Film / Films

Komedie vol haardtegelwijsheden

recensie: Hector and the search for happiness

Peuterpuberteit, quarterlife crisis, dertigersdilemma, midlife crisis; van de wieg tot het graf beleven we als moderne mens elk decennium een diepe mentale inzinking. Zo ook de hoofdpersoon uit Hector and the search for happiness.

Deze Hector is een nogal saaie psychiater van onbestemde leeftijd die een zeer geregeld luxeleventje leidt, inclusief aantrekkelijke carrièrevrouw. Zij doet iets in de marketing van verslavende depressieremmers. Haar bazen roemen haar omdat ze nooit het woord zwangerschapsverlof in de mond neemt.

Zo’n bestaan gaat natuurlijk wringen. En het begint tot Hector door te dringen dat er misschien meer is in het leven dan het beantwoorden van elke vraag van een patiënt met een wedervraag. Het antwoord vindt hij in de stripboeken van Kuifje, met wie hij, dankzij zijn ronde hoofd en bijpassende haardracht, een opvallende gelijkenis vertoond.

Miskleun

En dus laat Hector zijn carrièrevrouw in vertwijfeling achter en gaat hij onder het mom van wetenschappelijk onderzoek – ‘wat maakt andere mensen eigenlijk gelukkig’- op wereldreis. Wat volgt is een reeks avonturen en ontmoetingen op verschillende werelddelen.

Regisseur Peter Chelsom doet in Hector and the search for happiness een nogal geforceerde poging om een olijke komedie vol universele waarheden te maken. Hoofdrolspeler Simon Pegg grossiert in de betere komische rollen, van Shaun of the dead tot The World’s End, maar voegt hier een stevige miskleun toe aan zijn cv.

Gelukskoekjes

De nogal seksloze Pegg moet een womanizer verbeelden die op elk continent de vrouwen van zijn tengere lijf moet slaan. De bewust kunstmatige en cartooneske scènes ontsporen steeds in haardtegelwijsheden die Hector als moraal van het verhaal na iedere episode in zijn onderzoeksschriftje noteert. Een martelscène in Afrika en de Chinese nacht met een gedwongen prostitué zijn dan weer vreemde dissonanten in dit panisch optimistische verhaal.

De eindconclusie dat ‘het gras bij de buren altijd groener is’ en ‘dat je blij moet zijn met wat je hebt’ gaven deze recensent in ieder het gevoel alsof iemand hem zojuist had gedwongen een kingsize verpakking Chinese gelukskoekjes naar binnen te proppen.

Boeken / Non-fictie

Digitale dystopie

recensie: Hans Schnitzler - Het digitale proletariaat

Het digitale proletariaat is op een urgente en dringende wijze geschreven. In hoog tempo scheert Hans Schnitzler langs de afgrond van een digitale dystopie, waarbij hij deze aanraakt, maar niet vastpakt. Een pessimistisch verslag over de schaduwzijde van de digitale vooruitgang.

De meeste mensen op straat zullen maar wat enthousiast reageren op de geneugten die alle digitale nieuwigheden met zich meebrengen. Men is wellicht nog huiverig over een noviteit als Google Glass, maar de meeste apps worden kritiekloos gedownload. Daarnaast is vrijwel iedereen in Nederland op een of andere wijze verbonden met sociale media. Nederland kent een ongekend hoge internetdichtheid en inmiddels ook een smartphonedichtheidsgraad. Auteur Hans Schnitzler is zowel niet actief op sociale media, als een van de weinigen zonder smartphone. Vanuit deze positie geeft hij met Het digitale proletariaat een tegengeluid bij  de digitale halleluja. Niet onbelangrijk, met de recente berichtgeving rondom het NSA-afluisterschandaal en de steeds verdere toe-eigening van Facebook van onze identiteit en individualiteit in het achterhoofd.

Een noodzakelijk geluid
Elke beweging kent haar tegenbeweging. Bij de digitale ontwikkelingen zijn de kritische geluiden over het algemeen gemarginaliseerd en gebagatelliseerd, aldus Schnitzler. De ‘nerds’ uit Silicon Valley ontwikkelen in zo’n hoog tempo nieuwe gadgets en applicaties, dat we nauwelijks tijd hebben te beseffen wat er allemaal gaande is en wat de teloorgang van onze privacy inhoudt. Apps werken normatief; de scripts van waaruit ze geschreven zijn impliceren hoe we ons moeten gedragen. Door de toenemende dwang tot transparantie (zoals van Facebook), voelen we ons gedwongen in een onzichtbaar keurslijf te lopen. Of, zoals Schnitzler zelf in een uitzending van Het filosofisch kwintet zei: ‘Het is alsof we ons tussen onzichtbare wanden begeven.’ Met de algoritmisering van ons doen en laten op internet kunnen advertenties steeds meer op maat en op basis van onze zoekgeschiedenis op ons afgevuurd worden. We denken op onze wenken bediend te worden, maar, hierin zit Schnitzlers kritiek, we raken meer en meer afgevlakt en eendimensionaler. In alleen aangeboden krijgen op basis van wat we eerder zochten, blijven de verrassingen uit. Verrassingen die je in een middagje neuzen in een boekenantiquair wel zou opdoen.

Niet voor niets trekt Schnitzler dan ook de vergelijking met het proletariaat en de filosofie van Karl Marx. Hij was immers een van de eerste filosofen die nadacht over de verweving van de mens met diens techniek. En de mens is van nature een technisch wezen, zie bijvoorbeeld de toepassing van het vuur, al vroeg in onze ontwikkeling.

Faustiaans pact
Daarnaast noemt Schnitzler onze kritiekloze toe-eigening van al die digitale technologie zonder reflectie een faustiaans pact. Voor je het weet hebben we ons meest unieke en kostbare bezit, de ziel, verpacht voor wat gebruiksvriendelijkheid via de smartphone. Hierin laat hij ook zijn psychologische tanden zien, want hij onderkent terecht het gevolg van opgroeien zonder frustratietolerantie. Dat leidt maar al te gauw tot ongerichte en basale agressie. Dat Schnitzler dit koppelt aan wat hij noemt ‘primitieve’ culturen, is echter te kort door de bocht, want die zogenaamde ‘primitieve’ culturen zijn vaak veel beter in staat tot het kanaliseren van onderbuikemoties dan dat wij dat tegenwoordig nog kunnen – getuige de enorme hoeveelheid bedreigingen die in reacties op nieuwsberichten te lezen valt.

Digitale tyrannie
Ondanks die scheldkanonnades is er tegelijkertijd een steeds grotere digitale, sociale controle, die Schnitzler plaatst in het discours van Foucault en diens ‘panopticon’. In het oorspronkelijke idee van de filosoof Bentham kende het ‘panopticon’ zijn functie binnen een koepelgevangenis. Alle cellen waren rondom een toren gebouwd, waarin zich cipiers bevonden. Maar in tegenstelling tot de cellen, die zichtbaar waren, was de koepel afgezet met geblindeerd glas. Je kon als gevangene dus nooit weten of en wanneer je bespied werd. Met het NSA-afluisterschandaal is ons iets soortgelijks overkomen. Met fenomenen als identiteitsfraude kun je zomaar, zonder schuld, beschuldigd worden van ernstige staatsgevaarlijke praktijken. Probeer dan maar eens je onschuld te bewijzen!

De vele waarschuwingen en overdenkingen roepen op tot bezinning en reflectie. Dit boek verdient nadere verdieping, maar kent ook een aantal problemen. Zo is er de hoge dichtheid van ingewikkelde termen en neologismen. Hiervan zijn sommigen overigens wel leuk gevonden, zoals de ‘gordijnmentaliteit’. Er wordt gerefereerd aan de steeds grotere hang naar transparantie door grote bedrijven als Google en Facebook. Dat zouden we kunnen dichten met een denkbaar gordijn, maar de gebruikers aan de andere kant van het gordijn houden dit ook maar wat graag open, omwille van gebruiksgemak. In de gordijnmentaliteit klinkt een blindheid voor de schaduwzijde van algehele transparantie door. Alleen al om die reden zou dit boek gelezen moeten worden, zij het dat door de cultuurpessimistische, demagogische en soms cynische teneur van de schrijver heen gelezen moet worden. Deze negatieve, zeurderige toon maakt dat de auteur de urgentie van zijn boodschap afzwakt, want je voelt je haast bezwaard nog langer gebruik te maken van sociale media, zonder dat je een alternatief geboden krijgt.

Muziek / Album

Verwarde geest

recensie: Okieson - The Moment You're Airborne

Okiesons vierde album, The Moment You’re Airborne, is niet een logisch vervolg op zijn vorige album Some One ‘N Some What. De rootsy geluiden wijken flink om ruimte te bieden aan het experiment.

Sebastiaan van Bijlevelt heeft in zijn eigen Galloway Recording Studio in Nijmegen de inspiratie de vrije loop gelaten bij het componeren en uitvoeren van zijn nieuwste album. In een mailwisseling laat hij – op de opmerking dat het geen makkelijk album is geworden – weten: “Dit is wat eruit kwam!”. Van de luisteraar wordt een flinke inspanning gevraagd om dit album te doorgronden.

Nauwelijks een compositie

Het voordeel van moeilijke albums is dat je erin wordt vastgezogen als je je eenmaal de moeite hebt getroost om helemaal in zo’n album te duiken. De pracht van dergelijke albums geeft zich niet gemakkelijk prijs, gesteld natuurlijk dat die pracht en kwaliteit aanwezig is. Soms wordt de inspanning ook niet geheel beloond, zoals in dit geval. Van Bijlevelt heeft echter in het verleden krediet opgebouwd, waardoor een extra inspanning wel van de luisteraard kan worden gevraagd, maar wie met dit album pas kennis komt maken met Okieson wordt aangeraden om eerst bij het oudere werk ten rade te gaan – tenzij men het experiment niet schuwt.

Dit experiment horen we direct aan het begin van The Moment You’re Airborne. Het album opent met een soort soundscape waarin we geluiden horen en geschreeuw in een grote ruimte. ‘Trash In The Eye’ valt nauwelijks een compositie te noemen, terwijl het daaropvolgende nummer ‘Boards Of Oak’ weer heel goed aansluiting vindt bij het oudere werk van Van Bijlevelt.

Oase van rust

Dat we ons niet te snel blij moeten maken met composities die een duidelijke kop en staart hebben, laat Okieson al snel merken. ‘You’re Better Off’ is een depressief nummer, dat eigenlijk als toevoeging aan de titel het woord ‘Dead’ moet hebben. Daarna worden we weer helemaal op het verkeerde been gezet met ‘Fuck That Shit’, dat ook helemaal vol zit met uitroepen van die titel. Dit is overigens een nummer dat al zo’n twee jaar geleden op YouTube verscheen en dit roept de vraag op in welke periode het materiaal is opgenomen.

‘Girl Like You’ is een ballad en daarmee een oase van rust in de woestijn van geluiden die net is gepasseerd. Een verademing in de verwarde wereld van Okieson’s The Moment You’re Airborne (After Driving Off A Cliff), zoals het album helemaal voluit heet.

Het album kent bijzonder ingetogen momenten naast uitzinnige experimenteerdrang of een exploderende passages in ‘Lorelei’. De luisteraar wordt steeds op het verkeerde been gezet. ‘Onderhoudend’ is misschien wel het woord dat dit nieuwe werk van Okieson het beste beschrijft.

Boeken / Achtergrond
special: Kunstschrift - De wereld van Giotto

De vroegste verbeelder der menselijkheid

Sta voor een fresco van Giotto en vergaap je aan de fijngevoelige houdingen, de zachte blikken en de uitzondelijke uitvoering. Gemaakt in de late Middeleeuwen, toen de Heilige Stoel nog de absolute regisseur was van wat de mensheid te zien kreeg en de religieuze afbeeldingen strak, plat en hoogstens informatief dienden te zijn. Kunstschrift wijdt een prachtige editie aan deze tovenaar van Toscane.

Dat één man plotseling een wereld van gevoel kon uitbeelden is natuurlijk niet waarschijnlijk. Er zijn er meer geweest: de omstandigheden waren goed en er zat een wat vrijzinniger paus op de troon die de hoofdzakelijk analfabete bevolking met uitbundiger plaatwerk tot geloof wilde brengen. Maar Giotto di Bondone (1267-1337) was een eenling tussen de vele kunstenaars, zijn bijzondere inzicht en magistrale manier van uitvoering waren uniek in zijn tijd. En in de eeuwen die volgden.

Capella degli Scrovegni (Arenakapel) Padua

Capella degli Scrovegni (Arenakapel) Padua

Arenakapel

In een zorgvuldig samengestelde uitgave laat Kunstschrift zien hoe de invloed van Giotto tot in onze tijd nog verwondering wekt. De losse artikelen van verschillende deskundigen brengen de belangrijkste thema’s voor het voetlicht: hoe er over Giotto werd gedacht en geschreven in zijn eigen tijd, wat zijn bijzondere inbreng was in de schilderkunst, een helder stuk over de frescotechniek en een vergelijking met de kunstenaars die hij als tijdgenoten kon beschouwen.

Als rode draad door de artikelen voert de redactie de Capella degli Scrovegni – bekend als de Arenakapel – in Padua op. Hier heeft Giotto in de jaren rond 1303 het gehele interieur met fresco’s gevuld. Het is een uitzonderlijk schouwspel van zijn kunnen, ternauwernood in complete staat bewaard gebleven en zeer fraai gerestaureerd. In de bescheiden ruimte is de hemelkoepel helblauw geschilderd, met gouden sterren bestrooid, en zijn de wanden overdekt met voorstellingen die belangrijke scènes uit de Bijbel uitbeelden.

De doop van Christus in de Jordaan, 1303-1305

De doop van Christus in de Jordaan, 1303-1305

Buon fresco

De als in een stripverhaal opeenvolgende rijen schilderingen zijn door de kunstenaar met grote zorgvuldigheid aangebracht. Zijn techniek van de buon fresco (de ‘ware fresco’, waarbij de pigmenten worden aangebracht in de natte kalklaag) is ongeëvenaard. Als het verhaal om een speciaal detail vraagt, zoekt de schilder naar een alternatieve werkwijze om het effect zo groot mogelijk te laten zijn. Dat is goed te zien in de afbeelding De doop van Christus in de Jordaan waar Giotto de in de rivier staande Christus half overschildert met een transparante laag in de secco-techniek (‘droge fresco’) om zo het water op realistische wijze weer te geven.

Giotto’s vernuft is ook te zien in de ogenschijnlijk simpele verbeelding van het natte haar van de gedoopte Jezus. Waar op andere afbeeldingen de Heiland een dikke bos krullen heeft, weet de kunstenaar hem in de doopscène een haast druipend hoofd te geven. Het gaat hier niet om de plotselinge openbaring van een realistische weergave – Giotto keek natuurlijk ook om zich heen – maar om het talent, de kunde én het lef om deze werkelijkheid te kunnen verbeelden. In een tijd waar in de ontluikende schilderkunst de zogenaamde maniera greca (de Byzantijnse ‘platte’ stijl) nog in zwang is, introduceert Giotto nieuwe elementen als schaduwwerking en kleur, perspectief en diepte, assymetrie in compositie en niet te vergeten: hij brengt emotie in de afgebeelde personen.

Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort (detail), 1303-1305

Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort (detail), 1303-1305

Joachim en Anna

Een van de prachtigste voorbeelden daarvan, met een groot detailspread in Kunstschrift, is het onderdeel Ontmoeting van Joachim en Anna voor de Gouden Poort. Dit apocriefe verhaal gaat over de ouders van de maagd Maria en hun aanvankelijke kinderloosheid. Als Anna op hoge leeftijd alsnog zwanger wordt, ontmoet ze haar man Joachim en vertelt hem het heuglijke nieuws. De zoen die dan volgt, de innige omhelzing en de gelukzalige blikken in de ogen van de geliefden worden door Giotto in een ongekende schoonheid op de muur geplaatst. De wijze waarop Anna haar handen om het hoofd van Joachim vlijt, hoe hun ogen elkaar ontmoeten, behoren tot de meest ontroerende momenten in de kunstgeschiedenis. Dat is in de vroege veertiende eeuw de nieuwe kracht van Giotto: hij laat voor het eerst mensen mét elkaar zien in plaats van naast elkaar.

Kunstschrift brengt de wereld van Giotto op een heldere en ruim geïllustreerde wijze. De auteurs hebben zich ingespannen om tot een leesbare en onderhoudende introductie te komen; voor wie hierna nog meer de diepte in wil, wende zich tot boekhandel of bibliotheek. Of gaat naar Italië, naar de spaarzame plekken waar Giotto nog tot op de dag van vandaag de muren betovert.

Muziek / Album

Nu al een van de beste albums van het jaar

recensie: Suzanne Jarvie - Spiral Road

Het verhaal van Suzanne Jarvie is bijzonder genoeg om gehoord te worden. Met Spiral Road zet ze een album neer dat muzikaal gezien tussen country en Americana in zweeft, terwijl ze soms ook country-rock laat horen.

Wie de stijl van Jarvie wil vergelijken met die van anderen, komt al snel uit bij Emmylou Harris en Lucinda Williams. Dat zijn geen kleine namen om mee te worden vergeleken als je net met een debuut de arena betreedt. In oktober vorig jaar kwam dit album reeds in de USA uit, maar vanaf half februari mogen we ook in Nederland genieten van dit bijzondere album, dat inmiddels bij liefhebbers veel opzien baart.

 Onderbewust en emoties

 Suzanne Jarvie maakt met Spiral Road een heel bijzonder en vooral persoonlijk album. Veel liedjes zijn geïnspireerd op het miraculeuze herstel van haar veertienjarige zoon, die zwaar hersenletsel opliep bij het vallen van een hoge wenteltrap. Was dit ongeval niet voorgevallen dan was Jarvie waarschijnlijk nooit meer muziek gaan maken. Terwijl ze als tiener wel met muziek bezig was, koos ze er toch voor om naar de universiteit te gaan en een carrière in het criminaliteitsonderzoek te starten. Naast het moederschap van vier kinderen was er geen ruimte en geen ambitie meer voor het maken van muziek.

Terwijl haar zoon in diepe coma was geraakt na het noodlottige ongeval, hoorde Jarvie plots melodieën in haar hoofd. Ze pakte haar gitaar en zonder moeite ontsproten haar liedjes uit haar onderbewustzijn, vermengd met de emoties van het moment. In de maanden die volgden bleven de liedjes maar uit haar handen en hoofd gutsen.

Ondertussen herstelde haar zoon heel langzaam, tegen alle doktersvoorspellingen in. Het sterkte haar en haar gezin om naast de heling van hun zoon ook het magische wonder van de liedjes een vervolg te geven.

 Persoonlijk en heftig

 Samen met producer en multi-instrumentalist Hugh Christopher Brown maakte Jarvie de ruwe, diepe, persoonlijke en vooral pijnlijke liedjes tot haar debuutalbum Spiral Road. Het eerste liedje ‘Before and After’ was ook het eerste liedje dat spontaan in twintig minuten ontstond zoals hierboven geschetst. Dit tot volle verbazing van Jarvie zelf. Een ooit gesloten deur was op bijzondere wijze geopend en dit bleek niet een eenmalige exercitie te zijn.

Wie alleen al de titels leest met het bovenstaande verhaal in gedachten, leest de emotie die zich binnenin de liedjes bevindt. De titels ‘Spiral Road’, ‘Never Gonna Stop’, ‘Tears of Love’, ‘Angel of Light’, ‘Love Is Now’ en ‘Wait For Me’ spreken al boekdelen. Wanneer je als luisteraar nog dieper in de muziek van Jarvie duikt, beleef je een schat aan mooie en persoonlijke momenten van deze zangeres.

Het album verovert na eenmaal aandachtig luisteren direct een plaatsje bij andere albums die je regelmatig terug wilt horen. Met Spiral Road is er een nieuwe Suzanne Jarvie opgestaan. Laten we hopen dat haar inspiratie niet stopt bij dit debuut, want dit album mag tot een van de beste van dit jaar worden gerekend. Het zal moeilijk zijn om in dit genre zo’n persoonlijk en heftig album te overtreffen.

 

Boeken / Fictie

Spoken

recensie: Gipi - eenverhaal

Schrijver en tekenaar Gipi (Gianni Pacinotti) won in 2006 de prijs voor de beste graphic novel op het Internationaal Stripfestival Angoulême met Aantekeningen voor een oorlogsverhaal. Ook eenverhaal gaat over oorlog, de Eerste Wereldoorlog. En over gevolgen die jaren later pas aan het licht komen.

De schrijver Silvano Landi is opgenomen in een psychiatrische kliniek, waar hij zich volledig afsluit van alles om hem heen en alleen maar tekeningen maakt van een tankstation en een boom. Hoe de artsen ook proberen door te dringen tot Landi, een uitleg van de beelden blijft uit. Behalve voor Landi zelf lijken de boom en het tankstation geen betekenis te hebben.

Gewicht van het verleden
De persoonlijke situatie van Landi ligt ten grondslag aan zijn aandoening. Hij is geobsedeerd door brieven van zijn overgrootvader die in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog vocht. Die obsessie vergroot sluimerende problemen in zijn dagelijks leven. Problemen die zo groot worden dat Landi de grip op de realiteit verliest.

De boom die Landi voortdurend tekent is de boom waar zijn overgrootvader onder schuilt in de oorlog. Bij de wortels van die boom verstoppen hij en een andere, gewonde soldaat zich voor de Duitsers. De verwondingen zijn zo erg dat ze niet weg kunnen. Het is een definiërend moment in het leven van zowel overgrootvader Landi als zijn achterkleinzoon. Het is een last die generaties overstijgt.

Emotioneel
Het verhaal zelf van eenverhaal is vrij eenvoudig van opzet. Gipi vertelt simpelweg hoe de schrijver Landi worstelt met wat hij en zijn overgrootvader hebben meegemaakt. In flashbacks naar de Eerste Wereldoorlog ziet de lezer wat zich destijds heeft afgespeeld, zodat de crisis die Landi doormaakt langzaam steeds begrijpelijker wordt. Zeker door de combinatie met flashbacks naar Landi’s eigen verleden, waarin de relatie met zijn dochter centraal staat. Eenverhaal draait niet om een spannend plot of een ontwikkeling van een mysterie. De waarom-vraag staat centraal in het boek.

Het beantwoorden van die vraag gaat in een rustig tempo. Gipi neemt de tijd om te vertellen over beide Landis en hun strubbelingen. Door het gebruik van flashbacks en het druppelsgewijs toevoegen van informatie blijft eenverhaal interessant tot op het laatste moment. Het trage ritme van het boek past uitstekend bij wat het vertelt.

Stijlvol en gevarieerd
Waar eenverhaal absoluut in uitblinkt is in de tekeningen. Nou ja, tekeningen is een te beperkt woord. De delen over Landi in de kliniek zijn simpele lijntekeningen, in een stijl die lijkt op die van Peter van Straaten De flashbacks zijn lijntekeningen ingekleurd met aquarel-verf, in kleurenschema’s die verschillen per onderwerp of tijdsperiode. Wat zich in de oorlog afspeelt is getekend met verschillende bruine kleuren, de stukken uit het nabije verleden zijn in donkere en rode kleuren weergegeven. De tekeningen zelf zijn expressief en dragen bij aan de betekenis van het verhaal. Ze lijken allemaal uit de verbeelding van Landi te komen. Daardoor geven ze inzicht in het hoofdpersonage van het boek.

Het verhaal dat Gipi in eenverhaal vertelt is een mooi verhaal, ook als is de premisse niet heel bijzonder. Maar de manier waarop het wordt weergegeven is dat wel. De combinatie van de verschillende stijlen, het expressief gebruik van kleur en de vertekende weergave van de werkelijkheid zorgen ervoor dat eenverhaal diepgang krijgt die het in een andere vorm niet had kunnen hebben.

Boeken / Non-fictie

De monnik en het altruïsme

recensie: Matthieu Ricard (vert. Marjolijn Stoltenkamp) - Altruïsme: de kracht van compassie

Altruïsme is geen utopisch idee dat door ‘een paar halfzachte naïevelingen’ hardnekkig in stand wordt gehouden. Sterker nog, altruïsme is ‘een bepalende factor voor de kwaliteit van ons huidige en toekomstige bestaan’.

Zo betoogt althans Matthieu Ricard in zijn anderhalve kilo zware boek Altruïsme: De kracht van compassie, waarin hij het begrip altruïsme binnenstebuiten keert. Ricard doet dit aan de hand van twee denkwerelden waardoor hij zeer sterk beïnvloed is: die van het boeddhisme uit het Oosten en die van de westerse wetenschappen.

Ricard groeide op in het Westen en vertrok op twintigjarige leeftijd om in afzondering te leven. Na hernieuwde confrontatie met die westerse maatschappij verwonderde hij zich over de mate waarin het individualisme wordt gepredikt, niet zelden kapseizend naar egoïsme en narcisme. Grote denkers als Hobbes, Nietzsche en Freud, die weinig goeds en weinig altruïstisch in de mens zagen, hebben volgens de boeddhistische leraar zo’n sterke invloed gehad op de psychologie, evolutietheorie en economische theorieën, dat ze een dogma zijn geworden. ‘De koppigheid waarmee grote geesten achter elke menselijke handeling koste wat het kost een egoïstisch motief willen ontdekken, blijft verbijsterend.’

Definitie
Ricard stelt zichzelf aanvankelijk een aantal vragen. Om te beginnen, wat is altruïsme eigenlijk? Definities in overvloed, maar wellicht geeft Auguste Comte, die het woord voor het eerst in de negentiende eeuw gebruikte, de meest eenvoudige en duidelijke omschrijving: ‘uitschakeling van egoïstische verlangens en egocentrisme en een leven leiden dat gewijd is aan het welzijn van anderen.’ Maar bestaat dit feitelijk wel? Of, anders gezegd, is er een mens die níet door zijn egoïstische verlangens wordt geleid?

Zo’n mens is er, zegt Ricard en slaat de halsstarrige egoïst met tal van menslievende verhalen, positieve onderzoeksresultaten en uitspraken van wijze mannen en vrouwen om de oren. Soms volgen al deze voor het bestaan van altruïsme pleitende argumenten elkaar in zo’n hoog tempo op, dat het wat vermoeiend wordt. Het beeld van een stampend kind dat zijn gelijk wil halen dringt zich hier op. Toch moeten we het eerder zoeken in het enthousiasme waarmee de wijsgeer zijn stellingen verdedigt. Zeer helder, met slechts hier en daar een vleugje zweverigheid, verbindt hij zijn oosterse wereld met die van de westerse psychologie, filosofie, ecologie en neurowetenschappen.

Noodzakelijkheid
Via zijn zeer uitgebreide studie leidt Ricard de lezer langs tal van, in goed behapbare brokken gepresenteerde, vraagstukken. Complexe vraagstukken die hij helder, maar zonder simplificatie uitpluist en waarbij de onderlinge samenhang van groot belang is. Enkel door die samenhang kan hij tot zijn conclusie komen dat altruïsme in ons allemaal schuilt. In ons als individu en in de afzonderlijke maatschappijen waartoe wij als individuen toe behoren. Ja, altruïsme is zelfs noodzakelijk om de alarmerende toestand te weerstaan. De sociale crisis, de economische crises en de ecologische crisis; altruïsme is de sleutel tot de oplossing. Wat betreft dit laatste punt ziet Ricard een gevaarlijk punt naderen waarna terugkeer onmogelijk is. Daar de mens uit evolutionair oogpunt een ongekende vaardigheid in samenwerken heeft, dient dit wapen dan ook te worden ingezet. Hierbij citeert hij evolutiedeskundige Martin Nowak, die zegt dat:

…samenwerken niet alleen de belangrijkste architect is van vier miljard jaar evolutie, maar dat zij de meeste hoop geeft voor de toekomst van de mensheid en ons de kans zal geven de grote uitdagingen die ons te wachten het hoofd te bieden.

Om die samenwerking op gang te krijgen is het cultiveren van altruïsme noodzakelijk. Het bijbrengen van de kracht van compassie, daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Daarnaast moet er een omslag in ons denken plaatsvinden. De mens is van nature geen egoïstisch monster en echt altruïsme bestaat. In de conclusie zegt Ricard te hopen dat zijn boek ‘zijn steentje, hoe klein ook, zal mogen bijdragen aan de opbouw van een betere wereld’. En hoe kun je, als compassievolle mens, niet met hem mee hopen? Al is hopen niet genoeg. Dus laten we die aloude tegeltjesspreuk weer eens van stal halen: verander de wereld, begin bij jezelf.

Kunst / Expo binnenland

Naakt voor groot en klein

recensie: Joachim Wtewael - Liefde & Lust

Een titel als Liefde & Lust maakt iedereen nieuwsgierig. Dat kan de relatief onbekende schilder Joachim Wtewael (1566-1638) wel gebruiken met zijn ingewikkelde achternaam. Tot en met 25 mei toont het Centraal Museum Utrecht in een monografische tentoonstelling zijn gedetailleerde en levendige werk, variërend van piepkleine beschilderde koperplaatjes tot grote meesterdoeken.

Wtewaels geringe bekendheid onder de huidige bevolking steekt sterk af bij die van andere grote namen uit de Gouden Eeuw. Het Centraal Museum poogt dit recht te zetten en probeert groots uit te pakken met zo’n veertig schilderijen en tien tekeningen. Een belangrijke kanttekening bij deze vrijlustige tentoonstelling is het feit dat de Utrechtse schilder met zijn kunstenaarschap financieel gezien niet van de markt afhankelijk was. Omdat hij een succesvol vlashandelaar was, kon hij zich veel vrijer toeleggen op het kunstschilderen. Hoewel het voor Wtewael mogelijk was om kunst met zijn persoonlijke passies en wensen te verbinden, kan zijn werk toch zeker ook niet los worden gezien van zijn vierjarige studiereis naar Italië en Frankrijk (1588-1592). Zijn figuren tonen met hun langwerpige lichamen en gedraaide lichaamshoudingen Italiaanse maniëristische invloeden. En daar kon Wtewael oneindig mee variëren.

Joachim Anthonisz Wtewael, Perseus en Andromeda, 1611. Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures, don de la Société des Amis du Louvre, 1982

Joachim Anthonisz Wtewael, Perseus en Andromeda, 1611. Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures, don de la Société des Amis du Louvre, 1982

Gekrulde vingers, blozende wangen

Direct bij binnenkomst valt het oog op een verleidelijke en vrijwel naakte, levensgrote jongedame met wapperende lange haren. In een gracieuze houding duwt zij haar ene heup omhoog terwijl ze haar geboeide arm met gekrulde vingers boven haar hoofd houdt. Niet alleen de vele details in haar houding, maar ook de zachte vleestinten met de vele natuurlijke nuances, de blozende wangen, de smachtende blik, en de ‘harde tepeltjes’ (Playboy-jargon is onvermijdelijk) maken haar een bekoorlijke verschijning. De dame in kwestie is de ter dood veroordeelde Andromeda en haar redder Perseus komt al vliegend op zijn paard toegesneld in Wtewaels Perseus en Andromeda (1611). Terecht hangt dit grote, sierlijke en verleidelijke werk op zo’n prominente plek in de tentoonstelling, met een sfeervol gekozen rode achterwand.

Joachim Anthonisz Wtewael, Mars en Venus betrapt door Vulcanus, 1606-1610. The J. Paul Getty Museum, Los Angeles

Joachim Anthonisz Wtewael, Mars en Venus betrapt door Vulcanus, 1606-1610. The J. Paul Getty Museum, Los Angeles

Schitterend coloriet

Wtewael heeft niet alleen een goede kijk op de dames. Zijn talent blinkt ook uit in een gracieuze, fantasierijke en gedetailleerde weergave van het mannelijk lichaam. Hij brengt zelfs het spel van interactie en speelse verleiding tussen man en vrouw over, ondanks het feit dat zijn oeuvre grotendeels religieus of mythologisch van aard is. In Mars en Venus betrapt door Vulcanus (1606-1610) beeldt hij het overspel van Venus wel heel gewaagd af: gedurende de geslachtsdaad. Waarschijnlijk is het werk op een verborgen plek bewaard door de eigenaar, want voor de vroege zeventiende eeuw was dit toch een aardig pikante voorstelling. Zodoende lijkt het werk wel in uitstekende staat geconserveerd te zijn. Het rijke coloriet schittert op de koperen ondergrond en allerlei details van de figuren zijn nog goed te bewonderen. Eigenlijk zou de bezoeker een vergrootglas nodig hebben om alle teennageltjes en adertjes te bewonderen in Wtewaels kleine beschilderde koperwerken. Of om de overdreven gespierde bilpartij van Vulcanus te bewonderen, natuurlijk.

Liefde & Lust verrast. De kleinheid van sommige werken en de rijkdom aan details zijn toch onverwacht. Met de gedimde lichten en de donkere hoge museumwanden in kleuren die aansluiten bij Wtewaels palet, creëert het Centraal Museum een toepasselijke ambiance. Een navigatieprobleem ontstaat omdat de slottekst zich al op de zijwand van de eerste zaal bevindt en de route aldaar om de hoek lijkt te vervolgen. Dat is jammer, want de vormgeving van de tentoonstelling heeft zeker iets statigs. Wtewael had in ieder geval niet kunnen voorzien dat al zijn lusten ooit zo pontificaal uitgestald zouden worden.

Theater / Voorstelling

Tangarine gaat back to the roots met In Stereo

recensie: Tangarine - In Stereo

Gewapend met hun gitaren en twee microfoons staan Arnout en Sander Brinks daar, op 21 maart, in Schouwburg Odeon te Zwolle. Het relatief kale podium, door enkele lichten en de letters ‘In Stereo’ versterkt, maakt de setting des te sterker: Tangarine staat hier als duo, zonder begeleidingsband. En dat doen ze nog tot 17 april in diverse Nederlandse theaterzalen. Na enkele nummers opent Arnout Brinks met de aan Johnny Cash refererende woorden: ‘Hallo. Ik ben Sander en dat is Arnout… O nee, andersom!’

Na de bekendheid die Tangarine verwierf als huisband van De Wereld Draait Door, lijkt het duo in hun eerste theatertour In Stereo terug te keren naar de oorsprong. In ruim anderhalf uur spelen de tweelingbroers 21 nummers, allen even strak. Tussen de nummers door krijgt het publiek nauwelijks tijd om adem te halen. Dat maakt het spannend. Maar het verhaal dat de broers met ‘In Stereo’ willen vertellen blijft daardoor helaas onderbelicht.

Muzikaal perfect

In deze theatertour doen de tweelingbroers Arnout en Sander Brinks gewoon waar ze goed in zijn: muziek maken met zijn tweetjes. Een begeleidingsband lijken ze niet te missen. Met hun opvallende voorkomen, gekleed in pak en de één getooid met een grote hoed, liggen de vergelijkingen met Bob Dylan en Simon & Garfunkel voor de hand. Daarmee doen ze de tournaam ‘In Stereo’ eer aan. Met hun retestrakke gitaarrifjes en vloeiende duale zangpartijen is de jaren-zestigsound voelbaar. Als je je ogen dicht doet, is het makkelijk wegdromen op de melodische tokkelpartijen.

~

Theaterelement kan beter

Tangarine neemt het publiek mee op een ruim anderhalf uur durende muzikale treinreis. Mogelijkheid tot adempauze is er nauwelijks, de heren vertellen er weinig bij. Voor dat ‘niet lullen, maar spelen’-karakter is bewust gekozen, maar dat lijkt de aandachtspanne van het publiek geen goed te doen. De voorstelling zou gaan over hun jeugd, hun broederschap en de eeuwigdurende competitie, maar naar die boodschap blijft het voor het publiek lang gissen. Na vijf nummers neemt Arnout voor de eerste keer het woord. Dat zal hij in totaal nog vier keer doen tijdens de show. Van een lijn in het geheel is weinig te merken, elke anekdote lijkt meer op zichzelf te staan. Jammer, de persoonlijke songs bieden immers volop mogelijkheden tot begeleidende verhalen, om de theaterbezoeker bij de les te houden.

Humor mag wat meer

Het is een gemiste kans dat Tangarine niet meer interactie met het publiek vertoont, want wanneer Arnout het woord neemt lijkt het publiek dat met enthousiasme te verwelkomen. Eindelijk tijd om adem te halen, daarna is iedereen weer bij de les. Vooral de scherpe humor zorgt voor een lach in de zaal. Wanneer iemand in het publiek een grap maakt over Assen grapt Arnout vol zelfspot terug: ‘In Drenthe hebben we nog steeds geen euro’. Ook het dankwoord is geestig: ‘Zonder jullie stonden wij hier in een lege zaal. Bedankt daarvoor. En zonder ons keken jullie naar een leeg podium. Dus dat is ook wel een bedankje waard.’ Wat meer van zulks was welkom geweest.

Boeken / Reportage
special: Een gesprek met dichter Ingmar Heytze

‘De stad is je oester als je jong bent’

De elfde dichtbundel van Ingmar Heytze, De man die ophield te bestaan, staat in het teken van zijn vaderschap: ‘Ach, ik heb nog genoeg middagen over waarop ik in een grand café kan zitten doen of ik zit te dichten.’

De Utrechtse dichter, die kort geleden vader werd, schreef in de vele slapeloze nachten die volgden een aantal gedichten over zijn nieuwe rol. 8WEEKLY sprak met hem over zijn nieuwe dichtbundel, waarvan dit het slotstuk is:

Met je ogen

Met je ogen gaat een wereld open,
een boek over de mensen die we waren,
die er niet meer zijn, of toch niet hier.

Wat kan ik anders doen dan kijken –
er is iets van iedereen die ik ontmoet
heb, wat niet kan. En toch, ik zie

ze allemaal, door één paar ogen,
in een zeker licht. Je gaapt
en doet je ogen dicht.

Ik kijk naar elk gezicht in jouw gezicht.

~

Wanneer besloot je om een hele dichtbundel aan je vaderschap te wijden?
‘Toen ik een paar weken achter elkaar rond vier uur ’s ochtends wakker was geworden, ben ik maar begonnen gedichten te schrijven, omdat ik werkelijk niet anders kon. Eerst dacht ik: oké, een paar gedichten. Daarna: misschien een cyclus. En op een ochtend kon ik er niet meer omheen dat de nieuwe bundel daarover moest gaan. Er kwam letterlijk niets anders meer uit.’

Is je leven als dichter erg veranderd nu je een dochter hebt?
‘Een kind verandert alles, maar voor mijn levensstijl van pakweg vijf jaar geleden geldt dat er toch al een houdbaarheidsdatum op zat. De stad is je oester als je jong bent. Inmiddels loop ik tegen de 45. Dan begint die oester toch een beetje vreemd te ruiken.

En ach, ik heb nog genoeg middagen over waarop ik in een grand café kan zitten doen of ik zit te dichten. Ik mis vooral de meer bandeloze en ongeplande aspecten van mijn kinderloze leven. Ik heb echt moeten leren dat bijna alles nog kan als je een kind hebt. Je moet het alleen wel plannen, anders kun je het vergeten.’

Kun je de titel verklaren?
De man die ophield te bestaan was oorspronkelijk een liedtekst, een zingbare vertaling van ‘The man who sold the world’ van David Bowie. Uiteindelijk niet zo’n beste vertaling, daarom haalde hij de bundel niet, en hij is ook nooit uitgevoerd – maar de titel vatte alle hoop en vrees goed samen, vond ik.’

Je woont en werkt in Utrecht. Ben je te spreken over het literaire klimaat in de Domstad momenteel?
‘Absoluut. Utrecht blijft een stad met een veel uitgebreider literair klimaat dan de maat van de stad doet vermoeden. Utrecht is vooral een stad van schrijvers, dichters, goede boekhandels en antiquariaten. Het aantal uitgevers en literaire organisaties blijft er een beetje bij achter, hoewel Utrecht dan weer wel uitblinkt in poëziefestivals, zoals de Nacht van de Poëzie en het NK Poetry Slam.

De relatief geringe aanwezigheid van literaire uitgevers is misschien ook wel goed. Gevestigde schrijvers zitten hier graag omdat ze een beetje in de luwte kunnen blijven, en beginnende auteurs zijn niet per se gebaat bij een peloton op talent jagende uitgevers – ze hebben kroegen nodig om samen te komen en een universiteit om een beetje te leren denken en af en toe een bijslaap te ontmoeten.’

~

Lange tijd was je niet zo mobiel vanwege reisangst. Hoe gaat het daar eigenlijk mee?
‘Met de angst gaat het zeer slecht, ik kan weer overal naartoe. Met mij, althans in dat opzicht, gaat het dus heel goed.”

Wat is je favoriete dichtregel?


‘”Wat ben ik blij dat ik geen filosoof ben, maar in het bezit ben van een grote, blonde vrouw, het juiste middel tegen alle filosofie”, Frank Koenegracht.’

Blijf je bij de poëzie of ga je je nog eens wagen aan een grote roman?


‘Ik heb er al tien in mijn hoofd. Zodra ik kan kiezen begin ik. Geen idee of ik het kan, maar er is maar één manier om daar achter te komen. Ik ben wel bang dat het niet makkelijk wordt om zo’n ding af te maken als je in de luiers zit. Aan de andere kant zei Gerrit Komrij ooit dat als je in zes weken geen roman kunt schrijven, het je ook niet zal lukken in zes jaar. Met andere woorden, er is altijd wel wat anders dat je van het schrijven af zou kunnen houden.’