Film / Achtergrond
special:

Go Short International Short Film Festival

Kleine films verdienen het grote doek. Dat is het uitgangspunt van Go Short, een internationaal film festival voor de korte film dat jaarlijks wordt gehouden in Nijmegen.

Het doet nogal klein en knus aan, met een paar huiselijk ingerichte tenten als ontmoetingsplaatsen en een ruim terras. Go Short speelt zich bijna volledig af in en om één luxe, alternatieve bioscoop met de toepasselijke naam Lux. De schaal is dus klein, maar de ambities zijn duidelijk groot. Voor het festival zijn tientallen korte docu’s, fictiefilms en kunstfilms verzameld van over de hele wereld. De films duren gemiddeld tien tot vijftien minuten en zijn thematisch gebundeld in hapklare filmblokken. Een belangrijk detail, want zo worden niet alleen de kenners bediend maar kan ook de geïnteresseerde leek een keuze maken.

Specials

~

De Go Short ‘Specials’ zijn de filmblokken bij uitstek voor mensen die minder affiniteit hebben met de wereld van de artfilm. Naast sfeervolle thema’s als ‘Go Green’, ‘Balkan Summer’ en ‘Cat Shorts’ (want internet) worden ook de korte films vertoond die genomineerd werden voor een Oscar. Het altijd populaire comedy blok is eveneens een aanrader. Dit jaar puilde het uit van de zwarte humor en destructieve relaties. Timber bijvoorbeeld, een animatiefilm over antropomorfische stukken hout in de sneeuw die zich opwarmen met een vuurtje, maar dat wel met hun eigen lichaamsdelen aan de gang moeten houden. Of De Smet waarin drie broers hun leven met elkaar delen. Hoe ongezond hun relatie werkelijk is, blijkt wanneer één van hen een vrouw ontmoet. De grappigste film in het blok is In de Naam van de Kater: denk aan The Hangover maar dan met een profeet.

Focus

Wie zich iets avontuurlijker voelt, kan zich wagen aan het ‘Focus’ programma. Daarin worden ieder jaar bepaalde thema’s, landen en filmmakers in de schijnwerpers gezet. Minder toegankelijke artfilms worden niet geschuwd. Het thematische deel van dit programma is dit jaar ontstaan in samenwerking met de blog Hard//hoofd. Het bindende thema in deze filmblokken is identiteit, met name die van het individu. Daarnaast richt Go Short de focuslens op de Baltische staten, die met name uit blijken te blinken op het gebied van animatie en fictie. De animaties variëren van charmant, zoals het hilarische en stilistisch indrukwekkende Choir Tour, tot absurd en vervreemdend, zoals The Triangle Affair waarbij zelfs aan de programmabeschrijving geen touw is vast te knopen. De fictiefilms raken stuk voor serieuze thema’s. Lisa Go Home is bijvoorbeeld prachtig gemaakt maar ook hartverscheurend, over een meisje dat continu wegrent van huis omdat ze diep ongelukkig is bij haar feestende, drinkende moeder. In de wildernis rondom hun eenzame hutje vindt ze vrijheid, maar tegelijkertijd zorgt die uitgestrekte leegte ervoor dat ze uiteindelijk nergens anders heen kan dan weer naar huis.

Q&A’s

Wie meer dan twee filmblokken heeft gezien bij Go Short, heeft ongetwijfeld ook een van de vele Q&A’s meegemaakt die tussen films door werden gehouden. In veel gevallen zijn de filmmakers namelijk zelf aanwezig en worden zij na de vertoning van hun film waar mogelijk naar voren gehaald om erover te praten. Dit gebeurt allemaal in het Engels, ook wanneer de regisseur een Nederlander is. De ondertitels zijn overigens ook allemaal in het Engels. Oftewel, Go Short houdt rekening met een internationaal publiek. Het is duidelijk dat het festival geworteld is in een grensoverschrijdend netwerk van kunstenaars en filmmakers. Go Short is dan ook niet in de minste plaats een insiders feestje.

Gunhild Enger

~

Een van de buitenlandse gasten is de Noorse Gunhild Enger, die de eer heeft gekregen om een compleet focus programma in te richten. Haar eigen films hebben een terugkerend thema. Enger onderzoekt het absurde in alledaagse situaties. Maar de films variëren sterk in de uitvoering. Zo laat Premature zien dat Enger enorm goede dialogen kan schrijven. De film is een gesprek in een auto tussen ouders, zoon en zijn buitenlandse vriendinnetje, dat langzaam van gênant onpersoonlijk naar schaamteloos direct gaat. Daarentegen laat Enger in haar sterkste films, Passion en A Simpler Life, de beelden het verhaal vertellen zonder nauwelijks woorden te gebruiken.

Awards

Voor wie nog twijfelt aan het feit dat Go Short ook een evenement voor filmmakers is: er zijn awards. De helft van het programma is zelfs gericht op het screenen van de genomineerden, want het zijn er heel wat. Maar liefst 60 films dingen mee in de Europese wedstrijd, en 18 in de Nederlandse. De winnaars worden tijdens een besloten ceremonie bekend gemaakt. De prachtige buitenaardse natuurfilm Planet Σ valt onder anderen in de prijzen. Zo ook het afstudeerproject van Mea de Jong: een documentaire over haar familiegeschiedenis waarin vier generaties onafhankelijke vrouwen zonder man hebben geleefd. Een beslissing waar Mea, zeker in het geval van haar moeder, duidelijk haar twijfels bij heeft. De publieksprijs gaat naar de hartverwarmende animatiefilm We can’t live without cosmos, over twee bevriende astronauten.

Boeken / Achtergrond
special: Sander Bax over zijn boek De Mulisch Mythe

‘Wil je weten hoe literatuur vandaag de dag werkt, dan moet je dit soort vragen stellen’

Er zijn mensen die Harry Mulisch niet kunnen uitstaan, voor anderen is hij de grootste schrijver die Nederland gekend heeft, en voor de meeste is hij misschien wel beide. Sander Bax vertelt het verhaal van de ‘mythe’ die met de jaren is ontstaan rond deze schrijver en laat zien hoe Mulisch die zelf creëerde.

Als universitair docent aan de Universiteit van Tilburg publiceerde Bax al meerdere wetenschappelijke artikelen, nu is er De Mulisch Mythe: een analyse van het fenomeen Harry Mulisch. Bax’ zijn doel is niet het verhaal achter de mythe te vertellen; dit is het verhaal van de mythe. Bax maakt een onderscheid tussen drie beelden van Mulisch: de Mythe, de autonome schrijver en de publieke intellectueel. Tegelijkertijd geeft het boek een beeld van de symbiose waarin media en schrijvers vandaag de dag opereren.

Dit is je eerste publicatie voor een breed publiek. Vanwaar deze overstap vanuit de academische wereld naar een nieuwe lezer?

‘Mijn proefschrift ging over literaire tijdschriften in de jaren zeventig. Een razend fascinerend onderwerp, maar toen ik dat aanbood bij een uitgever werd mij gezegd: daar zit niemand op te wachten. Dat is eigenlijk zonde, dan ben je al die tijd bezig en heb je iets moois gemaakt, en dan lezen tien collega’s dat. Dat vond ik een heel teleurstellend effect. Dus ik dacht: ik pak mijn oude liefde op en ga wat over Harry Mulisch doen. Als een uitgever daar niet in geïnteresseerd is dan weet ik het ook niet meer.’

En aan wie is dit boek nu dan gericht?

‘Dit zou een boek moeten zijn voor iedereen die in het figuur Mulisch geïnteresseerd is. Dus als jij bijvoorbeeld ooit De Wereld Draait Door hebt gekeken met Harry Mulisch en toen dacht: dit is interessant, hier wil ik meer over weten. Dan zou je dit boek moeten kunnen lezen. Ondanks alle theorie die er ook in zit.’

Je zegt in je proloog ‘Dit boek is geen biografie in traditionele zin,’ maar is het überhaupt een biografie te noemen?

‘Het is eerder een theorie over biografie, over de vraag hoe je leven construeert. Het heeft iets te zeggen aan biografen. Ik vind vaak dat biografen op een te naïeve manier met leven en werk omgaan, heel veel dingen als ‘waarheid’ aannemen die je volgens mij op een veel genuanceerdere manier moet bekijken. Mijn werk laat bijvoorbeeld zien dat deze ene figuur zich al op drie verschillende manieren presenteert in de publieke ruimte. Hoe zou dat zitten als je daar ook nog een privé-context aan toevoegt?’

Het boek richt zich volledig op de manier waarop Mulisch zijn identiteit als schrijver vormgaf, en de mythe die daaruit voortkwam. Waarom is het wenselijk om deze mythe te ontleden?

‘Volgens mij is dat mythische aspect cruciaal voor hoe schrijvers vandaag de dag in de media opereren. Niet alleen voor Mulisch, maar dat geldt volgens mij ook voor Reve, Hermans, Claus en moderne auteurs zoals Grunberg. Wil je binnen deze mediacultuur een positie innemen, dan moet je van jezelf een bepaald narratief neerzetten, een versie van jezelf. Bij Mulisch is dat een versie die dan ook weer afwijkt van andere versies van hemzelf. Versies die soms met elkaar in tegenspraak zijn en die allerlei complexe dilemma’s opleveren.’

‘Ik zou eigenlijk wel zo ver willen gaan om te stellen dat je juist dit soort vragen over het construeren van het leven moet stellen als je wilt begrijpen hoe literatuur vandaag de dag werkt.’

Mulisch lijkt voor deze mythe een hoge prijs te betalen: in ruil voor het voorspelbare mediabeeld moest hij de meest intrigerende kanten van zijn schrijverschap verbergen, zeg je. Is dat de tragedie die je in Mulisch herkent?

‘Dat is inderdaad mijn uiteindelijke conclusie. Hoe kan het dat we Mulisch’ wereldbeeld en zijn maatschappelijke opvattingen zo vaak negeren? Ik was altijd verontwaardigd en dacht: die mensen begrijpen het niet. Later begreep ik dat het eigenlijk voortkwam uit het spel dat Mulisch zelf gespeeld had, dat dat de tragiek is. Hij had zichzelf in de media zo’n mythisch masker aangemeten dat daardoor andere geëngageerde aspecten van zijn schrijverschap werden weggelaten.’

Is De Mulisch Mythe dan een poging om deze tragedie recht te zetten?

‘Een beetje wel denk ik. Je bent in die zin altijd betrokken bij je onderwerp. Ik heb fases gehad waarin ik dacht: ik moet me tegen het clichébeeld afzetten en daar een andere Mulisch voor in de plaats zetten. Maar daar ben ik vanaf geraakt. Ik denk dat dit het cruciale moment bij het schrijven van dit boek was, toen ik me niet ging verzetten tegen de media-Mulisch, maar het probeerde te begrijpen. Juist in die tragiek zit iets fascinerends.’

Voor Mulisch was autobiografisch schrijven een manier om een deel van het leven onsterfelijk maken. In hoeverre streeft zijn publieke optreden het doel na om zichzelf onsterfelijk te maken?

‘Hij zei in een interview: als ik mezelf maar vaak genoeg herhaal gaat het een deel van mijn oeuvre worden. Ik denk dus wel dat je kunt zeggen dat Mulisch’ zijn imago bewust gestileerd heeft als dat van de ‘onsterfelijke schrijver’. Ik denk eigenlijk ook dat wanneer je naar schrijvers van vandaag de dag kijkt, je de vraag moet stellen of we een oeuvre nog moeten beperken tot de romans of de gedichten die iemand heeft geschreven. Ik vraag me af of de impact van je schrijven niet steeds meer bepaald wordt door wat je daarbuiten doet. Waarbij de boeken bijna een onderdeel worden van een hele mediapersoonlijkheid.’

Vind je het jammer dat je Mulisch zelf nooit hebt gesproken?

‘Het zou voor mijn analyse niet zo gek veel uitgemaakt hebben denk ik, omdat het principe van mijn onderzoek is dat hij ook mij de welbekende antwoorden zou geven die we in vele interviews kunnen lezen. Ik vind het wel gewoon jammer als mens. Ik had hem gewoon natuurlijk in 2007 al moeten bellen of moeten mailen. Het is simpelweg niet gelukt omdat ik daar toen eigenlijk zelf een beetje te verlegen voor was. Ik dacht altijd: die man zit er toch niet op te wachten dat ik langskom.’

Boeken / Fictie

Oedipaal geneuzel en gezwijmel

recensie: Julián López (vert. Adri Boon) - Een heel mooi meisje

In 2013 werd Julián López’ debuutroman Una muchacha muy bella verkozen tot beste Argentijnse boek van het jaar. Onlangs is de vertaling bij De Bezige Bij verschenen als: een teleurstellend boek.

Een heel mooi meisje past in een bredere trend waarin jongere Zuid-Amerikaanse auteurs de confrontatie met het gewelddadige verleden van hun land en continent aangaan. De Chileense Alejandro Zambra zal een van de bekendste schrijvers uit deze groep zijn. Ook Julián López is deze confrontatie aangegaan: in zijn roman groeit een jong jongetje op in Argentinië in de jaren zeventig, het decennium van de dictatuur van onder andere generaal Videla.

Aan het begin van Een heel mooi meisje is die buitenwereld nog niet in beeld: ‘Mijn moeder was een heel mooi meisje,’ begint de vertelling,

Ze had een opaal-bleke, ja zeg maar gerust blauwachtige huid, met een glans die haar uniek maakte en haar op natuurlijke wijze iets aristocratisch gaf, wars van elke wereldse banaliteit. Ze had zwart haar – uiteraard, ik zei al dat ze een mooi meisje was –, sluik maar dik, in een vorm die ik geloof ik nog nooit bij iemand anders heb gezien.

Maar dit wezen met de blauw doorschijnende huid heeft een geheim dat haar onwetende zoontje ontgaat. Af en toe verdwijnt ze (omdat ze een alleenstaande moeder is, wacht hij bij de buurvrouw), om daarna weer terug te keren en te zwijgen over wat ze heeft gedaan. Hier mengt de politieke buitenwereld zich in de roman – privé: de adoratie van de moeder door het jongetje, en publiek: de politiek, de dictatuur. De rituelen waaruit hun leven bestaat (thee drinken, naar de botanische tuinen gaan), worden dan steeds wanhopiger, pogingen om het onmogelijke te bereiken en vast te houden. Kun je een deel van je leven afschermen? Is het mogelijk de boze buitenwereld te weren?

Dreigende woorden

Het is jammer dat deze lading verloren gaat te midden van het gezwijmel van de hoofdpersoon. Tientallen keren heet de moeder een heel mooi meisje te zijn – het oedipuscomplex hier is gigantisch en staat de roman in de weg. Haar uniciteit (een kapsel dat alleen zijn moeder draagt!) is zijn hele wereld. Tegelijkertijd lijkt ze echter ook een ‘volmaakte moordenares’, en zij noemt zijn rode haar een ‘permanente brand’ – en zo zijn er meer dreigende woorden en apocalyptische beelden.

Al met al blijft er van Een heel mooi meisje een teleurstellende roman over. Een vervelende roman ook, waarin wat een uiterst boeiende reflectie van het moeilijke leven onder de junta had kunnen zijn, opgeslokt wordt door oedipaal geneuzel. Hoewel de hoofdpersoon en verteller allang niet meer het jonge jongetje van het begin van de roman is, weet hij geen afstand te nemen van de indrukken van toen. Het geeft Een heel mooi meisje iets onbestemds: een beetje van dit, een beetje van dat, en uiteindelijk geen van beiden.

Kunst / Achtergrond
special: Kim Hyon ch'ol, Chong Tok e.a. - De Kim Utopie

Een kijkje in de kunstkamer van Kim Jong-un

Noord-Korea is een natie waarover weinig bekend is, maar die toch dikwijls het nieuws domineert. Niet alleen het mysterieuze, maar ook het in westerse ogen bizarre en unieke karakter van het land van Kim Jong-un blijft op velen een onmiskenbare aantrekkingskracht uitoefenen.

Deze fascinatie zal ongetwijfeld in het voordeel werken van het Drents Museum, waar onlangs de tentoonstelling De Kim Utopie werd geopend. In 2012 en 2013 organiseerde het museum De Sovjet Mythe, waar socialistisch-realistische werken uit voornamelijk de Stalinjaren werden getoond. Dit omstreden genre wordt dikwijls weggezet als monotone, inspiratieloze propaganda die nooit échte kunst heeft opgeleverd. Grote verdienste van de expositie was dan ook de esthetische kwaliteit en onderlinge diversiteit die de bezoeker kon ontwaren binnen dat nog best interessante socialistisch realisme.

Na de tentoonstelling mailde verzamelaar Ronald de Groen het Drents Museum dat hij nog zo’n 3500 “niet-verwesterde” Noord-Koreaanse kunstwerken had liggen. Het resulteerde in De Kim Utopie, waar circa tachtig schilderijen en werken op papier uit de periode 1960 – 2010 uit het koninkrijk van de Kimdynastie te bewonderen zijn.

Welkomsttekst tentoonstelling '<em>De Kim Utopie</em>', Drents Museum.

Welkomsttekst tentoonstelling ‘De Kim Utopie‘, Drents Museum.

Heroïek en harmonie
“Hoe moeilijk de weg, we gaan hem met een glimlach”. Met deze levensgrote lumineuze leus wordt de bezoeker van De Kim Utopie geheel op Noord-Koreaanse wijze verwelkomd. Toepasselijk, want er wordt honderduit gelachen op de schilderijen. Diverse positieve dan wel negatieve voorstellingen onthullen een sterk manicheïstisch wereldbeeld, waarin Goed en Kwaad (ja, met hoofdletter) elkaar bestrijden en waarin geen plek voor nuance is. De afgebeelde figuren kijken vreugdevol, strijdbaar, hoopvol, furieus, droevig – maar nimmer neutraal.

De schilderijen tonen vrijwel allemaal mensen. Boerinnen die met hun oogst pronken, militairen die in lijn met Kim Jong-ils Leger Eerst-ideologie het volk onderwijzen of een vader die zijn zoon wegwijs maakt in het nobele werk in een kolenmijn. Behalve idyllische voorstellingen zijn er ook gewelddadige schilderijen waarop Amerikaanse “honden” een onschuldige Noord-Koreaan martelen of waar het “marionettenregime” uit het zuiden repressief optreedt. Dat foltering en onderdrukking juist in Noord-Korea schering en inslag zijn, wordt op deze manier behendig afgewend op de vijand.

De Noord-Koreaanse variant van het socialistisch realisme heeft vaak nog iets extra dromerigs en idyllisch en de afgebeelde figuren lijken soms haast licht te geven. De schilderstijl doet soms wel wat archaïsch aan en werkt meestal met heel klassieke westerse compositieschema’s. Een slogan als “Wij zijn gelukkig” of een grote oogst ten tijde van hongersnood zijn een wel erg doorzichtig rookgordijn om de juist nachtmerrieachtige realiteit van de Noord-Koreaanse staat aan het oog te onttrekken.

Kim Hyon ch'ol (Centrale Kunststudio), <em>Felicitaties</em>, 2003. Olieverf op doek. Collectie Ronald de Groen.

Kim Hyon ch’ol (Centrale Kunststudio), Felicitaties, 2003. Olieverf op doek. Collectie Ronald de Groen.

Rijk aan symboliek en verhalen
Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Wat De Kim Utopie bijzonder maakt, is dat de bezoeker de kans krijgt om de narratieve structuren te ontdekken die de Noord-Koreaanse staat opdringt aan zijn volk. Zoals hoogleraar Koreastudies Koen de Ceuster opmerkt: “De kunstwerken vormen een blik die terug reflecteert op de werkelijkheid. De thema’s in de schilderijen zijn zaken die alle Noord-Koreanen kunnen begrijpen.”

En dat is wat de bezoeker te doen staat: proberen de boodschap te ontdekken die ieder schilderij vertelt. Noord-Koreaanse kunst is uiterst expliciet, direct en verhalend en staat bol van de symboliek. Subtiliteit is non-existent. Toch gaat het hier om iconografie die ons vreemd is: op het kunstwerk Felicitaties van Kim Hyon ch’ol zien we bijvoorbeeld een kindersokje in de vorm van een herenigd Korea, een kalender die refereert aan de stichting van de staat en steeds weer terugkerende rode bloemen. De behulpzame teksten naast de schilderijen helpen de bezoeker met de nodige symbolenexegese.

Er is geen ontkennen aan: alle aanwezige kunstwerken zijn gemaakt in opdracht van de staat met als doel de hegemonie van het Kimregime te legitimeren en verheerlijken. Overal is te zien hoe in Noord-Korea onvermoeibaar gewerkt wordt aan het paradijs op Aarde – of hoe deze pogingen worden tegengewerkt door de grote boze buitenwereld.

Maar wanneer het verplichte discours is verteld, houdt de kunstenaar wel degelijk ruimte over voor zijn eigen, individuele stijl. Zo wordt op de eerste werken waar de bezoeker langsloopt bijvoorbeeld duidelijk geëxperimenteerd met pointillisme (Trots van Chong Tok) en impressionisme, hoewel de meeste kunstenaars zijn opgeleid in Noord-Korea en soms in China of Rusland en westerse kunst veelal alleen uit boeken kennen. De diversiteit aan klassieke schilderstijlen toont dat Noord-Koreaanse schilders hun beperkte doch niet geheel afwezige artistieke vrijheid zo veel mogelijk benutten.

Paekho Kunststudio, <em>Zonder titel</em>, ongedateerd. Olieverf op doek. Collectie Ronald de Groen.

Paekho Kunststudio, Zonder titel, ongedateerd. Olieverf op doek. Collectie Ronald de Groen.

De Grote Leider: de grote afwezige/aanwezige
Opvallend is dat, in tegenstelling tot wat velen ongetwijfeld verwachten, de Grote Leider zelf grotendeels schittert in afwezigheid. Op slechts één schilderij staat een jonge Kim Il-sung (1912 – 1994) afgebeeld (wat lijkt hij op de derde, huidige Kim!), profetisch vooruitwijzend naar een hemelse toekomst in het arbeidersparadijs. Op een handjevol andere werken sieren Kimportretten uit het straatbeeld van Pyongyang – maar that’s it. In De Kim Utopie is de hoofdrol niet weggelegd voor Kim, maar voor de arbeiders, boeren, soldaten en kinderen die hem dienen.

Dat gezegd hebbende, Kims geest waart wel onmiskenbaar door ieder kunstwerk. Tal van Noord-Koreanen dragen zijn beeltenis trouw op een borstspeldje. Let op de rode begonia-achtige bloemen die in tal van werken staan afgebeeld. Deze (nota bene door een Japanner gecultiveerde) bloemvariant heet de “Kimjongilia” en wordt getoond door de geschilderde personages om hun loyaliteit aan de leider weer te geven. Zelfs de plantenwereld ontsnapt niet aan Kims persoonlijkheidscultus.

Afwijkende perspectieven
Voor een andere, meer kritische visie moet de bezoeker zeker niet vergeten de fototentoonstelling North Korean Perspectives in de abdijkerk van het museum aan te doen. Met bijzondere fotografie en bewerking wordt het utopische Noord-Koreaanse zelfbeeld eigenzinnig onder de loep genomen door tien fotografen. De een geeft tegengas door de dystopie achter de dromerige façade te belichten, een ander richt juist de camera op het gewone, alledaagse leven in Noord-Korea. Eigenlijk zijn de fotografen dus de echte realisten. Zeer de moeite waard is het werk van Alice Wielinga (1981), die elementen uit foto’s van het land en zijn burgers vermengt met de staatspropaganda – en zo de spanning tussen beide “realiteiten” op meeslepende wijze blootlegt.

Han Hŭi-bok (Central Arts Studio),<em> Kye Sun-hŭi</em>, olieverf op doek, collectie Ronald de Groen.

Han Hŭi-bok (Central Arts Studio), Kye Sun-hŭi, olieverf op doek, collectie Ronald de Groen.

Een uniek kijkje in een paradijselijk zelfbeeld
De Kim Utopie behandelt in grote lijnen vijf thema’s: het verzet tegen de vijand, de Koreaanse Oorlog (1950 – 1953), de leider, de “vurig verlangde” hereniging van Noord- en Zuid-Korea en de opbouw van het arbeidersparadijs. De taak van iedere Noord-Koreaanse kunstenaar is, aldus de Ceuster, “het oproepen van een gepast gevoel bij de toeschouwer” – en die te doordringen van Juche, de Noord-Koreaanse staatsleer Wat we zien is niet de werkelijkheid, maar de samenleving zoals die idealiter zou moeten zijn volgens het regime – oftewel, de Kim Utopie.

Goed, de kunst is eigenlijk vervaardigd voor een Noord-Koreaans publiek, dat politiek en kunst als loten aan dezelfde stam ziet. Maar dat maakt het des te interessanter voor de aandachtige bezoeker om het culturele referentiekader van de gewone Noord-Koreaan te analyseren. De tentoonstelling is er knap in geslaagd een divers en intrigerend overzicht te geven van de talrijke persoonlijke stijlen die de (qua boodschap althans) monotone Noord-Koreaanse propaganda rijk is. Een aanrader voor iedereen die zich interesseert voor of gewoon nieuwsgierig is naar de verhalende en verassend gevarieerde kunst van het Kimregime.

Boeken / Fictie

Stadium IV is sterven

recensie: Sander Kollaard - Stadium IV

Na de goed ontvangen verhalenbundel Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde verschijnt Sander Kollaards eerste roman, Stadium IV, een ode aan het Zweedse Öland, de twintigste-eeuwse sociaaldemocratie en, volgens het DWDD-boekenpanel, de liefde.

Sarie, oud-lerares aardrijkskunde, is stervende: tijdens een korte vakantie in de Ardennen krijgt ze een epileptische aanval. In het ziekenhuis van Luik wordt een hersentumor geconstateerd: de kanker in haar longen is uitgezaaid. Ze is in ‘stadium IV’, het soort medisch jargon waaruit niet onmiddellijk blijkt dat ze terminaal is: er is geen stadium V. Sarie is stervende.

Gesteund door haar man, voormalig politieagent Barend, begint Sarie aan een chemokuur om de kankergezwellen nog een beetje in te dammen, hun groei af te remmen. Haar haar valt uit, ze wordt er ziek van. Ze begint een hoofddoek te dragen om haar kalige hoofd te verbergen – een bekend gezicht. Na haar eerste kuur besluit Sarie niet verder te willen gaan met de behandeling: ze wil de tijd die ze nog heeft niet in ziekenhuiszalen verdoen.

Wat komt erna?

En dus reizen Barend en Sarie naar Öland, een eiland aan de Zweedse oostkust. Daar hebben ze elkaar in 1968 ontmoet, tijdens een sociaaldemocratisch jongerenkamp waar ook de latere premier Olof Palme optreedt (die een leuke bijrol heeft in de roman). Vierenveertig jaar later zien ze nog overal in het landschap tekenen die hen aan vroeger herinneren, aan hun jonge liefde, aan hun leven samen dat ze nu op het punt staan af te sluiten.

Hoe sterft Sarie? De grote twist, bij nader inzien door Kollaard zorgvuldig voorbereid, is natuurlijk dat die afsluiting niet plaats heeft zoals verwacht. Het is het sluitstuk van deze ‘ode aan de liefde’, of juist de totale antithesis. Als einde van deze korte roman is het zeker onverwacht, niet geheel bevredigend, en ook niet helemaal af. In Stadium IV staat het sterven centraal, maar wat komt erna? Er zitten een aantal verwijzingen naar Barends leven na Saries dood in de roman, maar die gaan niet in op wat er gebeurd is.

Platenliefde

In de Nederlandse literatuur is een klein subgenre van Scandinavië-romans te identificeren: dat begon natuurlijk met W.F. Hermans’ Nooit meer slapen (1966), en is in recente jaren aangevuld met Lange dagen van Pia de Jong (2008), Stephan Enters Grip (2011) en nu dus Stadium IV. Opvallend is dat in al die romans de Scandinavische natuur en geologie een rol spelen. Vaak worden de Nederlandse personages tegengewerkt door een onherbergzaam berg- of bosgebied, maar niet in dit geval: Öland is een bron van inspiratie en nostalgie, een uitgestrekte weidsheid die zowel Bernard als (vooral) Sarie bevrijdt.

Geologie is Saries passie, en dat weet zij (oftewel: Kollaard) knap te verbinden aan de liefde en de literatuur. In Stadium IV weerklinkt Selma Lagerlöfs Nils Holgerssons wonderbare reis, waarin Öland beschreven wordt als het lijf van een vlinder die zijn vleugels verloren heeft. Dit heeft te maken met de kalksteen waarvan het eiland gemaakt is, zegt Sarie. Tegelijkertijd gaat het soms ook over platentektoniek, het langzaam langs elkaar bewegen van grote aardplaten; je krijgt het gevoel dat dit ook in de liefde zo is.

Essayistische inslag

De platentektoniek is de inzet van één van een aantal meer essayistische passages, waarin op zakelijke toon het verhaal wordt onderbroken. Aan de ene kant verlichten deze stukken – die, behalve over aardplaten ook over onder meer kanker en de behandeling daarvan gaan – het zware verhaal; bovendien geven ze goed de geordende gedachtewereld van Barend weer, die over alles dossiers aanlegt – opgevoed als hij is in de sociaaldemocratische maakbaarheidstraditie. Wanneer hij maar genoeg informatie over het onderwerp kan verkrijgen, kan hij zijn angsten onder controle houden.

Aan de andere kant halen de mini-essays er de vaart uit, terwijl het verhaal dat echt niet nodig heeft. Sander Kollaards proza is klassiek (op een manier die je meer ziet bij hedendaags door uitgeverij Van Oorschot uitgegeven proza), zeer verzorgd, met mooie, originele metaforen en inzichten. Taal, kortom, die geen aandacht op zichzelf vestigt, maar toch opvalt. Stadium IV beweegt langzaam, als platen, en beroert je met een mooi, ingetogen verhaal.

Kunst / Expo binnenland

The accidental tourist

recensie: Anton Corbijn - Hollands Deep / 1-2-3-4

Met twee indrukwekkende tentoonstellingen wordt in Den Haag het oeuvre van fotograaf Anton Corbijn getoond. De bijna zestigjarige kunstenaar heeft met zijn fotowerk de portretfotografie tot grote hoogte weten te brengen. In het museum ontvouwt zich een geheimzinnige wereld van diepzwart, grove korrels en veel jeugdsentiment.

Het is een wat overbodige tweedeling die het Gemeentemuseum heeft bedacht: in het hoofdgebouw is met Hollands Deep de creatieve ontwikkeling van de fotograaf te zien, terwijl in het naastgelegen Fotomuseum Den Haag, in de tentoonstelling 1-2-3-4, de focus puur op het portretteren van muzikanten en bands is gelegd. Dat het een juist alles met het ander te maken heeft, zou een enkele grote overzichtstentoonstelling meer voor de hand liggend hebben gemaakt. Maar als je breed wilt uitpakken met Anton Corbijn is deze dubbelexpositie in ieder geval een publiekstrekker.

Johnny Rotten, Amsterdam 1977 © Anton Corbijn

Johnny Rotten, Amsterdam 1977 © Anton Corbijn

Feilbaarheid

De fotograferende domineeszoon uit het Zuid-Hollandse Strijen lijkt het allemaal weinig te doen. Natuurlijk is zestig een respectabele leeftijd en natuurlijk weet hij ook dat hij, vooral in de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren, met zijn bijzondere stijl en benadering van de portretfotografie een belangrijke positie heeft verworven. Maar de totstandkoming van deze tentoonstellingen – in nauwe samenwerking met de conservatoren – heeft hem ook opnieuw leren kijken naar alle proefopnamen, contactvellen en uitprobeersels. De ‘feilbaarheid’, zoals hij het noemt, is alom aanwezig: fotograferen is hard werken en er gaat veel fout; het is vooral experimenteren en op het goede moment de juiste keuze maken. Het overgrote deel van zijn fotografische inspanningen blijft in het archief achter als onzichtbaar voorwerk.

Corbijn wilde op jonge leeftijd zijn liefde voor muziek exploreren door zo dicht mogelijk bij zijn toenmalige idolen te komen. Om zelf onzichtbaar te blijven was de camera een uitkomst en maakte hij zijn eerste portretten. Eenmaal in muziekmekka Londen beginnen zijn foto’s op te vallen en maakt hij steeds meer foto’s in opdracht van de grote muziekbladen. Lezers van NME, The Face, Muziekkrant Oor en Vinyl leren Corbijns werk kennen door de grofkorrelige, duistere sfeer en de verrassende composities. In een tijd dat ‘popfotografie’ slechts betekent dat kapsel en kleding van de artiest goed over moeten komen, is zijn benadering al snel op weg om beeldbepalend te worden.

Nick Cave, Londen 1996 © Anton Corbijn

Nick Cave, Londen 1996 © Anton Corbijn

Wonderlijke verzoeken

Kenmerkend voor de werkwijze van Corbijn is het ontbreken van een eigen studio. De fotograaf komt altijd bij zijn onderwerp op bezoek, maakt zijn foto’s in diens eigen omgeving of op een plek die samen overeengekomen wordt. Dat maakt dat foto’s van Corbijn een vorm van intimiteit vertegenwoordigen: het ongedwongen samenzijn en wederzijds respect zijn zichtbaar tot in het diepste zwart. In de catalogusteksten spreken veel artiesten over ‘veiligheid’ en ‘vertrouwen’ en ook over ‘vriendschap’, wat ervoor zorgt dat de fotograaf in volle creativiteit zijn gang kan gaan en ook de meest wonderlijke verzoeken aan de geportretteerden mag doen.

Martin Gore van Depeche Mode weet het raak te formuleren: ‘Er zit iets onmiskenbaars maar ondefinieerbaars in zijn werk. Een intrinsieke ernst achter de lach. Een spiritualiteit die zich schuilhoudt onder de sensualiteit.’ De wisselwerking tussen de fotograaf en zijn onderwerp onthult een groot ontzag voor elkaars talent. ‘Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot mensen die iets bijzonders creëren’, aldus Corbijn.

Clint Eastwood, Cannes 1994 © Anton Corbijn

Clint Eastwood, Cannes 1994 © Anton Corbijn

Speelfilms

Door de jaren heen is Anton Corbijn min of meer gegijzeld door zijn eigen fotografie. Steeds meer artiesten en bands – later ook kunstenaars, acteurs en modellen – bestelden ‘een Corbijn’ en wilden daarmee vooral terugverwijzen naar het indrukwekkende oeuvre van de fotograaf. Dat betekende weinig ruimte om nieuwe horizonnen te ontdekken en een levenslange frustratie om onder het hem opgeplakte etiket ‘popfotograaf’ uit te komen. Hoewel Corbijn onder de noemer ‘vrij werk’ nog wel een paar persoonlijke uitstapjes heeft kunnen maken, hebben deze projecten nooit het niveau gehaald van zijn omvangrijke portretwerk uit haast vervlogen tijden.

In de tegenwoordige tijd is Corbijn vooral bezig met het maken van speelfilms, wat vanzelfsprekend veel meer in het verlengde van zijn fotowerk ligt. De film Control (2007) over het leven van Joy Divisions voorman Ian Curtis werd goed ontvangen door pers en publiek. ‘Fotografie blijft mijn grote liefde, maar film is mijn nieuwe uitdaging’, zegt de zelfverklaarde ‘accidental tourist’. Veel van zijn wereldwijde succes is bij toeval op zijn pad gekomen: de juiste mensen, de beste momenten, de scherpste beslissingen. Maar dat alles had nooit zonder het unieke oog van de meester plaats kunnen vinden en is nu in Den Haag prachtig zichtbaar gemaakt.

Muziek / Album

The Hubschrauber beklijft

recensie: The Hubschrauber - I Want to Buy a Farm With You

.

Soms kan een bandnaam je triggeren. Dat is het geval bij The Hubschrauber, een band uit Nijmegen met een benaming die je eerder zou verwachten voor een personage in een film van The Coen Brothers. Maar achter de wat eigenaardige bandnaam schuilt een veelbelovende indieformatie uit Nijmegen.

Uit die contreien verschijnt wel vaker iets interessants; denk maar aan De Staat en Roosbeef. I Want to Buy a Farm with You is de tweede EP van The Hubschrauber, met daarop vijf volwaardige nummers en twee intermezzi. Openingstrack ‘Euphoria’ ademt het weerbarstige en tevens sexy geluid van een band als dEUS. Andere referenten op dit mini-album zijn The National, Eels, Elliott Smith en Sparklehorse.

Het vijftal van The Hubschrauber beschikt over een fijn gevoel voor transparante, rafelige indiesongs, met pakkende melodieën en sprankelende (soms licht ontsporende) gitaarlijnen. Op de zang van de band valt ook weinig aan te merken. ‘Donker maar hoopvol’, zo omschrijft The Hubschrauber zelf hun muziek. Hoe dan ook: I Want To Buy A Farm With You is een EP die beklijft.

 

Muziek / Achtergrond
special: Voorbeschouwing: Gang of Four

Invloedrijke postpunkers nog niet uitgespeeld

Wanneer eind jaren zeventig het punkgenre aardig op stoom gekomen is, begint een nieuwe generatie zich steeds meer af te zetten van de hoekige, boze gitaarliedjes. Gang of Four mag gerekend worden tot deze post-punk, waarin zij een flinke lading funk en dub geven aan de creatieve stroming.

Het energieke resultaat, in combinatie met messcherpe maatschappijkritische teksten, leverde klasbakken op als debuut Entertainment! (1977). De strakke ritmes, het funky basspel, de scherpe gitaarriffjes, en de opvallend prominent gebruikte melodica zorgen voor een enorm pakkende en dansbare muzikale ondersteuning, terwijl Jon King frontaal de aanval opent op de (Britse) maatschappij en media.

Dit soort albums is tot de dag van vandaag van invloed op andere bands. Het bas- en gitaarspel van ‘Not Great Men’ klinkt bijvoorbeeld alsof het recht van een vroeg Red Hot Chili Peppers-nummer komt (natuurlijk eigenlijk andersom). Zowel Kurt Cobain als Michael Stipe noemde de band een belangrijke inspiratiebron. Het zijn slechts voorbeelden; de invloed van de postpunkers resoneert nog steeds na.

Vernieuwingen

En dan te bedenken dat de band zélf nog niet eens uitgespeeld is! Afgelopen februari bracht Gang of Four immers nog What Happens Next uit, het negende album van de groep. Niet alleen spelen de Engelsen nog, ze vernieuwen zichzelf op dat album ook nog eens, vermoedelijk mede door het vertrek van zanger Jon King. Daarnaast is de muziek ook veel trager en doorspekt met electronica. Het is ter ere van dit album dat de band weer op tour is, en onder meer op 21 april te zien is in de Melkweg. De vraag is natuurlijk wat ze ervan zullen bakken nu er met gitarist Andy Gill nog maar één origineel lid over is, en met nieuwe zanger John Sterry in de gelederen.  En of ze nog wat oud werk zullen gaan spelen, of dat ze zichzelf als min of meer nieuwe band presenteren.

Film / Films

Aanrader voor complotdenkers

recensie: The Code

Steeds vaker zien we dat televisieseries complexe verhalen vertellen over gewone mensen, maatschappelijke problemen en politieke complotten. Dankzij The Code doen ze nu ook down under mee.

De zesdelige serie The Code gaat over een ogenschijnlijk kleine gebeurtenis, die grote politieke consequenties heeft. In de Australische outback rijdt een auto met een verliefd jong stel midden in de nacht in op een truck. Het meisje komt om het leven, de jongen overleeft het, maar lijdt aan geheugenverlies en ademhalingsmoeilijkheden. Het ongeluk hebben ze, geheel toevallig, met een telefoon gefilmd.

Computerhacker

In de hoofdstad Canberra krijgt Jesse Banks, een journalist bij een soort Australische versie van ThePostOnline, het filmpje in handen. Samen met zijn autistische broer, een veroordeelde computerhacker, repareert hij het beschadigde bestand en ontdekt hij dat er sprake is van een dekmanteloperatie. Niemand mag iets te weten komen over de vrachtwagen en de lading.

The Code kent drie verhaallijnen die elkaar steeds kruisen. We volgen de zoektocht van de journalist en zijn broer die, via inbraken in allerlei beveiligde computersystemen, steeds dichter bij de politiek gevoelige waarheid komen. Een persvoorlichtster, de ex van de journalist, krijgt steeds de opdracht om rookgordijnen te creëren. In de outback ontdekt een onderwijzeres de schadelijke gevolgen van het ongeluk. Het ogenschijnlijk simpele auto-ongeval escaleert tot een internationale crisis.

Boeventronies

Het sterke van The Code is dat het privéleven van de hoofdpersonen ook uitgebreid aan bod komt. Dat vergemakkelijkt het meeleven met de karakters. Centraal staat de moeizame verhouding tussen de journalist en zijn broer, een emotioneel beschadigde jongen die nauwelijks voor zichzelf kan zorgen.

The Code biedt uitstekend vermaak voor liefhebbers van de betere spannende serie – zeer geschikt voor iedereen die wel even klaar is met alle Scandinavische series – én complotdenkers. De gelikte vormgeving en alle fijne Australische boeventronies verhogen nog eens de sfeer.