Boeken / Fictie

Leven in een vissenkom

recensie: David Vann - Aquarium

Het is David Vann niet gelukt om weg te blijven bij weer een dramatische familiegeschiedenis, zoals hij na Goat Mountain (2013) had beloofd. Geeft niks, het blijft fascinerend hoe Vann een plotselinge wending weet om te vormen tot een Griekse tragedie.

De twaalfjarige Caitlin brengt haar vrije uren door in het Aquarium in een buitenwijk van Seattle. In de verwarmde ruimte, tussen de vissen, wacht ze iedere dag na schooltijd op haar moeder Sheri die in de haven werkt. Caitlin kent alle exotische soorten en hun eigenschappen, ze filosofeert daar veel over met een oude man die ook een vaste bezoeker blijkt te zijn. Om half vijf staat haar moeder buiten te wachten en vertrekken ze samen naar huis.

Dat blauw beloofde Aquarium. Een poortje naar een heiligdom. Ik had ook kunnen blijven voor naschoolse activiteiten, maar ik koos voor de vissen. Die waren gezanten uit een grotere wereld. Ze waren hetzelfde als mogelijkheden, een soort belofte.

Benauwd bestaan

De omstandigheden waaronder David Vann zijn personages laat optreden, lijken sterk op die uit zijn voorgaande werk. Er is de rauwe armoede en uitzichtloosheid die hij fraai laat samenvallen met de metaforen die Caitlin opdiept in de haar omringende vissenwereld. Ook geeft hij als verteller opnieuw een stem aan een kind, een uitzonderlijke kwaliteit van deze schrijver, waardoor het effect van de dramatische ontwikkeling prachtig contrasteert met de binnenwereld van een zoekend meisje.

Toch valt Vann niet in herhaling. Hij weet de onderdelen van het verhaal zodanig te rangschikken dat er telkens een nieuw krachtenveld ontstaat dat de basis vormt voor de worsteling van mensen in hun benauwde bestaan. Daar legt hij een mooie link met het aquarium als de verbeelding van het begrensde leven waar de verhoudingen kunstmatig in stand worden gehouden.

Schuld en vergeving

Caitlin raakt steeds meer bevriend met de oude man in het Aquarium. Als haar moeder hiervan hoort, slaan de stoppen door en wordt de politie ingeschakeld om deze toestand te beëindigen. In de daaropvolgende confrontatie blijkt de oude man de grootvader van Caitlin te zijn, de vader van Sheri die ooit het gezin is ontvlucht terwijl haar moeder stervende was. De ontmoeting veroorzaakt een explosie aan weggestopte gevoelens: de woede en verwijten van Sheri ontbranden in een bijna gewelddadige afwijzing van haar sinds jaren verdwenen vader. Caitlin staat erbij en kijkt ernaar.

Op dit punt aanbeland ontstaat er een geforceerd aantrekken en afstoten tussen mensen die bij elkaar horen, maar niet meer samen kunnen zijn. Het broeiende gevecht tussen onoverkomelijke schuld én behoefte aan vergeving maakt dat de situatie met golfbewegingen hevig ontvlamt maar ook tot verzoening aanspoort. Tegelijkertijd laat de schrijver Caitlin in een ontluikende liefde wegdrijven; een contrastverhogende kunstgreep die neigt naar een zoetsappigheid die vreemd is in het oeuvre van David Vann.

Vann weet als geen ander de menselijke verhoudingen op scherp te zetten en zorgt dat Aquarium mede hierdoor een intrigerende roman is geworden. Liefde en strijd op de vierkante meter en daartussenin de kinderlijke onschuld als vertegenwoordiging van een nieuwe generatie: ‘Soms leek het leven van volwassenen ondraaglijk treurig’.

 

 

Boeken / Fictie

Poëtisch ten onder

recensie: Tom Kristensen - Vernieling

Wie de achterflap van Vernieling leest, deinst wellicht terug voor zoveel zwartgalligheid. De ruim vierhonderd pagina’s die volgen stellen daarin niet teleur. Een lofzang op destructie. Maar toch, te midden van al die lelijkheid schuilt soms ook een sprankje schoonheid.

Literair criticus Ole Jastrau probeert te lezen. Naast hem op de grond ‘een stapel nog niet opengesneden recensie-exemplaren die met hun gladde rug als een pas gebouwde flat van de vloer oprezen’. Maar die verdomde telefoon. De bedelaar aan de deur. Zijn om aandacht vragende kind. En nogmaals de deurbel. Twee bedenkelijke figuren, de communistenvlerken Sanders en Steffensen, nemen bezit van zijn huis. Op de vlucht voor de politie, wachtend op de overwinning van de sociaaldemocraten en daarmee, zo goed als zeker, gratie. Zijn rijzige en gezagvolle vrouw slaapt vannacht bij haar moeder. Zij wil niets met die twee te maken hebben. ‘Ze was als een macht waartegen Jastrau zich niet kon verzetten.’ Een tijdje later verlaat ze hem voorgoed.

Onheil

Dan is Jastrau het zat. Spuug- en spuugzat. Zijn burgerlijke bestaan, zijn schijnheilige collega’s bij de krant, de talloze onbenulligheden van alledag, zijn eigen slappe houding tegenover het leven. Jastrau zet het op een drinken. Niet zomaar een drinken, nee, een drinken regelrecht de vernieling in. Sinds de komst van Sanders en Steffensen (met wie hij menig glas achterover slaat) lost zijn leven beetje bij beetje op tot er slechts alcohol overblijft. Alles is hij kwijt: baan, vrouw, kind, huis. Gezien de tijd waarin Kristensen zijn roman schreef, kan de vraag gesteld worden in hoeverre dit ten gronde gaande individu symbool staat voor de donkere periode in het verschiet. Het naderende onheil. Met twee mannen die op het wereldtoneel verschijnen en hele maatschappijen de vernieling in werpen.

Dichter en jazz

De Deense dichter, vertaler, schrijver en criticus Tom Kristensen (1893-1974) publiceerde zijn meest bekende roman in 1930. Annelies van Hees vertaalde het vernietigende verhaal naar het Nederlands. Dat Kristensen bovenal een dichter was en een buitengewoon observator valt uit zijn schrijfstijl af te lezen. Voor zinnen als: ‘Toen kwam hij naast de schuddende klimopheggen en laurierbomen van Paraplyen de lange Arne Vuldum tegen, die voortstapte als een bedachtzame, elegante dode, zijn gezicht wit en benig onder de correcte, stijve Sint-Pieterskoepel (…)’ mag gerust de pet voor worden afgenomen. Dat jazzmuziek een grote rol in schrijvers leven speelde, is niet slechts af te leiden uit de vele jazz die in het boek ’te horen’ is. Het ritme van de zinnen, het experimentele, hypnotiserende karakter ervan vraagt erom hardop gedeclameerd te worden. Lichtheid als tegenhanger voor een inktzwart relaas.

Poëzie

Toch ontstaan er tussen de treurige puinhopen ook momenten van schoonheid, of beter gezegd: poëzie. Te midden van onkritisch gezelschap als de eeuwige Kjær en de platenspeler die altijd speelt, in het halfdonker van de bar een wereld op zich:

De Lundbomcocktails zoemden rond in zijn hoofd, maar hij zat hier zo rustig in de gezellige schemering. Alleen als de portière opzij werd geschoven en een glimp van de zonnig blauwe, drukke straat als een projector diep in de duistere ruimte boorde, voelde hij een nuchter schokje.

Maar ook voor Jastrau komt er, zoals in ieders leven, een kans op een nieuwe start voorbij. Collega Kryger biedt hem een baan aan in Berlijn. Hij zal alles regelen. Geld voor een ticket, de afhandelingen van Jastraus scheiding en het innen van het verzekeringsgeld nadat zijn huis is afgefikt. Als Jastrau maar uit ‘deze vernietigende stad wegkomt’. Maar Jastrau gaat niet naar Berlijn. Hij hoort daar niet thuis. Hij hoort op de bodem van het bestaan. Hij gaat naar de bliksem. Het ultieme doel waarin hij zal volharden. Zodat hij eindelijk kan laten zien wat hij waard is. Voor een slapjanus is hij toch een ongelooflijke doorzetter gebleken.

Boeken / Non-fictie

De dagelijkse worsteling

recensie: Mason Currey en Eva Hoeke - Dagelijkse rituelen

Wat is er nodig om tot een meesterwerk te komen? Na het lezen van Dagelijkse rituelen van de Amerikaanse schrijver Mason Currey (en enkele bijdragen van Eva Hoeke) luidt het antwoord: routine en doorzettingsvermogen.

Een routine, dat blijkt voor alle creatievelingen die de revue passeren een breed begrip. Hoe je dag in te delen? Welke keuzes te maken om tot de best mogelijke omstandigheden voor een arbeidsproductief klimaat te komen? Een constant geploeter, dat is het voor velen. Een enkeling lijkt niet gebukt te gaan  – of weet de schijn goed op te houden – onder zijn eigen ambities en onzekerheden. Flaubert riep tijdens het schrijven van Madame Bovary uit: ‘Bovary schiet niet echt op; twee bladzijden per week! Soms ben ik zo ontzettend ontmoedigd dat ik wel uit het raam zou kunnen springen.’ Gelukkig hield hij vol.

Bondigheid en koeien

Currey begon zijn onderzoek naar de dagelijkse routine van creatieve geesten op een tot verprutsen gedoemde zondag. Aanvankelijk als blog: in korte en bondige posts publiceerde hij zijn vondsten. Voor het boek breidde hij zijn verzameling uit en schreef een grondiger onderbouwing. Toch is die bondigheid bewaard gebleven en is dat wat dit boekje aantrekkelijk maakt. Fijn om doorheen te bladeren en je te verbazen over het kunst- en vliegwerk waarmee de scheppende geest tot zijn arbeid komt. Voor iedere thuiswerkende mens een feest van herkenning. Wellicht zelfs een bemoediging; je bent niet alleen.

Een van de meest excentrieke gewoonten is ongetwijfeld die van Gertrude Stein, de Amerikaans modernistische schrijfster. Met haar steun en toeverlaat Alice B. Toklas reed ze het liefst door het Franse platteland op zoek naar een geschikte plek om te schrijven. In The New Yorker beschreef Janet Flanner in 1934 het volgende tafereeltje:

De twee dames rijden in hun Ford rond totdat ze een goeie plek gevonden hebben. Dan stapt Miss Stein uit en gaat op een klapstoel zitten met pen en papier, waarna Miss Toklas onverschrokken een koe in haar blikveld manoeuvreert. Als de koe niet matcht met het humeur van Miss Stein stappen de dames in de auto en rijden ze naar de volgende koe.

Onpretentieus

Zo’n honderdvijftig creatieven passeren de revue. Woody Allen, Nabokov, Beethoven, Bergman, Scott Fitzgerald; ze zijn er allemaal. Evenals een handjevol bekende Nederlandse ploeteraars als Herman Brood, Bas Heijne en Annie M.G. Schmidt. Deze bijdragen, geschreven door Eva Hoeke, vallen enigszins uit de toon, daar in die uiteenzettingen de eerder geprezen bondigheid ontbreekt. Al met al is het boekje in zijn onpretentieuze opzet geslaagd. Zonder duiding, zonder oordeel simpelweg beschrijven wat honderden biografen, journalisten en wetenschappers hebben onderzocht: de dagelijkse worsteling van de creatieve geesten onder ons.

Boeken
special: 8WEEKLY haakt in op de Annie M.G. Schmidtweek 2015

5 quotes van Annie M.G. Schmidt die je niet mag missen

Van 13 tot 23 mei is de Annie M.G. Schmidtweek 2015. Wie is er niet opgegroeid met de liedjes, versjes en verhalen van een van Nederlands bekendste auteurs? Vijf passages uit het werk van Schmidt (1911-1995), waar we even stil bij moeten staan.

1. Uit: Otje, 1980

‘Maar pappa, je hebt altijd gezegd: ik kan geen andere baan krijgen want ik heb geen papieren.’
‘Dat is juist,’ zei Tos.
‘Je hebt altijd gezegd: mijn papieren zijn zoekgeraakt in de kompjoeter.’
‘Ook dat is juist,’ zei Tos. ‘Zie je dat hoge gebouw daar? Dat is het kompjoetergebouw. Daar moest ik twee jaar geleden mijn papieren afgeven aan het loket. Voor “eventjes”, zeiden ze. Ik zou ze dadelijk terugkrijgen, zeiden ze.’
‘En toen?’ vroeg Otje.
‘Toen liep de meneer van het loket ermee weg. Er kwam een andere meneer. Die wist van niets. Ik heb gewacht en gewacht en gepraat en gesmeekt en eindelijk…’
‘Eindelijk ben je driftig geworden, papa?’
Tos knikte.’

Schmidt3

2. Uit: Ziezo, korte verhaal De diepvriesdames, 1987

‘Een van de diepvriesdames was jong. Ze heette Sorbet en ze was zo mooi dat de kapper aldoor naar haar moest kijken in de spiegel. Ook zij had wit haar en een wit gezicht, maar haar ogen waren donkere bevroren vijvertjes waar het maanlicht in speelt en haar stem klonk als arrensleebelletjes.’

3. Uit: De dader heeft het gedaan (musical), liedje ‘Het leven gaat door’, 1983

‘Alles gaat stuk grote verloedering alles mislukt nergens verbroedering één grote beestenboel straks hangt de paddenstoel boven het schoollokaal zegt het journaal straks komt de grot boem doem doem doem’

© Fiep Westendorp en Annie M.G. Schmidt

4. Uit: Ziezo, korte verhaal Pas op voor de hitte, 1987

‘Denk aan juffrouw Scholten, die is vandaag gesmolten, helemaal gesmolten, op de Dam. Dat kwam door de hitte, daar is ze in gaat zitten – als je soms wil weten hoe het kwam. Ze hebben het voorspeld: pas op, juffrouw, je smelt! Maar ze was ontzettend eigenwijs… Als een pakje boter, maar dan alleen wat groter, is ze uitgelopen, voor ’t paleis.’

5. Uit: Anna, het leven van Annie M.G. Schmidt, Annejet van der Zijl, 2011

‘Ieder verhaal eindigt gelukkig als je maar vroeg genoeg ophoudt.’

 

Kiezen uit het oeuvre van Schmidt is lastig, wat is jouw favoriete passage?

Logo Schmidtweek 2015

© Fiep Westendorp en Annie M.G. Schmidt

Muziek / Album

Hoe krijgen ze het voor elkaar?

recensie: Colin Stetson and Sarah Neufeld - Never Were the Way She Was

Het is wonderbaarlijk dat zulke volle, intense, en afwisselende muziek als op Never Were the Way She Was te horen is, gemaakt kan worden door slechts één saxofonist en één violist, en dat volledig live ingespeeld en zonder overdubs op plaat gezet. Wonderbaarlijk, maar geen verrassing voor wie al bekend was met de capaciteiten van Sarah Neufeld en Colin Stetson.

Laatstgenoemde is de man die zijn saxofoon kan gebruiken om er drones, percussie, en melodie uit te halen — tegelijkertijd. Dat doet hij onder meer door bijzondere technieken als circulaire ademhaling, multiphonics (waardoor hij meerdere noten tegelijk kan spelen), en het gebruiken van zijn kleppen als percussie. Ook Sarah Neufeld weet haar instrument op bijzondere wijze te benutten met haar expressieve spel en viooldrones.

Beheersing tot in de puntjes

De twee kennen elkaar van Arcade Fire — beiden zitten in de tourband — maar het moge duidelijk zijn dat dit album daar niets mee van doen heeft. Een pulserende en kreunende saxofoon, drones en zweverige melodieën maken de dienst uit. Sommige mensen zouden deze unieke muziek onder de weinigzeggende noemer ‘experimenteel’ scharen. Bij beluistering van dit album blijkt echter hoe onterecht zo’n benaming kan zijn: het is overduidelijk dat Stetson en Neufeld deze stijl tot in de puntjes beheersen en dat ze het stadium van experimenteren allang voorbij zijn. Elk nummer is bijzonder vakkundig gecomponeerd en uitgevoerd. Bovendien zijn beide artiesten uitstekend op elkaar ingespeeld.

Het levert parels op als openingsnummer ‘The Sun Roars Into View’, wat een toepasselijke titel is voor het nummer dat op indrukwekkende wijze opbouwt in intensiteit. Vooral het huilende geluid dat tegen het einde van het nummer inzet is om kippenvel van te krijgen. Het lome ‘Won’t Be a Thing to Become’ is een trager stuk, dat een schitterende triestheid uitstraalt: de saxofoon klinkt zwaar en moeizaam, terwijl de viool de melancholie extra vormgeeft met klaaglijke melodieën. Heel anders dan het drukke en gelaagde ‘The Rest of Us’, waarin Stetson er halverwege een basgeluid uit weet te persen dat werkelijk door merg en been gaat. Het krijgt in combinatie met het continu pulseren van de sax en het venijnige spel van Neufeld zelfs iets agressiefs.

Beste werk

Kwaliteitslabel Constellation heeft er weer een mooie release bij. Never Were the Way She Was behoort namelijk niet alleen tot het beste werk van Colin Setson en Sarah Neufeld, wat al veel zegt, maar tot het beste werk dat dit jaar uit is gekomen. Het sleept mee, ontroert en intrigeert van begin tot eind. En ondertussen blijf je het je afvragen: hoe krijgen ze het toch voor elkaar met alleen een saxofoon en viool…?

Boeken / Non-fictie

Altijd in de publiciteit willen komen

recensie: Niek Pas - Provo! Mediafenomeen 1965 – 1967

Het is 2015, en de anarchistische jongerenbeweging Provo is terug van weggeweest. Vijftig jaar geleden werd zij opgericht. Na twee jaar activisme kwam er in 1967 alweer een einde aan Provo, maar Nederland was voorgoed veranderd. In zijn nieuwe boek belicht Niek Pas hoe Provo omging met de media, en de media met Provo.

Niek Pas, geboren drie jaar na het einde van Provo, is universitair docent ‘nieuwste geschiedenis’ aan de Universiteit van Amsterdam, en heeft al eerder over de beweging gepubliceerd. Provo! Mediafenomeen 1965 – 1967 is een bewerking van één van zijn eerdere publicaties, Imaazje! De verbeelding van Provo uit 2003. Dat er nu een bewerkte uitgave verschenen is, heeft ongetwijfeld met ’50 jaar Provo’ te maken.

Het is Pas’ doel om Provo te interpreteren ‘als een poging grenzen, structuren en rituelen van het dagelijks leven te verkennen, te bevragen en te ondermijnen.’ In dat proces speelden zij diverse rollen, wat een ‘image’ werd genoemd, uitgesproken niet op z’n Engels, maar op z’n Frans, ‘imaazje’ (ziedaar de titel van Pas’ vorige studie). Dit image speelde met het imago zoals dat bestond in de media en publieke opinie. Het is het recept voor een hoogst zelfbewuste omgang met diezelfde media.

Happenings en PR

Niek Pas volgt Provo vanaf de begindagen, waarin mede-oprichters Roel van Duijn en Rob Stolk en andere figuren van het eerste uur zoeken naar een manier om hun stem gehoord te krijgen, tot aan de nadagen in 1967, wanneer de anarchisten onder hun eigen populariteit bezwijken. Daartussen gebeurt van alles, van de ‘happenings’ van de magiër Robert Jasper Grootveld op het Amsterdamse Spui tot de protesten rondom het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg op 10 maart 1966 en de deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen op 1 juni van dat jaar.

Daar gebeurt iets vreemds: waarom doet een anarchistische beweging, die zich richt tegen gezag en autoriteit, mee aan verkiezingen, juist de ultieme bevestiging van die twee zaken? Volgens Pas is het juist logisch, lag het ‘in feite geheel in de lijn van wat Provo eigenlijk impliceerde’, en dan komt hij tot de kerntypering in zijn boek: ‘een actiegroepering die voortdurend naar mogelijkheden zocht om in de publiciteit te komen, het liefst op een onverwachte manier.’

Er zijn meer van dat soort momenten, waarop Pas tot een onverwacht inzicht komt of een tegenstelling blootlegt. Zo schrijft hij dat Provo ‘zonder enige moeite’ een aantal boekwinkels winst liet maken op de verkoop van het blad Provo, een goedkeuring van een zeker ‘winststreven’ dat niet geheel lijkt te passen bij hoe Provo herinnerd wordt. En wanneer Stolk trouwt, toont zich ook de nare kant van media-aandacht: publiciteit dient ‘niet langer alleen de zaak’, maar dringt zich nu ook het privéleven binnen. Wanneer het zo diep gaat, door het ‘imaazje’ heen boort, wordt media-aandacht bedreigend.

Gewild of toeval?

Na lezing van Provo! Mediafenomeen 1965 – 1967 blijft de lezer wel met een aantal vragen achter. Niek Pas beschrijft vooral wat er gebeurde, en met wie, en op welke wijze Provo de media gebruikte en andersom, maar voor kritische reflectie is minder plaats. Zo ligt de nadruk vooral op hoe de – voornamelijk – mannen van Provo gebruik maakten van de media om op te vallen en hun standpunten gehoord te krijgen. Pas maakt zich helaas minder druk om waarom en waarvoor die media Provo gebruikten. Het komt langs, maar wordt niet opgenomen.

Hetzelfde geldt voor een precieze duiding van welke rol de media nu precies hebben gespeeld tijdens het korte bestaan van Provo. (Welke rol zij hebben gespeeld na 1967 is een heel ander, maar net zo boeiend vraagstuk.) Zo beschrijft Pas een mars door Amsterdam in maart 1966, in aanloop naar het huwelijk van Beatrix en Claus. Het was Pasen, en het weer was slecht, waardoor de protestactie een ‘lijdensaura’ kreeg, iets dat die dagen natuurlijk blijft hangen. Wat is dan gestuurd en vooraf gewild, en wat is toeval?

Een stempel gedrukt

Desalniettemin is Provo! Mediafenomeen 1965 – 1967 een boeiend boek over één van de belangrijkste protestgroeperingen in de Nederlandse geschiedenis. Ze mogen maar kort bestaan hebben, het stempel dat de leden van Provo in die tijd op Nederland gedrukt hebben is onuitwisbaar. Dat bewijst de grote media-aandacht die ook deze dagen naar oud-Provo’s uitgaat, en dat bewijst ook Niek Pas in dit boek.

Muziek / Concert

Schroom ontgroeid

recensie: Concert Sophie Hunger in Rotown Rotterdam

De Zwitserse Sophie Hunger heeft net haar nieuwe studioalbum Supermoon uitgebracht en toert Europa door om er de aandacht op te vestigen. Ze heeft ook in Nederland een schare trouwe fans opgebouwd en geeft hier twee concerten.

We moeten alweer vijf jaar terug in de tijd gaan om te zien hoe Sophie Hunger tijdens Eurosonic van dat jaar werd gepresenteerd als een van de opkomende talenten uit Europa. Tijdens dat optreden was Hunger zo verlegen dat ze nauwelijks contact met de zaal durfde aan te gaan. Tien maanden later stond ze op het Roepaen podium en had ze al een heel klein beetje van die schroom verloren, maar was nog steeds zichtbaar gespannen.

Sophie_Hunger_2-2Ontwikkeling

Als de deuren van Rotown dit voorjaar open gaan, staat er al een aardige rij met fans voor de deur.  Zij willen de beste plek hebben voor het knusse podium van deze zaal in Rotterdam. Die loopt dan ook snel vol, terwijl de temperatuur naar een zomerse hoogte stijgt. Om bijna klokslag half tien betreedt Sophie Hunger met band het podium. Het kleine podium staat propvol apparatuur, maar biedt gelukkig ook nog plaats voor een heuse vleugel. Aan de vier man die de band van Hunger vormen, wordt ieder een paar vierkante meter gegund, om het beste aan muzikaliteit wat in ze zit ten gehore te brengen. Hunger zelf krijgt niet veel meer ruimte dan haar bandleden.

Ze opent de show akoestisch met het titelnummer van haar nieuwste album, Supermoon, dat in de afronding de hulp van de volledige band vraagt om zo direct een statement te maken over waar Hunger die avond voor zal staan: van heel rustig, ingetogen en breekbaar naar een band-benadering die er niet om liegt. De kwaliteit van de liedjes kennen de fans inmiddels. Vijf uitstekende studioalbums brachten Hunger waar ze nu staat. Live heeft ze zich in de afgelopen jaren stevig ontwikkeld van een verlegen meisje naar een vrouw die weet wat ze wil. Haar ogen en lichaamstaal dirigeren het geheel naar grote hoogte!

Sophie_Hunger_3-2Droomband

Hunger houdt van lekker doorwerken: bijna anderhalf uur speelt de band de sterren van de hemel, met Hunger zelf als de overduidelijke leider. Grotendeels horen we Engelstalige liedjes, Duits is daarna de hoofdtaal, en een enkele keer is het de mengelmoes van het Zwitsers dat we ontwaren met een vleugje Frans dat natuurlijk niet mag ontbreken. Internationaal mag Engels uiteraard een belangrijke taal zijn: in de andere talen blinkt Hunger pas echt uit in de beleving van de liedjes.

Naast gitaar en piano/vleugel die Hunger zelf bespeelt, horen we bassist, zanger en gitarist  Simon Berger, die al zes jaar aan haar zijde staat. Op drums en zang vormt Alberto Malo met hem de stevige ruggengraat. De uit Parijs afkomstige toetsenist, trompettist, flugelhorn-speler en zanger Alexis Koto Anérilles is sinds een jaar werkelijk een aanwinst. En, nu voor een vierde optreden van de partij, is de Gentse gitarist, die als een heuse Jimi Hendrix met zijn gitaar alle klankkleuren van de regenboog laat horen, compleet met paars shirt. Hunger heeft een top-band. Zoals ze zelf zegt: met de laatste verrijkingen is het een werkelijke droomband geworden.

De show van het vijftal is pas voorbij als Hunger en de haren voor een tweede set van toegiften teruggeroepen zijn op het podium en na het ingetogen ‘Craze’ een werkelijk onstuimig slotakkoord wordt gespeeld: van een lied dat spreekt over het feit dat het de hoogste tijd is om te gaan. Het publiek probeert nog even of een derde set toegiften erin zit om dit fantastische concert nog verder voort te laten duren. Voldaan en opgetogen weet iedereen dat ook aan geweldige momenten een einde komt.

Muziek / Album

Tableaux vivants

recensie: Terry Gilliam - Benvenuto Cellini

Regisseur en cineast Terry Gilliam laat al na de hartveroverende ouverture letterlijk de confetti knallen. Een bont kermisvolk met grote poppen van papier maché loopt zingend de zaal binnen en neemt het publiek mee in een carnavaleske wereld. Vanaf dit moment is het oppassen. Het barokke decor en de hoeveelheid mensen leiden af van de muziek. Op het podium lopen de changementen op snelle rolletjes, de gracieus dansante koormassa zingt (soms te) snel en houdt het belevenistempo hoog.

Hector Berlioz’ eerste opera Benvenuto Cellini uit 1838 is al vanaf de première geen geliefd werk. Slechts enkelen kunnen zijn bijzondere affiniteit met de Franse taal waarderen, waaraan zijn geniale muziek ondergeschikt is. Ook de zeer originele, bijna moderne techniek van orkestreren viel niet in de smaak bij zijn tijdgenoten.

Daarom is de combinatie Gilliam & Berlioz zo geniaal. Hij zet Cellini in een wereld die aan het fantasygenre grenst. Imaginaire circuswezens en ‘levendige’ bouwsels op het toneel zorgen voor visueel geweld. Tegelijkertijd duiden ze op de gekheid en uitbundigheid van Cellini zelf. Toch zitten Gilliams tableaux vivants de muziek niet in de weg. Integendeel, dankzij dirigent Mark Elder en het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt niet alleen de bombarie prima uit de verf, maar ook – vooral in de tweede akte – de fijnzinnige, Berlioz eigen nuancen in de muziek. Elder zoekt het in de lyriek en laat de luisteraar vooral kijken. Kijken en twijfelen of men nu in een operazaal of in een bioscoop zit.

Gek en geniaal

De echte Benvenuto Cellini leefde tussen 1500 en 1571 in Florence en was een wat schurkachtige, onaangepaste beeldhouwer, edelsmid, schrijver en musicus. Gek en geniaal noemden de middeleeuwse Florentijnen hem. Berlioz raakt door zijn leven gefascineerd. Hij herkent dezelfde gekheid en de drang om in de kunst op te gaan. In zijn opera kiest hij voor het verhaal over het beeld van Perseus dat Cellini – en niet de fameuze hofkunstenaar Fieramosca – in 1532 in opdracht van de Paus ging maken.

Als Cellini ook nog Teresa voor zich wint komt het drama op gang. In de eerste akte volgen we zijn liefdesperikelen, die hoewel lachwekkend toch niet altijd even boeiend zijn. De tweede acte vertoont meer vaart en het lijkt alsof alle zangers ‘opgewarmd’ beter in de scènes zitten. De magnifieke entree van de Paus op een monumentale stoel en de vurige slotscène waar het podium tot één grote oven lijkt samen te smelten zijn de hoogtepunten. Ronduit grandioos is de overwinning als Cellini de voltooide Perseus voor de Paus onthult. Gek en geniaal tegelijkertijd – niet alleen Cellini maar vooral Gilliam en Berlioz in deze samenwerking.

Eind goed alles goed

De gespierde Franse taal die in dit werk de muziek bepaalt, stelt de solisten op proef. Tenor John Osborn zingt de loodzware partij met steeds meer gemak en maakt in de loop van de opera uit Cellini een overtuigende schavuit. Minder zeker komt mezzo Mariangela Sicilia over in de rol van de mooie Teresa, hoewel ze de cavatine ‘Entre l’amour et le devoir’ meesterlijk neerzet.

Een absolute uitblinker is sopraan Michèle Losier in de rol van Ascanio, een vriend van Cellini die voor een goed afloop van het verhaal zorgt. Ascanio biedt Cellini hulp, geld en is trouw in zijn vriendschap aan hem – worden die eigenschappen door Berlioz als vrouwelijk gesuggereerd omdat de rol voor een vrouwenstem is?

Al met al is het Gilliam – bewust of niet – gelukt de klassieke muziekwereld binnen te dringen en ze te laten huiveren. Dankzij zijn buitenmate vernieuwende visie op een oud genre heeft Gilliam niet alleen de vertrouwde operagangers vermaakt, maar ook een volkomen nieuw publiek aangetrokken: zo veel jonge mensen heeft de Stopera tot nu toe tijdens geen andere première dit seizoen gezien.

Theater / Voorstelling

Swarte Kunst maakt hoge verwachtingen niet waar

recensie: Swarte Kunst - De Perzik van Onsterfelijkheid

De eerste voorstelling van Swarte Kunst poogt Jan Wolkers’ roman De Perzik van Onsterfelijkheid in een tekstbewerking van Rik van den Bos tot leven te laten komen. Wolkers’ gevoel voor treffende zinnen, spot en ironie komen goed tot hun recht in een schitterende monoloog.

Op het podium zien wij de laatste dag van Ben Ruwiel (Ali Çifteci), een oude verzetsheld die niemand anders meer heeft dan zijn stokoude hond Snoet en zijn vrouw Corrie, voor wie hij altijd tweede keus zal blijven. Haar eerste liefde Henk is overleden toen zij alle drie in het verzet zaten en sindsdien is “IJzeren Corrie” veranderd in een alcoholiste die haar bed niet meer uit wil komen. Het is Bevrijdingsdag, het jaar 1980 – een roerige tijd waarin krakers vochten voor hun idealen met leuzen als “Geen woning, geen kroning.” Op deze dag werden de Canadese veteranen opnieuw onthaald als helden en marcheerden zij feestelijk over de Berlagebrug, het symbool van de socialistische idealen. Çifteci kijkt spottend en klagend toe in zijn rol als oude verzetsheld. Hij dwaalt in gedachten door een labyrint dat gevormd wordt door de kamers van zijn eigen huis, Amsterdamse straten, herinneringen en de gangen van het Rijksmuseum. De personages die Ruwiel gaandeweg ontmoet, worden gespeeld door Margje Wittermans. Op komische wijze weet zij een karikaturaal beeld te scheppen van de buitenwereld die volgens Ruwiel vooral uit domme mensen bestaat. Snoet de hond is een pop.

Opzet voor een theatraal monument

Perzik 03 -® Sanne PeperSwarte omschrijft de roman als een monument voor verzetshelden. Wolkers zoomt liefdevol in op de geschiedenis van één oude verzetsheld en weet zo de grote geschiedenis te raken. Swarte legt het theatrale proces op een ontwapende manier bloot, zodat de toeschouwer getuige wordt van de manier waarop hij zijn eigen monument opbouwt. De technici die de ondersteunende geluiden en het licht verzorgen zijn op het podium aanwezig. Zelf staat hij ook op de planken en bestuurt hij Snoet en een camera. Met zijn camera beweegt hij door prachtige tekeningen en maquettes. Het labyrint waarin Ruwiel zich begeeft, wordt zo tegelijkertijd zichtbaar op een groot scherm.

Veelbelovend klein spel

Çiftecis kracht schuilt in klein spel. Hij ontroert met de aandoenlijke koppigheid van een oude man. Mijmerend verzucht Ruwiel dat een stille bewonderaar nooit een luidruchtige minnaar zal worden. Zijn liefde blijft onbeantwoord – hij mag alleen maar naar Corrie kijken. Aan zijn trouwe viervoeter, voor wie hij alles doet, kan hij zijn liefde wel toevertrouwen. Ondanks zijn duizelingen en slechte hart drukt hij een bevroren pens tegen zijn buik om Snoet te kunnen verwennen met een lekkernij. Met de pens lijkt ook hijzelf te ontdooien wanneer hij met zijn hond neervlijt in zijn volkstuintje. Çifteci haalt met glinsterende ogen mooie herinneringen op met zijn hondje en vindt eindelijk rust op deze akelige dag.

Perzik 01 -® Sanne PeperDramatische ontknoping blijft uit

Wanneer Snoet begint te kermen van de pijn ziet Ruwiel geen andere mogelijkheid meer dan het arme beest uit zijn lijden te verlossen. Wolkers beschrijft op ontroerende wijze hoe Ruwiel zijn hond met een bijlslag doodt, schreeuwend om maar niets te hoeven horen, en hoe hij treurend de geur van zijn hondenvacht opsnuift. Snoet was het enige wat Ruwiel nog met zijn vrouw verbindt en zijn dood zal ook de hare betekenen. De verwachtingen voor dit cruciale moment waren hoog, maar Çifteci loopt na de bijlslag vrijwel direct van zijn hond weg. Bovendien lijkt zijn verdriet niet groot en intiem genoeg. De vlammen die op het scherm verschijnen tijdens de crematie van Snoet doen melodramatisch aan.

Een ander cruciaal moment waarop ook echt meer uitgepakt had kunnen worden is de slotscène. Een herinnering aan de Corrie uit het verleden (Wittermans) dringt zich aan en brengt Ruwiel een nieuwe brommer voor zijn vrouw. Met zijn laatste krachten weet hij het ding naar huis te duwen, geteisterd door duizelingen en vermoeidheid. We zien op de beelden hoe licht brandt achter de ramen van het huis. Zou Corrie hem zien? Op dat moment zakt hij in elkaar en voelt hij niet eens meer hoe de brommer op hem valt. Jammerlijk genoeg blijft dit slechts bij een beschrijving en wordt dit niet uitgespeeld, waardoor er een bepaalde afstandelijkheid ontstaat. De Perzik van Onsterfelijkheid weet net niet genoeg te raken om als geheel van de grond te kunnen komen.

Boeken / Non-fictie

Kiemen van vitaliteit

recensie: Thomas Merton - Zaden van contemplatie

Wat is het leven? Wanneer leven wij echt? Veel schrijvers, filosofen en theologen hebben zich met deze vraag bezig gehouden. Vaak weet de auteur niet een publiek breder dan de leden van een bepaalde orde of levensovertuiging aan te spreken. In Zaden van contemplatie slaagt Thomas Merton er wél in over grenzen heen te stappen.

In 1962 verscheen New Seeds of Contemplation, van de Amerikaanse trappistermonnik Thomas Merton, een bewerking van twee eerder door hem geschreven boeken, waaronder Seeds of Contemplation. Het boek bevatte deels hoofdstukken uit dat reeds gepubliceerde werk, maar ook veel nieuwe passages. In de vijf decennia die ons van publicatie scheiden is het uitgegroeid tot een spirituele klassieker.

In 1988 verscheen een eerste vertaling in het Nederlands, maar omdat deze editie al een tijd niet meer te verkrijgen is, hebben de vertalers – bijna allen overigens betrokken bij het Nederlands Thomas Mertongenootschap – van Zaden van contemplatie een nieuwe editie gemaakt. In een bondige inleiding geven ze goede achtergrondinformatie: wie Thomas Merton was, hoe dit boek ontstaan is, en een aantal leestips.

Naar de verlichting

Contemplatie is, volgens Merton in het eerste hoofdstuk,

de hoogste uitdrukkingsvorm van het intellectuele en spirituele leven van de mens. Het is het leven zelf, volledig alert, volledig actief en zich er volledig van bewust dat het springlevend is. Het is spirituele verwondering.

In het derde hoofdstuk, dat de driedelige inleiding tot het boek besluit, beschrijft Merton hoe de zaden van contemplatie tot de mens komen. ‘Ieder moment,’ schrijft hij, komen ‘kiemen van spirituele vitaliteit’ tot ons en onze geest. Door goed bij deze zaden stil te staan kunnen we dichter tot God komen, wat hij ook wel ontwaken of verlichting noemt, en daar draait Zaden van contemplatie om.

Natuurlijk besteedt Merton een groot deel van dit boek aan theologische onderwerpen, aan Christus aan het kruis en rituelen die de niet-gelovige niet altijd aan zullen spreken. Maar op andere momenten schrijft hij over de kracht van nederigheid, over vrijheid of over loslaten als de ultieme vrijheid. In alles waarschuwt Merton tegen het ontsnappen aan ‘de blindheid en hulpeloosheid van de gewoonlijk vermoeiende paden van de geest.’ Zaden van contemplatie valt te lezen als een pleidooi voor wat onze tijden tot authenticiteit hebben gereduceerd, die innerlijke kracht en kalmte die Merton voorop plaatst: de kracht om jezelf te zijn, om op jezelf en je eigen intuïtie durven te vertrouwen. Bovenal is contemplatie de ogen openen.

Tijdloze formuleringen

Het mooie aan dit boek is dat Merton altijd helder formuleert (en dat de vertalers hun werk dus ook goed gedaan hebben) en begrijpelijk schrijft. Spiritualiteit heeft de naam vaag en zweverig te zijn, maar dat is Merton nou net niet. Sommige stukken in Zaden van contemplatie voelen oud en gedateerd aan, zoals zijn conservatieve waarschuwingen over seksualiteit en verlangen, maar daar aanstoot aan nemen is spijkers op laag water zoeken. Beter is het je te richten op de tijdloze formuleringen, het zoeken en aansporen zoals Merton dat doet en beschrijft. Zaden van contemplatie is dus, hoewel hier en daar wat gedateerd, zeker het lezen waard, ook voor de niet-christen.