Pepijn Lanen
Boeken / Fictie

Rappende roman

recensie: Pepijn Lanen - Naamloos
Pepijn Lanen

Velen kennen Pepijn Lanen beter als Faberyayo, de rapper en tekstschrijver van De Jeugd van Tegenwoordig. Zijn achtergrond in de Nederhiphop schijnt door in zijn debuutroman, die als rauw, eerlijk en humoristisch wordt gepresenteerd.

Lanen debuteerde als romancier met de bundel Sjeumig, die in 2013 door Ambo Anthos werd uitgegeven. De verhalen in Sjeumig hadden surrealistische, absurdistische en sprookjesachtige elementen in combinatie met beschrijvingen van de banale realiteit. In zijn debuutroman Naamloos gaat Lanen op diezelfde voet verder.

Taalvernieuwing

Naamloos gaat over een maand uit het leven van een jonge dertiger, die zijn eigen naam vergeet en worstelt met alledaagse taferelen. De hoofdstukken zijn bijzonder kort en bevatten de inhoud van de dagen van de desbetreffende maand. De lezer volgt zodoende continu de verloren hoofdpersoon, al zijn de hoofdstukken niet telkens op chronologische wijze geordend.

Het vermogen tot taalvernieuwing en de creativiteit en handigheid met woorden spatten van de pagina’s af. De vaardigheden die Lanen als tekstschrijver van songteksten heeft opgebouwd, zullen door niemand onopgemerkt blijven. Daarbij komt dat de beelden die opgeroepen worden in de meeste gevallen origineel en geestig zijn.

Mager als verhaal

De keuze om met korte hoofdstukken te werken lijkt een goede te zijn, want de kwaliteit van deze debuutroman ligt vooral op zinsniveau. Naamloos is een opeenstapeling van literair interessante passages en vernieuwende metaforen. De keerzijde hiervan is echter dat de roman als geheel weinig inhoud heeft en dat het plot flinterdun is.

Potentie als romanschrijver heeft Lanen wel. Om zijn talent volledig tot wasdom te laten komen, zal hij in de toekomst toch iets minder moeten leunen op de ironische en melancholische stijl. Wat betreft de ontwikkeling van de karakters en de constructie van het plot is er nog ruimte voor verbetering.

Jong en zoekende

De roman van Lanen is vergelijkbaar met het klassieke Less than Zero van Bret Easton Ellis als het om de leefwereld en het wereldbeeld van het hoofdpersonage gaat. De naamloze held van Naamloos doet aan drank, drugs en seks terwijl hij zoekt naar verheffing in een teleurstellende en grijze wereld. Op stilistisch niveau is Naamloos net zo boeiend als Less than Zero, maar als verhaal weet het minder te overtuigen.

Wie Naamloos leest zal een aantal malen hardop lachen, een paar keer versteld staan van de interessante vergelijkingen en geconfronteerd worden met een intrigerende mengeling van het absurde en het alledaagse. Het stilistische vertoon hoeft een sterke verhaallijn niet in de weg te staan, maar als geheel is de roman toch vlak en vluchtig te noemen.

Judith versus Edith
Kunst / Expo binnenland

Judith versus Edith; Twee vrouwen rond het fin de siècle

recensie: Klimt-Schiele
Judith versus Edith

De tentoonstelling over Gustav Klimt (1862-1918) en Egon Schiele (1890-1918), nu te zien in het Gemeentemuseum Den Haag, beslaat slechts vier zalen. In twee zalen bevinden zich de eyecatchers. In de ene zaal wordt het decadente portret van Judith I (1901) getoond, geschilderd door Klimt; in de andere het eenvoudige portret van Edith (1915) gemaakt door Schiele. Waarom is aan deze twee werken een speciale tentoonstelling gewijd?

Fin de siècle

In het Wenen van het fin de siècle draait het allemaal om het verschil tussen openbaar gedrag, dat onberispelijk moet zijn, en de wereld achter gesloten deuren, waar van alles mag. Van mannen wordt verwacht dat zij eerst in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, alvorens in het huwelijksbootje te stappen. Dat gebeurt zo rond vijfentwintig jarige leeftijd. Voor die tijd zoekt hij zijn genot en vertier in andere regionen, maar vooral bij prostituees. Er wordt geschat dat negentig procent van de mannelijke bevolking in die tijd gebruik maakte van deze diensten. Klimt en Schiele vormen hier geen uitzondering op. De gemeenschappelijke obsessie van Klimt en van Schiele is de vrouwelijke seksualiteit.

Judith versus Edith

Gustav Klimt: Judith I, 1901, Olieverf en verguldsel op doek. Österreichische Galerie Belvedere © Belvedere, Vienna

Judith

De eerste twee zalen zijn gedecoreerd met geometrische patronen in zwart en wit. Aan de wanden hangen tekeningen van met name vrouwen van de kunstenaars Kokoschka, Klimt en Schiele. Er bevindt zich maar één tekening in kleur. Vanuit zaal twee is er een opening naar de derde zaal. Een overgang van strakke geometrie naar een schemerige boudoirachtige sfeer. De wanden zijn gedecoreerd met verlichte parfumflesjes met als decoratie een fragment van ‘het schilderij’. Want daar hangt ze dan, de beroemde Judith, die zojuist een moord heeft gepleegd. Groot is het schilderij niet, het heeft maar een afmeting 84 bij 42 centimeter en is geschilderd met olieverf en bladgoud. Het beeld wordt omkaderd door een goudkleurige lijst met bovenin de namen Judith and Holofernes. De verwachting is iets veel groters naar aanleiding van het Bijbelse verhaal van de Joodse Judith uit het Oude testament. Er is geen zwaard en geen tent te zien in het schilderij. Ook het hoofd van Holofernes is maar vaag rechts onderin te zien. Het gaat hier ook niet om het Bijbelse verhaal, het is de bedoeling dat alleen Judith de aandacht op zich vestigt. De vrouw die Klimt inspireerde tot het schilderij Judith was de Joodse vrouw Adèle Bloch-Bauer. Wat je hier ziet is een moderne vrouw, weergegeven als een femme fatale, halfnaakt, een extatische blik in haar ogen, een Weens kapsel en met een gouden collier de chien rond haar nek.

Judith versus Edith

Egon Schiele: Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915 Olieverf op doek Gemeentemuseum Den Haag

Edith

De vrouw die Schiele inspireert is Edith Harm, dochter van een spoorwegmedewerker, waar hij in 1915 mee trouwt.  Hoewel hij juist bekend staat om zijn expliciet erotische naakten, schildert hij zijn vrouw in haar hoog gesloten huwelijksjurk. Die jurk maakte Edith zelf van de gestreepte gordijnen uit Schieles atelier. De wanden van de zaal zijn ook gedecoreerd met een zelfde soort gestreepte gordijnen, waardoor je een besloten gevoel ervaart. Edith staat er nogal houterig bij met haar armen slap langs haar lichaam. Een portret van een femme fragile, een brave echtgenote. Want hoe mooi een femme fatale ook is, je trouwt er niet mee.

Het gaat in deze tentoonstelling niet alleen om twee schilderijen, maar ook om de hele wereld erachter, het gedachtegoed van het fin de siècle en dan met name hoe de vrouw wordt gezien door de ogen van mannen. Ondanks dat blijft de vraag: ‘Had men hier niet iets meer van kunnen maken?’ Qua inrichting heel bijzonder, maar qua inhoud te summier.

Only the Sound Remains
Muziek / Concert

Alleen het geluid blijft

recensie: Only the Sound Remains – opera van Kaija Saariaho
Only the Sound Remains

De Finse componiste Kaija Saariaho creëert in haar vierde en nieuwste opera Only the Sound Remains een intieme klankwereld. De muziek wordt door zeven musici plus vier zangers in de bak en twee solisten op het toneel uitgevoerd. Toch is er geen sprake van kamermuziek. Door de minimalistische aanpak komen details zoals fluisteren, ritselen, ruisen en elektronica in de grote zaal van het Muziektheater goed uit de verf en de sound verrast met een sonore complexiteit.

Verder dan de dood

De twee Japanse stukken uit het Nôh-theater handelen op het eerste gezicht over twee verschillende gebeurtenissen. Toch legt de befaamde Peter Sellars een link tussen de twee vertellingen. In het eerste verhaal ‘Always strong’ beklaagt een jonge luitspeler, die een gewelddadige dood gestorven is, zich dat hij zijn lichamelijke geluk kwijt is. Zijn geest bespeelt de luit nog wel maar ook die verdwijnt. De klank blijft als enige herinnering in leven.

In het tweede verhaal ‘Feather Mantle’ vindt een visser een verenmantel. De engel die de mantel kwijtraakte verschijnt maar de visser weigert zijn vondst terug te geven. Uiteindelijk laat de oude man zich overhalen als de engel belooft onder hemelse muziek voor hem te dansen. De engel krijgt de mantel en betovert de man met zijn bewegingen totdat hij helemaal verdwijnt. De muziek is alles wat de visser nog aan de engel herinnert. De titel Only the Sound Remains krijgt ook hier zijn invulling. Sellars verbeeldt de twee verhalen aan de hand van twee immense doeken, die de beroemdheid Julie Mehretu voor hem, zonder enige kennis van scenografie, ontworpen heeft. Met lichtspel dat aan 3D effecten doet denken komt hij dicht bij de zen filosofie. De boeddhistische gedachte over wat er in het leven echt toe doet rijst als een wijsvinger van de regisseur omhoog : niet het materialisme maar de spirituele muziek bezit de kracht verder dan het leven te gaan, zelfs over de dood heen.

 

Opera Forward Festival

Met dit stuk begon het tiendaagse Opera Forward Festival waarmee oprichter Pierre Audi de grenzen van een klassieke opvatting van het vierhonderd jaar oude genre wil openbreken. Helaas lijkt het concept van Only the Sound Remains nog te ver van onze perceptie te staan. Ondanks goede bedoelingen is de esthetische bewieroking te weinig om onze Westerse verbeelding te activeren. De ster van de avond: Philippe Jaroussky, countertenor, schittert samen met de jonge basbariton Davone Tines in wisselende rollen. Zelfs de geliefde stem van Jaroussky is echter machteloos tegenover de overkill aan mooie klanken zonder dramatiek. De grens tussen aards en hemels lijkt tijdens de twee uur lange voorstelling daardoor onbereikbaar, alsof we juist door het opkomende besef afgewezen worden in plaats van betrokken. Gebrek aan spanning, toch een basiselement van een opera, en het wegblijven van emotioneel hoogtepunt, nemen de kracht van de – weliswaar – bijzondere productie weg. Minimalisme mag de toekomsttendens zijn en op vernieuwing is ook niets aan te merken, maar toch pleit ik tenminste voor handhaven van de speelregels. Hoera voor de edele gedachte aan een frisse wind in de De Nederlandse Opera maar alstublieft zonder verlies van vorm en onze Westerse tradities!

 

Productie:

Peter Sellars – regie
André de Ridder – dirigent
Dudok Kwartet
Eija Kankaanranta (kantele)
Camilla Hoitenga (fluit)
Niek KleinJan (slagwerk)
Vocaal kwartet van het Nederlands Kamerkoor

 

Boeken / Fictie

Over waanzin en chimpansees

recensie: Yann Martel - De Hoge bergen van Portugal

In zijn nieuwste boek De Hoge bergen van Portugal beschrijft Yann Martel drie verschillende episodes uit het leven van drie verschillende mannen in drie verschillende periodes. Ze zijn verbonden door verdriet, rouw, Portugal, en chimpansees.

Verrassend genoeg komt het boek niet als een verrassing. In Het Leven van Pi schreef de fictieve auteur in het voorwoord dat hij oorspronkelijk een boek zou schrijven dat zich in Portugal, 1939, afspeelt. Maar dat verhaal bleek “emotioneel dood”, dus hij gaf het op. Met zo een aankondiging is het merkwaardig dat Martel het toch aandurft een boek te publiceren dat zich volledig in Portugal afspeelt, en deels in 1938. Het is dan ook een merkwaardig boek, waarin Martel gaten laat vallen en die probeert op te vullen met doorzichtige metaforen. Zo loopt een van de hoofdpersonen achteruit – hij heeft zijn rug naar de wereld toegekeerd.

Drie losse verhalen

In het eerste deel, ‘Thuisloos’, dat zich afspeelt in 1904, maken we kennis met de jonge Tomás. Hij is diep in rouw en geobsedeerd geraakt door het zeventiende-eeuwse dagboek van de waanzinnige Pater Ulisses. Tomás rijdt rond in een van de eerste auto’s van Portugal op zoek naar een “schat” beschreven en gemaakt door Pater Ulisses, die als missionaris in Afrika van zijn geloof is gevallen. Tomás kan amper auto rijden, en het verhaal gaat dan ook net als zijn autorit – met horten en stoten.

Het verhaal wordt abrupt afgebroken om door te gaan op oudejaarsavond 1938, waar de patholoog Eusebio Lozora nog aan het werk is in zijn werkkamer. Hij wordt onderbroken door zijn vrouw en een oude dame – beiden met vreemde verhalen, die uiteindelijk duidelijk maken wat er met Eusebio aan de hand is.

Chimpansees

Ook dit deel van het boek – getiteld ‘Thuiswaarts’ – komt resoluut tot zijn einde, om over te gaan op het laatste deel, ‘Thuis’. Dit deel, waarin de Canadese senator Peter Tovy de hoofdrol speelt, is veruit het vloeiendste van het boek, maar desalniettemin merkwaardig. Het is duidelijk dat dat Martels leidraad voor het hele boek was; onder het mom van rouw creëerde hij drie karakters die door waanzin gedreven worden. Dit komt pas goed tot uiting in het terugkerende thema van een chimpansee, waar alle drie de karakters mee te maken hebben. De laatste woont er zelfs mee samen. Het moge duidelijk zijn dat dit niet echt getuigt van gezond verstand. Waarom het een chimpansee moet zijn, is niet erg duidelijk. Dat Martel goed is in het beschrijven van dieren, waaronder chimpansees, wisten we al door Het Leven van Pi. In een interview met het Canadese CBC vertelt Martel dat dieren zo een belangrijke rol spelen in zijn boeken, omdat hij ze iets goddelijks toedicht.

De Hoge bergen van Portugal doet zijn titel in die zin eer aan, dat het sferisch mooi geschreven is. Iedereen die ooit in Portugal is geweest (en verder is gekomen dan het strand), kan het land voor zich zien. Verder werkt het boek niet echt naar een punt toe. Met de titels van de drie delen, Thuisloos, Thuiswaarts, en Thuis, heeft Martel het thema van ergens thuis horen in het boek willen verweven, maar zonder die titels was dat nooit opgevallen. De drie delen zijn eigenaardige, losse vertellingen van een episode uit het leven van drie eigenaardige, verdrietige mannen.

Intouchables
Theater / Voorstelling

Weinig ontroerende kopie van filmhit

recensie: Senf Theaterpartners - Intouchables
Intouchables

Mag je de voorstelling Intouchables vergelijken met de gelijknamige Franse filmhit? Een toneelscript als exacte kopie van de film biedt de kijker weinig keus en roept vragen op over het motief van deze theatervertolking.

Met de toneelbewerking van de film Intouchables brengt regisseur Peter de Baan de film uit 2011 naar het theater. Intouchables brengt het waargebeurde verhaal van Philippe Pozzo di Borgo (Huub Stapel), een rijke aristocraat die na een ongeval met paragliden een dwarslaesie oploopt. De straatarme Driss (Cyriel Guds) wordt de persoonlijke verzorger van Philippe. Een theatrale bewerking van de film geeft de kans tot het op een andere manier benaderen van het verhaal. Echter komt dat in deze voorstelling jammer genoeg niet naar voren.

Krachtige band

IntouchablesDe kracht van het oorspronkelijke verhaal zit hem in de band tussen Philippe en Driss. De schatrijke Philippe is een nuchtere kunstliefhebber van middelbare leeftijd uit een familie die al generaties lang het champagnemerk Pommery beheert. Driss is een jonge, kansarme crimineel met een uitzichtloze toekomst uit een Franse banlieue (buitenwijk). Ondanks hun totaal verschillende achtergronden sluiten zij een uiterst ontroerende vriendschap. Philippe heeft genoeg van alle medelijden ten opzichte van zijn handicap en ziet de onconventionele en luchtige benadering van zijn verzorger Driss als een verademing. Zo drijft Driss op een geestige manier de spot met de handicap van Philippe en geeft hij Philippe het gevoel weer te leven.

Ontbrekende chemie

De chemie die in de film ontstaat tussen Philippe en Driss is niet voelbaar in de theaterversie van het verhaal. Er mist een vorm van intimiteit, die wellicht deels te wijten valt aan de letterlijke afstand tussen het toneel en de twintig rijen publiek. Waar daarnaast in de film letterlijk kan worden ingezoomd op subtiele hints van genegenheid, moet het theater het meer hebben van het grote gebaar. Helaas zijn er in de teksten en het spel geen duidelijke keuzes gemaakt om het gebrek aan detail anderszins op te vangen, om zo het publiek echt te raken. De voorstelling is geestig en vermakelijk, maar mist een bepaalde diepgang die de film juist bijzonder en ontroerend maakt.

Schrale interactie

IntouchablesWaar het medium theater het (tot nu toe) wint van film, is op de mogelijkheid tot interactie met het publiek. De monologen van Philippe rechtstreeks gericht tot het publiek, zijn wat dat betreft een aangename toevoeging op de voorstelling. In tegenstelling tot de eerder genoemde fysieke afstand tot het podium, betrekken de monologen het publiek bewust bij het verhaal. Een feestscène waarin de spelers op muziek van Stromae’s ‘Papaoutai’ letterlijk de zaal in gaan om samen met het publiek een feestje te vieren, gaat echter weer net een brug te ver. De carnavaleske sfeer voelt misplaatst en doet afbreuk aan de fijngevoelige sfeer die de artistieke arthouse-film wel heeft.

Breder publiek

De keuze om de film onder te brengen in het theater blijft interessant, gezien het feit dat het geen op zichzelf staande voorstelling is. De film Intouchables trok als een van de weinige arthouse-films een groot, mainstream publiek. Met deze voorstelling wordt dat brede publiek eveneens aangetrokken tot de kunstvorm toneel, een theatergenre met een niet al te populair imago bij deze groep. Dat is een positief effect, hoewel met deze toneelbewerking een strijd tussen het medium theater en het medium film nog lang niet gestreden is.

Adam Johnson
Boeken / Fictie

Pijnlijke prachtvertellingen

recensie: Adam Johnson - Als het lot lacht
Adam Johnson

Het genre van korte verhalen is in Nederland lange tijd een ondergeschoven kindje geweest, maar gelukkig lijkt daar verandering in te komen. Mocht je slechts één korte verhalenbundel lezen dit jaar, laat het dan Adam Johnsons Als het lot lacht zijn.

Met zijn vorige roman Gestolen leven, een epos over het hedendaagse Noord-Korea, won Johnson in 2013 de Pulitzer Prize. Een geweldige prestatie natuurlijk, maar niet eenvoudig te evenaren. Toch presteerde Johnson het om met Als het lot lacht de National Book Award en The Story Prize binnen te slepen. ‘There is poetry and heartbreak on every page’, zo oordeelde de jury van de Book Award. Niet onterecht noemden ze hem een van de meest getalenteerde vertellers van zijn generatie.

Inlevingsvermogen

In zes verhalen toont Johnson zich een veelzijdig schrijver. Zo verplaatst hij zich moeiteloos in een met kanker gediagnosticeerde vrouw wier gezinsleven door haar vingers glipt, een oud-gevangenisdirecteur van de Stasi die het verleden hardnekkig ontkent en twee Noord-Koreaanse deserteurs die een nieuw leven proberen op te bouwen in Zuid-Korea. Het maakt eigenlijk niet uit over wie Johnson schrijft. In ieder verhaal slaagt hij erin geloofwaardige personages neer te zetten. De personages kunnen niets geheimhouden; Johnson biedt de lezer een kijkje in het diepste van hun ziel.

Johnson windt er geen doekjes om: het leven heeft trieste en lelijke kantjes. Hij laat zien dat iedereen wel in een bepaalde strijd is verwikkeld. Op zijn best is hij in ‘Dark Meadow’, een verontrustend verhaal over een getormenteerde pedofiel die voornamelijk in gevecht is met zichzelf. Dark Meadow, zoals hij zich op internet noemt, begeeft zich in het schemergebied tussen dader en slachtoffer. Hij lijkt zijn leven te beteren, maar wordt nog steeds geconsumeerd door de online community waar hij ooit deel van uitmaakte.

Schoonheidsfoutjes

Het is jammer dat er hier en daar een slordigheidje in de tekst sluipt. Zo vertelt een voormalige Stasi-gevangene in ‘George Orwell was een vriend van me’ over haar begane misdaad. In 1985 probeerde ze samen met haar man in West-Berlijn te komen. Ze renden met een glazenwasserstrap naar de muur maar eenmaal boven ontdekten ze dat ze eerst nog een honderd meter lang terrein met prikkeldraad en waakhonden moesten zien over te steken.

Het is ongeloofwaardig dat een inwoner van Berlijn in die tijd niet zou weten hoe de muur was geconstrueerd. Dit soort onvolkomenheden moeten we Johnson echter vergeven. Het zijn slechts kleine rimpelingen in een verder meesterlijke bundeling van vertellingen.

Only the sound remains
Theater / Reportage
special: Van de afdeling Theater: opening Opera Forward Festival
Only the sound remains

Een glimp van gene zijde

De openingsopera van het Opera Forward Festival is een spiritueel spel met waarneming. Vormen doemen op uit de schaduw, klanken rijzen op uit de grond, maar alles vervliegt als je het probeert te vangen. Wat blijft is de nagalm in je hoofd, ingebeeld of niet.

De Amerikaanse regisseur Peter Sellars staat bekend om zijn ongebruikelijke ensceneringen van opera’s, bijvoorbeeld Der Ring des Nibelungen als poppenvoorstelling of La Nozze di Figaro gesitueerd in de Trump Tower. In deze openingsvoorstelling voor Opera Forward is hij minder extravagant en stelt alles in dienst van de muziek van de Finse componiste Kaijo Saariaho. Zij schreef de tweeledige compositie Only the sound remains op basis van twee spelen uit het Nôh-theater, de eeuwenoude Japanse traditie van bewegings- en muziektheater die gekenmerkt wordt door een hoge mate van stilering.

Ongrijpbaar

Only the suonBeide aktes zijn ontmoetingen van de mens met het transcendente en beide aktes zijn even bedrieglijk eenvoudig in vorm. In de eerste akte, ‘Always Strong’, bidt de priester Gyokei (Davone Tines) voor Tsunemasa (Philippe Jaroussky), een luitspeler die een zeemansgraf vond. De geest van Tsunemasa doemt op uit de grond, gelokt door de muziek, maar wordt gekweld door herinneringen aan oorlog. In akte twee, ‘Feather Mantle’, vindt visser Hakuryo (wederom Tines) een verenmantel die toebehoort aan een Tennin, een Japanse engel, gespeeld door Jaroussky en prachtig gedubbeld door de danseres Nora Kimball-Mentzos. De Tennin krijgt enkel haar mantel terug als ze een hemelse dans voor de visser opvoert.

De twee Nôh-stukken hebben een tot op het bot uitgekleed plot en daardoor ligt de spanningsboog voor een westers publiek wat laag. Er is een begin (de opkomst van een geest) en een eind (de verdwijning van een geest), maar alles daartussen is een broeierige stasis. Hetzelfde geldt voor de muziek van de eerste akte, die uiterst impressionistisch is maar daardoor niet altijd de aandacht vast weet te houden. De tweede akte is zowel op muzikaal als op theatraal vlak dansanter en heeft daardoor meer verloop. Van de eerste noten tot het indringende kolkende geluid waarmee dit gedeelte besluit zwiert de muziek van Saariaho als, inderdaad, veren in de wind.

De gedeeltes spelen zich allebei af tegen een enorm grijs paneel vol krassen en grillige lijnen. De schaduwen die op en door de abstract-expressionistisch aandoende achtergronddoeken vallen, zijn echter vol leven: ze brengen nieuw leven voort, slokken de ruimte op en bieden een schuilplaats voor schuchtere zielen. De ongrijpbaarheid van vormen en entiteiten is prikkelend en frustrerend, niet in het allerminst voor de Nôh-personages zelf. Voor een kort moment mogen zij een blik werpen op een andere wereld, maar ze zijn te gulzig en blijven achter met de vage klanken van de natuur en met twijfel aan hun gezonde verstand.

Schemergebied

Voor een DNO-voorstelling is Only the Sound Remains betrekkelijk kleinschalig en minimalistisch. Desondanks, of juist daardoor, weet Sellars de hele zaal om te vormen tot een drempel naar een andere werkelijkheid. Maar, zoals elke openbaring, werkt het najagen alleen maar averechts. Tijdens het festival zal meer toonaangevend nieuw werk en een volgende generatie kunstenaars de toekomst van de opera op dezelfde wijze verkennen. Onder de titel New Voices, New Visions draait het de komende dagen om zowel nieuwe composities als nieuwe artistieke visies op opera. Naast Only the Sound Remains zal de wereldpremière van Blank Out door Michel van der Aa, een nieuwe productie van Chovansjtsjina van Moesorgski en een nieuwe productie van Il matriomonio segreto van Cimarosa te bewonderen zijn.

Muziek / Concert

Huiskamersfeer in kleine zaal Paradiso

recensie: Wakey!Wakey! @ Paradiso

In de kleine zaal van Paradiso is vanavond, helemaal uit Brooklyn, de band rond multi-instrumentalist Michael Grubbs te zien en te horen. Van zijn jeugddroom om priester te worden zag hij op latere leeftijd af, maar vanavond krijgt hij ook de kans om voor een aandachtig publiek zijn verhalen te vertellen.

Al vanaf 2007 schrijft Wakey!Wakey! mooie liedjes. De band heeft inmiddels alweer 10 cd’s en ep’s op haar naam staan. Wereldwijd heeft de band een grote fanbase opgebouwd. Dat veel van hun nummers zijn gebruikt in de Netflix-hitserie One Tree Hill, zal daarbij geholpen hebben. In Nederland hebben ze echter (nog) niet zoveel bekendheid.

Ontspannen sfeer

In de andere zaal van Paradiso speelt vanavond een nogal luidruchtige act. De beats klinken door tot in de kleine zaal beneden, waardoor het publiek ongewenst kan meegenieten. Aan Elizabeth Ziman van Elizabeth & the Catapult de taak om zich hier niks van aan te trekken.
Geen enkel probleem, laat ze weten: ‘Fuck the drum ’n bass!’ Met haar innemende verschijning en een stem die aan Sara Bareilles of Regina Spektor doet denken, brengt ze haar liedjes ten gehore, met gitaar of vanachter de piano. Het handjevol mensen dat op dat moment in de zaal is, is stil en luistert aandachtig. Soms lachen zElizabethe ook, want Elizabeth vertelt veel vermakelijke persoonlijke anekdotes tussendoor. Haar teksten zijn niet doorsnee, zo is een van haar nummers een ode aan alle ondergewaardeerde bassisten in de wereld. Ze kan het niet vaak genoeg herhalen in het nummer: ‘We all wanna fuck a bassplayer’. Elizabeth zet met haar optreden de toon van de avond; een intieme en ontspannen sfeer. Paradiso wordt vanavond voor even een heel grote huiskamer.

Na deze fijne opwarmer betreedt Wakey!Wakey! het podium. Michael Grubbs, verantwoordelijk voor de teksten en muziek, neemt zelf plaats achter het keyboard. Voor de meeste nummers wordt hij bijgestaan door gitarist en violiste. Met zijn drieën laten ze de verhalende liedjes van Wakey!Wakey! goed tot hun recht komen. De teksten gaan bijna allemaal over de liefde – maar liefst drie nummers van de set hebben zelfs een titel waarin ‘love’ voorkomt – en variëren van licht deprimerend tot vrolijk.

Diehard fans

In eerste instantie lijkt Grubbs er weinig zin in te hebben vanavond. Vijf liedjes worden er in hoog tempo doorheen gejaagd, voordat hij eindelijk iets tegen het publiek zegt. Het wordt hem direct vergeven, hierna heeft hij namelijk alle aandacht voor de aanwezigen in de zaal.
Grubbs zit met zijn zijkant naar het publiek toe, maar vaak wendt hij zich in de richting van de zaal om oogcontact te maken. Hier en daar geeft hij zelfs een subtiele knipoog weg. Als hij speelt lijkt hij compleet op zijn gemak op het podium. Dit beeld wordt enkel verstoord doordat hij, als hij zijn handen vrij heeft, nerveus zit te draaien op zijn kruk, en onrustig over zijn benen wrijft. Dat de sfeer misschien iets té ontspannen is, blijkt bij het nummer ‘Homeless Poets’. Als Grubbs een paar woorden heeft gezongen meldt hij dat de tekst van het eerste couplet heGrubbsm ontschoten is. Gelukkig wordt hij uit de brand geholpen door het publiek, dat de tekst wel uit het hoofd kent. Ook de rest van de avond kan een groot deel van het publiek alle teksten meezingen, terwijl de anderen muisstil staan te luisteren. Vanavond telt kwaliteit in plaats van kwantiteit. De zaal mag dan bij lange na niet gevuld zijn, de mensen die er zijn, zijn wel de diehard fans.
Bij een aantal nummers is het meezingen duidelijk te horen. Elke keer als dat gebeurt kijkt Grubbs half trots en half verlegen even de zaal in. Hij lijkt oprecht dankbaar te zijn voor zijn fans. En wat is nou een mooier dankbetoon dan een prachtige set van 21 mooie liedjes? Precies, niks. Na vanavond is duidelijk: Wakey!Wakey! houdt van haar fans, en die liefde is geheel wederzijds.

Boeken / Fictie

Misplaatste gewoontes

recensie: Nell Zink - Misplaatst

Peggy Vaillaincourt is lesbisch maar wordt als eerstejaarsstudente verliefd op poëzie-professor Lee Fleming. Ze trouwt met de man, terwijl ook hij homoseksueel is. Peggy en Lee zijn volgens de verteller van Misplaatst stapelverliefd, toch wordt er vooral getrouwd omdat Peggy zwanger, en het jaar 1966, is.

De verliefdheid duurt welgeteld drie maanden, maar Peggy vlucht pas nadat haar echtgenoot dreigt zijn vrouw in een gesticht te laten opnemen indien ze zich niet ‘gedraagt’: tien jaar later. Peggy laat zoon Byrdie achter, maar neemt haar driejarige dochter Mireille mee. In een poging onvindbaar te blijven nemen Peggy en Mireille een andere, Afro-Amerikaanse, identiteit aan: ze heten nu Meg en Karen Brown. Omdat ze geen geld heeft (een reden om Lee niet eerder te dumpen) vestigt Meg zich met haar dochter in een krot. Meg verdient wat geld in de drugshandel terwijl Karen naar school gaat. Niemand stelt vragen over Karens lichte huid, Megs dochter wordt zonder vragen geaccepteerd als Afro-Amerikaans meisje.

Nell Zink roert in Misplaatst onderwerpen als racisme, discriminatie, homoseksualiteit en feminisme aan. Romans willen wel eens commentaar hebben op de samenleving, zo ook Misplaatst. Zink heeft er voor gekozen problematische situaties te laten zien in plaats van hardop een oordeel te vellen. Het is echter niet moeilijk Zinks bedenkingen op te merken, haar ironie is allesbehalve subtiel. Haar commentaar is allerminst vernieuwend, kort samengevat vindt Zink hokjesdenken maar dom. Begrijpelijk, maar wie is het daar dezer dagen niet mee eens? Wellicht laat Zink ironie daarom de boventoon voeren.

Overheersend ironisch

Het is blijkbaar niet Zinks bedoeling een stelling te verdedigen. Wat wel haar bedoeling is, is een mysterie, want Misplaatst heeft ook geen spannend plot. Sterker, het verhaal is belachelijk simpel. De ontmoeting van Peggy en Lee, het huwelijk, en Peggy’s verdwijnen vinden allemaal in de eerste twee hoofdstukken plaats. Deze hoofdstukken zijn redelijk vermakelijk vanwege de botsende persoonlijkheden van de hoofdpersonen. Daarna bloedt de boel dood. Iedereen wordt ouder en leert mensen kennen; nieuwe personages worden uitgebreid geïntroduceerd om vervolgens weinig tot niets aan het verhaal toe te voegen. Byrdie en Karen gaan naar school, komen elkaar tegen, maar hebben vooralsnog geen idee van hun verwantschap. Byrdie komt in de problemen, Karen is toevallig de enige die hem kan helpen, en plots zit het gezin in één kamer (volgens de blurb een ‘grootse finale’). Het is nog net geen ‘eind goed al goed’-einde.

Is het Zink dan enkel om de ironie te doen? Naast haar niet geringe talent voor bespotten (‘Het feminisme is bedacht om zwarte mannen en homoseksuelen te onderdrukken.’) heeft Zink simpelweg te weinig te bieden om Misplaatst een interessant boek te laten zijn. Omdat ze de lezer niet vraagt te investeren, en ze zelf ook te weinig betrokken is, kan de lezer al snel tot de conclusie komen dat Misplaatst eigenlijk nergens over gaat. Ondertussen blijft Zink ongestoord de geestige schrijver uithangen.

Ambivalentie

Als Meg ergens halverwege Misplaatst te weten komt waar Byrdie naar school gaat, besluit ze in eerste instantie haar zoon niet op  te zoeken. Ze vermijdt bewust de confrontatie, zodat ze in het midden kan laten hoe haar toekomstige relatie met hem er uit zal zien. Zink schrijft:

Dezelfde ambivalentie ten opzichte van de gevolgen weerhielden haar ervan Karen openheid van zaken te geven. Karen voor haar vader verborgen houden: dat loste misschien niet de problemen op die ze momenteel had. Maar ooit had het wel een probleem opgelost en nu ging ze er uit gewoonte mee door.

Zink kampt met eenzelfde probleem: ze weigert haar verhaal serieus te nemen, weigert te accepteren dat de schrijver de lezer nodig heeft om een verhaal af te maken. Net als Meg gaat Zink de verantwoordelijkheid uit de weg. Ze komt sporadisch met verrassende observaties op de proppen, en Zinks korte, scherpe zinnen zorgen ervoor dat het boek op gang wordt gehouden, maar de overheersend ironische toon van de verteller wordt op een gegeven moment zo vervelend dat de neiging ontstaat het boek met veel kracht aan de kant te gooien. 300 pagina’s lang neemt Zink de hokjes-denker in de maling en ze zet daar niets tegenover. Er wordt de lezer, al dan niet expres, geen contrast geboden, waardoor het boek zielloos blijft.

Turing
Theater / Voorstelling

Ontroerende logica

recensie: Lowie van Oers/Generale Oost - Turing
Turing

‘Wat waar is kan worden bewezen, en wat bewezen is, is waar.’ In een korte monoloog vervlecht Lowie van Oers het levensverhaal van Enigma-kraker Alan Turing op een dusdanig geniale manier met dat van zichzelf, dat de wiskunde ook buiten een wetenschappelijke context toepasbaar wordt.

Van Oers was zo’n kind dat in zijn dagelijkse kloffie naar het schoolcarnaval kwam. ‘Ik ben verkleed als robot, want robots lijken precies op mensen,’ rechtvaardigt hij zijn keuze voor een T-shirt en spijkerbroek. ‘Jij bent een robot omdat je de hele dag nog niets geks hebt gedaan,’ concludeert zijn als Sneeuwwitje verklede klasgenootje – en inderdaad. Hij is een dichter, laat hij zich door zijn docenten vertellen, maar tegelijkertijd verklaart zijn voorliefde voor logica zijn verbondenheid met de uitvinder van de turingmachine.

Denker en dichter

TuringVan Oers, die zijn studie natuur- en wiskunde opgaf voor de Arnhemse toneelschool, speelt met een verwondering die ervoor zorgt dat het geen enkele moeite kost te geloven dat hij ooit een puber was die zich afvroeg waarom Sneeuwwitje eigenlijk niet begraven werd. Op een droogkomische manier pluist hij de paradoxen uit die hij overal tegenkomt – in de wiskunde, maar ook in zichzelf als mens. Is hij een denker of een dichter? Met zijn associatieve monoloog is hij erin geslaagd van redenering en abstractie poëzie te maken en daarmee verraadt hij dat het één het ander niet uitsluit. Prachtig geïllustreerd is de cyclus waarin hij vastzit. Hij vertrouwt zodanig op de ratio dat hij uiteindelijk juist op gevoelens en verdriet en boosheid wordt aangewezen – en probeert die wederom te rationaliseren.

Urgentie

Aan de titelheld is eerder de film The Imitation Game gewijd, en Van Oers gunt hem nu de tweede helft van zijn voorstelling. In dezelfde niet-chronologische vertelstijl die hij in het eerste deel hanteert, laveert hij door de schrijnende levensgeschiedenis van Turing, van een gedwongen chemische castratie naar het stervende jeugdvriendje dat naar verluid zijn allereerste liefde werd. Deze tweedeling in opbouw geeft beide biografieën urgentie; het verhaal van Van Oers staat plotseling in een veel groter kader, en de mythische Turing wordt een klein beetje tastbaarder.

Genoeg bewijs

TuringSetontwerper Dennis Vanderbroeck kiest voor enkel een geel doek als decor, en meer is er ook niet nodig. De eenvoudige vorm valt samen met de inhoud; een ode aan de logica behoeft geen glitter en stroboscooplicht. Nergens is gelukkig sprake van kilte of afstandelijkheid, integendeel.

Dit is een eerbetoon aan het soort mens dat zo logisch leeft dat er formules op hem toegepast zouden kunnen worden. Daar zijn er maar weinig van, en van herkenbaarheid moet Turing het dus niet hebben. Als je dan alsnog weet te ontroeren, mag je gerust spreken van geslaagd theater. Hiermee heeft Van Oers voorlopig genoeg bewezen.