Film / Films

Kunstroof en synthetisch sentiment

recensie: Woman In Gold

Maria Altmann probeert in Woman in Gold de kunstwerken die in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s uit haar huis zijn geroofd terug te krijgen. De huidige eigenaar – het land Oostenrijk – weigert teruggave. Het betreft hier namelijk vijf kostbare schilderijen van Gustav Klimt, die momenteel tot het ‘Oostenrijks erfgoed’ behoren en vele bezoekers trekken.

In Woman In Gold wil Maria Altmann worden herenigd met haar geportretteerde tante Adèle, die door Klimt op bijzondere wijze is vereeuwigd op het canvas. Ze wordt daarin bijgestaan door advocaat Randol Schönberg, die tevens Oostenrijkse roots heeft. Samen vechten ze voor rechtvaardigheid in hun strijd om een van de meest waardevolle kunstwerken ter wereld.

Geromantiseerde flashbacks

Helen Mirren vertolkt de hoofdrol en doet dat subliem. De deftige, kwieke Maria is een genot voor het oog. Ze zit vol energie en met een geslaagd Oostenrijks accent vraagt ze de hulp van de jonge, onervaren advocaat Randol Schönberg. De slecht gecaste Ryan Reynolds – en dat is niet voor het eerst – weet geen moment te boeien of te overtuigen als Schönberg, die in het begin niet erg enthousiast is, maar later natuurlijk bijdraait. Reynolds kijkt voortdurend als een beteuterd schooljochie en wanneer een wat complexere emotie wordt gevraagd, levert dat een vreemde scène in een Oostenrijks toilet op. Wel fijn is Daniel Brühl als onderzoeksjournalist Hubertus Czernin, die het duo op Oostenrijkse bodem helpt met de bureaucratische rompslomp.

Het is prettig om te zien dat de scènes die zich in nazi-Oostenrijk afspelen Duitstalig zijn, waarbij met name Tatiana Maslany als jonge Maria erg sterk speelt. De flashbacks zitten beter in elkaar dan de scènes in het heden. De setting is ondanks de nazi-bezetting echter geromantiseerd, hetgeen voor de gehele film geldt. De tragiek van de Holocaust wordt voornamelijk buiten beeld gelaten; het feit dat Maria’s man in Dachau heeft gezeten ook. Verder dan Joodse vrouwen die worden gedwongen een stoep te boenen wil de film niet gaan.

Emoties door muziek

Woman in Gold doet denken aan Philomena, waarin tevens een oudere dame (Judi Dench) en een journalist (Steve Coogan) het verleden in duiken op zoek naar iets dat gestolen is. In het geval van Philomena: een kind. Philomena is echter veel overtuigender, door de sterke chemie tussen Dench en Coogan en de suspense in het verhaal. In Woman in Gold ontbreken beiden. Het is in wezen een rechtlijnige, wat droge film, die er niet in slaagt een historisch verhaal op boeiende wijze te vertellen.

Meest stuitend is het synthetisch sentiment. Allerlei clichés (muziek, speeches) worden uit de kast getrokken om de kijker te engageren. Hans Zimmer maakt echter een overdreven emotionele soundtrack die op het einde zo erg aanzwelt dat Maria’s enige traan in de film overkomt als een waterval.

Ondanks een briljante Helen Mirren blijft de film steken op een sentimentele historische vertelling, waarbij emoties eerder door opzwellende muziek dan door een band met de personages of een goed verhaal worden veroorzaakt.

Boeken / Non-fictie

Een boerengemeenschap in oorlogstijd

recensie: Bram de Graaf - Het verraad van Benschop

Op 13 februari 1945, vroeg in de ochtend, reed een legergroene bus het dorpje Benschop binnen. En samen met die bus het drama dat zich enkele dagen later afspeelde. Zeven mannen werden op een boerenerf gefusilleerd. Het Benschopse verzet was gebroken.

Zeventig jaar na dato is deze episode in het Utrechtse Benschop nog altijd een collectief trauma. Erover gesproken wordt er nauwelijks. Dat Bram de Graaf, journalist en historicus, toch zo veel anekdotes bij de zwijgzame bevolking los weet te weken, mag een prestatie heten. Het zit niet in de volksaard: ‘Laat toch zitten’. Maar verhalen als deze moeten juist verteld worden. Niet alleen voor het historisch besef, maar ook om de invloed van een oorlog op een zo typisch Nederlands dorpje te laten zien.

Verzet

Na de Duitse inval in mei 1940 leek er aanvankelijk weinig nieuws onder de zon in de boerengemeenschap. Een ieder pakte zijn werk weer op. Sommigen zagen zelfs wel iets in een Europese statenbond, met Duitsland als leidende natie. Een krachtig Europa dat korte metten zou maken met het communisme. De bezetters gedroegen zich netjes en vriendelijk. Nadat de eerst maatregelen tegen Joodse Nederlanders werden ingevoerd veranderde die houding. De sfeer werd grimmiger. De Februaristaking in 1941, hardhandig door de Duitsers neergeslagen, bracht het inzicht met een wrede onderdrukker te maken te hebben. De ogen gingen open. Het Benschopse verzet was geboren.

Dat in een kleine gemeenschap weinig geheim blijft, zal een ieder die daarin is opgegroeid kunnen beamen. Zo wist nagenoeg iedereen over de ondergrondse activiteiten en waren onderduikers geregeld in het dorp te zien. Dat hieruit onvoorzichtigheid kan volgen behoeft geen uitleg. Na de geallieerde invasie in juni 1944 leek het snel afgelopen te zijn met de oorlog. Een groepsfoto met leden (en meelopers) van het verzet en een enkele onderduiker werd gemaakt. Het is voorbij, we hebben het overleefd, dachten ze. Niets was minder waar.

Het verraad

Natuurlijk rees de vraag wie er voor het verraad verantwoordelijk was. Een vermomde man (grote bril, pleisters op de wangen geplakt) was gezien op die dertiende februari in de legerbus, maar wie dat was? Pas in 1946 wist rechercheur Ten Voorde een doorbraak in de zaak te forceren, nadat alle lijnen leken dood te lopen. Plots vielen ook voor de plaatselijke bevolking alle puzzelstukjes op zijn plaats. Over die bevolking: was het eenheidsgevoel tijdens de oorlog groot, na de bevrijding verwaterde dit en speelden er kleine ruzietjes en irritaties op – met name tussen de protestanten en katholieken. ‘Alleen tijdens de herdenkingen leek het dorp in de jaren erop even één’, schrijft De Graaf.

De reconstructie van ‘het verraad van Benschop’ die Bram de Graaf weergeeft is zeer compleet. Het interessantst zijn de ooggetuigenverslagen. De herinneringen aan die noodlottige dag, aan een gemeenschap in oorlogstijd. Door de vele families, onderduikers en dubieuze figuren in het complexe verhaal is het makkelijk het overzicht te verliezen. De anekdoten en personen rollen soms in een wel erg hoog tempo over elkaar heen. Pas aan het eind van het boek, na vertrouwd te zijn geraakt met de hoofdpersonen, is het overzicht gemakkelijker te behouden. Maar deze gewoonlijk vaak zwijgzame figuren maken Het verraad van Benschop tot een klein monument voor de gevallenen van zeventig jaar geleden.

Boeken
special: Mogelijk gemaakt door Uitgeverij Rubinstein

‘Een weeffout in onze sterren’ winnaar van de Storytel Luisterboek Award 2015

Het boek van John Green, dat we tevens kennen als de Hollywood-verfilming uit 2014 genaamd The Fault in Our Stars,  wordt op deze audioversie voorgelezen door zangeres Beatrice van der Poel. Zij wist met haar heldere en warme stem de vijfkoppige jury, bestaande uit o.a. Vincent Bijlo en Job Cohen, te overtuigen en heeft daarmee de award voor het Best voorgelezen luisterboek van 2015 in de wacht gesleept.

De jury over Een weeffout in onze sterren:

Prachtig voorgelezen, met een hele mooie kleine afstand tot het boek. Ze leest de keiharde passages over kanker en doodgaan net zo onbewogen voor als hoofdpersoon Hazel ze schijnbaar ondergaat. Beatrice leest zo knap, dat je het verhaal als het ware door Hazel verteld hoort worden. Toch doet ze dat met haar eigen stem. Elk woord komt aan, soms als een mokerslag, soms als een aai over je wang.

Bron: weekvanhetluisterboek.nl

Beatrice nam het hierbij op tegen Adriaan van Dis met Ik kom terug, Kees Hulst met Het leven van Pi, Jan Meng met Van het westelijk front geen nieuws en P.F. Thomése met Schaduwkind (begeleid door Corry van Binsbergen en het VU Strijkensemble). Van alle luisterboeken is een fragment te beluisteren op de website van Week van het Luisterboek.

Lees ook de recensie van het (lees)boek uit 2012 of bekijk hier onze special over de gelijknamige film, maar kijk uit voor spoilers!

Wil je een van de luisterboeken ontvangen? Kijk dan naar de actie en doe mee, dit kan tot 3 juni!

Untitled-2

Muziek / Album

Professionele aantrekkingskracht

recensie: Ilen Mer - The Things That Sleep In The Woods

Het uit Tilburg afkomstige indie-folk-collectief Ilen Mer presenteerde nog niet zo lang geleden hun debuutalbum The Things That Sleep In The Woods op het podium van NWE Vorst. Tijd voor een kennismaking.

Wie het album van Ilen Mer draait, kan er eigenlijk niet omheen: dit bandje heeft direct een grote – en vooral professionele – aantrekkingskracht. De folk-hoek, waar de band zichzelf graag indeelt, moet ruim worden opgevat: de invloeden van vriendelijke popmuziek mogen niet onderschat worden.

Ontspannen genieten

De vijfmansformatie Ilen Mer bedient zich vooral van akoestische instrumenten. Op het album spelen twee gastmuzikanten mee: een cellist en een violist. Zelf speelt het collectief instrumenten als piano, klarinet, trompet, bas, trombone, gitaren, mellotron, drums, harmonium, marimba en vibrafoon. Het meest in het oog springende instrument op het lijstje van de band is – naast de vocalen die ze allemaal toevoegen – het instrument ‘liefde’.

De stem van Merrit Visser is natuurlijk het handelsmerk van de band. De vergelijking die als eerste naar voren komt, is die met singer-songwriter Vienna Teng. De fans van Teng moeten absoluut dit album van Ilen Mer checken. Het is niet alleen haar stem; ook een deel van de stijl van Teng is terug te vinden op dit album. De zang is helder, hoog, en voelt af en toe breekbaar aan, maar is bovenal overtuigend. Visser zingt met een schijnbaar gemak dat de luisteraar ontspannen laat genieten van de liedjes.

Spanningsboog

Het album opent met de song ‘Us Wolves’, dat de spanning van rennende wolven laat weerklinken in het ritme dat af toe jachtig klinkt. De samenzang van Merit Visser met de rest van de band voelt als een warme deken. In andere liedjes klinkt die samenzang op de achtergrond en vormt het meer een stevige basis, zoals in het nummer ‘Diving Bell’.

De alternatieve pop-/folk-muziek klinkt op sommige momenten als symfonische, of orkestrale popmuziek, zoals bijvoorbeeld in het fraaie lied ‘Dreamer’. Hierbij schuift de band tussen de genres in de muziek. Dit is knap gedaan, zonder uit de toon of de sfeer van het album te vallen.

Wie het album The Things That Sleep In The Woods herhaaldelijk laat spelen, zal niet snel een verveeld gevoel krijgen. De afwisseling binnen het palet aan klankkleuren van Ilen Mer is groot genoeg om de boog lange tijd gespannen te houden en de luisteraar steeds wat dieper te laten graven in de liedjes. Het album maakt de luisteraar wel nieuwsgierig naar hoe de band hier in een live setting mee om zal gaan. Hopelijk is The Things That Sleep In The Woods een voorbode voor nog veel meer moois. Deze eersteling is er een om te koesteren.

Muziek
special: Melingo – voorbeschouwing

Bijzondere beleving

Op zaterdag 30 mei 2015 verruilt de Argentijn Daniel Melingo de straten van Buenos Aires voor het Bimhuis podium in Amsterdam. Met zijn donkere stem en volledig eigenzinnige benadering van de Tango zweept hij zijn toehoorders op.

Naast zijn kenmerkende zanggeluiden, speelt Daniel Melingo ook klarinet. Verder wordt hij bijgestaan door zijn band Los Ramones: Muhammad Habbibi el Rodra Guerra op gitaar/zang, Facundo Torres op bandoneon/zang, Romain Lécuyer op bas/zang en Lalo Zanelli op piano/zang. Dit gezelschap staat garant voor een bijzondere muziekbeleving.

Bijzondere avond

Daniel Melingo brengt sinds 1996 albums uit waarop hij de muziekstijl Tango geheel op eigen wijze invult. Er zijn geen andere artiesten die van deze stijl zo’n bijzondere beleving maken.

In zijn zes albums tellende oeuvre verfijnde Melingo zijn benadering van de muziekstijl steeds verder. Vorig jaar zag Linyera het levenslicht, dat samen met Corazón & Hueso en het uit 2011 stammende Maldito Tango tot zijn meest bekroonde werk behoort. Deze drie albums bevatten de muziekstijl van Melingo zoals hij die ook in Amsterdam zal laten horen.

Zijn stem kun je toevoegen aan het rijtje Nick Cave, Tom Waits en Serge Gainsbourg: donker, ruw en sensueel geladen. Net als zijn stem dragen zijn liedjes op het ritme van de Tango onwillekeurig het sensuele en seksuele in zich, wat de teksten dan ook mogen zeggen. Wie wil gaan voor een bijzondere avond zal zich moeten begeven naar het Bimhuis in Amsterdam, want het is zijn enige concert in Nederland.

Live in Nederland: 30 mei 2015, Bimhuis Amsterdam

Boeken / Fictie

Chagrijnige wateren, diepe gronden

recensie: Antonio Manzini - De rib van Adam

In een luxe flatgebouw in Aosta, Noord-Italië, heeft een jonge vrouw zich verhangen. De keuken is overhoop gehaald; de slaapkamer niet, maar daar mist wel de juwelendoos. Vanwege de vreemde omstandigheden wordt er gedacht aan een misdaad.

De agent op de zaak is Rocco Schiavone, vicequestore (“want aan ‘commissaris’ doen ze niet meer”), een voortdurend chagrijnige man die vooral uitblinkt in cynisme. Die zijn werkdag niet begint zonder een flinke joint te draaien. Die zich bij het verjaardagsfeestje van zijn vriendin laat wegbellen door het bureau omdat hij Roma – Inter wil kijken. Die een uitgebreid categorieënsysteem heeft om alles “wat het kloteleven hem kon aandoen” in te delen, van gillende kinderen en telemarketeers tot het kopen van cadeaus – en het oplossen van een moordzaak. Al gauw blijkt echter, zoals het een goede detective betaamt, dat er veel meer achter de zaken zit dan op het eerste gezicht lijkt.

Een gouden hart

Schiavone is een paar maanden eerder verbannen naar Aosta omdat hij in Rome een notoire verkrachter in elkaar geslagen heeft. Hij mag dan cynisch zijn, maar is zeer onzelfzuchtig als het recht verdrongen lijkt te worden door de rechtspraak – zelfs als dat tot gevolg heeft dat hij naar een oord verbannen wordt waar het zelfs in maart nog sneeuwt. De blanke pit in zijn ruwe bolster wordt nog duidelijker zichtbaar bij de eerste van vele schuingedrukte passages waarin hij een denkbeeldig gesprek voert met zijn vijf jaar geleden overleden vrouw, om wie hij nog steeds rouwt. De aimabele cynicus met diepe gronden wordt zeker door die passages overtuigend neergezet.

Verder is Schiavone vooral erg amusant. De dialogen zijn sterk en druipen van de zelfspot van hem en zijn collega’s, en de voortdurende kou en het rotweer gaan ook de lezer in de botten zitten. En hoewel Schiavone rouwt om zijn vrouw is het zeker niet beneden hem om op z’n Italiaans naar al het vrouwelijk schoon te kijken.

Een rib uit mijn lijf

De rib van Adam heeft kortom eigenlijk alles wat er van een detective te hopen valt: een klootzak van een hoofdpersoon met een gouden hart, een poëtische misdaad, sterke dialogen, humor. Maar De rib van Adam is naast een sterke detective ook een aanklacht tegen huiselijk geweld en femicide. Deze boodschap wordt vooral in het nawoord duidelijk: “Op 21 november 2013, het jaar waarin het ik het boek heb geschreven, waren er in Italië 122 gevallen van femicide. Totdat dit aantal op nul staat, kunnen we ons geen beschaafd land noemen.” Dit streven maakt van De rib van Adam zelfs meer dan een sterke detective – Manzini’s tweede detective met Rocco Schiavone in de hoofdrol. Dat er nog vele mogen volgen.

Kunst / Expo binnenland

Terug naar de basis

recensie: Holland op z’n mooist – Op pad met de Haagse School

In samenwerking met Natuurmonumenten en het Dordrechts Museum is tot en met 30 augustus 2015 in het Gemeentemuseum Den Haag een indrukwekkende tentoonstelling over de Haagse School te zien. Holland op z’n mooist – Op pad met de Haagse School toont de resultaten van schilders die voor het eerst ter plekke in de buitenlucht het karakteristieke Hollandse landschap hebben vastgelegd.

In de tweede helft van de negentiende eeuw bevond Nederland zich in de beginfase van de industrialisatie. Terwijl de grenzen tussen stad en platteland vervaagden, werd het landschap meer gekoesterd. De schilders van de Haagse School tonen de grondslagen van deze koestering. In navolging van de Franse impressionisten trokken zij er met hun verfkisten op uit om buiten, ‘en plain air’, in de vrije natuur te schilderen. Zij wilden het Hollands landschap weergeven zoals het er werkelijk uitzag, zonder enige idealisering. De schilders zochten hierbij naar de stemming en de atmosfeer in de natuur. Vooral ‘eenvoudige’ polders en stranden waren geliefd.

Anton Mauve, Het moeras, ca. 1885-88. Rijksmuseum Amsterdam, schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux.

Anton Mauve, Het moeras, ca. 1885-88. Rijksmuseum Amsterdam, schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux.

Hoge luchten

Hoe zonovergoten het toevallig ook buiten de museummuren mag zijn, in de tentoonstelling wordt al snel duidelijk wat de echte Hollandse realiteit is. Een drassig, plat polderland met een guur klimaat, dat is onze basis. Het moeras (1885) van Anton Mauve (1838-1888) toont die basis het meest concreet. Het enige menselijke spoor is hierin zichtbaar in de vorm van een molen, ver aan de horizon. Er zijn vooral grote, grijze wolkenpartijen en uitgestrekte, zompige moerasweiden. Slechts een zwak zonlicht breekt door. Met een paar verfstreken zijn zwarte sternen aangebracht, het brengt wat levendigheid in het geheel. Wat overheerst, is de serene atmosfeer. Hier is de eeuwige stilte, terwijl voorbij de horizon de verstedelijking oprukt.

Willem Bastiaan Tholen, Molens bij Giethoorn, ca. 1882. Particuliere collectie. Foto: Claudia Steur

Willem Bastiaan Tholen, Molens bij Giethoorn, ca. 1882, Particuliere collectie. Foto: Claudia Steur

Sereniteit en verstilling spreken ook uit de schilderijen waarin meer menselijke sporen te zien zijn. In Molens bij Giethoorn (ca. 1882) van Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) zijn op de voorgrond van het uitgestrekte landschap een afgesneden molen en een krom, gammel bruggetje afgebeeld. Voorbij het bruggetje worden twee molens gepasseerd door onduidelijke figuren en aan het einde van de lage horizon prijkt een kerktoren. Die verlaagde horizon biedt extra veel zicht op de lucht, welke uit een prachtige mengeling van blauwgrijze en zachtgele kleuren bestaat. Een zachtgele gloed keert ook terug in het witte bruggetje: het is de subtiele lichtinval. Maar het zijn de kille, laaghangende mistflarden die het meest de aandacht trekken. De ochtendnevel is bijna voelbaar.

Willem Maris, Koeien in het riet, ca. 1890. Gemeentemuseum Den Haag.

Willem Maris, Koeien in het riet, ca. 1890, Gemeentemuseum Den Haag.

Idyllisch

Typisch Hollandse motieven als molens, koeien zonder oormerken, kerktorens, schepen of knotwilgen zijn in vrijwel alle schilderijen aanwezig, zij het in meer of mindere mate. Deze elementen zijn niet tot hoofdmotief verheven, want het geheel en de atmosfeer staan centraal. Hoewel bij Koeien in het riet (ca. 1890) van Willem Maris (1844-1910) toch echt eerst vier grote koeien -in het riet- opvallen, heeft Maris zelf gezegd: ‘Ik schilder geen koeien, maar lichteffecten’. De koebeesten zijn in losse verftoetsen geschilderd, zonder verfijnde details en scherpe contouren, en het riet is met grove, lange verfstreken aangebracht. De zachte lichtinval vindt zijn weg over de koeienlijven en weerkaatst in het licht golvende water. Uit het bijbehorende tekstbord blijkt dat de koeien, die in Maris’ schilderij slechts lichtvangers zijn, tegenwoordig maar een tragisch bestaan lijden. De dieren zijn niet in staat om zichzelf te koelen. Om financiële redenen worden bomen, die schaduw geven, verwijderd en sloten veel te diep uitgegraven. Het idyllische beeld van Maris bestaat nagenoeg niet meer.

‘Holland op z’n mooist – Op pad met de Haagse School’, Gemeentemuseum Den Haag. Foto: Claudia Steur

‘Holland op z’n mooist – Op pad met de Haagse School’, Gemeentemuseum Den Haag. Foto: Claudia Steur

Betrokkenheid vergroot

De schilderijen van de Haagse School zijn gestructureerd opgesteld, hier en daar op een feloranje of kobaltblauwe wand. Op die manier komen ze goed tot hun recht. Het Gemeentemuseum slaagt erin om bezoekers dichterbij koestering van de natuur te betrekken. In de museumteksten wordt gewezen op de vergankelijkheid van alledaagse taferelen, zoals de verkoeling zoekende koeien van Maris’ werk, of de verdwenen moestuinen uit Slatuintjes bij Den Haag (ca. 1878) van zijn broer Jacob Maris (1837-1899). De rol van Natuurmonumenten voor het behoud van de door de schilders geliefde landschappen wordt ook onderstreept. Naast de korte, toegankelijke teksten, zijn er een aantal bijzondere snuisterijen. Zo kan de bezoeker ter plekke een parfum met de geur van het polderlandschap opdoen en is er een speciale vitrine plechtig gewijd aan studies naar de knotwilg. In de laatste zaal ogen de variërende invalshoeken van de tentoonstelling wel lichtelijk chaotisch. Hier zijn de beginselen van natuurfotografie, illustraties voor verzamelalbums en hoeden gedecoreerd met opgezette vogels samengebracht.

De schilders van de Haagse School brengen ‘de schok der herkenning’ teweeg. Een nostalgisch gevoel of een vage herinnering komt te boven bij het zien van hun schilderijen. De luchten en de lichtinval, zoals deze al in de negentiende eeuw geschilderd zijn, zijn nu nog steeds waarneembaar. Ze zijn tijdloos en onveranderlijk, hoe ver de verstedelijking ook oprukt. Toch blijft het doodzonde dat de Hollandse natuur steeds verder wordt ingeperkt. Al moesten de negentiende-eeuwse schilders er zelf ook op uit trekken om precies de juiste plekjes in de natuur te ontdekken.

Boeken / Non-fictie

Feminisme bevrijdt ons allemaal

recensie: Anja Meulenbelt en Renée Römkens (red.) - Het F-boek. Feminisme van nu in woord en beeld.

Feminisme is hip en ‘hot’: in september 2014 gaf actrice Emma Watson een veelbekeken en –besproken speech over vrouwenrechten bij de VN, terwijl mannelijke collega’s als Benedict Cumberbatch openlijk de feministische zaak steunen. In Het F-Boek geven zestig feministen een rijkgeschakeerd beeld van het feminisme in Nederland.

Redactrices Anja Meulenbelt, politica, activiste en schrijfster van onder meer het iconische De schaamte voorbij, en Renée Römkens, directrice van Atria, het Amsterdamse kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, hebben een indrukwekkende groep meer of minder bekende persoonlijkheden laten schrijven over hun ervaringen met het feminisme.

Een gevoeligheid voor wat er nog niet is

In Het F-Boek gaat het over cultuur en kunsten, over media en politiek, over recht en psychologie, maar het meest over gender en seksualiteit. Gender, oftewel de vooronderstelde rollen en gedragspatronen die aan mannen en vrouwen toegewezen worden, ‘is een dwangbuis’, citeert wetenschapsjournaliste Asha ten Broeke Laurie Penny. Om vervolgens te concluderen dat het hoogste doel van het feminisme zou moeten zijn zowel mannen als vrouwen van die dwangbuis te ontdoen. Dit even simpele als radicale punt komt telkens terug: feminisme werkt bevrijdend voor iedereen.

De kracht van Het F-Boek is het historisch besef dat van de pagina’s opstijgt. Dit wordt, weinig verrassend, vooral door bijdragen van oudere generaties doorgegeven: herinneringen aan de jaren zestig, zeventig en tachtig toen het feminisme opkwam en vruchten begon af te werpen. Er is, sinds de strijd voor gelijkheid van de grond kwam, veel verbeterd, maar dat we nog niet bij het gewenste eindstation zijn blijkt nog elke dag. De Utrechtse hoogleraar Rosemarie Buikema legt, via een analyse van Virginia Woolfs Three Guineas (1938), de lat hoog: waar het om gaat is niets minder dan ‘het implementeren van een gevoeligheid voor wat er (nog) niet is’.

Veelvoud van perspectieven

Een tweede kracht is gelegen in de aandacht die in deze bundel uitgaat naar waar gender andere factoren, zoals leeftijd en – vooral – etniciteit, raakt. Vroeger was dit binnen het feminisme een splijtsteen: in hoeverre kan een witte vrouw voor een zwarte vrouw en haar ervaringen spreken? Een aantal bijdragen gaat in op de aan deze vraag verwante problematiek, anderen kijken naar waar seksisme en migratiegeschiedenissen samenkomen. Weer andere zoomen in op sekse en seksualiteit, oftewel op queer identiteiten.

Niet alle bijdragen zijn even spannend of meevoerend, sommigen zijn wat braaf, of heel erg vanuit het ‘ik’ geschreven. De ene bijdrage zal meer bekoren of beklijven dan de ander – die openheid past wel bij Het F-Boek. De waarde van dit boek, waarom je hoopt dat zoveel mogelijk mensen het lezen, ligt in het veelvoud van perspectieven, stijlen en persoonlijkheden die naar voren treden.

Boeken / Non-fictie

Literair monument van het jaar

recensie: Frans Kellendonk - De brieven

Op 15 februari 1990 overleed Frans Kellendonk, net 39 jaar geworden, aan de gevolgen van aids. De Nederlandse letteren verloren de, volgens sommigen, meest getalenteerde stem van zijn generatie. Oek de Jong en Jaap Goedegebuure hebben het afgelopen jaar gewerkt aan een verzameling van zijn brieven.

Voor beiden moet het een ingewikkelde en soms confronterende klus zijn geweest. In verschillende interviews gaf Oek de Jong al aan verbaasd te zijn geweest door de seksuele kant van zijn collega en vriend, een kant die hij daarvoor niet kende. En hoe blij zal Goedegebuure zijn geweest met deze initiële typering door Kellendonk: ‘Die Goedegebuure is trouwens hard op weg om een nog saaier criticus dan Carel Peeters te worden… Alles volgens het voorbeeld van de mufste academische kritiek.’

Dit is verre van de enige scherpe opmerking die uit Kellendonks pen vloeit in De brieven. Het boek bevat meer dan driehonderd brieven, geschreven tussen 1968 en 1990. Korte brieven en veel ansichtkaarten zijn weggelaten, maar uit een enkele losse opmerking blijkt dat De Jong en Goedegebuure überhaupt niet alle brieven in handen hebben weten te krijgen. Enerzijds is dat onvolledige jammer, maar het is ook heel goed mogelijk Kellendonks leven te volgen aan de hand van de hier wél verzamelde brieven.

Een leven in brieven

Het brievenboek is een interessant genre: de verzamelde stukken geven een beeld van een geleefde werkelijkheid, maar vanuit de aard der zaak is dat beeld gefragmenteerd en incompleet. Kellendonk schreef geregeld een brief, maar misschien wel de helft van dit boek is ontstaan tijdens zijn studiejaar in Birmingham, zijn jaar in Minneapolis en – in mindere mate – tijdens zijn vakanties. Op die momenten volgen we Kellendonk wekelijks, daarbuiten ontbreken bijna gehele jaren.

Gebaseerd op De brieven, waar bracht Frans Kellendonk de dag mee door? In het begin is dat natuurlijk studie en promoveren. Het schrijven, dat later uiteraard prominent vooraan staat, is dan nog een zijspoor, waar in een enkele terzijde naar verwezen wordt. Maar langzaam krijgen zijn publicaties – eerst zijn debuut Bouwval (1977) en in de tweede helft de romans Letter en geest (1982) en Mystiek lichaam (1986) – de meeste aandacht. Meer nog correspondeert Kellendonk over zijn vertalingen van onder meer Henry James en Wyndham Lewis.

En dan zijn er nog antropologische beschrijvingen van Britten en Amerikanen, scherp en vaak verrassend actueel commentaar op politieke ontwikkelingen (in 1974, vanuit Birmingham: ‘De anti-EEG politiek is gedoemd te mislukken en lukt ze, dan wordt Engeland in nog sterkere mate een satelliet van de VS dan het al is’). Hij maakt er anekdotes en verhalen van. Kellendonk entertaint, hij lijkt zijn toehoorders te willen vermaken – maar vermoedelijk wilde hij ook net zo goed zijn eigen gemoed verbeteren. Daartoe stelt hij zich op als satiricus, die de mensen om zich heen bespot en beschimpt.

Gelukzalige waanzin

Alle mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in dat leven komen voorbij: natuurlijk zijn ouders en zussen, die menig vroege brief krijgen, en Jan Duyx, Kellendonks eerste grote liefde en vriend nadat hun romantische relatie op de klippen was gelopen. Vaak is ook Oek de Jong de geadresseerde. Het is zelfs in een brief uit 1983 aan De Jong dat aids voor het eerst De brieven binnen treedt: op dat punt denkt de arts nog aan ‘een milde vorm van de nieuwe Amerikaanse ziekte’.

Dan zijn er de jongens, die zich blijkbaar in redelijk groten getale tot de schrijver aangetrokken voelden. (Zo komt hij in Minneapolis terug van het boodschappen doen met een 16-jarige jongen aan de arm.) En, af en toe, is er een stormachtige relatie, vaak net zo intens als kort, waarna alles op de klippen loopt en Kellendonk hen allerlei verwijten maakt. De ergste van deze omgangen was met een jongen die na de breuk consequent ‘de Thijs’ wordt genoemd, over wie Kellendonk terugblikkend schrijft:

Ik heb met hem een halfjaar van gelukzalige waanzin beleefd; ik dacht in hem het gevonden te hebben, niet zomaar een levenspartner, maar de liefde die alles rechtvaardigt, dus ook de atoombom en de honger in Tsjaad.

Hiervoor lees je uiteindelijk De brieven: de altijd zorgvuldig geweven en verzorgde taal, die inzichten mogelijk maakt. Kellendonk vindt de juiste woorden en de juiste formuleringen, gekoppeld aan een scherp observatievermogen. In De brieven is hij op de toppen van zijn kunnen. Natuurlijk is het boek een parel voor de Kellendonk-fan en een schat voor wie een tijdsbeeld van de jaren 70 – 90 wil maken. Deze uitgave is al voorgesteld als het literaire evenement van het jaar, maar is vooral ook een literair monument.

Boeken / Fictie

Schimmige taferelen en spektakel

recensie: Monique Huijdink - De Baas

Het is 2003. De Tour de France staat op het punt te beginnen, met Lance Armstrong als absolute favoriet. Enkel Jan Ullrich wordt gezien als serieuze tegenstander. Der Jan, die net vader is geworden en in betere vorm dan ooit aan de start verschijnt. Maar, zoals we ondertussen wel weten, vorm is in 2003 maar een bijproduct van een goede voorbereiding.

Nu, na alle dopingbekentenissen en –straffen van Armstrong, Menchov, Vinokourov, Ullrich, Hamilton, Landis, Boogerd, en ga zo maar door (wie niet, eigenlijk?) weten we wel dat in 2003 het wielrennen verre van een schone sport was. We weten ook dat Armstrong in zijn tijd als Tourwinnaar (1999-2005, voordat het allemaal afgepakt werd) The Boss werd genoemd en met ijzeren hand over het peloton regeerde. Wie niet voor hem was, was tegen. Vraag het maar aan Floyd Landis, of Frankie Andreu, of Tyler Hamilton. Ieder onvertogen woord richting Armstrong werd snel de kop ingedrukt met rechtszaken, intimidatie en ontslag.

Complot-denken

In die situatie speelt Huijdinks thriller De Baas zich af. De titel laat het lijken alsof Armstrong de hoofdrol heeft in het verhaal, maar dat is niet het geval. Die eer behoort aan Alex, die voor een productiebedrijf werkt. Zij en haar collega Charlie proberen de strijd tussen de wielrenners interessant te houden. Na vier jaar overmacht van Armstrong en zijn ploeg is dat niet makkelijk. Om het spannend te maken voor de kijker verzorgen ze spektakel (valpartijen!) en zorgen ze ervoor dat negatieve berichten uit het nieuws blijven (doping!).

De intriges en complotten ontwikkelen zich in een razend tempo. De wereld waarin Alex zich beweegt bestaat louter uit onbetrouwbare figuren. Soms nog louche types ook, die drugslaboratoria bezitten en wel weten hoe ze mensen definitief het zwijgen moeten opleggen. Of zo iemand als de producer van het hele gebeuren, Madame T., voor wie alleen de cijfers tellen. Kijkcijfers, publiciteit, inkomsten, daar draait het om in het wielrennen.

Realiteitszin

Huijdink vlecht de werkelijkheid samen met haar eigen verhaal. In honderd hoofdstukken komt de hele Tour de France uit 2003 voorbij. Van proloog tot finish, beiden in Parijs vanwege het 100-jarig bestaan van de ronde. Alle spectaculaire gebeurtenissen in die Tour worden toegeschreven aan Alex, ofwel aan Charlie. Van de bruuske tempoversnelling op de Alpe d’Huez (etappe 8, gewonnen door Iban Mayo) tot de gruwelijk harde val Joseba Beloki (etappe 9, gewonnen door Aleksander Vinokourov). Ook dingen als de ritwinst van Hamilton en het onderdanige fietsen van de Euskaltel-ploeg blijken niet uit zichzelf ontstaan te zijn.

Huijdink laat de lezer druppelsgewijs meer te weten komen over het hoe en wat van Alex en Charlies werk, en over hoeveel invloed ze hebben in de wielerwereld. Als Armstrong wat vriendelijker moet zijn, dan gebeurt dat. Zelfs The Boss luistert naar de opdrachten van Madame T. Baas boven baas.

Tempo

De Tour van 2003 was de snelste die er tot op dat moment gereden was (40,940 km/u reed Armstrong gemiddeld, maar dat resultaat is geschrapt). Net zoals die Tour leest De Baas als een trein. Korte hoofdstukken en een makkelijk te volgen plot zorgen ervoor dat je door het verhaal heen schiet – als was het een afdaling van de Mont Ventoux. De schimmige figuren en intriges die in De Baas uit de doeken worden gedaan passen bij het beeld dat is ontstaan na het USADA rapport over Armstrong en Bruyneels dopingnetwerk. Hoewel het af en toe moeizaam lijkt te gaan, wordt alles binnen het kader van de Tour en reality-tv uitgelegd en ingepast.

Voor een goed boek over hoe het wielrennen rond 2000 er aan toe ging kun je beter naar het boek van David Millar of Tyler Hamilton grijpen. Maar, ondanks dat daar ook de nodige criminele en spannende ontwikkelingen in plaatsvinden, kun je voor een spannend verhaal beter De Baas erbij pakken. Niet de top van de wielerliteratuur, maar wel een smakelijk tussendoortje.