Terschellinger geschiedenis
Wittenbos & Ligthert – Hartkuilte © Frank Timmers
Hartkuiltje is geënt op een gebeurtenis uit de geschiedenis van Terschelling: Wittenbols nam de dodelijke kinderziekte die het eiland eind 19e eeuw trof als uitgangspunt voor zijn tekst. De twee personages in dit stuk zijn ‘Vadertje’ en ‘Moedertje’. Alhoewel zij vertolkt worden door volwassen acteurs, spreken ze in kindertaal en zien zij eruit als kinderen. Zo zijn hun wangen wit gemaakt en hebben ze een extra aangezette rode blos. Aangezien de voorstelling in het bos wordt gespeeld, is er al snel een associatie met kabouters. Vadertje en Moedertje spelen een associatierijk en fantasievol kinderspel, waarin zij zelf kinderen krijgen. Het gaat al vlot van één naar vier kinderen. Vier houten kratjes zijn voldoende voor de kinderfantasie om het gehele gezin voor te stellen. Dan slaat plots het noodlot toe; de kinderen sterven een voor een aan de dodelijke Terschellingse kinderziekte. Vadertje en Moedertje blijven verdrietig alleen achter; het verliezen van kinderen is afschuwelijk. Zowel de teksten, uitgesproken door volwassenen, als het uiterlijk van de twee personages, wekken vervreemding op en zorgen ervoor dat het lastig is om mee te leven met de personages, die zowel kinderen als getraumatiseerde volwassen lijken te zijn. De opzet van de tekst en de regiekeuzen zijn wellicht bedoeld om een zo moeilijk onderwerp als het verliezen van kinderen aan te kunnen snijden, maar de kinderachtigheid blijft zo op de voorgrond dat het moeilijk is om achter de façade te kijken. (TdR)
Orkater – Lutine
In 1799 verging tussen Vlieland en Terschelling het schip Lutine. Het had bergen goud aan boord, maar de meerdere expedities die door de eeuwen heen gestart zijn om het goud te bergen, zijn allemaal tevergeefs geweest. De mysterieuze Lutine lijkt vervloekt. Naar aanleiding van een recent verschenen boek over de gebeurtenissen raakten Geert Lageveen en Leopold Witte gefascineerd door de Lutine. Op het brede Terschellinger strand, met uitzicht op de rampplek, reconstrueren zij samen met muzikant-componist Erik van der Horst het verhaal van het gezonken schip en de nasleep ervan. Het decor begint eenvoudig als een driedelig houten stelsel, maar naarmate de voorstelling vordert, begint het geheel steeds meer de vormen van een verwoest schip aan te nemen. Lageveen en Witte vertellen over de Lutine als geboeide onderzoekers, dan weer voeren zij personages op die gebaseerd zijn op de expeditieleiders en hun directe naasten. Van der Horsts muzikale begeleiding rockt en geeft de voorstelling extra pit. De wisseling van perspectief en de muzikale intermezzo´s bieden ruimte voor medeleven én reflectie. Wat bond hen die op zoek gingen naar de buit? Was het echt alleen dat goud, of spelen er ook andere factoren mee? Waar komt al die vasthoudendheid in mensen vandaan? De parallel met hedendaagse issues is duidelijk maar knap subtiel geïmplementeerd. Tel daarbij de luchtige maar veelbetekenende toon en het vakmanschap van de acteurs en de muzikant op, en je hebt een prachtige, boeiende en maatschappelijk relevante voorstelling. (TdR)
Structuur
In de voorstelling BOG. Een poging het leven te herstructureren presenteren vier jonge theatermakers de levensloop van een mens. Hoe abstract en hoogdravend dit wellicht klinkt; in de praktijk van de voorstelling is niets minder waar. De tekst, tevens samengesteld door de vier theatermakende twintigers van het collectief BOG., is een bijzonder origineel en fijnmazig vertelraam waarin een breed assortiment aan kleine én grote momenten uit een mensenleven aan bod komt. BOG. zet het leven uiteen met werkwoorden die observaties vormgeven. De werkwoorden roepen bij elke toeschouwer andere beelden op, waardoor ieder zichzelf kan herkennen in het verslag. Dit zorgt voor sterke verbondenheid tussen de toeschouwer en dat wat zich op het toneel – of in dit geval: in het bos – afspeelt.
De vier BOG.’ers zijn bovendien uiterst boeiende verslaggevers. Hun toon is rustig, maar scherp. Ook het toneelbeeld is mooi: een groot deel van de voorstelling staan de vier op een rij, als klassieke vertellers. Als ze echter gaan bewegen, ondersteunen hun handelingen het spel perfect. Voor Oerol, dat dit jaar het thema Sense of Place heeft, heeft het collectief de tekst licht bewerkt. Zo is er een improvisatiemoment ingericht waarin BOG. het hier en nu van het bos, de bühne en de verhouding tussen publiek en de acteurs benadrukt. Een verrassende vondst, die als ‘een moment van het leven’ goed aansluit bij het stuk. De ambitie om te pogen ‘het leven te herstructureren’ is groots, maar BOG. maakt het helemaal waar. Zij verdienen daarvoor lof; heel veel lof. (TdR)
Lieke Benders – Verdrietfabriek
Door Lieke Benders worden structuren in verdriet weergegeven. Door middel van interviews zijn verhalen over verdriet verzameld, die gehoord worden in de Verdrietfabriek. Al rijdend over een weiland bij een schapenkaasboerderij maakt het publiek vijf verschillende stops. Bij de eerste wordt de vraag naar verschillende soorten verdriet uitgelicht, waarna er bij de tweede stop stilgestaan wordt bij persoonlijke verdrietige situaties. De letterlijk en figuurlijk lege discotheek als middelste stop is diegene die mij het meeste raakt, waar verdriet verdronken kan worden en een eenzaam gevoel je kan overvallen. Tijdens de laatste twee stops wordt de keerzijde van verdriet getoond: het geluk wordt bezongen en door de zee wordt troost geboden. Ondanks de persoonlijke verhalen, heb ik het verdriet gedurende de rit niet ervaren. Het is een kermisattractie die van kortstondige duur is en vergeten wordt bij het instappen in een volgende. (RB)
Wat Schweigman& doet is onbeschrijfelijk. Woorden doen te kort aan deze performatieve kunst, waarin beeld, beweging, geluid en natuur samensmelten tot een continue stroom die op gang is gekomen voordat je het door hebt en zich nog lang nadat de voorstelling geëindigd is in je voort blijft stuwen. Deze hypnotiserende werking van gestructureerde elementen kan alleen ervaren worden door zelf een bezoek te brengen aan Erf. (RB)
Participeren in het theater
Een bijzonder project dit jaar is Tempopia waarin het collectief Moeremans & Sons een tijdelijke ideale gemeenschap trachten te stichten.
Moeremans & Sons – Crashtest Ibsen: Nora
© Frank Timmers
Het Oerol-publiek kan wakker met ze worden tijdens de dagelijkse ochtendgymnastiek, waarin originele bewegingsvormen als zand slingeren en luchtfietsen beoefend worden, helpen met het bereiden van het avondmaal (‘aardappels schillen met…’) en ondertussen een spoedcursus filosofie volgen en vanaf het begin van de avond naar twee van hun voorstellingen kijken en tussendoor met hen dineren. Al vanaf het begin worden de verhoudingen tussen spelers en publiek op scherp gezet. Letterlijk in Shoot The Messenger, waarin de spelers plaatsnemen op de tribune en bijna de gehele voorstelling met hun rug naar het publiek toe spelen. De laatsten zijn getuige van een onderonsje tussen de spelers die spelen dat ze geen voorstelling spelen. Dankzij de strakke timing van de acteurs en de gevatte tekst van Sarah Moeremans verveelt dit geen moment.
Bij de maaltijd tussen de twee voorstellingen in, worden de verhoudingen wederom op scherp gezet. De leden van Moeremans & Sons zijn nu in eigen persoon tafeldame of –heer. Bijzonder van de werkwijze van het collectief zijn de uitgangspunten die in het eigen manifest vastgelegd zijn. Een hiervan is ‘Do what you can’t’. Zo hebben zij nog nooit een eigen restaurant gehad, maar dit weerhoudt hen er niet van om bijna 100 man van eten te voorzien. Enkel aan de onoplettende tafeldame is dit te merken, maar dit is snel vergeven doordat de soep en salade voortreffelijk smaken.
In het laatste deel van de avond wordt tijdens Crashtest Ibsen: Nora opnieuw op onconventionele wijze een voorstelling gespeeld. De ijzersterke tekst van Joachim Robbrecht en regie van Sarah Moeremans analyseren en becommentariëren Ibsens tekst vanuit de huidige tijd. Na 136 jaar resulteert dit in een Nora die weigert te vertrekken en haar man Thorvald de deur uitzet. (RB)
Wunderbaum – We doen wet wel zelf © Frank Timmers
Wunderbaum gaat in We doen het wel zelf op volle kracht vooruit in hun participatiepromoshow. Al vanaf de start, nog voordat de hilarische punksterren (waarvoor de acteurs met pruik en nepgebit vanavond doorgaan) gearriveerd zijn, als de 30-jarige verstandelijk gehandicapte Desiree ons meeneemt haar beperkte leven in. De toon is meteen gezet als zij aan het publiek vraagt wat zij allemaal kunnen, nadat zij ons verteld heeft wat zij allemaal wel en niet kan. De vraag vanuit een van de punksterren naar de verdeling tussen vaste contracten en zzp’ers onder het publiek levert twee publieksparticipanten op: De mantelzorgster Lenneke en de grafisch vormgever Tom, die halverwege de avond ook singer-songwriter en blijkt te zijn en dan een eigen nummer ten gehore mag brengen, leveren een droogkomische bijdrage die het verloop van de avond bepaalt doordat zij mogen draaien aan het ‘Het Rad der Zelfredzaamheid’. Hiermee toont Wunderbaum haar grote kracht: met volle overtuiging spelen zij zich samen met de eilanders door verschillende muzikale scènes heen waarin zij het publiek de participatiemaatschappij laten bevragen. Om tot slot een vraag te stellen die middels de noten waarop deze gezet is, nog lang blijft hangen: ‘En als het huis in de fik staat, kom je dan nog blussen?’ (RB)
Van abstract naar concreet
In De opstand van een eenling toont Joost van Hezik voor Toneelschuur Producties de laatste uren van een kunstenares die in een cel voor ter dood veroordeelden zit, omdat haar uit de hand gelopen kunstproject de maatschappij heeft ontwricht. Wat voor project dit precies was en welke maatschappij het om gaat, blijft vaag – het enige wat duidelijk wordt gemaakt is dat haar daad grote impact heeft gehad. In de cel wordt de vrouw onderworpen aan fysiek en verbaal geweld van twee mysterieuze bewakers. Zij willen haar begrijpen en haar laten bekennen. De cel is minimalistisch; de vloer is van wit glimmend plastic, verder staan er enkele simpele dingen als krukken en emmers. De vrouw noemt zich ‘Jeanne’, naar de Franse heldin, de bewakers blijven naamloos. Het stuk bestaat uit een grote reeks kleine scènes, die elkaar snel afwisselen. De bewakers proberen van alles om ‘Jeanne’ in het nauw te drijven, maar zij zwicht niet, omdat zij overtuigd is van haar idealen. Dit toont ze ook, in symbolische maar vrij clichématige handelingen, zoals het zwaaien met een vlag. ´Jeanne´ maakt al met al weinig tot geen ontwikkeling mee. Ook de bewakers lijken meer vleesgeworden concepten dan echte mensen. Hun expliciete en zich steeds herhalende teksten die ‘de grotere dingen des levens’ bevragen, maken het stuk zo plat en abstract dat het moeilijk te volgen is. De bewakers krijgen geen grip op ‘Jeanne’ en haar daad, maar ook het publiek krijgt die kans helaas niet. (TdR)
Het Nationale Toneel – The summer of ’96 © Saris & Den Engelsman
De schrijver en regisseur van The Summer of ’96, Casper Vanderputte, zocht voor het Nationale Toneel en NT jong zijn oud-klasgenoten van groep 8 op en ontdekte dat elke groep 8’er zijn eigen levenspad heeft gevonden en dat er van de gemeenschappelijkheid van de toenmalige groep 8 weinig meer bestaat. De voorstelling is locatietheatertechnisch perfect geplaatst, namelijk in en rond een school. Er wordt gestart met een spreekbeurtenronde op het schoolplein, waarin de vijf jonge acteurs, in deze scène groep 8’ers in 1996, hun personage schetsen. De scène doet ongemakkelijk écht denken aan een groep 8-voorstelling; veel kleur, overdrijven en ‘stoere’ jongerentaal. De tweede acte is in de aula en speelt zich af in 2015. Ze staan op een rij voor een rood fluwelen gordijn en reflecteren in monologen op hun groep 8-periode terwijl ze eenvoudige, swingende danspasjes maken op de constante elektronische livebeat. De laatste acte voert weer terug naar groep 8: er is een heerlijk muzikaal eindstuk in een sprookjesbos met fantastische dierenkostuums.
Alhoewel de acteurs de personages levensecht vertolken, blijft het onduidelijk wat Vanderputte precies wil bereiken. Alleen aanzetten tot terugdenken aan groep 8, en het benadrukken dat de CITO-toets zo’n belangrijk levenskeerpunt is voor jongeren, lijkt een wat mager dramatisch doel. Je kunt je bovendien afvragen of dat groep 8-moment voor iedereen zo’n belangrijk keerpunt is geweest als Vanderputte suggereert. Lang niet iedere toeschouwer zal zich hierin herkennen – of warme nostalgische gevoelens koesteren voor die periode in zijn leven. Vervolgens loert het gevaar dat er teveel nadruk lijkt te worden gelegd op anekdotes en trivialiteiten. Ja, kinderen worden volwassen, ja, de wereld is veranderd, en ja – dat blijft zo, voor iedereen en voor altijd. Het levert echter helaas weinig verheffend theater op. (TdR)
Indringende verhalen
Theater Utrecht – Stad der blinden © Roel van de Berckelaer
Normaal staan er vele koeien in deze hoge schuur, nu krioelt er een groep wanhopige, verzwakte en vuile mensen in een met strakgespannen witte doeken gecreëerde ziekenhuiszaal. In de voorstelling Stad der Blinden door Theater Utrecht, die gebaseerd is op het boek van Nobelprijswinnaar José Saramago, valt een groep mensen ten prooi aan een mysterieuze ‘witte blindheid’. De groep wordt in quarantaine geplaatst en hun basisbehoeften worden meer en meer verwaarloosd. De paniek die hierop volgt is broeierig, beklemmend en groeit met elke schoksgewijs ingezette scène. Wat gebeurt er met je als je om te kunnen overleven volledig afhankelijk bent van anderen? Kun je voorspellen hoe je reageert als je zelfstandigheid en zekerheid wegvallen? Het zijn beangstigende vragen voor een publiek dat gewend is in vrijheid en veiligheid te leven.
Nu is ‘het einde van de wereld zoals wij die kennen’ een immer fascinerend en veel gekozen onderwerp van schrijvers en theatermakers. Wat de voorstelling Stad der Blinden memorabel maakt, is de combinatie van de vraagstukken die het moreel kompas doen wankelen met het gespannen spel, de staccato teksten, en de audiovisuele effecten. De knipperende, gekleurde lichten en flitsen, de geprojecteerde horrorbeelden en de elektronische, apocalyptische soundtrack misstaan in een hypermodern spookhuis niet. Stad der Blinden knettert zo nog lang op én achter het netvlies na. (TdR)
De locatie waar Motief knokpartij bruiloft nog steeds onbekend van Het Eerste Kwartier speelt, houdt het midden tussen een kleine open schuur en een verwaarloosde garagebox waar, te oordelen naar de grote hoeveelheid lege flessen en andere troep, flink gedronken en gefeest is. Een stel van in de dertig – zij een veeleisende yup, hij een voor de liefde naar Nederland geïmmigreerde Chinees – is net getrouwd, maar de bruiloft is uitgemond op een sociale ravage. Zowel het bruidspaar, de losgeslagen puberzus van de bruid, een psychopathische clown als de sadistische presentator annex orgeldraaier hebben daar hun eigengereide verklaring voor. De monologen waarin ze uit de school klappen vormen niet alleen een verklaring van de gebeurtenissen, maar geven tevens een inkijkje in de sociale milieus waar de personages icoon voor staan. Opvallend daarbij is dat geen van de personages erg optimistisch is. Cynisme, onzekerheid, waanzin, zelfverloochening en depressie worden met klare taal in het gezicht van het publiek gesmeten. De teksten, geschreven door vijf verschillende theaterauteurs, zijn regelmatig zo expliciet, hard en bot dat het ongemakkelijk wordt.
Muzikale Dwaalverhalen
© Frank Timmers
Wilhelmer van Efferink maakte met Motief knokpartij bruiloft nog steeds onbekend een stuk over mensen die totaal de weg kwijt zijn en die geeneens meer moeite doen om dat te verbergen. Dat levert naakt, rauw en schrijnend theater op waar zelfs de meest volhardende optimist niet volledig tegen bestand zal zijn. (TdR)
Van koptelefoon tot koptelefoon tot koptelefoon
De Muzikale Dwaalverhalen laten je in een afwisselend idyllische, romantische, ruige en dreigende omgeving van het gebaande pad afgaan. Literair Productiehuis Wintertuin en Strijbos & Van Rijswijk geven een feestje in het Hoorse bos met En Hier Is Lijf. Een koptelefoon en iPod, Phone of Pad navigeren je door het landschap, waarbij de fragmenten die je hoort afhankelijk zijn van de route die je loopt. Er ontstaat hierdoor niet één verhaal, maar er is ook niet één omgeving die je waarneemt. Al wandelend begeef je je van de ene in de andere sfeer, waarbij het landschap versmelt met de verhalen en geluiden die je hoort. Ik kan de neiging niet bedwingen om af en toe mijn koptelefoon even af te doen omdat ik niet meer weet welke geluiden natuurlijk en welke kunstmatig geproduceerd worden. Af en toe gaat het signaal even verloren en dwaal ik letterlijk even weg totdat ik weer bereik heb. De techniek staat nog niet voor niets, maar dit is helemaal niet erg. Dit creëert namelijk een bezinnende stilte waarin ik even kan dwalen in mijn eigen verhalen. (RB)
Hanneke de Jong & Jonas de Witte – Project Solaris
De verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid worden in Project Solaris bevraagd door Hanneke de Jong & Jonas de Witte. Al wandelend over kronkelende duin- en bospaadjes, wordt je via de stem en beelden die je middels een iPod door het landschap gidsen, bewust gemaakt van hetgeen je waarneemt en wat niet. Op prachtige wijze interacteren video en omgeving en rolt er uit de abstracte teksten een ontroerend verhaal over verlies en de kracht van verbeelding voort. (RB)
Kijken en bekeken worden, zowel door de performers van STEREO Akt en Artus Company als door toevallige passanten. Een nieuwsgierig jong meisje vlabij tot aan een kudde schapen op de dijk in de verte vloeien samen tijdens de busreis die je samen met andere kaartkopers en soms even vergezeld van een performer die de bus geregeld in- en uitstappen, maakt over de wegen van Terschelling. Dit leidt tot een andere manier van waarnemen, waarbij de slapstickachtige situaties die zich als een stomme film rondom de bus vertonen, je bewuster van de omgeving maken en de mensen die hierin op je pad komen. Een ontroerende passage van een Oeroller over de betekenis van het eiland en het festival voor hem geven de betekenis van het samenleven in deze omgeving treffend weer: menig bezoeker zal zich hierin herkennen, gezien de velen die jaarlijks weer naar Oerol terugkeren. (RB)
Een beetje verdwaald
Timothy Brook heeft duidelijk zijn huiswerk gedaan, maar De kaart van mijnheer Selden lezen is net als een saaie geschiedenisles uitzitten, waarbij de leraar je om de oren slaat met veel te veel informatie.
Boeiend over geschiedenis schrijven: het is weinigen gegeven. Tom Holland kan het, met zijn razend knappe evocaties, en Bart Van Loo leverde dit jaar nog een adembenemende krachttoer met het vuistdikke maar o zo leesbare Napoleon. Maar Timothy Brook weet met De kaart van mijnheer Selden heel wat minder te bekoren. Dat ligt deels aan het onderwerp – handelsbetrekkingen tussen Engeland en China in de 17e eeuw zijn nu eenmaal niet de meest opwindende feiten – maar ook en vooral aan het feit dat de auteur zich bezondigt aan dé doodzonde van de non-fictie: etaleren van kennis om het etaleren.
De hoogleraar sinologie aan de Universiteit van Brits-Columbia laat geen ogenblik voorbijgaan om te tonen hoe goed hij het Chinees beheerst, en hoeveel anekdotes en petites histoires over China hij uit zijn mouw kan schudden. Het gevolg is een nogal chaotisch boek, dat vooral voor fanaten interessant lijkt. Het helpt ook niet dat hij de kaart waarvan sprake uitentreuren beschrijft. En wat begint als een mysterie – wie maakte de kaart, waarom staan er zoveel eigenaardigheden op – eindigt ook zo, waardoor er van een bevredigend einde al evenmin sprake is.
Op zijn kop
Maar waarover gaat De kaart van mijnheer Selden eigenlijk? Tot voor kort werd gedacht dat China in de Nieuwe Tijd een op zichzelf gerichte, protectionistische economie was. Een mysterieuze kaart, die aan het begin van de 17e eeuw in handen kwam van de Brit John Selden, zette dat beeld op zijn kop: China had heel wat handelsbetrekkingen, vooral dan over zee, met name met Groot-Brittannië.
De historicus Brook gaat vervolgens op zoek naar het verhaal achter die kaart, die hij als de belangrijkste van de laatste zeven eeuwen beschouwt. Maar zoals gezegd leidt dat niet tot boeiende lectuur, omdat de auteur zich al te vaak laat verleiden tot zijpaden, en het niet nalaat zijn boek te stofferen met zijn – toegegeven – grondige kennis van het Chinees en de Chinese geschiedenis. Dat leidt tot kurkdroge en weinig begeesterende beschrijvingen als deze:
Nee, alles bij elkaar was dit boek eerder Chinees…
De kaart van mijnheer Selden
Schrijver: Timothy Brook (vert. Pieter van der Veen en Chiel van Soelen)Uitgever: Wereldbibliotheek
Prijs: 24,95
Bladzijden: 256
ISBN: 9789028426184
Misschien ook iets voor u
Holland Festival: week 3
/ 0 Reactiesdoor: De hoofdredactie, Liefke van den Boom, Angela Schoonderbeek0 SterrenOok deze week is 8WEEKLY aanwezig op het Holland Festival voor een keur aan bijzondere podiumproducties door de gehele hoofdstad. De bevindingen van theaterredacteuren Liefke van den Boom en Angela Schoonderbeek, ditmaal bijgestaan door gastredacteur Frédérique Arnold, lees je hier.
14 juni: What if they went to Moscow? – Christiane Jatahy
De Braziliaanse regisseur Christiane Jatahy weet een ingenieus concept naar het festival te brengen. In een moderne bewerking van Tsjechovs Drie Zusters zoekt Jatahy letterlijk de grens op tussen film en theater. In het Frascati-gebouw zijn twee ruimtes: een waarin wordt gespeeld en gefilmd, en een waarin een film wordt vertoond. De film is een ‘live’ uitzending van dat wat wordt vastgelegd door de acteurs en hun cameras in de andere ruimte. De keuze welke ruimte je als eerst betreedt ligt als toeschouwer in je eigen handen. Ik ervoer het als een weloverwogen keuze, maar al gauw bleek dat het voor de kwaliteit van de voorstelling niet scheelde in welke volgorde je de twee versies te zien krijgt.
Het gevaar van een experiment als dit is vaak dat de vorm afleidt van de inhoud. Maar Jatahy heeft perfect ingespeeld op de inhoudelijke meerwaarde van deze vorm, waarin de kijker zich bewust wordt van beeldmanipulatie en de (voor) eeuwig virtuele ruimtes. Met name dat laatste heeft zij goed te pakken in het thema van Tsjechovs stuk. Het dromen over vluchten vinden de drie zussen nu onder andere in social media. Niet alleen de thematiek, maar ook de tekst komt goed uit de verf in het concept van Jatahy. Boven alles is het buitengewoon knap hoe het kleine team, inclusief actrices, met en langs elkaar heen danst in de ingewikkelde technische choreografie om de avond succesvol te doen verlopen. En een succes, dat is het absoluut! (LvdB)
© Kurt van der Elst
15 juni: Passions humaines – Toneelhuis/Théâtre National
Les passions humaines, een imposant basreliëf van de Belgische beeldhouwer Jef Lambeaux uit 1889, toont op sensuele en krachtige wijze het menselijk lichaam en zijn driften. Al vanaf zijn ontstaansgeschiedenis wordt het werk door velen bejubeld, maar tegelijkertijd heeft het ook voor veel ophef gezorgd. Vanuit zijn fascinatie voor deze controverse besloot regisseur Guy Cassiers samen met de veelgeprezen schrijver Erwin Mortier te werken aan een voorstelling over deze bewogen geschiedenis.
In een mysterieus decor vol schitterende projecties en schilderachtige schaduwen en mise-en-scènes gaan verschillende historische personages de discussie met elkaar aan. Zo zien wij onder andere de Belgische koning Leopold II met zijn maîtresse Blance Delacroix, maar bijvoorbeeld ook de anarchistische Gilbert Vandecaveye en kunstkenner Max Sulzberger. De koning en zijn maîtresse zijn verheven boven het volk: zij hebben plaatsgenomen in een ruime serre bovenop een grijze muur waarachter de andere personages opgesloten lijken te zitten. Zo nu en dan komen zij tevoorschijn wanneer luiken openschuiven en krijgt het publiek de mogelijkheid om een blik te werpen op de oplaaiende discussie. Deze lijkt zich aanvankelijk te beperken tot het werk van Lambeaux, maar raakt iets groters: de Belgische gemeenschapskwestie. Dit gegeven wordt prachtig aangezet door de tweetalige cast die afwisselend Frans en Vlaams spreekt.
Waar Mortier op bijzonder kundige wijze een intrigerende discussie heeft weten te distilleren uit een complexe geschiedenis, laat Cassiers deze geschiedenis tot leven komen in een ongekend aangename rust die tot stand komt door de vrij statische mise-en-scène en beheerste tekstbehandeling. Deze rust biedt alle ruimte voor de denderende woordenwisselingen, prachtige pleidooien en snijdende stiltes waarin de acteurs Mortiers poëtische taalgebruik tot zijn recht laten komen met fijnzinnige en charmante humor. De onvermoeibare gesprekken uit Passions humaines zijn verrassend actueel en nodigen het publiek uit om stil te staan bij vraagstukken over idealen, de kunsten en identiteit. (AS)
16 juni: Oh My Sweet Land – Young Vic/Théâtre de Vidy-Lausanne
In Oh My Sweet Land is het publiek getuige van een persoonlijke vertelling, gesitueerd in een Parijse keuken van een fictief Duits-Syrisch personage, gespeeld door de Duits-Syrische theatermaakster-actrice Corinne Jaber. Samen met de Palestijnse schrijver-regisseur Amir Nizar Zubi heeft Jaber een voorstelling gecreëerd waarin geen politiek oordeel wordt geveld over de Syrische burgeroorlog, maar het menselijk wezen centraal staat.
De vrouw staat in haar keuken en kookt kibbeh, een klassiek Syrisch vleesgerecht dat zij verafschuwde toen haar tante uit Syrië het klaar maakte tijdens haar bezoek in München, de plek waar de vrouw opgroeide. Herinneringen aan haar vaderland zijn er weinig; ze was zeven jaar en zat in een witte Mercedes, met roodbruine leren bekleding, op weg naar Syrië om de auto aan ‘rijke mensen’ af te leveren. Diezelfde auto komt ze later in haar verhaal tegen, vernield door kogels, als ze op zoek gaat naar de Syrische vluchteling Ashraf, een man met wie ze het bed en gesprekken deelde in Parijs. Naarmate haar zoektocht in het Midden-Oosten vordert, komt de vrouw verschillende personen tegen die hun verhaal kwijt moeten. Ze willen gehoord worden. Dat is wat Oh my Sweet Land is; een luisterend oor voor mensen op de vlucht, hoewel levend, maar zonder thuis, en midden in de geur van Syrische kibbeh. De vorm is duidelijk, het gevoel en de geur ook. Jammer is alleen dat de declamerende speelstijl van Jaber een afstand creëert, waardoor ik de verhalen eerder als fictief dan werkelijkheid ervaar. (FA)
17 juni: Un jour – Massimo Furlan
Dood gaan we allemaal, maar waar wat gebeurt er daarna? De manier waarop wij kijken naar de dood is cultureel bepaald. Is de dood bijvoorbeeld een plotselinge gebeurtenis of een proces dat vanaf de geboorte al in gang wordt gezet? En in hoeverre is er sprake van interactie tussen de levenden en de doden? Je zou kunnen stellen dat de dood alles overwint en de scheiding tussen leven en dood meer dan duidelijk is, maar in de voorstelling Un jour van de Zwitserse theatermaker Massimo Furlan ligt dit toch gecompliceerder. De dood blijft ons beïnvloeden en het leven neemt de overhand: de doden blijven niet zwijgen.
Het minimalistische decor produceert een leegte die Furlan vult met mysterieus geluid en licht en natuurlijk met zijn zogeheten images longues. De lang uitgerekte beeldenstroom stelt met haar subtiele overgangen het geduld van het publiek op de proef. Overgave is een vereiste en levert talloze duistere associaties op. Het beeld dat Furlan schetst van sterven en terugkeren boezemt angst in en wekt de indruk van een psychotische nachtmerrie. Misselijkmakende projecties razen zo nu en dan in ras tempo voorbij en we zien hoe onzichtbare krachten vrij spel krijgen in het rokerige en schimmige decor. Iconische skelettenhoofden komen tevoorschijn in een zee van geesten gehuld in lakens. We zien een sterfscène vol rouw, we zien verdriet en pijn. Maar ook dat gaat voorbij, de dood laat niets achter.
Een narratieve structuur ontbreekt, maar de beelden vreten zich langzaam een weg bij je naar binnen. Daarnaast zijn de acteurs lastig te identificeren, omdat er voortdurend geschakeld lijkt te worden tussen leven en dood, maar wat betekenen deze begrippen nog? Uiteindelijk blijven twee acteurs op het podium over om een slotlied te zingen, de rest is vriendelijk huis gestuurd – waren dit nu personages of acteurs? Un jour is een verwarrende, maar juist daardoor een zeer intrigerende voorstelling. Opnieuw weet Furlan zijn publiek bewust te maken van ieders lichamelijkheid: wat blijft er van ons over wanneer onze geest het lichaam heeft verlaten? (AS)
© Viktor Vasiliev
19 juni: De Kersentuin – Maly Drama Theatre
Het Maly Drama Theatre uit Sint Petersburg brengt Anton Tjechovs De Kersentuin onder regie van niemand minder dan Lev Dodin. Voor de gelegenheid is de Grote Zaal van de Stadsschouwburg omgetoverd tot één grote huiskamer waarin alles gereed wordt gemaakt voor vertrek. Er zwerft een ladder door de zaal, koffers staan klaar en alle meubels (ook de stoelen van de toeschouwers) zijn afgedekt met witte lakens. Het podium dient met name als achtertoneel, er wordt vooral gespeeld op de verhoging die ervoor is geplaatst. De afstand tot de spelers is hierdoor klein. Dit wordt versterkt doordat de acteurs van alle kanten opkomen en soms zelfs plaatsnemen tussen hun publiek.
Als toeschouwer krijg je het gevoel midden in de handeling te zitten, maar de vierde wand blijft grotendeels intact. Door het zeer realistische spel bekruipt je langzaam het gevoel dat je een wel zeer voyeuristische positie ingenomen hebt. De invloed van Konstantin Stanislavski op Dodin is duidelijk merkbaar. Dodin is zelf door een van Stanislavski’s leerlingen opgeleid en heeft de traditie op zijn beurt doorgegeven aan zijn eigen acteurs. De geloofwaardige emoties en de beheerste gestiek (elke beweging is raak) van zijn spelers laten je meevoelen met wat er zich voor je neus afspeelt.
De kracht van Tsjechov zit hem in de subtekst: de gesprekken tussen de talloze personages hebben vaak geen eenduidig doel en zijn niet sterk gericht op handeling. Samen met zijn geweldige acteurs is Dodin erin geslaagd om ieder personage treffend neer te zetten en de subtekst voelbaar te maken door middel van krachtige stiltes en wrange humor. Opvallend was overigens hoe Lopachin (gespeeld door de charmante Danila Kozlovskiy) verscheidene open doekjes kreeg terwijl hij er als personage behoorlijk onsympathieke ideeën op nahoudt – het is te hopen dat de zaal uitgelaten was om Kozlovskiys uitmuntende vertolking. Ook verdient de elegante Ksenya Rappoport alle lof voor haar rol van Ljubov Ranevskaja en de aldoor huilende Elizaveta Bolarskaya als Varja. (AS)
Misschien ook iets voor u
Oerol 2015
/ 0 Reactiesdoor: De hoofdredactie, Tamara de Reus, Rosa Brinks0 SterrenAl voor het derde jaar opereert Oerol onder het hoofdthema ‘Sense of Place’ en wij kunnen stellen dat drie keer scheepsrecht is. Bij elke voorstelling die theaterredacteuren Tamara en Rosa bezochten vormde de omgeving van Terschelling een bijzondere meerwaarde, waarbij het ene project speciaal voor de specifieke locatie gemaakt was en het andere eerder al te bewonderen was in de theaterzaal. In alle gevallen maakt het eiland je ontvankelijk om tijdens je verblijfsduur even geheel van de wereld te raken door de wonderlijke cultuur die hier gecentreerd is.
Terschellinger geschiedenis
Wittenbos & Ligthert – Hartkuilte © Frank Timmers
Hartkuiltje is geënt op een gebeurtenis uit de geschiedenis van Terschelling: Wittenbols nam de dodelijke kinderziekte die het eiland eind 19e eeuw trof als uitgangspunt voor zijn tekst. De twee personages in dit stuk zijn ‘Vadertje’ en ‘Moedertje’. Alhoewel zij vertolkt worden door volwassen acteurs, spreken ze in kindertaal en zien zij eruit als kinderen. Zo zijn hun wangen wit gemaakt en hebben ze een extra aangezette rode blos. Aangezien de voorstelling in het bos wordt gespeeld, is er al snel een associatie met kabouters. Vadertje en Moedertje spelen een associatierijk en fantasievol kinderspel, waarin zij zelf kinderen krijgen. Het gaat al vlot van één naar vier kinderen. Vier houten kratjes zijn voldoende voor de kinderfantasie om het gehele gezin voor te stellen. Dan slaat plots het noodlot toe; de kinderen sterven een voor een aan de dodelijke Terschellingse kinderziekte. Vadertje en Moedertje blijven verdrietig alleen achter; het verliezen van kinderen is afschuwelijk. Zowel de teksten, uitgesproken door volwassenen, als het uiterlijk van de twee personages, wekken vervreemding op en zorgen ervoor dat het lastig is om mee te leven met de personages, die zowel kinderen als getraumatiseerde volwassen lijken te zijn. De opzet van de tekst en de regiekeuzen zijn wellicht bedoeld om een zo moeilijk onderwerp als het verliezen van kinderen aan te kunnen snijden, maar de kinderachtigheid blijft zo op de voorgrond dat het moeilijk is om achter de façade te kijken. (TdR)
Orkater – Lutine
In 1799 verging tussen Vlieland en Terschelling het schip Lutine. Het had bergen goud aan boord, maar de meerdere expedities die door de eeuwen heen gestart zijn om het goud te bergen, zijn allemaal tevergeefs geweest. De mysterieuze Lutine lijkt vervloekt. Naar aanleiding van een recent verschenen boek over de gebeurtenissen raakten Geert Lageveen en Leopold Witte gefascineerd door de Lutine. Op het brede Terschellinger strand, met uitzicht op de rampplek, reconstrueren zij samen met muzikant-componist Erik van der Horst het verhaal van het gezonken schip en de nasleep ervan. Het decor begint eenvoudig als een driedelig houten stelsel, maar naarmate de voorstelling vordert, begint het geheel steeds meer de vormen van een verwoest schip aan te nemen. Lageveen en Witte vertellen over de Lutine als geboeide onderzoekers, dan weer voeren zij personages op die gebaseerd zijn op de expeditieleiders en hun directe naasten. Van der Horsts muzikale begeleiding rockt en geeft de voorstelling extra pit. De wisseling van perspectief en de muzikale intermezzo´s bieden ruimte voor medeleven én reflectie. Wat bond hen die op zoek gingen naar de buit? Was het echt alleen dat goud, of spelen er ook andere factoren mee? Waar komt al die vasthoudendheid in mensen vandaan? De parallel met hedendaagse issues is duidelijk maar knap subtiel geïmplementeerd. Tel daarbij de luchtige maar veelbetekenende toon en het vakmanschap van de acteurs en de muzikant op, en je hebt een prachtige, boeiende en maatschappelijk relevante voorstelling. (TdR)
Structuur
In de voorstelling BOG. Een poging het leven te herstructureren presenteren vier jonge theatermakers de levensloop van een mens. Hoe abstract en hoogdravend dit wellicht klinkt; in de praktijk van de voorstelling is niets minder waar. De tekst, tevens samengesteld door de vier theatermakende twintigers van het collectief BOG., is een bijzonder origineel en fijnmazig vertelraam waarin een breed assortiment aan kleine én grote momenten uit een mensenleven aan bod komt. BOG. zet het leven uiteen met werkwoorden die observaties vormgeven. De werkwoorden roepen bij elke toeschouwer andere beelden op, waardoor ieder zichzelf kan herkennen in het verslag. Dit zorgt voor sterke verbondenheid tussen de toeschouwer en dat wat zich op het toneel – of in dit geval: in het bos – afspeelt.
De vier BOG.’ers zijn bovendien uiterst boeiende verslaggevers. Hun toon is rustig, maar scherp. Ook het toneelbeeld is mooi: een groot deel van de voorstelling staan de vier op een rij, als klassieke vertellers. Als ze echter gaan bewegen, ondersteunen hun handelingen het spel perfect. Voor Oerol, dat dit jaar het thema Sense of Place heeft, heeft het collectief de tekst licht bewerkt. Zo is er een improvisatiemoment ingericht waarin BOG. het hier en nu van het bos, de bühne en de verhouding tussen publiek en de acteurs benadrukt. Een verrassende vondst, die als ‘een moment van het leven’ goed aansluit bij het stuk. De ambitie om te pogen ‘het leven te herstructureren’ is groots, maar BOG. maakt het helemaal waar. Zij verdienen daarvoor lof; heel veel lof. (TdR)
Lieke Benders – Verdrietfabriek
Door Lieke Benders worden structuren in verdriet weergegeven. Door middel van interviews zijn verhalen over verdriet verzameld, die gehoord worden in de Verdrietfabriek. Al rijdend over een weiland bij een schapenkaasboerderij maakt het publiek vijf verschillende stops. Bij de eerste wordt de vraag naar verschillende soorten verdriet uitgelicht, waarna er bij de tweede stop stilgestaan wordt bij persoonlijke verdrietige situaties. De letterlijk en figuurlijk lege discotheek als middelste stop is diegene die mij het meeste raakt, waar verdriet verdronken kan worden en een eenzaam gevoel je kan overvallen. Tijdens de laatste twee stops wordt de keerzijde van verdriet getoond: het geluk wordt bezongen en door de zee wordt troost geboden. Ondanks de persoonlijke verhalen, heb ik het verdriet gedurende de rit niet ervaren. Het is een kermisattractie die van kortstondige duur is en vergeten wordt bij het instappen in een volgende. (RB)
Wat Schweigman& doet is onbeschrijfelijk. Woorden doen te kort aan deze performatieve kunst, waarin beeld, beweging, geluid en natuur samensmelten tot een continue stroom die op gang is gekomen voordat je het door hebt en zich nog lang nadat de voorstelling geëindigd is in je voort blijft stuwen. Deze hypnotiserende werking van gestructureerde elementen kan alleen ervaren worden door zelf een bezoek te brengen aan Erf. (RB)
Participeren in het theater
Een bijzonder project dit jaar is Tempopia waarin het collectief Moeremans & Sons een tijdelijke ideale gemeenschap trachten te stichten.
Moeremans & Sons – Crashtest Ibsen: Nora
© Frank Timmers
Het Oerol-publiek kan wakker met ze worden tijdens de dagelijkse ochtendgymnastiek, waarin originele bewegingsvormen als zand slingeren en luchtfietsen beoefend worden, helpen met het bereiden van het avondmaal (‘aardappels schillen met…’) en ondertussen een spoedcursus filosofie volgen en vanaf het begin van de avond naar twee van hun voorstellingen kijken en tussendoor met hen dineren. Al vanaf het begin worden de verhoudingen tussen spelers en publiek op scherp gezet. Letterlijk in Shoot The Messenger, waarin de spelers plaatsnemen op de tribune en bijna de gehele voorstelling met hun rug naar het publiek toe spelen. De laatsten zijn getuige van een onderonsje tussen de spelers die spelen dat ze geen voorstelling spelen. Dankzij de strakke timing van de acteurs en de gevatte tekst van Sarah Moeremans verveelt dit geen moment.
Bij de maaltijd tussen de twee voorstellingen in, worden de verhoudingen wederom op scherp gezet. De leden van Moeremans & Sons zijn nu in eigen persoon tafeldame of –heer. Bijzonder van de werkwijze van het collectief zijn de uitgangspunten die in het eigen manifest vastgelegd zijn. Een hiervan is ‘Do what you can’t’. Zo hebben zij nog nooit een eigen restaurant gehad, maar dit weerhoudt hen er niet van om bijna 100 man van eten te voorzien. Enkel aan de onoplettende tafeldame is dit te merken, maar dit is snel vergeven doordat de soep en salade voortreffelijk smaken.
In het laatste deel van de avond wordt tijdens Crashtest Ibsen: Nora opnieuw op onconventionele wijze een voorstelling gespeeld. De ijzersterke tekst van Joachim Robbrecht en regie van Sarah Moeremans analyseren en becommentariëren Ibsens tekst vanuit de huidige tijd. Na 136 jaar resulteert dit in een Nora die weigert te vertrekken en haar man Thorvald de deur uitzet. (RB)
Wunderbaum – We doen wet wel zelf © Frank Timmers
Wunderbaum gaat in We doen het wel zelf op volle kracht vooruit in hun participatiepromoshow. Al vanaf de start, nog voordat de hilarische punksterren (waarvoor de acteurs met pruik en nepgebit vanavond doorgaan) gearriveerd zijn, als de 30-jarige verstandelijk gehandicapte Desiree ons meeneemt haar beperkte leven in. De toon is meteen gezet als zij aan het publiek vraagt wat zij allemaal kunnen, nadat zij ons verteld heeft wat zij allemaal wel en niet kan. De vraag vanuit een van de punksterren naar de verdeling tussen vaste contracten en zzp’ers onder het publiek levert twee publieksparticipanten op: De mantelzorgster Lenneke en de grafisch vormgever Tom, die halverwege de avond ook singer-songwriter en blijkt te zijn en dan een eigen nummer ten gehore mag brengen, leveren een droogkomische bijdrage die het verloop van de avond bepaalt doordat zij mogen draaien aan het ‘Het Rad der Zelfredzaamheid’. Hiermee toont Wunderbaum haar grote kracht: met volle overtuiging spelen zij zich samen met de eilanders door verschillende muzikale scènes heen waarin zij het publiek de participatiemaatschappij laten bevragen. Om tot slot een vraag te stellen die middels de noten waarop deze gezet is, nog lang blijft hangen: ‘En als het huis in de fik staat, kom je dan nog blussen?’ (RB)
Van abstract naar concreet
In De opstand van een eenling toont Joost van Hezik voor Toneelschuur Producties de laatste uren van een kunstenares die in een cel voor ter dood veroordeelden zit, omdat haar uit de hand gelopen kunstproject de maatschappij heeft ontwricht. Wat voor project dit precies was en welke maatschappij het om gaat, blijft vaag – het enige wat duidelijk wordt gemaakt is dat haar daad grote impact heeft gehad. In de cel wordt de vrouw onderworpen aan fysiek en verbaal geweld van twee mysterieuze bewakers. Zij willen haar begrijpen en haar laten bekennen. De cel is minimalistisch; de vloer is van wit glimmend plastic, verder staan er enkele simpele dingen als krukken en emmers. De vrouw noemt zich ‘Jeanne’, naar de Franse heldin, de bewakers blijven naamloos. Het stuk bestaat uit een grote reeks kleine scènes, die elkaar snel afwisselen. De bewakers proberen van alles om ‘Jeanne’ in het nauw te drijven, maar zij zwicht niet, omdat zij overtuigd is van haar idealen. Dit toont ze ook, in symbolische maar vrij clichématige handelingen, zoals het zwaaien met een vlag. ´Jeanne´ maakt al met al weinig tot geen ontwikkeling mee. Ook de bewakers lijken meer vleesgeworden concepten dan echte mensen. Hun expliciete en zich steeds herhalende teksten die ‘de grotere dingen des levens’ bevragen, maken het stuk zo plat en abstract dat het moeilijk te volgen is. De bewakers krijgen geen grip op ‘Jeanne’ en haar daad, maar ook het publiek krijgt die kans helaas niet. (TdR)
Het Nationale Toneel – The summer of ’96 © Saris & Den Engelsman
De schrijver en regisseur van The Summer of ’96, Casper Vanderputte, zocht voor het Nationale Toneel en NT jong zijn oud-klasgenoten van groep 8 op en ontdekte dat elke groep 8’er zijn eigen levenspad heeft gevonden en dat er van de gemeenschappelijkheid van de toenmalige groep 8 weinig meer bestaat. De voorstelling is locatietheatertechnisch perfect geplaatst, namelijk in en rond een school. Er wordt gestart met een spreekbeurtenronde op het schoolplein, waarin de vijf jonge acteurs, in deze scène groep 8’ers in 1996, hun personage schetsen. De scène doet ongemakkelijk écht denken aan een groep 8-voorstelling; veel kleur, overdrijven en ‘stoere’ jongerentaal. De tweede acte is in de aula en speelt zich af in 2015. Ze staan op een rij voor een rood fluwelen gordijn en reflecteren in monologen op hun groep 8-periode terwijl ze eenvoudige, swingende danspasjes maken op de constante elektronische livebeat. De laatste acte voert weer terug naar groep 8: er is een heerlijk muzikaal eindstuk in een sprookjesbos met fantastische dierenkostuums.
Alhoewel de acteurs de personages levensecht vertolken, blijft het onduidelijk wat Vanderputte precies wil bereiken. Alleen aanzetten tot terugdenken aan groep 8, en het benadrukken dat de CITO-toets zo’n belangrijk levenskeerpunt is voor jongeren, lijkt een wat mager dramatisch doel. Je kunt je bovendien afvragen of dat groep 8-moment voor iedereen zo’n belangrijk keerpunt is geweest als Vanderputte suggereert. Lang niet iedere toeschouwer zal zich hierin herkennen – of warme nostalgische gevoelens koesteren voor die periode in zijn leven. Vervolgens loert het gevaar dat er teveel nadruk lijkt te worden gelegd op anekdotes en trivialiteiten. Ja, kinderen worden volwassen, ja, de wereld is veranderd, en ja – dat blijft zo, voor iedereen en voor altijd. Het levert echter helaas weinig verheffend theater op. (TdR)
Indringende verhalen
Theater Utrecht – Stad der blinden © Roel van de Berckelaer
Normaal staan er vele koeien in deze hoge schuur, nu krioelt er een groep wanhopige, verzwakte en vuile mensen in een met strakgespannen witte doeken gecreëerde ziekenhuiszaal. In de voorstelling Stad der Blinden door Theater Utrecht, die gebaseerd is op het boek van Nobelprijswinnaar José Saramago, valt een groep mensen ten prooi aan een mysterieuze ‘witte blindheid’. De groep wordt in quarantaine geplaatst en hun basisbehoeften worden meer en meer verwaarloosd. De paniek die hierop volgt is broeierig, beklemmend en groeit met elke schoksgewijs ingezette scène. Wat gebeurt er met je als je om te kunnen overleven volledig afhankelijk bent van anderen? Kun je voorspellen hoe je reageert als je zelfstandigheid en zekerheid wegvallen? Het zijn beangstigende vragen voor een publiek dat gewend is in vrijheid en veiligheid te leven.
Nu is ‘het einde van de wereld zoals wij die kennen’ een immer fascinerend en veel gekozen onderwerp van schrijvers en theatermakers. Wat de voorstelling Stad der Blinden memorabel maakt, is de combinatie van de vraagstukken die het moreel kompas doen wankelen met het gespannen spel, de staccato teksten, en de audiovisuele effecten. De knipperende, gekleurde lichten en flitsen, de geprojecteerde horrorbeelden en de elektronische, apocalyptische soundtrack misstaan in een hypermodern spookhuis niet. Stad der Blinden knettert zo nog lang op én achter het netvlies na. (TdR)
De locatie waar Motief knokpartij bruiloft nog steeds onbekend van Het Eerste Kwartier speelt, houdt het midden tussen een kleine open schuur en een verwaarloosde garagebox waar, te oordelen naar de grote hoeveelheid lege flessen en andere troep, flink gedronken en gefeest is. Een stel van in de dertig – zij een veeleisende yup, hij een voor de liefde naar Nederland geïmmigreerde Chinees – is net getrouwd, maar de bruiloft is uitgemond op een sociale ravage. Zowel het bruidspaar, de losgeslagen puberzus van de bruid, een psychopathische clown als de sadistische presentator annex orgeldraaier hebben daar hun eigengereide verklaring voor. De monologen waarin ze uit de school klappen vormen niet alleen een verklaring van de gebeurtenissen, maar geven tevens een inkijkje in de sociale milieus waar de personages icoon voor staan. Opvallend daarbij is dat geen van de personages erg optimistisch is. Cynisme, onzekerheid, waanzin, zelfverloochening en depressie worden met klare taal in het gezicht van het publiek gesmeten. De teksten, geschreven door vijf verschillende theaterauteurs, zijn regelmatig zo expliciet, hard en bot dat het ongemakkelijk wordt.
Muzikale Dwaalverhalen
© Frank Timmers
Wilhelmer van Efferink maakte met Motief knokpartij bruiloft nog steeds onbekend een stuk over mensen die totaal de weg kwijt zijn en die geeneens meer moeite doen om dat te verbergen. Dat levert naakt, rauw en schrijnend theater op waar zelfs de meest volhardende optimist niet volledig tegen bestand zal zijn. (TdR)
Van koptelefoon tot koptelefoon tot koptelefoon
De Muzikale Dwaalverhalen laten je in een afwisselend idyllische, romantische, ruige en dreigende omgeving van het gebaande pad afgaan. Literair Productiehuis Wintertuin en Strijbos & Van Rijswijk geven een feestje in het Hoorse bos met En Hier Is Lijf. Een koptelefoon en iPod, Phone of Pad navigeren je door het landschap, waarbij de fragmenten die je hoort afhankelijk zijn van de route die je loopt. Er ontstaat hierdoor niet één verhaal, maar er is ook niet één omgeving die je waarneemt. Al wandelend begeef je je van de ene in de andere sfeer, waarbij het landschap versmelt met de verhalen en geluiden die je hoort. Ik kan de neiging niet bedwingen om af en toe mijn koptelefoon even af te doen omdat ik niet meer weet welke geluiden natuurlijk en welke kunstmatig geproduceerd worden. Af en toe gaat het signaal even verloren en dwaal ik letterlijk even weg totdat ik weer bereik heb. De techniek staat nog niet voor niets, maar dit is helemaal niet erg. Dit creëert namelijk een bezinnende stilte waarin ik even kan dwalen in mijn eigen verhalen. (RB)
Hanneke de Jong & Jonas de Witte – Project Solaris
De verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid worden in Project Solaris bevraagd door Hanneke de Jong & Jonas de Witte. Al wandelend over kronkelende duin- en bospaadjes, wordt je via de stem en beelden die je middels een iPod door het landschap gidsen, bewust gemaakt van hetgeen je waarneemt en wat niet. Op prachtige wijze interacteren video en omgeving en rolt er uit de abstracte teksten een ontroerend verhaal over verlies en de kracht van verbeelding voort. (RB)
Kijken en bekeken worden, zowel door de performers van STEREO Akt en Artus Company als door toevallige passanten. Een nieuwsgierig jong meisje vlabij tot aan een kudde schapen op de dijk in de verte vloeien samen tijdens de busreis die je samen met andere kaartkopers en soms even vergezeld van een performer die de bus geregeld in- en uitstappen, maakt over de wegen van Terschelling. Dit leidt tot een andere manier van waarnemen, waarbij de slapstickachtige situaties die zich als een stomme film rondom de bus vertonen, je bewuster van de omgeving maken en de mensen die hierin op je pad komen. Een ontroerende passage van een Oeroller over de betekenis van het eiland en het festival voor hem geven de betekenis van het samenleven in deze omgeving treffend weer: menig bezoeker zal zich hierin herkennen, gezien de velen die jaarlijks weer naar Oerol terugkeren. (RB)
Misschien ook iets voor u
Handleiding voor denkers
Op Denkles leert je hoe te discussiëren en vooral hoe niet te discussiëren. Valkenberg laat zien dat met zuiver rationeel nadenken veel moderne denkbeelden gefileerd kunnen worden. Maar redeneert hij zelf wel zuiver?
Het boek staat vol met voorbeelden van drogredenen, dooddoeners en andere onjuiste redeneringen – herkenbaar voor iedereen die regelmatig discussieert. Valkenberg benoemt ze en legt uit waarom ze niet kloppen.
Zo komt hij bijvoorbeeld met de ‘stropopredenering’, een tactiek waarbij eerst een karikatuur van de tegenstander wordt gecreëerd, waarna die karikatuur wordt aangevallen. Maar wie de personen een beetje kent die Valkenberg aanvalt, ziet dat hij ook van hen een karikatuur maakt – bewust of onbewust. In ieder geval heeft hij heeft niet erg veel moeite gedaan om zich te verdiepen in z’n tegenstanders.
Religieuzen als mikpunt
Vooral gelovigen moeten het ontgelden. Valkenberg besteedt er zoveel aandacht aan dat je de indruk krijgt dat Nederland overloopt van de christenen die de wetenschap diskwalificeren. Zo verzet hij zich tegen de bewering van theoloog Stefan Paas en filosoof Rik Peels uit hun boek God bewijzen, te weten: dat bidden helpt. Een niet heel modieus denkbeeld, maar Valkenberg acht het nodig erop in te gaan. Uit onderzoek zou blijken dat bidden bij operaties niet helpt, maar Paas en Peels komen met een ander onderzoek dat het tegendeel beweert. Dat onderzoek serveert Valkenberg af omdat de recensenten van God bewijzen van de website The Post Online het ‘twijfelachtig’ hebben genoemd. Van iemand die een boek schrijft over correct redeneren en discussiëren, mag je verwachten dat hij het zelf onderzoekt.
Valkenberg gaat wel vaker af op boekrecensies. Zo valt hij Alain De Botton aan omdat die, althans volgens een recensie van The Guardian, zelf niet gelooft, maar het in politiek opzicht wel verstandig zou vinden als de lezer dat wel doet. Valkenberg: ‘Punt voor de recensent, want wat zegt De Botton al in de tweede zin van zijn boek? Natuurlijk bezit geen enkele religie een van God gegeven waarheid.’ De vraag is echter of Valkenberg verder heeft gelezen dan de tweede zin, want daaruit blijkt dat De Botton geen ‘rehabilitatie van het geloof’ bepleit en zijn lezers niet aanspoort (weer) te geloven in God. De derde zin begint met: ‘This is a book for people who are unable to believe in miracles…’. Op dezelfde bladzijde: ‘The premise of this book is that it must be possible to remain a committed atheist and nevertheless find religions sporadically useful, interesting and consoling – and be curious as to the possibilities of importing certain of their ideas and practices into the secular realm.’
Karikatuur van Gray
Van de Britse filosoof John Gray wordt wellicht de ergste karikatuur gemaakt. Die zou volgens Valkenberg ‘het door de rede aangevuurde atheïsme’ ook maar een geloof vinden. Valkenberg heeft Gray niet gelezen, niet begrepen of maakt bewust gebruik van de stropopredenering. Grays voornaamste punt is dat sinds de marginalisering van religie, seculiere ‘geloven’ zijn ontstaan die hun oorsprong vinden in de Verlichting. Denk hierbij aan het communisme, het nazisme of het neoconservatisme. Het meest irrationele aan deze ideologieën is, volgens Gray, dat zij geloven in de vooruitgang van de mens en dat de geschiedenis een richting en een (eind)doel heeft. Dat is heel wat anders dan het beeld dat Valkenberg van hem neerzet.
Valkenberg besteedt veel aandacht aan gelovigen, mensen die complottheorieën aanhangen en die geloven in waarzeggers en homeopathie. Hij denkt hen met een beroep op de rede te kunnen overtuigen. Gray zou daar tegenin brengen dat een heldere uiteenzetting hen niet van hun ‘geloof’ brengt. Mensen willen nu eenmaal in bepaalde dingen geloven en, zo stelt Gray, mensen kunnen niet anders. De door Valkenberg veel aangehaalde David Hume zei eens dat de rede de slaaf van de passies is. Dat is precies wat Gray ook beweert: hij is niet tegen de rede, hij benadrukt slechts dat mensen altijd voor een deel irrationeel zullen blijven. De eerste (bij)gelovige of aanhanger van complottheorieën die zijn standpunt wijzigt na het aanhoren van enkele ‘rationele’ argumenten moet nog gevonden worden. Wie graag kritisch kijkt naar moderne denkbeelden, kan beter Gray dan Valkenberg lezen. Of nog beter: David Hume.
Op Denkles. Hoe wapenen we ons tegen ‘Iedereen heeft zijn eigen waarheid’ en andere modieuze denkbeelden.
Schrijver: Sebastien ValkenbergUitgever: Ambo|anthos
Prijs: 19,99
Bladzijden: 234
ISBN: 9789026327889
Link: Website Sebastien Valkenberg
Misschien ook iets voor u
Vrijheid en begrenzing op vierkant toneel
De multidisciplinaire voorstelling The big unknown with a bit of nature and everything else on my list of things to do stelt vragen over vrijheid en tijdsbeleving. Op humoristische wijze worden bovendien de grenzen tussen het publiek en de performers steeds verlegt, waardoor de grens tussen de voorstelling en de werkelijkheid vervaagt.
Het publiek zit om de vier zijden van het vierkante podium heen, waarop twee jongens badminton spelen zonder shuttle en twee meisjes deze denkbeeldige shuttle steeds oprapen wanneer hij valt. Ze geven de shuttle overdreven voorzichtig en met gebogen hoofd terug, alsof er een professionele wedstrijd gespeeld wordt. Vervolgens draaien de rollen om en is het de beurt aan de meisjes om het gezwiep met de rackets met volle overgave voort te zetten en dat lukt goed. Het badmintonspel komt tot een climax, waarna de vier performers zich omkleden. De witte sportoutfits zijn zakelijke pakken geworden, al dan niet met stropdas.
Voice-over
Na de eerste scène wordt via een (live) voice-over het verloop van de voorstelling aangekondigd; het zal bestaan uit tien scènes en ook wordt er benadrukt dat men in een voorstelling zit, wat meer als een grapje opgevat moet worden dan als een feit. De achterliggende vraag is hier natuurlijk: zitten we met z’n allen altijd niet in een soort voorstelling die wij ‘de werkelijkheid’ noemen? Het publiek wordt ook aangemoedigd om vooral zo veel mogelijk foto’s en filmpjes te maken en deze meteen te delen op sociale media. Wederom wordt het tegenovergestelde bedoeld.
Vervolgens worden er in de zakelijke pakken, al dan niet met stropdas, simpel ogende danspassen uitgevoerd en herhaald. Het publiek kan de performers van alle kanten volgen, wanneer zij zich als eenheid over het podium bewegen. Wanneer zij zich daarna weer verspreiden over het vierkant en er uiteindelijk zelfs vanaf stappen om daarna weer terug te komen en een microfoon te pakken, wordt duidelijk dat het doorbreken van patronen een belangrijk thema in de voorstelling is.
Zangmoment
In de volgende scène blijkt dat de een van de meisjes die afstudeert aan de mime-opleiding van de Amsterdamse Theaterschool ook best aardig kan zingen en komt er tussendoor ineens een gevoelig lied in het halfdonker, wat bijna te subtiel is om niet serieus te zijn. Het lied heeft ook nog eens een diepe tekst, met zinnen als ‘What am I doing here again?’ en toch wordt het zo ernstig gebracht dat het weer lichtelijk humoristisch wordt. Het tweede meisje blijkt ook te kunnen zingen, maar dan veel harder en uitdagender; ze loopt naast het podium en dicht langs het publiek en kijkt eenieder soms even indringend aan. Dit past goed in de voorstelling als geheel. De jongens proberen het publiek nog een lesje ‘leef in het moment’ mee te geven met teksten als ‘The time is now and now and now’ maar gelukkig schijnen zij zelf ook te weten dat dit een les is die men al zo vaak gehoord heeft.
Op schoot zitten
De voorstelling eindigt in ogenschijnlijke chaos, als de performers naar het vierkant terug keren, nadat zij allen bij iemand uit het publiek op schoot hebben gezeten en soms zelfs hun hoofd op een schouder hebben gelegd. In kleurige pakjes lopen de mimestudenten op discodeuntjes heen en weer, vooruit en achteruit; eerst synchroon en dan kriskras door elkaar. Totdat zij uiteindelijk eindigen in een gezamenlijke buiging voor een welverdiend applaus.
NB: Volgend jaar gaat de voorstelling van Nicole Beutler 6: THE SQUARE in première!
Nicole Beutler (i.s.m. afstudeerjaar mime AHK) – The Big Unknown...
Artiest: Nicole Beutler (i.s.m. afstudeerjaar mime AHK)Gezien op donderdag 18 juni 2015 in Het Veem Theater, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Keizerlijke residentie in Vogelenzang
Buitenplaats Leyduin: in het verleden een zomers toevluchtsoord voor voorname families, nu een openbare plek voor natuur- en cultuurliefhebbers. ’t Woud Ensemble speelt hier in de openlucht De keizer van de kippen, een amusante voorstelling waarvoor Mart-Jan Zegers een radicale tekstbewerking van Friedrich Dürrenmatts Romulus de Grote heeft geschreven.
Voor aanvang van de voorstelling heerst er een gemoedelijke sfeer. Met vogelgezang op de achtergrond bewegen de acteurs vrij rond tussen de bloeiende rododendrons terwijl ze hier en daar een praatje maken en het publiek een heerlijke amuse voorschotelen – wortelschijfjes met, hoe kan het ook anders, een toefje eiersalade. Grappen makend weten de vier acteurs hun publiek alvast warm te draaien voor wat komen gaat. ‘Wacht maar,’ vertrouwt Flip Filz mij toe ‘over een uurtje is het hartstikke koud.’
Glansrol voor de kokkin
Wanneer de voorstelling begint wordt direct gesteld dat de rol en invloed van de kok in de geschiedenis zwaar worden onderschat. Met enkele historische voorbeelden wordt aangetoond dat achter iedere grote leider een kok staat met een stevig ontbijt – in het geval van keizer Romulus een kokkin met een zachtgekookt eitje. Deze kokkin (Heike Wisse) heeft de broek aan, letterlijk en misschien ook wel figuurlijk, en probeert te redden wat er te redden valt. Hiervoor wordt Wisses uithoudingsvermogen behoorlijk op de proef gesteld. Een moment van rust lijkt haar niet gegund. Met grote ogen van de stress sprint ze op aandoenlijke wijze van hot naar her terwijl ze probeert om haar destructieve keizer (Flip Filz) tot de rede te brengen. Het Romeinse Rijk heeft een enorme staatsschuld opgebouwd en wordt van alle kanten belaagd door barbaren. Keizer Romulus geeft toe geen geschikte leider te zijn, omdat hij nu eenmaal meer van zijn kippen houdt dan van lastige keuzes maken.
Karikaturale klucht
De keizer van de kippen is een bijzonder komische voorstelling geworden dankzij de talloze woordspelingen in de tekst en het groteske spel van de innemende spelers, waarvan de ene blik nog guitiger is dan de andere. Zo schittert Margien van Doesen als de keizerin die haar houvast heeft gevonden in de podiumkunsten. Haar melodramatische gebaren en uitvergrote tekstbehandeling werken op de lachspieren, maar toch blijft ze een zekere klasse houden. Het geheel van de voorstelling dreigt aan de oppervlakte te blijven door de humoristische speelstijl, maar dat maakt het niet minder vermakelijk. Bovendien wordt tegen het einde van de avond toch nog een subtiele ondertoon hoorbaar wanneer de kokkin de kibbelende keizer en de Germaanse leider (Olaf Mamberg) corrigerend toespreekt.
Culinaire moraliteit
Wanneer de twistende mannen voor de zoveelste keer uitroepen dat deze komedie moet stoppen, beantwoordt de kokkin dit met een culinaire metafoor. Het leven is als koken: iedereen heeft er iets over te zeggen en uiteindelijk heeft iedereen gelijk. Soms is het te zoet, te bitter of misschien zelfs te bitterzoet. In alle ellende die het leven kent geeft de komedie de mogelijkheid om in ieder geval door te kunnen modderen. Het leven kent geen einde, dus de komedie ook niet. Deze moraliteit is exact wat de voorstelling nodig had om nog enige diepgang te kunnen krijgen. Jammerlijk genoeg is dit moment alweer haastig snel voorbij en kan het daardoor gemakkelijk over het hoofd gezien worden.
’t Woud Ensemble - De Keizer van de Kippen
Artiest: 't Woud EnsembleGezien op donderdag 18 juni 2015 in Landgoed Leyduin, Vogelenzang
Nog te zien tot zaterdag 13 juni 2015
Misschien ook iets voor u
Twaalf keer Sehgal – juni
/ 0 Reactiesdoor: Laure van den Hout0 SterrenEen retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.
Zes uit twaalf: This Variation (2012)
Op dezelfde plek als vorige maand bevindt zich nog steeds de doorgang naar de donkerte. Een beat, ‘gehum’, zang, stemmen: de ruimte klinkt vol. Met de wetenschap dat mijn ogen aan het donker moeten wennen, doemen er na een minutenlang zwart ‘niks’ langzaam maar zeker silhouetten op van mensen, veel mensen. En deel van hen beweegt, verplaatst zich door de ruimte en maakt geluid. Maar er is ook een aantal dat staat, niet beweegt en geen geluid produceert. Weer anderen zitten tegen de muur of in het midden van de zaal op de grond. Het is hierdoor onduidelijk wie bezoeker en wie vertolker is en dus ook uit hoeveel vertolkers This Variation is opgebouwd. Dit blijft ook de rest van de tijd onduidelijk – zijn het er tien, twaalf of meer? – doordat de herkenningspunten in het donker beperkt blijven. Hierdoor zijn degenen met minder duidelijke uiterlijke kenmerken – lengte, haar, wijde broek – anoniemer.
A capella wordt de ruimte gevuld, alles wat je hoort wordt ter plekke vocaal geproduceerd – ook wanneer je denkt een ‘echt’ drumstel te horen. Voor degenen wiens ogen nog niet aan het donker gewend zijn lijkt er alleen geluid te bestaan en, wanneer de vertolkers bewegen, de verplaatsing van lucht, als een zacht briesje. Sommige bezoekers die na het betreden van de zaal ontredderd bij de ingang blijven staan, worden door één van de vertolkers de ruimte ingeleid en ergens gepositioneerd. De wetenschap dat zij nog niks zien maakt het voor de ziende bezoekers in de zaal tot een teder schouwspel: het zorgzame gebaar van de vertolker voor de nog zo kwetsbare bezoeker.
‘When I’m available’
Stiltes zijn er ook. Nooit echt lang, maar lang genoeg om de vraag op te roepen wat een volgend nummer, geluid of choreografie in beweging zet. Begint een van de vertolkers ‘zomaar’ met iets uit het repertoire, is er überhaupt sprake van een vaststaand repertoire, is er een leider binnen die groep die steeds een volgende sessie in gang zet? In dat kader: juni herbergt met This Variation weer een nieuwe ‘this’, na This is new (februari), This is good (februari en maart), This is exchange (maart), This is propaganda (maart) en This is so contemporary (april). De talige verwijzing van zo’n kenmerkend woord als ‘this’ zet ook nu weer aan tot nadenken doordat het een context, een afbakening, lijkt te impliceren. Deze variatie, niet een andere. Ik ben geneigd het te lezen als een letterlijke vertaling naar het nu, elk moment is het deze variatie en dat het juist dit gegeven is waar het werk om draait. Dat de variatie elke keer anders is en dat dát is wat de idee van This Variation is. Dat in het werk besloten ligt dat er gevarieerd wordt, mag worden. Dat variatie het werk is?
Onverwachts begint een van de vertolkers te spreken, een monoloog over de vraag hoe bereikbaar te zijn en de consequenties van het almaar beschikbaar zijn. ‘When I’m available, when I’m unavailable, when I’m on and when I’m off’ klinkt het. In de ruim tweeënhalf uur die ik doorbreng op de grond in de donkere ruimte zijn er drie van dit soort interventies. Vertolkers die zich uitspreken en een monoloog of dialoog houden. Elk ervan handelt over wat het is waar een individu zijn waarde en betekenis aan ontleent. Het verdienen van geld en het doen van werk worden daarin ten tonele gevoerd als een bevestiging van het zijn. De mono- en dialogen lijken zoektochten; hardop denkend wordt de eigenheid en maakbaarheid van het individu bevraagd.
‘That somehow, maybe, I was special. Like maybe my life was supposed to really matter.’ Op schrift en uit de context klinkt het wellicht pathetisch, maar uitgesproken in een donkere ruimte, in de aanwezigheid van een onbekend aantal toehoorders, heeft het iets mythisch, iets ontzettend persoonlijks en tegelijkertijd iets herkenbaar universeels.
Good vibrations, excitations
Af en toe staan de mannen en vrouwen tegenover elkaar en voeren ze een choreografie op die doet denken aan dansjes van boybands in videoclips. Dan weer is de choreografie ruig en staan alle vertolkers met één been aan de grond genageld terwijl ze het andere woest de lucht in gooien, een beweging die vergezeld gaat met het naar beneden bewegen van het hoofd – een vertraagd headbangen. Wanneer, in trager tempo dan het origineel, ‘I, I love the colorful clothes she wears and the way the sunlight plays upon her hair’ klinkt en daarmee de Beach Boys’ Good Vibrations wordt ingezet, komt er een ander element in het spel: licht. Zo nu en dan flitst een warm, oranjekleurig licht aan en verlicht het de zaal, vertolkers en bezoekers voor een luttel aantal secondes. Op andere momenten blijft het licht soms iets langer op volle sterkte om vervolgens weer beetje bij beetje gedimd te worden.
This Variation lijkt een onderzoek naar mogelijkheden van ervaren. Er is het zicht dat in eerste instantie wegvalt doordat bezoekers overvallen worden door een deken van zwart. Er is het geluid dat de ruimte dimensie geeft. Er is de tast die ingezet wordt door een enkele bezoeker die dapper probeert verder de ruimte in te komen. Het lichamelijke aspect, in de vorm van het fysieke, is weliswaar vertegenwoordigd door de bewegingen van de vertolkers, maar ondervindt de bezoeker niet aan den lijve. Totdat ook dat verandert.
‘I know the feeling.’ ‘It is the real thing.’ ‘I know you feel it too.’ Na deze zinnen een aantal keer herhaald te hebben beginnen de vertolkers bezoekers te omhelzen. Een van hen hurkt naast mij neer, slaat haar armen om mij heen en vangt ook mij in een omhelzing. Het houdt langer aan dan ik zou verwachten, lang genoeg om het ongemakkelijke vertrouwd te maken. De omhelzing maakt het ‘I know you feel it too’ letterlijk. Een double bind: de tekst choreografeert de handeling en de handeling wordt ondertiteld door de tekst.
Plaatsvinden, plaats vinden
‘Play differently my game’ zegt een van de vertolkers tijdens haar monoloog. Daarmee vangt ze tevens datgene wat Sehgal met This Variation doet. Zijn eigen spelregels, die de bezoekers die maandelijks het nieuwe werk tegemoet treden langzaam dachten te leren kennen en misschien zelfs te kunnen doorgronden, brengt Sehgal in dit werk op een nieuwe manier samen en ontregelt daardoor op een manier die de bezoekers nog niet kennen. Dat geldt overigens ook voor het uitspreken van de titel door een vertolker, hetgeen reeds onderdeel uitmaakte van eerdere werken, maar dit keer wordt de titel meerdere malen achter elkaar uitgesproken, telkens gevolgd door een andere maand en een ander jaartal. Daarbij hergroeperen de vertolkers zich ook steeds, als een groep die verwordt tot een klassieke beeldenformatie en schijnbaar toch elke keer opnieuw door de beeldhouwer gevraagd wordt een andere houding aan te nemen. Op zoek naar wat hij nog niet gezien heeft. De hij, de beeldhouwer in kwestie, Sehgal, laat in This Variation afwisselend, of misschien zelfs zowel, de vertolkers en de bezoekers de plaats van deze ‘hij’ innemen.
This variation vindt plaats in samenwerking met het Holland Festival en is te zien tot en met 21 juni. Daarmee breekt het werk met het gegeven dat Sehgal elke maand een nieuw werk toont dat gedurende die hele maand van open tot sluit in het Stedelijk te zien is. Wat er de overige acht dagen van de maand juni zal gebeuren is niet duidelijk. Geen werk, een ander werk?
A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
De wraak van de rouwende sneeuwruimer
Wraak is een gerecht dat koud gegeten wordt. Laat dat gezegde maar aan de Noren over. In de droogkomische revengethriller In Order of Disappearance ontkomt niemand aan de toorn van een rouwende sneeuwruimer.
Protagonist Nils is een zestiger die in zijn dorp net is uitgeroepen tot ‘burger van het jaar’. Bij de meest extreme weersomstandigheden houdt hij met zijn wagenpark van gigantische sneeuwruimers de wegen in Noord-Noorwegen berijdbaar. Wanneer zijn zoon door een drugsbende wordt vermoord, blijkt hij ook talent te hebben voor het opruimen van crimineel tuig.
Wraakexercitie
Wat volgt is een keiharde wraakexercitie. De ene na de andere verantwoordelijke boef legt het loodje. Nils moordt zich langzaam maar zeker door de rangen van de Noorse drugsorganisatie, richting de hoofdverantwoordelijke, een nogal pedante topcrimineel met een jong zoontje.
Het Noorse geteisem wijdt de moorden in eigen gelederen aan een strijd met een rivaliserende Servische drugsbende. En dus ontstaat er een bende-oorlog waarbij de Servische maffiosi nu eens de good guys zijn. Ook wel eens verfrissend. Bruno Ganz geeft bovendien als de Servische Godfather Papa een puike Marlon Brando-imitatie weg.
Zwarte humor
Een vader die zijn kind verliest en uit is op wraak; het klinkt niet echt als een gezellig uitgangspunt voor een misdaadkomedie. Toch past het gortdroge Noorse gevoel voor humor en de in verdriet gedrenkte zwartkomische grappen goed bij de toon van het verhaal. Regisseur Hans Petter Molland speelt weliswaar leentjebuur bij Tarantino en de Coen-brothers, maar geeft er wel een eigen noordelijke draai aan. En hoofdrolspeler Stellan Skarsgard heeft als Nils precies de juiste droevige maar vastberaden oogopslag als de rechtschapen sneeuwruimer die dit grote onrecht niet pikt.
Leuk zijn de ironische observaties. De Noorse drugsbaas woont in een modernistische villa vol afzichtelijk steriel Scandinavisch design. De man heeft geen moeite met een mensenleven meer of minder maar kan zijn vrouw niet de baas. Een aanrader, deze droefgeestige Noorse gangsterfilm.
In Order of Disappearance
Regie: Hans Peter MollandJaar: 2024
Distributeur: September Film
imdb: http://www.imdb.com/title/tt2675914
Misschien ook iets voor u
Lezen als genot
Cees Nooteboom is thuis in zijn schrijven, zegt hij ergens in de nieuwe bundel De schrijver als hoofdpersoon. Vijftig jaar literatuurbeschouwingen zijn daarin verzameld. Ze geven een goed beeld van wat Nooteboom bezighoudt.
Wat doet Cees Nooteboom? Hij schrijft – dat wisten we dankzij de flinke productie romans, gedichten, essays en andere werken die sinds zijn debuut Philip en de anderen in 1955 zijn verschenen. Hij reist – dat wisten we dankzij zijn reisverhalen, die de afgelopen jaren in acht kloeke delen gebundeld zijn. En, hij leest.
Er bestaat een filmpje van Daan Heerma van Voss die een verhaal komt schrijven in het Amsterdamse huis van Nooteboom. Zijn bibliotheek zien we niet alleen in de kast staan, maar ook verspreid in stapeltjes op bureaus en tafels liggen. Dankzij De schrijver als hoofdpersoon weten we nu ook dat lezen voor Nooteboom vaak vriendschap betekent, vriendschap met het werk, en af en toe ook met de auteurs van dat werk.
Vijftig jaar beschouwingen
Er staat een aantal necrologieën in dit boek – van Mary McCarthy, W.F. Hermans, Harry Mulisch – en al deze auteurs kende Nooteboom, of hij had ze in ieder geval een keer ontmoet. Het maakt deze stukken extra weemoedig. Hier is niet alleen de mens of collega Nooteboom aan het woord, maar ook de vriend, empathisch afwegend, een kracht die zijn woorden vooruit stuwt.
De schrijver als hoofdpersoon, dat als ondertitel ‘Lezen als avontuur’ draagt, bevat veel meer dan slechts in memoriams. Nu De Bezige Bij Nootebooms reisverhalen geografisch gebundeld heeft, is het met deze bundel tijd voor zijn beschouwingen. Als eerste komen zijn essays over de literatuur, schrijvers en het schrijven aan bod. Het vroegste stuk stamt uit 1964, het meest recente essay, over Gabriel García Márquez, uit 2014. Daartussen, van alles: necrologieën, een wandeling met Hugo Claus door het landschap van Het verdriet van België, een bezoek van Umberto Eco aan Amsterdam, een laudatio bij Connie Palmens Lucifer en inleidingen bij velerlei romans. En meer.
De ontvangst van een verhaal
Eén van de mooiste beschouwingen – noem het een essay, noem het een verhaal; voor de vrijelijk schrijvende Nooteboom zijn genres beperkingen – is ‘De Nederlands-Turkse grens’, dat vertelt over de ontstaansgeschiedenis van de roman In Nederland, later herdrukt onder de titel In de bergen van Nederland. Die roman is een hervertelling van Andersens sprookje ‘De sneeuwkoningin’, waarin Nederland via de Alpen doorloopt naar de Balkan. Het essay gaat over de ‘ontvangst’ van dit verhaal, onderweg in een auto in Spanje:
En dan begint het. Nooteboom begint te praten, zijn reis- en levenspartner Simone Sassen noteert. Het is raar en dolkomisch, probeer het je maar eens voor te stellen – Nooteboom weet dat het een absurde scène is, maar zo gaat het nu eenmaal. Zo ontstaat het verhaal van een roman, en een nog geen tien pagina’s tellend essay is dan vele malen boeiender dan doorwrochte studies naar intellectuele verwantschappen en beïnvloedingen.
Later, misschien na het succes van Het volgende verhaal in Duitsland en de toekenning van de P.C. Hooftprijs aan Nooteboom in Nederland, begint hij meer en meer lofredes te houden op collega-auteurs en voor- en nawoorden te schrijven bij nieuwe uitgaven. In den vreemde prijst hij vertalingen van Nederlandse auteurs aan (o.a. Nescio in het Italiaans), terwijl hij hier te lande Valeria Luiselli, Alejandro Zambra en Het verhaal van Genji bezingt en beschouwt. Dat is het voorrecht van de senior author, de schrijver die zijn of haar plaats in de letteren veroverd heeft en nu jongere generaties op weg gaat helpen.
Door die ontwikkeling, van jonge bewonderaar tot oudere prediker, is De schrijver als hoofdpersoon natuurlijk ook een autobiografie. Wie zijn de vrienden van Cees Nooteboom? Wat leest hij, wat denkt hij daarover? Waar houdt hij zich mee bezig? Een leven trekt langs. Onderwerpen die bekend zijn uit romans, poëzie en reisverhalen komen ook hier voorbij. Het verstrijken van de tijd, vergeten en onthouden, het door de vingers glippen van wat er ooit was. Het is een genot om te lezen.
De schrijver als hoofdpersoon. Lezen als avontuur.
Schrijver: Cees NooteboomUitgever: De Bezige Bij
Prijs: 29,90
Bladzijden: 399
ISBN: 9789023493327
Link: Website Cees Nooteboom
Misschien ook iets voor u
Held of schurk in Indië
Van Jan Pieterszoon Coen verscheen in 1934 een eerste biografie, die de acties van deze zowel befaamde als beruchte gouverneur-generaal in Nederlands-Indië in een wel heel positief daglicht stelde. Het eind mei verschenen Jan Pieterszoon Coen beschouwt de man neutraler, velt geen oordelen. Het is immers al moeilijk genoeg zijn leven compleet in beeld te krijgen.
Jan Pieterszoon Coen werd in 1587 in Hoorn geboren, dan een klein stadje aan de Zuiderzee, in een waarschijnlijk gegoede familie. Hier beginnen al gelijk de problemen voor biograaf Jur van Goor, tot 2004 aan de Universiteit Utrecht verbonden als docent koloniale geschiedenis: er zijn niet genoeg bronnen om dat te bevestigen. Wat we weten over Coen begint pas rond 1600, wanneer hij in Rome in de leer gaat. Met die rare keuze – een protestant naar een katholiek land, en dan niet eens naar de betere steden in het noorden – begint zijn leven.
Van Goor heeft deze bronnenlacune mooi opgelost. We mogen dan weinig weten over Coens jonge jaren, we weten wél van alles over Hoorn in de late zestiende eeuw. We mogen weinig weten over wat Coen in Rome precies deed, we kunnen wél laten zien hoe de stad er in die tijd aan toe was, wat er speelde. Het resultaat biedt geen absolute zekerheid; eerder een set gefundeerde aannames en mogelijkheden.
Plek in de geschiedenis
Na de hoofdstukken over Hoorn en Rome verandert Jan Pieterszoon Coen tevens in een biografie over de vroege jaren van de VOC. Coen reist via Afrika en India mee naar de eilanden van de Indonesische archipel. De compagnie is net opgericht, de toekomst is onzeker, en de concurrentie overal: in de Republiek gaat in 1609 het Twaalfjarig Bestand met Spanje in, maar de strijd om de specerijen in het oosten tussen de Nederlanders enerzijds en de Spanjaarden en Portugezen anderzijds gaat door. Ook de Engelsen hebben er schepen varen. En ten derde komen de Europese mogendheden niet in een onbewoonde wereld, maar worden ze betrokken bij lokale oorlogen en conflicten.
Coen heeft een belangrijke rol gespeeld in de consolidatie van de macht van de VOC in ‘de Oost’. Hij klom snel op binnen de organisatie en schreef in 1614 zijn Discoers, waarin hij voorstelde de handel en de oorlogsinspanningen te combineren en samen te laten gaan. Het document zou de basis worden voor latere discussies over het bedrijf.
Werklustige manager
Ook stichtte Coen in 1619 Batavia, de stad die bijna vierhonderd jaar later nog steeds dient als hoofdstad van het onafhankelijke Indonesië. Dat Coen een plek heeft in de geschiedenis, zowel de Nederlandse als de Indonesische, staat buiten kijf, maar de vraag is: wat moeten we van die plek denken? Dat heeft alles te maken met de tegenwoordig meest controversiële actie die Jan Pieterszoon Coen in de onder zijn controle vallende gebieden heeft uitgevoerd.
Om de nootmuskaathandel te monopoliseren werd het eiland Banda ontvolkt en vele nootmuskaatbomen gekapt en vernietigd. Handel en oorlogsvoering komen hier samen: de handel kan oorlogen financieren, oorlogen moeten de handel beschermen. Maar rechtvaardigt dit de wrede acties van Coen? Is hij een held of een schurk? Van Goor probeert labels en verwijten te vermijden, en in plaats daarvan Coens beweegredenen te doorgronden. Hij blijft bij de bij ons bekende feiten en hoe die door Coen gepresenteerd werden. Wat waren motivaties en uitwerkingen? Welke gevolgen had deze actie?
Van Goor is rustig en precies. Er zit jaren onderzoek in dit boek, en elk detail lijkt gemotiveerd te kunnen worden. Hierin ligt de kracht van Jan Pieterszoon Coen. Coen is volgens Van Goor een manager, met een ongekende werklust. Dat er over zijn privéleven met vrouw en kinderen, en als zoon van een in Hoorn achtergebleven familie, weinig tot niks te vinden is, is dan jammer – jammer, maar helaas.
Jan Pieterszoon Coen, 1587–1629. Koopman-koning in Azië.
Schrijver: Jur van GoorUitgever: Boom
Prijs: 39,90
Bladzijden: 575
ISBN: 9789461050366
Misschien ook iets voor u