Boeken / Fictie

Verdwalen in jezelf

recensie: Michiel Stroink - Exit

In Exit ontvlucht Abel Schreuder spontaan huis en haard. Een reis die niet alleen een zoektocht naar zichzelf is, maar ook een prima gelegenheid om zijn afkomst te beschouwen. Michiel Stroink compenseert het enigszins oppervlakkige verloop met een verrassende ingreep.

Abel Schreuder heeft het helemaal gehad met zijn reguliere leven. Zijn vriendin heeft hem de deur gewezen en zijn werk dreigt in het slop te raken. Na een bezoekje aan zijn oma in het verzorgingstehuis besluit hij weg te gaan, te ‘verdwalen’ zoals hij dat noemt. Hij springt op de eerste de beste trein en vertrekt richting Berlijn.

Pureerfabriek

Het is een wat magere basis waarmee Michiel Stroink zijn road novel de wereld in stuurt. Vanaf de eerste bladzijde is duidelijk dat de schrijver deze constructie nodig heeft om zijn uiteindelijke bedoeling mee te ondersteunen. Het is vooral een kwestie van het laten reflecteren van de hoofdpersoon – en dat gaat het beste tijdens een reis – om zo een raamwerk voor de kern van het verhaal op te richten.

Aangenaam is wel dat Abel Schreuder zich met veel ironie en scherpe observaties door de materie heen slaat. De wijze waarop hij naar het tehuis van zijn oma kijkt is spitsvondig en uiterst treurig tegelijk: “In feite is een bejaardenhuis een pureerfabriek”. Om vervolgens het pureren van voedsel, interieur, personeel en bejaarden samen te vatten als “een grote geestdodende en smakeloze mix op een bedje van gebrek aan respect”.

Berlijns partyleven

Als Abel in de trein een meisje aanspreekt, doet hij zich voor als de schrijver van het boek dat zij aan het lezen is. Een succesvolle binnenkomer aangezien hij de indruk wekt ook werkelijk een boek te willen schrijven. De steeds duidelijker wordende flashbacks in zijn hoofd duwen het verhaal met een zekere verwachting naar een openbaring van deze dwalende hoofdpersoon.

Opeens wordt de reis van Abel, inmiddels gestrand in Hannover, onderbroken door een apart hoofdstuk dat verhaalt over het treurige leven van zijn vader. Even verderop krijgen we eenzelfde deel met de nog treuriger geschiedenis van zijn grootvader. Het is een indrukwekkende inbreuk op het voortsukkelende avontuur dat Abel vooralsnog in het ruige partyleven van Berlijn heeft doen belanden.

Volle rugzak

Met die ingevoegde interrupties probeert Stroink op rigoreuze wijze de verwarring in het hoofd van zijn personage te duiden. Een jongen van dergelijke komaf – met een frauderende vader en een drankzuchtige opa – móet haast wel in de knoop komen met zijn zelfbeeld. Daar weet de schrijver goed de vinger op te leggen, zij het dat de vorm van deze raamvertelling wat ongenuanceerd overkomt.

Ondertussen is Abel aan het verdwalen in de Berlijnse clubscene. Hij reageert niet meer op berichten van zijn bezorgde vrienden in Nederland en wordt opgenomen in een nieuwe kring van exotische feestvierders. Dan volgt een voorspelbaar verloop: Abel wordt verliefd, beleeft een heftige tijd onder invloed van drank, drugs en seks en verlaat tenslotte, als een gedesillusioneerde puber, het strijdperk der verwachting.

De opzet van Michiel Stroink is helder: afkomst is een volle rugzak die je niet zomaar van de schouders kunt laten glijden. Hij wil, in zijn tragikomische stijl, aantonen dat ‘van je af schrijven’ de meest doeltreffende therapie is. De hoofdzakelijk eendimensionale verhaallijn, samen met de geconstrueerde terugblikken, maken Exit niet tot de samensmelting die de schrijver voor ogen moet hebben gehad. Gelukkig heeft hij wel het lef zijn hoofdpersoon verder te laten verdwalen in een open einde.

Boeken / Non-fictie

Songs van Leonard Cohen

recensie: Hallelujah (samengesteld door Henk Hofstede)

Hallelujah bevat tweetalig de dwarsdoorsnede van Leonard Cohens liedteksten zoals Henk Hofstede, een van onze vaderlandse Nits, die graag ziet. Hij put uit elf albums, van 1967 tot 2012. Onder de vertalers zitten heel wat zangers.

Het ligt voor de hand dat muziek en tekst samen optimaal werken. Toch kan geweldige muziek de tekst als bijkomstig achter zich aanslepen, of die nu lastig te verstaan is of weinig verder gaat dan ‘I love you, you love me too’. Dat laatste zing je gezellig mee, maar bij de langere lyrics van iemand als Bob Dylan zal dat niet meevallen. En juist Dylan moet volgens zijn hardcore bewonderaars hoognodig de Nobelsprijs voor Literatuur krijgen. Zij weten zeker dat hij poëzie schrijft. En als we het begrip poëzie niet al te benauwd nemen, doet hij dat ook.

Het meest wendbaar

Een kenmerk van songteksten is dat die, als het goed is, qua woordkeus, rijm en metrum hun oren erg goed bij de melodie te luister leggen. En dan is, zoals bekend, het Engels het meest wendbaar. Wie weet heeft juist die kwaliteit de populariteit van de Angelsaksische popmuziek sterk in de hand gewerkt. Andersom is het vaak een moeizame zaak om een als gedicht geschreven gedicht, in welke taal ook, op muziek te zetten. Zonder metrische aanpassingen gaat dat meestal wringen.

Lyrics, anders dan papieren gedichten en net als podiumpoëzie, kunnen ook beter maar niet met metaforiek en duistere lagen doorwrocht zijn. Anders gaan ze langs je heen en hou je voornamelijk de klanken over. Zelfs de songteksten van Dylan komen op papier minder tot hun recht dan op de geluidsdrager. Waarschijnlijk geldt dat voor alle songteksten. Ook voor die van Leonard Cohen?

Melancholieke stemming

Het allerbeste is om de teksten te horen zingen, liefst door Cohen zelf: hij is er met zijn stemgeluid en melodieën mee vervlochten. Als je ze leest, vraag je je al gauw af wat er allemaal bedoeld zou kunnen worden. Luisterend naar de songs laat je je meeslepen door de zeer bijpassende muziek en de vaag geheimzinnige situaties die bezongen worden. Vooral de vrouwspersonen worden door de zanger niet kant-en-klaar prijsgegeven, al is de boodschap steeds dat de liefde geen makkie is. Prettig is ook de melancholieke stemming die wordt opgeroepen en de troostende wijsheden die worden rondgestrooid.

De vraag is voor wie er zo nodig vertaald moet worden. Het Engels kan het best stellen zonder ondertiteling. Weinig is letterlijk te vertalen, veel ontkomt niet aan creatief parafraseren, wat in Hallelujah vaak tot gelukkige resultaten leidt. Maar onze Germaanse syllabes zijn moeilijk weg te zetten. ‘I need to see you naked’ wordt ‘Ik verlang ernaar je naakt te zien’, wat het verlangen geen goed doet. ‘For she’s touched your perfect body with her mind’, de slotregel van Suzanne,  krijgt Herman van Veen nog aardig vloeiend uit zijn strot met ‘want zij houdt al jouw gedachten in haar hand’.

Toetje

De vertalingen die Remco Campert eerder het licht liet zien van vroege gedichten van Cohen vormen een maar liefst meer dan vijftig pagina’s tellend toetje. Helaas vallen die nogal buiten de orde van de bundel. Ze stammen allemaal van vóór 1971, ontberen ter vergelijking de originelen en lijken niet geschreven te zijn om op muziek gezet te worden. De singer-songwriter moest nog een echte bard moest worden. En dat wérd hij. Het nawoord van Henk Hofstede tot slot is lezenswaardig door de ontmoetingen die hij vanaf 1988 had met Leonard Cohen.

Boeken / Fictie

Een sprookje zonder moraal

recensie: Merijn de Boer - ’t Jagthuys

Zijn debuut De nacht maakte van Merijn de Boer één van de meest interessante jonge schrijvers in het taalgebied. Onlangs is ’t Jagthuys verschenen, een roman die net zo ongrijpbaar wil zijn, maar minder geslaagd is.

Als Freud gelijk had toen hij zei dat beschaving het reguleren van seksualiteit is, wat dan te maken van deze scène uit ’t Jagthuys, waarin Neeltje Bruinworst haar zoon Binnert seksueel voorlicht:

‘Rond zijn achttiende had ze hem, met gebruikmaking van een selderijstengel die later in een tomatensoep ging, geleerd hoe hij moest masturberen. Ze zaten aan de keukentafel en hij moest haar handbeweging imiteren met zijn broek en ondergoed op de enkels. Hij bleek een snelle leerling.’

Binnert, lijdend aan een heupafwijking, is alles wat de ideale man in onze cultuur moet zijn: zo gespierd als een jeugdige actieheld, zo belezen als de fijnste intellectueel, zo begaafd op de harp als de beste musicus. En dan dit. Ja, we waren gewaarschuwd: Binnert en Neeltje leiden een teruggetrokken bestaan in ’t Jagthuys uit de titel, hij heeft in zijn leven nog maar een handvol mensen gezien, en niemand in de buurt heeft hem ooit gezien. En ’t Jagthuys ziet eruit alsof het zo uit één van Hella Haasse’s of Renate Dorresteins gotieke vertelsels is gekomen.

Werelds of wereldvreemd

Neeltje mag haar zoon dan succesvol enkele seksuele basisbeginselen hebben aangeleerd, voor de verdere stappen heeft ze Vera ingehuurd. Deze is pas afgestudeerd en werkt in de zorg, zoals de achterflap van deze roman het heeft. De zeer lichamelijke zorg. Tegen betaling gaat ze met klanten naar bed. Normaal komen daar geen gevoelens bij kijken, maar bij Binnert is dat anders: ze valt als een blok voor deze wereldvreemde knaap, en hij schijnbaar voor haar.

De jongens die ze normaal in Amsterdam tegenkomt zijn succesvoller, wereldser (al steekt Binnert een gloedvol betoog af waarom je juist door literatuur de wereld leert kennen), maar ook saaier. ‘Er ontbreekt iets aan ze,’ aan die jongens, denkt Vera,

‘Ze kopieerden een bepaald gedrag van anderen; van vrienden, van personages uit films en waarschijnlijk ook van een heleboel anders. Wat hun ontbrak was authenticiteit. Iets puurs, wat van niemand geleend en helemaal alleen van henzelf was.’

Over die authenticiteit beschikt Binnert uiteraard wél: en hoewel hij wel tv kijkt, lijkt hij niet over een laptop lijkt te beschikken en komt daarmee niet in aanraking met wat je de huidige internetcultuur zou kunnen noemen. Valt Vera dan voor Binnert, of voor het contrast dat hij vormt met Amsterdam en wie ze daar tegenkomt? En omgekeerd: is Binnert verliefd op haar, of is hij als de blinde die heeft leren zien? Deze vragen drijven ’t Jagthuys.

Vertelplezier

Dit alles is door De Boer met een groot plezier geschreven. Deze roman zit vol met kleine verwijzingen en grapjes: zo is het toilet van een wat verwarde journalist die Vera vertelt over een mogelijke moord voorzien van een glazen deur. Een echte functie heeft dat detail in het grotere verhaal niet. Al lijkt De Boer af en toe de spot met moderne trends en gedragingen te drijven, echte satire bedrijft hij in ’t Jagthuys niet.

Al met al is dit een roman die zich duidelijk buiten de gangbare vertelkunst plaatst. Net als zijn voorganger is ’t Jagthuys alleen trouw aan zichzelf. Zo werkt De Boer in het tweede deel van de roman in sneltreinvaart toe naar een spetterende climax: hij laat Vera, Binnert en Neeltje dansen, elkaar aantrekken, afstoten en weer zoeken – om ons vervolgens een ontmoeting te ontzeggen. De laatste hoofdstukken springen een aantal jaren de toekomst in, geven vage hints van wat er in de tussenliggende tijd gebeurd is, en dan is het klaar.

Waar De nacht de lezer licht ontworteld achterliet, op het verkeerde been gezet had, blijft ’t Jagthuys te veel zweven. Het is een gotieke roman die zich nooit helemaal aan dat genre wil binden, een sprookje zonder moraal. De Boers stilistische lef en compositorische bravoure kan niet helemaal goedmaken dat ’t Jagthuys meer belooft dan het waarmaakt.

 

Boeken / Non-fictie

Mezelf anders zien

recensie: Jan Keij - Kierkegaard anders gezien. Over de denker die het verschil maakt

De Deense filosoof Kierkegaard (1813-1855) interpreteren vanuit een seculier of atheïstisch oogpunt; is dat revolutionair of eerder provocerend? Jan Keij excuseert zich er overmatig voor en presenteert een alternatieve inleiding voor gevorderden.

Terwijl Kierkegaard-minnend Nederland uitziet naar de lang verwachte vertaling van het Afsluitend onwetenschappelijk naschrift of het te verschijnen biografische standaardwerk van Joakim Garff voor ons taalgebied, is er Jan Keij met een nieuwe Kierkegaard-studie. Keij, gepromoveerd op de Frans-joodse filosoof Levinas, belooft in Kierkegaard anders gezien ‘een geheel eigen en nieuwe kijk op Kierkegaard’. Dat zou revolutionair zijn, want de (internationale) Kierkegaard-studie is een van de meest veelzijdige en becommentarieerde gebieden in de hedendaagse wijsbegeerte. Er is werkelijk niet veel onontgonnen terrein over om nog met ‘een geheel nieuwe kijk’ op Kierkegaard te komen.

Keij lijkt dan ook niet zozeer met iets nieuws te komen, maar eerder met een ongebruikelijke invalshoek. Vanuit zijn kennis van Nietzsche en Levinas en met behulp van het deconstructivisme van Derrida komt hij met een postmoderne interpretatie van Kierkegaard, waarbij Kierkegaard ruimte lijkt te verschaffen voor een seculiere levensbeschouwing. De kritiek op postmoderne interpretaties van Kierkegaard is al vaak benadrukt (vgl. Walsh 1991, Rudd 1998), wat niet betekent dat er niets goeds van kan komen (Dooley, 2001).

Gevorderden

Keijs hele boek leest als een inleiding op Kierkegaard voor gevorderden waarbij belangrijke inzichten van Kierkegaard zoals angst, vrijheid, geest, zelf en paradox uiteen worden gezet op een manier die voor de hand lijkt te liggen. Rode draad van het boek is een schema dat grotendeels ontleent is aan de opening geschreven door Kierkegaards pseudoniem Anti-Climacus in De ziekte tot de dood:

‘De mens is geest. Maar wat is geest?  Geest is het zelf. Maar wat is het zelf? Het zelf is een verhouding die zich tot zichzelf verhoudt. Het zelf is niet de verhouding, maar dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt (…).’

Kierkegaards knipoog naar de Duitse filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831) in deze tekst, die bekend stond om zijn ondoorgrondelijke taalgebruik, wordt door Keij verder opgepakt, uitgelegd en uitgewerkt.

Keij plaatst Kierkegaards verhouding tot Hegel, die met zijn dialectisch Systeem het individu leek te vernietigen, in perspectief waarbij Kierkegaard als differentiedenker of verschildenker wordt opgevat: iemand die fundamentele kritiek levert op eenheids- of systeemdenken. Het individu, de enkeling, die ene mens, kan nooit opgeheven worden in een krachtenspel van ideologieën. Kierkegaards excentrische positionaliteit, de mens beschouwend als ‘dat dubbelzinnige, dialectische wezen van het tijdelijke en het eeuwige, van lichaam en ziel, van vrijheid en noodzaak, van eindigheid en oneindigheid’ (p. 72) toont de mens die ten diepste appèlgevoelig, zich tot zichzelf en de ander verhoudt zonder er mee samen te vallen.

De Franse denker Gilles Deleuze zag Kierkegaard in 1968 in Différence et répétition al als voorloper van het differentiedenken. Keij borduurt daar op voort en combineert existentiële thema’s zoals verveling, wanhoop en het huwelijk met de opvatting dat Kierkegaards filosofie net als die van Levinas het absolute verschil van het menselijke individu benadrukt. Ieder mens is uitzonderlijk verschillend van anderen, wat hem juist deelgenoot maakt van de mens. Dit kader tenslotte reikt allerlei mogelijkheden aan om Kierkegaards filosofie op onszelf te betrekken en na te gaan welke betekenis deze heeft voor mij. Hoe kan ik handelen? Hoe zou ik leven? Wie ben ik?

Aanstoot

Zoals opgemerkt leest het boek als een inleiding voor gevorderden. Er zijn zelfs een bibliografie en register aanwezig. Juist daarom is het storend dat Keij zijn hele verhaal opbouwt met het knippen en plakken van fragmentjes uit Kierkegaards oeuvre zonder context. Citaten met paginaverwijzingen naar de originele bron zijn bij uitstek in filosofische werken een must. Daarnaast dient het de lezer duidelijker te zijn dat alle citaten nadrukkelijk worden verdedigd door een pseudoniem van Kierkegaard en niet door Kierkegaard zelf. Keij schenkt aan dat laatste wel minieme aandacht (p. 25), maar lijkt het zo uit te leggen dat daarmee zijn eigen interpretaties dus gelegitimeerd zijn: hij reageert niet op Kierkegaard, maar op ‘een derde’. Is dat Kierkegaard anders zien?

Een ander opvallend kenmerk van het boek, is Keijs nadrukkelijk aanwezige angst -of beter vrees- om zijn seculiere lezer te verliezen of voor het hoofd te stoten. De door het boek verweven bewegingen van anti-metafysering, waarmee Keij met veel moeite zijn seculiere lezers tracht te behouden, zijn de zwakste schakels in het lopende verhaal. ‘We moeten zelf de Messias zijn’, schrijft Keij (p.253). Dat Kierkegaard zijn hele schrijverswerkzaamheid heeft verklaard vanuit maar één doel, namelijk om christen te worden, vindt Keij niet zo relevant: uit de teksten kan men ook op een creatieve manier een humanisme abstraheren. De Liefde is een universeel menselijke waarde, waarvoor het christendom niet nodig is om dat te begrijpen. God kan worden afgeschaft, zijn bestaan doet er niet toe. Kierkegaard veegt bij monde van eveneens Anti-Climacus de vloer aan met dergelijke opvattingen in Oefening in Christendom (vgl. Taels, 1991, p. 158), maar Keij lijkt zich te verschuilen achter een hermeneutiek die synoniem lijkt voor anything goes. En gek genoeg is dat ook weer de kracht van het boek: het levert een vrije filosofische oefening op.

‘Hier ben ik’

Want Keij toont zich wel een echte denker die de lezer nadrukkelijk bij de hand neemt en hardop diepzinnig speculeert over grote thema’s van het leven op basis van handreikingen die hij bij Kierkegaard aantreft. Leunend op het adagium dat de subjectiviteit, de innerlijkheid de waarheid is, mondt het hoogtepunt van het boek uit in een onvermijdelijke interpretatie van Kierkegaards klassieker Vrees en beven. Met  inzichten van Levinas en Derrida zet Keij het Offer van Abraham zo uiteen, dat de lezer telkens gedwongen wordt zich reflexief te verhouden tot de tekst. Keijs demystificatie en ontreligisering pakken hier goed uit, al rust een en ander erg zwaar op Derrida’s interpretatie van Vrees en beven in De gave van de dood. Het appèl dat Keij uiteindelijk op de lezer doet kan worden samengevat als: ‘Hier ben ik!’ En gelijk Abraham het zei tegen God, zouden wij het vaker moeten zeggen tegen onszelf.

Keij heeft een werk afgeleverd waarin de lezer aan het werk wordt gezet. Het is geen eenvoudig boek, maar binnen het perspectievencircus die de filosofie kan zijn, heeft Keij voor het Nederlandse taalgebied een aparte inleiding op Kierkegaard geschreven, waarin vele lezers veel verschillende dingen zullen ontdekken. Enerzijds 2 sterren vanwege genoemde bezwaren, maar anderzijds 4 sterren  vanwege de diepte die Keij in de interpretatie  weet te leggen. Kierkegaard zou dan uitkomen op 3 1/2 ster.

 

Verder lezen:

Walsh, S. (1991). Kierkegaard and postmodernism. International Journal for Philosophy of Religion 29 (2):113-122.

Rudd, A. (1998). Kierkegaard’s Critique of Pure Irony in: Pattison, G. & Shakespeare, S., Kierkegaard on Self and Society, p. 82-96.

Dooley, M. (2001). The Politics of Exodus. Soren Kierkegaard’s Ethics of Responsibility.

Taels, J. (1991). Soren Kierkegaard als filosoof. De weg terug naar het subject.

Derrida, J. (2006). De gave van de dood.

 

opening nijntje museum
Kunst / Interview
special:
opening nijntje museum

Spelen en leren in het nijntje museum

6 februari vond de opening plaats van het kersverse en prachtig vormgegeven nijntje museum. De welbekende tekeningen van de bedenker zelf staan uiteraard centraal.

Het voormalig Dick Bruna-huis aan de Agnietenstraat (Utrecht) is grondig verbouwd en heringericht met tien themaruimten waar peuters en kleuters spelenderwijs de wereld van nijntje kunnen ontdekken. “Al met al heeft de verbouwing slechts een half jaar geduurd, maar voor een kind van twee is dat een eeuwigheid,” zegt curator Yolanda van den Berg van het museum.

Uniek

Bij de opening waren ongeveer driehonderd bezoekers aanwezig. Van den Berg hoopt (en verwacht) dat het kindermuseum een groot succes gaat worden: “Nijntje is over de hele wereld natuurlijk erg populair en er is weinig museumaanbod voor deze doelgroep. Het is ook uniek: zo’n museum op deze schaal voor kinderen. Op de sociale media heb ik al gelezen dat mensen er heel blij mee zijn.” Het ‘stukgespeelde’ Dick Bruna-Huis was na acht jaar aan een verbouwing toe, maar er was nog een belangrijke reden om te renoveren. “Veel mensen vonden het huis van nijntje het leukste van het Dick Bruna-Huis, maar in het gastenboek vroegen ze vaak: waar is nijntje zelf?”

Confucius

Meteen na binnenkomst treft de bezoeker het huis van nijntje. Verderop in het gerenoveerde gebouw is er onder andere ruimte voor een bos, een dierentuin en een museum. In een leerrijke omgeving kunnen de kinderen zelf op onderzoek gaan: “Samen met nijntje ontdekken ze hun eigen wereld. Ze doen ervaringen op, zodat ze later, als ze in een vergelijkbare situatie komen, weten hoe ze moeten handelen. Uit herkenning kunnen kinderen ervaren. Confucius zei het al: ‘Als je het me vertelt vergeet ik het, als je me het laat zien onthoud ik het, maar als je het me laat doen begrijp ik het.'”

Imiteren

In het museum is er voor de peuters en kleuters ook de mogelijkheid om te koken, tuinieren, timmeren en is er op de plek waar vroeger het krankzinnigengesticht zat een heuse dokterskamer. “Kinderen kunnen doen wat ze het liefste doen: volwassenen imiteren.” Ook mogen ze aan de slag met taalspelletjes, en is er ruimte om te knutselen en te tekenen. Een zaal staat in het teken van het verkeer: kleuters worden er op speelse wijze wegwijs gemaakt over treinen, verkeersborden en verkeerslichten. In een stilstaande kinderauto zien ze zichzelf op een schermpje rijden over de Oudegracht, maar wel pas nadat ze de riem hebben vastgemaakt.

Enthousiast

De inmiddels 88-jarige Dick Bruna is zelf nog niet in de gelegenheid geweest om het museum te bezichtigen. Wel is er een levensgrote afbeelding te zien van de bedenker van nijntje, werkend aan een nieuw kinderboekje. Van den Berg betwijfelt of Dick Bruna zelf, die enkele jaren geleden stopte met tekenen, het museum nog gaat bezichtigen: “Zijn kinderen en kleinkinderen zijn hier wel al op bezoek geweest, en die gaan hem ongetwijfeld enthousiaste verhalen vertellen.”

 

Theater / Voorstelling

Doordacht herinneren

recensie: Jens van Daele - Over Onze Vader

In Over onze vader weet choreograaf Jens van Daele met behulp van dans, theater, live muziek en de bewaard gebleven brievenwisseling tussen zijn ouders de contrasterende facetten van niet alleen zijn vader, maar de hele mens te belichten.

Met de dood van vader Benny (‘Benneke’) stierf ook een groot deel van de roekeloosheid binnen het zesledige gezin Van Daele. Het jaarlijkse tripje naar de Costa Brava, waarbij luidkeels uit het autoraam werd gezongen, kon hij zich als technisch tekenaar geenszins veroorloven, maar ach, dan verpats je toch gewoon de armbanden van je vrouw? Uit de intrigerende combinatie van drie kunstvormen blijkt al snel dat ‘vader’ maar één van de vele rollen was die Benny had binnen het gezin.

Veelzijdig geheel

‘Ach lieveke, poezeke, wat zal ons huwelijk zalig en mooi worden.’ ‘Poezeke’ verwijst naar moeder Godelieve Flies, gespeeld door Eva Schram. In aandoenlijk Vlaams en op een volstrekt natuurlijke manier exposeert zij zowel de romantiek als de verstikkendheid van haar huwelijk. Soms wisselt ze naar het perspectief van de jonge Jens en nuanceert ze door te tonen hoezeer er tegen ‘onze papa’, vertolkt door van Daele zelf, opgekeken wordt. Binnen het veelzijdige geheel krijgt elke discipline haar eigen ruimte. Rennen dansers Patricia van Deutekom en Pjotr Nuyts eerst nog met de souplesse van een vlieger plagerig achter elkaar aan, raken ze later verwikkeld in een agressiever patroon van aantrekken en afstoten. Vanaf een stellage strooit gitarist Richard van Kruysdijk de bijpassende bastonen over hen heen.

Geslaagde gelaagdheid

‘Allee, was dat echt zo erg destijds?’ Uit Over onze vader blijkt hoezeer we in staat zijn onszelf te manipuleren, hoe graag we soms willen geloven dat dingen niet gelopen zijn zoals ze zijn gelopen. Daarmee overstijgt de voorstelling het particuliere en krijgt een universele geldigheid. Op een beamer wordt het tussentijdse commentaar van familieleden op de voorstelling in wording weergeven. Kritische woorden als ‘onrealistisch’ en ‘geromantiseerd’ plaatsen de vertelling in perspectief en roepen de vraag op wat nou precies werkelijkheid is. Zo ontstaat een gelaagdheid die blijft boeien.

Geen rouw

Omdat al vrij snel wordt benoemd dat vader is overleden aan kanker, komt het niet onverwacht dat uiteindelijk de gitaar riffjes produceert waarin je met wat fantasie een stagnerende hartmonitor kunt herkennen. Wat wel verrast, is de manier waarop het sterven wordt uitgebeeld: gestript van elk melodrama. Waar iemand doodgaat, is gemis, zo ook hier. In Over onze vader is echter niemand zielig, en juist dat ontroert: dit is geen rouw, maar een weldoordacht herinneren.

Theater / Voorstelling

Laat je onderdompelen in de warme gloed van Kommil Foo

recensie: Kommil Foo – Schoft

De broers Raf en Mich Walschaerts, beter bekend als het duo Kommil Foo, tonen wederom hun grote klasse in de voorstelling Schoft. De Vlamingen staan al ruim 20 jaar op de planken, wat te zien is aan het gemak waarmee ze het publiek in zang en spel inpakken. De humor is subtiel, net als het engagement. Maar typisch cabaret is het niet; hun onbehagen vindt haar weg in prachtige taalvondsten.

kommilfoo_schoft_foto_jaap reedijk-1335-r40Ter inspiratie voor het maken van een nieuwe voorstelling, besluiten Raf en Mich traditiegetrouw in een goed restaurant in Gent ideeën uit te wisselen. Net als zij aan het diner willen beginnen, zien ze buiten een man zitten. Op het eerste oog een behoeftige bedelaar, en oudste broer Raf besluit om in zijn goedertierenheid de man wat kleingeld te geven. De bedelaar weigert; Raf voelt zich miskend in zijn intenties en verhoogt keer op keer zijn bod. Maar de bedelaar houdt voet bij stuk.

Pareltjes

Voor Kommil Foo zijn dit soort situaties voer voor debat. Wanneer deugt de mens, en is hij daar überhaupt toe in staat wanneer de verschillen en belangen onderling zo ver uit elkaar liggen? Dat blijkt verdomde moeilijk, want Kommil Foo heeft meerdere sketches in petto waarbij het mensbeeld nader beschouwd wordt. Zoals wanneer Mich vertelt over een tragedie in de familiegeschiedenis of seksuele lusten die geen gehoor vinden. Maar wie zonder zonde is, werpe de eerste steen, lijkt Kommil Foo te willen zeggen. kommilfoo_schoft_foto_jaap reedijk-1165-r40De mens is wellicht intrinsiek goed, maar wordt door omstandigheden gedwongen andere keuzes te maken. De onmacht van de broers is voelbaar, evenals de melancholie. Wanneer Mich zich pontificaal laat zien in een kroniek van zijn geboorte tot het graf, is duidelijk dat het onderwerp serieus is. En zoals hij zijn waarheid opdient, heeft eerder ook Raf zich laten ‘ontleden’ als de mens die is overgeleverd aan willekeur. De korte scènes die zij telkens spelen, worden gelardeerd met prachtige liedjes. Mich op piano is goed, maar Raf bespeelt zijn gitaar alsof het zijn eigen baby is: aaiend en liefkozend, voorzien van de juiste klanken. Ja, dan ontstaan er pareltjes.

Warme gloed

In zijn totaliteit maakt de kwaliteit van muziek en spel het boeiend om naar deze broers te kijken. Hier staat een brok aan ervaring dat met speels gemak het podium vult. Ondertussen vraag je je af: is dit cabaret? Kleinkunst? Poëtisch theater? Ach, wat geeft het. Wie Kommil Foo nog niet kent: ga erheen en laat je onderdompelen in de warme gloed van vakbekwaam meesterschap.

Theater / Voorstelling

Vermakelijk maar niet verbluffend

recensie: De Theatertroep - Hoe echt is echt echt

Hoe echt is echt echt is een uit twee ‘theaternovelles’ bestaande voorstelling, beide deels geschreven door Judith Herzberg en deels ontstaan uit improvisaties van de Theatertroep. Dit jonge gezelschap met pakkende naam zet in het Utrechtse Theater Kikker een energieke voorstelling met treffende dialogen neer.

Hoe echt is echt echt is zowel de naam van de voorstelling als de titel van het eerste toneelluik. Dit deel is gebaseerd op de documentaire Familie te huur, waarin een Japanner mensen in opdracht verhuurt die zich voordoen als je familielid, vriend of collega. Handig als je zelf geen zin hebt in een saaie verjaardag op zondagmiddag. In de voorstelling runt Piet het bedrijf met in dienst de acteurs van de Theatertroep. De vraag ‘is iemand zichzelf, of speelt hij een rol?’ klinkt tijdens het eerste deel van de voorstelling door.

Levendig, maar rommelig

Het eerste deel is levendig, maar rommelig. Tien acteurs drentelen om elkaar heen. Ze spelen om de beurt korte scènes met snelle dialogen. De constante aanwezigheid en beweging van de acteurs op het toneel leidt af van het spel en de tekst. Juist de momenten waarop er volledige rust heerst, zijn het sterkst, zoals een mooie monoloog over angst voor inbrekers in het donker. Om minder bang te zijn besluit het meisje een acteur in te huren die ’s nachts haar huis betreedt, zodat ze zeker weet dat het geen echte inbreker is. Herzbergs dialogen zijn snel, treffend en de zinspelingen prachtig gevonden. De vraag of iets leugen of waarheid is komt hierin telkens terug.

Meer humor en harmonie

Het tweede deel, Zeeziek in het zwembad, dat niets met het eerste te maken heeft, speelt zich af in een kamp voor mensen die willen afvallen. Alleen al deze situatie zorgt voor een hoop hilariteit. De kampdeelnemers zijn gekleed in badkleding. Deze toch wel domme personages, die amper tot niet worden uitgewerkt, maken je nog meer aan het lachen. Bijvoorbeeld tijdens de gezamenlijke weegmomenten, de onderlinge discussie waar de verloren kilo’s heengaan en de stiekem meegesmokkelde chocolade. Zeeziek in het zwembad heeft meer humor en harmonie en dat doet de voorstelling goed. Maar waarom er voor twee delen is gekozen, en waarom die niets met elkaar te maken hebben, blijft mij een raadsel.

In zijn geheel heeft de voorstelling veel energie en het tempo ligt hoog. De Theatertroep zet duidelijk een komedie neer; er valt genoeg te lachen, vooral in het tweede deel. Al had de timing soms scherper gekund, want helaas komen lang niet alle grappen over. Hoe echt is echt echt is een vermakelijke voorstelling met prachtige dialogen, maar niet verbluffend.

Theater / Voorstelling

We Are Here: stuurloos zweven in de ruimte

recensie: Nineties Productions - We Are Here

Voor de meeste mensen is Michael Collins een onbekende naam, in vergelijking tot zijn collega-astronauten Buzz Aldrin en Neil Armstrong. De theatermakers van muziektheatergezelschap Nineties Producties hebben Michael Collins gekozen als het centrale personage in de voorstelling We are here, terwijl hij in werkelijkheid meer een voetnoot was bij de historische maanlanding van 1969.

In het openingsnummer verandert de titel We are here al snel in de vraag Are we here? De eenzame astronaut Collins ziet hoe klein de aarde is in verhouding tot de kosmos, en komt in een existentiële crisis. Een groter contrast met andere personages in de voorstelling, zoals de huisvrouwelijke wissewasjes van zijn vrouw en de bravade van de Amerikaanse president lijkt bijna niet mogelijk. Op papier zijn dit interessante uitgangspunten voor een voorstelling. We are here schakelt tussen de verschillende karakterperspectieven en gebruikt verschillende stijlen en vormen van muziek. Ook wordt gespeeld met camera’s en licht in het toneelbeeld, waardoor de schijnbaar willekeurige bewegingen van de personages in een choreografie van gewichtloze astronauten veranderen.

We are here nintiesKloof tussen inhoud en beleving

Maar toch kwam de voorstelling We are here niet van de grond. Het is lastig om precies te verklaren waar dat aan ligt. De vorm en thematiek van de voorstelling zijn origineel en interessant genoeg. Soms is er echter een kloof tussen de inhoudelijk beschrijving en de beleving van een voorstelling. Vanaf de eerste scène, waarin de acteurs direct het publiek toespreken en vertellen over Michael Collins terwijl ze gewichtsloos over elkaar heen buitelen, is te merken dat er een duidelijk perspectief ontbreekt. Een paar mensen in het publiek moeten lachen, maar lijken zelf nog niet helemaal zeker te zijn of het wel echt een lachmoment was.

Kinderlijke aspecten

Bij vlagen is We are here ook net iets te flauw, of wordt een grap net te lang uitgesponnen. De enscenering van de voorstelling voelt aan alsof de acteurs voor zichzelf rollenspelletjes spelen, waardoor de voorstelling iets kinderlijks krijgt, zonder de toeschouwer daarin mee te nemen. Dat ligt niet aan de kwaliteiten van de acteurs: met name Charlie Chan Dagelet zet een sterk typetje neer als de licht neurotische vrouw van Michael Collins. Het probleem zit hem eerder in de regie. Door de non sequitur scènewisselingen en harde overgangen met muziek, mist de voorstelling een verhaalontwikkeling, en alleen afwisseling an sich is voor de voorstelling niet genoeg om boeiend te blijven. Er is ook geen maat gehouden: elke associatie met ruimte en de ruimtevaart komt langs. Op een gegeven moment hebben bijvoorbeeld ruimtewezentjes een muzikaal nummer in de voorstelling, maar zij staan verder helemaal los van het verhaal van Michael Collins.

We are here Nineties productionsTe vroeg

Als geheel voelt de voorstelling We are here alsof het in een vroeg stadium van het creatieve proces is blijven hangen. Met de goede ideeën en originele basis hadden de theatermakers meer kunnen doen om een uitgebreide brainstorm te vertalen naar een voorstelling met een scherpe visie. We are here wil grote filosofische vragen stellen: wie zijn we, wat doen we hier, doen wij er toe? De theatermakers blijven ons het antwoord schuldig. Die inhoudelijke leegte wordt de voorstelling fataal, want daardoor blijven alleen de losse associaties rondom het thema ‘ruimtevaart’ over. De sketches en muzikale fragmenten zijn helaas niet sterk genoeg om op zichzelf te blijven boeien. Hierdoor blijft het originele uitgangspunt onbenut.

Theater / Voorstelling

Vlotte vertaling van complex privacyschandaal

recensie: F.C. De Volle Bak – Snowden

Voor sommigen brengt het thema ‘privacy’ per definitie angst en spanning met zich mee, anderen blijven wellicht sceptisch. Theatergezelschap F.C. De Volle Bak brengt Snowden: het bizarre, waargebeurde verhaal van ‘s werelds bekendste klokkenluider. Het is een voorstelling die onherroepelijk leidt tot boeiende discussies in de foyer.

Edward Snowden (Cas Jansen) werkt als programmeur voor de NSA, een van de belangrijkste geheime diensten van de VS. Tijdens zijn werk ontdekt hij dat de VS na de aanslagen van 9/11 miljoenen gewone burgers afluistert en bespioneert. De voorstelling start vanaf het moment dat Snowden contact opneemt met journalist Glenn Greenwald (Simon Heijmans) en filmmaakster Laura Poitras (Myrthe Burger), die hij vraagt het grootschalige privacyschandaal in de media te brengen.

Citizenfour

F.C. De Volle Bak - Snowden4Filmmaakster Laura Poitras registreert het verhaal van Snowden in de documentaire Citizenfour. De voorstelling is vrijwel een exacte kopie van deze documentaire en voegt qua feiten weinig toe. Wel hanteert regisseur Dick van den Heuvel een meer persoonlijke benadering, met privéscènes uit Snowdens jeugd en Snowdens leven met zijn vriendin. In afwisseling met scènes omtrent Snowdens werk bij de NSA ontstaat er een chronologische aanloop naar de vorming van Snowdens mogelijke motief tot het delen van zijn verhaal. Het blijft een wonderlijke daad met grote consequenties voor zijn privéleven.

Vaart

De kracht van de voorstelling zit hem in de uiterst vloeiende overgangen tussen de scènes. Hiermee wordt voornamelijk een beroep gedaan op het acteerspel van Cas Jansen, die zonder het toneel te verlaten uiterst snel schakelt. De scènes zijn kort, volgen elkaar in rap tempo op en zorgen zo voor een heerlijke vaart.

Juiste theatrale vertaling

Moedig daarbij is dat Van den Heuvel een complex en vooral technisch thema in het theater heeft durven onder te brengen. Waar de documentaire een grote informatieve waarde heeft, vraagt de theaterwereld om meer emotie en gevoel. Via de monologen van Snowden en de lichte confrontaties tussen hem en Laura, worden deze verstopte emoties subtiel geaccentueerd. De menselijke kant van het mogelijk droge onderwerp wordt daarnaast haarfijn versterkt door beeld en geluid. Twee grote schermen binnen F.C. De Volle Bak - Snowden3het decor bieden op een ondersteunende manier sferische beelden en achtergrondinformatie, zonder dat ze van het spel afleiden. De grote pixels hebben een suggestieve werking en sluiten samen met de gekozen grafische stijl goed aan bij de digitale wereld waarin Snowden zich begeeft. Meelezen met een privé chatgesprek met zijn vriendin geeft een gek gevoel en maakt het stuk even heel intiem. Deze interessante regiekeuze zorgt ervoor dat de toeschouwer zelf schuldig wordt aan een vorm van spionage.

De omschrijving van de voorstelling op de flyer als ‘bloedstollende toneelthriller’ is wellicht wat overtrokken voor een stuk waarbij je niet op het puntje van je stoel zit van spanning. Wel biedt Van den Heuvel een laagdrempelige kennismaking met het boeiende verhaal van een van de grootste klokkenluiders van onze tijd. Middels een vlotte en persoonlijke benadering van het verhaal activeert hij opnieuw de discussie omtrent privacy. Snowdens visie is in ieder geval ijzersterk:

‘Niets geven om privacy omdat je niets te verbergen hebt, is hetzelfde als niets geven om vrijheid van meningsuiting omdat je niets te melden hebt.’ – Edward Snowden