’, ‘Never Gonna Stop’, ‘Tears of Love’, ‘Angel of Light’, ‘Love Is Now’ en ‘Wait For Me’ spreken al boekdelen. Wanneer je als luisteraar nog dieper in de muziek van Jarvie duikt, beleef je een schat aan mooie en persoonlijke momenten van deze zangeres.

Het album verovert na eenmaal aandachtig luisteren direct een plaatsje bij andere albums die je regelmatig terug wilt horen. Met Spiral Road is er een nieuwe Suzanne Jarvie opgestaan. Laten we hopen dat haar inspiratie niet stopt bij dit debuut, want dit album mag tot een van de beste van dit jaar worden gerekend. Het zal moeilijk zijn om in dit genre zo’n persoonlijk en heftig album te overtreffen.