Boeken / Non-fictie

De smalle weg naar het Hogere

recensie: Ben Lerner - Waarom we poëzie haten

In een erudiet essay met vele voorbeelden laat de auteur zijn gedachten gaan over het haten (en liefhebben!) van gedichten en hun makers. Minachting voor het hogere is van alle tijden, maar deze merkwaardige emotie is zelden zo uitgebreid en geestig besproken als door Ben Lerner.

De titel is grappig en ook provocerend. Haten we poëzie echt? Veel mensen zijn er juist dol op, schrijven soms zelf gedichten. Men fluistert dat de meeste van ons in de puberteit en adolescentie wel eens een vers gewrocht hebben, al was het alleen maar uit verliefdheid. Overigens zijn de laatste jaren poetry slams echte publiekstrekkers geworden; bovendien verschijnen er regelmatig bloemlezingen. Het duidt allemaal niet op haat.

Poëzie bederft de jeugd

En toch heeft Ben Lerner, zelf dichter en schrijver van een hele roman over het ervaren van kunst (Vertrek van station Atocha) hier een punt. Hij begint, na een hilarisch verhaal over het reciteren van een gedicht voor de klas, met de Griekse filosoof Plato, die in zijn ontwerp voor een ideale samenleving de poëzie nadrukkelijk uitsluit. Dichters zouden de jeugd bederven met hun onwerkelijke schrijfsels. Hersenspinsels zijn het, loze woorden, die wel het hoofd op hol brengen, maar nooit een nuttig en juist beeld geven van de wereld. Laat staan de lezer helpen op de weg naar volwassen verantwoordelijkheid.

Wat doet een gedicht dan met je? Woorden die niet eenduidig naar een concrete realiteit verwijzen, maar reiken naar iets dat eigenlijk onzegbaar is. En daardoor de lezer in een andere stemming brengen – wellicht zelfs naar een andere wereld vervoeren. Lerner toont met mooie voorbeelden aan dat de ruimte die ontstaat als de betekenis niet vast ligt, verwijst naar transcendentie, en zo zelfs kan raken aan de religieuze ervaring. De geestelijke ruimte waar het ware, het goede en het schone in elkaar overgaan en samen Het Hogere vormen.

Parasieten?

Poëzie bevindt zich altijd in het spanningsveld van enerzijds een betekenis los van de ‘gewone’ realiteit en anderzijds, door dat gebrek, het scheppen van een authentiek traject. Iets dat echter is dan echt.

Maar is het dan toch een vorm van – onbetaalbare – waarheid? In het tweede deel van het essay beschrijft Lerner een wat toegankelijker vorm van afkeer. Poëzie pretendeert een blik te gunnen op een betere wereld, maar verandert niets aan die wereld. Sterker nog, dichters zijn eigenlijk nietsnutten, die een gewone baan zouden moeten zoeken. Hierin zijn ze verwant aan landlopers, geestelijk gestoorden en ander werkschuw volk, parasieten waar de kapitalistische maatschappij vanaf de start wel raad mee wist. Echter, scheppend vermogen is waardevol, om een betere wereld op te bouwen.

Zo komt Lerner tot een andere paradox: de waarde die een gedicht vertegenwoordigt is niet in geld uit te drukken en juist dat maakt mensen boos.

Daardoor kan het haten van gedichten zowel een manier zijn om op negatieve wijze uitdrukking te geven aan de poëzie als ideaal … als een defensieve woede jegens de suggestie dat een andere wereld en een andere waardeschaal mogelijk zouden kunnen zijn.

Aan de hand van een aantal gedichten worden al deze gedachten toegelicht. Het innerlijk traject van Emily Dickinson, de Amerikaanse droom van Walt Whitman en als uitsmijter het allerslechtste gedicht ooit volgens de auteur – en zelfs daar weet hij een spoor van authenticiteit te vinden.

Ergernis in de kantlijn

Jammer dat de uitgever/vormgever besloot om steekwoorden in de kantlijn te plaatsen. Deze zijn waarschijnlijk bedoeld om het lezen van de soms wat wijdlopige en abstracte stof te vergemakkelijken. Helaas zijn ze steeds op de verkeerde plek gedrukt, gemiddeld ongeveer twintig regels vóór en soms na de betreffende passage. De lezer moet met zijn duimen over de steekwoorden het boek vasthouden om er niet door in verwarring te raken. Bovendien is dit soort middelbare-school-leeshulp helemaal niet nodig voor het publiek dat dit mooie essay zal lezen.

vaessen - iedereen inc.
Boeken / Non-fictie

De schoonheid van diversiteit

recensie: Jannet Vaessen - Iedereen Inc.
vaessen - iedereen inc.

Onbewuste vooroordelen, White privilege en de banenwachtrij. We worden ons steeds bewuster van sociale ongelijkheid. Na Sunny Bergman en Silvana Simons meldt zich nu opnieuw een sterke vrouw die zich uitspreekt over dit onderwerp. In Iedereen Inc. vertelt Jannet Vaessen over de mechanismen van in- en uitsluiting.

Jannet Vaessen is directeur van Women Inc., een organisatie die streeft naar gelijke rechten voor vrouwen. In haar boek Iedereen Inc. brengt ze haar ervaringen als sociaal ondernemer in verband met wetenschappelijk onderzoek op dit vlak. Een boeiende combinatie die mooie inzichten oplevert. Jammer alleen dat het lang duurt voordat Vaessen haar punt maakt.

Waardevolle inzichten

Wist je dat je in milliseconden iemand al in een hokje hebt geplaatst? Dat vrouwen zich pas tegen hun dertigste bewust worden van hun ongelijke kansen op de arbeidsmarkt? En dat een cultureel divers team een bedrijf meer winst oplevert? Iedereen Inc. bevat bekende en minder bekende feiten over sociale ongelijkheid die je kijk op je omgeving en jezelf veranderen. Vaessens debuut is een pleidooi voor meer diversiteit. ‘Elk thema wordt interessant om te bespreken aan een tafel met mensen met verschillende profielen’, schrijft ze onder andere over de voordelen van diversiteit binnen een organisatie of maatschappij.

Wat wij kunnen doen aan sociale ongelijkheid

Het blijft niet bij het uiteenzetten van sociale mechanismen en argumenten voor diversiteit. Iedereen Inc. biedt ook handvatten om ons tegen ongelijkheid te verzetten. Zo zouden werkgevers geen mensen moeten aannemen die op hen lijken – iets wat veel gebeurt – maar juist mensen met een ander profiel moeten aanstellen. Het resultaat is dan een groep waarin verschillende teamrollen vertegenwoordigd zijn en een team dat beter functioneert. Ook pleit Vaessens voor het gebruik van het woord ‘inclusiviteit’ om het gesprek over in- en uitsluiting positief te kunnen voeren. Interessante suggesties die je aan het denken zetten. Helaas zijn niet alle actiepunten even uitgewerkt. Vaessen stelt dat het vooral aan de achtergestelden is om in actie te komen, maar hoe precies legt ze niet uit.

Vaessen is geen schrijver

‘Ik verhoud me niet tot de codes van een journalist, literator of wetenschapper’, schrijft Jannet Vaessen voorafgaand aan haar boek. Vaessen hanteert inderdaad een heel eigen stijl die helaas niet altijd prettig leesbaar is. Haar betoog is doorspekt met jargon waarvan ‘corporate’ een favoriet woord blijkt te zijn. In plaats van standpunten en conclusies te formuleren, stelt ze vragen. Hiermee ontwijkt ze belerend over te komen, maar boet haar betoog wel in aan helderheid.

Het meest storende is echter dat Vaessen niet to the point is. Ze beschrijft haar anekdotes zo uitgebreid, dat je als lezer soms het spoor bijster raakt. Ook beschrijft ze haar hele loopbaan als programmamaker, maar wordt de relevantie van deze passages pas veel later of helemaal niet duidelijk. Van de structuur en helderheid moet Iedereen Inc. het in ieder geval niet hebben.

Misschien moeten we Iedereen Inc. niet onder een vergrootglas leggen. Het is een debuut, het onderwerp is sympathiek en Vaessen is geen schrijver maar een sociaal ondernemer. Toch is het zonde dat Iedereen Inc. te veel bladzijden telt en Vaessen van de hak op de tak gaat. Het gevaar bestaat dat dit doorgaans interessante boek hierdoor vroegtijdig in de kast verdwijnt.

Boeken / Poezie

Scheurkalender vol bravoure

recensie: Tim Hofman - Gedichten van de broer van Roos

In de Bruna Top-10 kwam hij binnen op nummer 1. Terwijl het boek zelf in de winkel nog moest arriveren. Deze bizarre situatie kenmerkt pecies waar Gedichten van de broer van Roos wringt: een hype om iets wat er niet is.

Tim Hofman is hot. Terwijl studies als Nederlands en Communicatiewetenschappen niet wilden vlotten, rolde hij wél met brevet uit de koker van de BNN University, ontpopte zich tot sympathiek rebelse tv-persoonlijkheid in programma’s als Spuiten en Slikken, De Wereld Draait Door en Wie is de Mol en werpt nu nonchalant een dichtbundel op onze koffietafel.

Sorry

De titel is catchy, de foto’s op de omslag ook. Hofman kijkt de lezer aan met bestudeerd charmante onbeholpenheid. De ideale schoonzoon als dichter. “Sorry, vind je het wat?” lijkt hij te vragen. Hier draait de marketingmachine van Meulenhoff op volle toeren.
En vinden we het wat?
Allereerst: wat is het? Wie prat gaat op het klassieke etiket dichtbundel komt bedrogen uit. In plaats van een evenwichtig uitgebalanceerde bundel gedichten is het een hak-op-de-tak-verzameling aan light verse, taalvondsten en iets wat hij vol bravoure zijn ‘technische stukken’ noemt. Hierin benadert Hofman de taal sec als formule en wordt het woord ondergeschikt aan zijn bouwstenen, de letters. Hofman breekt ze op als Legostukjes, schuift en herschikt ze en klikt ze weer in elkaar tot een nieuw bouwsel. Taal als sommetjes.
De gedichten ‘Egocentrie’ en ‘Wij Ik Jij’ zijn hiervan de meest geslaagde puzzels. De letters uit de woorden jij en wij stellen zich onderling in rijen en kolommen op, waarna de letter k uit het woord ik het raster compleet maakt en zo een nieuwe, betekenisvolle hiërarchie in de relatie bepaalt. Toegegeven, mooi gevonden. Maar pas toen hij het toelichtte bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel en de redactie er een verduidelijkend clipje bij had gemaakt, ging het echt leven.

Scheurkalender

De uitkomst van deze spielerei is verder een matig geheel aan taalpuzzels. Op een paar pagina’s druipt de puberale flauwigheid er zelfs vanaf, voornamelijk in de spelletjes met andere talen.

Eggte liefde

Ei
l’oeuf
you.

Geen tweede laag, geen behoefte aan herlezen zoals een goed gedicht vaak oproept. Het is wat het is. Het had ook een willekeurige dinsdagpagina van een scheurkalender kunnen zijn. Morgen weer vergeten. Wegwerppoëzie.
Maar daar komt tv-persoonlijkheid Hofman opdraven. “Leuk bedacht toch?” roept hij enthousiast in je oor. Ja, met zijn jonge honden-enthousiasme erbij moet je erom glimlachen. Maar losgeweekt van Hofman smaken zijn gedichten als een glas schraal bier van het lollige feestje van de avond ervoor. Je had erbij moeten zijn.

De jeugdliteratuur kent het fenomeen cross-over: titels die het predikaat jeugdboek eigenlijk ontstegen zijn, maar ook nog niet helemaal thuishoren op de volwassenenplank.
Hofman zou onder het etiket cross-overpoëzie best wel thuis zijn. En deze schrijvende BN’er vindt ongetwijfeld zijn plek op menig karig gevulde boekenplank van gelijkgestemde jonge honden.

Bevlekte pagina’s

Hofman koestert ontegenzeggelijk een liefde voor taal en denkt er spelenderwijs vast vaak over na. Naar eigen zeggen kwam op zijn veertiende ‘de God die fictie heet’ in zijn leven. Om niet meer te vertrekken. Getuige daarvan is de eerste strofe van één van de betere gedichten: ‘Aftrekkelijk’  Ik val al dagen in slaap met / papier naast mijn bed; / soms leeg of beschreven / maar meestal bevlekt.
In de gedichten die het na zo’n nacht wel tot geschreven taal schoppen, hapert het echter vaak in ritme en melodie. Verder is Hofman is vooral met zichzelf bezig. Terugkerende thema’s zijn slipjes, slippertjes en dronkemansochtenden. Naast wat schopperige klaagzangen over een ex met anorexia (’t Is niet zozeer jouw gewicht / maar wat je ziekte weegt’), grachtengordel-elite en het bankwezen.
En toch wil het nergens universeel worden. Hofman blijft zelf in zijn gedichten rondhangen, vergeet eruit te stappen. Blijft over een bundel met door taal bevlekte pagina’s.

Dat worden geen woorden
Maar het zaad dat er staat
Trekt wat ongeboren
Is af van de daad.

Theater / Voorstelling

Activistisch theater met passieve conclusie

recensie: Not my revolution, if…: Die Geschichten der Angie O

Het Westen wordt bestuurd door een racistische miljonair. Zijn kabinet is een bonte verzameling van islamofoben, antisemieten, homofoben en ontkenners van klimaatverandering. In amper twee maanden is de pers tot volksvijand verklaard en dreigen moslims geweigerd te worden aan de Amerikaanse grens. Als er een tijd is om te protesteren, is het nu.

Wie is Angie O?

In een tijd van internationale protesten tegen het Witte Huis maakt het Duitse gezelschap andcompany&Co de ‘agit-prop musical’ Not my revolution,if…: Die Geschichten der Angie O. Hierin worden de activistische bewegingen van de afgelopen jaren onder de loep genomen. Angie is een fanatieke activiste die de wereld rondtrekt om te strijden tegen het neoliberalisme. Overal waar ze komt, zet ze haar tent op en mobiliseert groepen op social media. Haar tent is het enige teken van haar aanwezigheid, en verwijst tegelijkertijd naar de ongelijke rijkdomsverdeling van het Westen: het leeuwendeel voor de top, de armoede voor de meerderheid. Daarnaast zweeft een O, of wellicht een nul. Naast de grote neoliberale piramide hangt de O van een revolutie die overal en nergens is, openbare ruimtes tijdelijk bezet en zich organiseert in cyberspace.

Bescheiden revolutie

Wie van Not my revolution een pleidooi voor activisme verwacht, komt echter bedrogen uit. De vier activist-acteurs (want acteren is, in de woorden van acteur Vincent van den Berg, ook een beetje activisme) leren dat het neoliberalisme overal is, ook in hun eigen alternatieven. Hun koffietent, die vanuit een utopische gedachte van verbroedering is opgericht, is evengoed een bedrijf waar winst gemaakt moet worden. Angie O’s naam is een slimme verwijzing naar NGO’s: organisaties die onafhankelijk zijn van de overheid en zich hard maken voor maatschappelijke belangen, maar in de basis evengoed hiërarchische organisaties zijn met een leider aan de top. Zelfs knuffels zijn niet gratis, waarschuwt Krisjan Schellingerhout. Aan alles hangt een prijskaartje.

Het is opmerkelijk dat deze performance ‘agit-prop’ genoemd wordt, terwijl er niet geagiteerd wordt. Agit-prop is propagandistische kunst, bedoeld om de urgentie van een politiek standpunt te belichten. Not my revolution haalt op verschillende momenten uit naar het neoliberalisme: de verschillende jaartallen waarin economische malaises plaatsvonden, worden in een protestlied opgesomd. De eerder beschreven piramide is een constante reminder aan de ongelijke inkomstenverdeling in het Westen. Dat het systeem failliet is moge duidelijk zijn, maar een oproep om hier tegen te ageren blijft uit. De performers van andcompany&Co zetten eerder vraagtekens bij de effectiviteit van activisten. Hoe kunnen zij zich verzetten tegen het systeem waarin ze zijn opgegroeid? Hoe kunnen ze neoliberalisme van zich afwerpen als hun eigen mentaliteit neoliberale trekken vertoont?

Andcompany&Co werpt een intrigerend vraagstuk op, maar neemt mijns inziens wel een erg berustend standpunt in. Waarom immers demonstreren als je bij voorbaat weet dat je onderdeel van het probleem blijft? Not my revolution is gemaakt in de stijl van een activistische theatervorm, maar houdt een daadwerkelijke activering op afstand. Zonde. Is het belang om te demonstreren, desnoods tegen beter weten in, juist nu niet urgenter en moet het niet juist nu benadrukt worden? De figuren die de revue passeren neigen bovendien een stereotype van de linkse demonstrant te bevestigen. We zien enigszins naïeve, koffiedrinkende hipsters en kunstenaars die zich afvragen waarom ze het neoliberalisme bekritiseren, als ze niet eens hun eigen belastingaangifte begrijpen. Het zijn te eenduidige clichés die suggereren dat demonstranten niet daadwerkelijk begrijpen waar ze tegen protesteren. Zo komt Not my revolution in een vreemde kronkel terecht: het schept de verwachting te activeren, maar is in de kern terughoudend.

Kunst / Expo binnenland

SCHILDERIJEN LEZEN

recensie: Werner Tübke (1929-2004) – Meesterschilder tussen Oost en West

Het tentoonstellingsbeleid van Museum de Fundatie in Zwolle past, volgens directeur Ralph Keuning in de schitterende catalogus bij de publiekstrekker over de Oost-Duitse kunstenaar Werner Tübke, in de ‘traditie van partijdige kunst.’ Maar wat is dat dan in dit geval?

Vroege burgerrevolutie in Duitsland (Duitse Boerenoorlog) (model 1:10), 1979-1981, tempera en olieverf op hout, 130 x 244 cm (5x), Staatliche Museen zu Berlin, Nationalgalerie

Natuurlijk, Tübke schilderde in opdracht van het communistische regime. In Zwolle is als grootste voorbeeld daarvan het model van het panorama in Bad Frankenhausen over de Duitse Boerenoorlog (1524-1526) te zien. Met als voorman Thomas Münzer, die door de DDR-bonzen als een pré-marxist en door de filosoof Ernst Bloch als ‘theoloog van de revolutie’ werd beschouwd. In zulke verschillende omschrijvingen wringt het al. En dat doet het bij Tübke zelf ook.
Een andere auteur in de catalogus, de Duitse Annika Michalski, ziet in Tübkes renaissancistische, autonome Zelfportret met rode muts, dat hij na het panorama op het doek zette, zelfs ‘een provocatie, een instructie voor de beschouwers om te bepalen hoe ze naar zijn kunst zouden moeten kijken en wat ze ervan zouden moeten vinden.’

Aandachtig kijken

Misschien ligt de waarheid in het midden, tussen staatsideologie en autonoom kunstenaar, en kom je die door aandachtig kijken op het spoor. Vooral naar details. En dan mag je die best, geworteld in het communistisch (en Hegeliaanse denken) dialectisch noemen, zoals dat werd gedaan in de catalogus bij het grote retrospectief ter gelegenheid van Tübkes tachtigste geboortedag, in 2009 in Leipzig en in 2009-2010 in Berlijn.

Einde van de narrenrechtspraak, 1978, gemengde techniek op spaanplaat, 88,5 x 70 cm Panorama Museum, Bad Frankenhausen

Op het eerste gezicht knoopte de kunstenaar inderdaad duidelijk aan bij de renaissance en het maniërisme, met de opmerkelijk lange vingers die hij op het doek zette. En dat in een tijd waarin het socialistisch realisme uit de Sovjet-Unie bon ton zou moeten zijn. In plaats daarvan treffen we echter christelijke symbolen in het werk van Tübke aan. De Lantaarnafneming (1956) kun je niet anders zien dan als referentie naar de kruisafname. De gekruisigde Christus komt ook terug op Dood aan de Iller van een jaar later, waarop het kerkje en de verdorde bomen aan Bruegel doet denken.
En als we het toch over het maniërisme hebben: de Maria-achtige figuur op Einde van de narrenrechtspraak IV heeft het geneigde, empathische hoofd dat we uit deze stijl kennen en dat op Tübkes late Kleine kruisiging terugkomt.

Memoires van Dr. jur. Schulze VII, 1967, olieverf op doek, 122,5 x 182,5 cm Museum der bildenden Künste Leipzig

Licht en donker

Universeler dan deze christelijke thematiek, maar niet minder veelzeggend, zijn de donkere luchten die echter zowat overal toch openbreken en wolkeloze stukken kennen. Een schilderij als Landschap bij Palermo straalt daarentegen niet echt een zuidelijk licht uit, maar is deels zo donker als de doeken van Caspar Friedrich. Ook het late Strandfeest valt meer afgrondelijk dan feestelijk te noemen. Dialectisch? Ja: uitingen van hoop aan de ene kant, als een duif met een takje in zijn bek zoals op NKFD (Requiem), en apocalyptisch aan de andere kant.
Soms vloeit het één nog op een andere manier over in het ander. Niet alleen op de beroemde serie Memoires van Dr. jur. Schulze, maar ook op het ontwerp voor Arbeidersklasse en intelligentsia, waarin de zuurstofflessen van de mijnwerkers doen denken aan de gasflessen bij de gaskamers in de concentratiekampen. Ook een thema dat Tübke erg bezighield.

Arbeidersklasse en intelligentsia (ontwerp), 1971, tempera op doek, 120 x 500 cm Sammlung Fritz P. Mayer Leipzig/Frankfurt am Main

Conclusie

Het is geen gemakkelijke kunst. Niet in de ogen van de cultuurfunctionarissen van het communistische regime in de DDR, maar ook niet voor de bezoeker van de tentoonstelling anno 2017. Je moet de voorstellingen aandachtig lezen, waarbij je ook zeker zou moeten letten op het enorme vakmanschap met de dun opgebrachte verf.
In Kasteel Nijenhuis in Heino/Wijhe zijn aanvullend zo’n honderdtal tekeningen en aquarellen te zien. De moeite wordt meer dan beloond!

Catalogus: Werner Tübke. Meesterschilder tussen Oost en West (uitg. Museum de Fundatie / Uitgeverij Waanders & De Kunst), € 22,50

Boeken / Non-fictie

Wie was Cissy van Marxveldt?

recensie: Monica Soeting - Cissy van Marxveldt

Cissy van Marxveldt is bekend vanwege haar romans over Joop ter Heul. Dat zij meer – veel meer – geschreven heeft, blijkt uit Monica Soetings biografie van de schrijfster. Van Marxveldt sprankelt vooral in haar eigen woorden.

Dat Setske de Haan (1889–1948), in het Friese Oranjewoud geboren, een literair voorbeeld van Anne Frank zou worden en honderdduizenden meisjes met haar boeken zou vermaken, stond bij haar geboorte niet vast. Rijk was haar familie niet, een carrière in de letteren lag niet voor de hand. Toch was dat wat er in de laatste dertig jaar van haar leven gebeurde: onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt werd ze een van Nederlands bestverkopende schrijvers. Over de auteur was tijdens haar leven weinig bekend, en, zo blijkt uit Cissy van Marxveldt. Een biografie, wat bekend was, strookte niet altijd met de werkelijkheid: ze zette zichzelf dikwijls neer als een brave huisvrouw, wat prima paste bij wat er in die tijd van vrouwen verwacht werd, maar niet bij wie zij was.

‘Cissy van Marxveldt is de literatuurgeschiedenis in gegaan als schrijfster van vrolijke, luchtige meisjesromans als de Joop ter Heul-serie (1919-1925) en Een zomerzotheid (1927)’, concludeert Monica Soeting aan het einde van Cissy van Marxveldt. Je proeft dat Soeting het niet eens is met de twee misverstanden die met die faam verbonden zijn: zo heet Van Marxveldt meer dan twintig romans geschreven en waren haar boeken niet suffe ‘meisjesromans’, maar vaak ook emancipatoire geschiedenissen.

Tegenlezen

Dit beeld – Van Marxveldt als auteur van een klein aantal vrijblijvende, naïeve werkjes – probeert Soeting recht te zetten. Dat doet ze voortvarend: ze staat stil bij elke roman die Van Marxveldt sinds haar debuut Game – and set! (1917) publiceerde en laat zien dat een aantal vrouwelijke personages zich uitermate vernieuwend en onafhankelijk opstelden. Hiervoor gebruikt Soeting het begrip ‘tegenlezen’, dat onder andere door de Amsterdamse hoogleraar Pamela Pattynama gebruikt wordt om aan te duiden dat verhalen op meerdere niveaus gelezen kunnen worden, waarvan minstens één een subversief karakter heeft.

Wanneer bijvoorbeeld Joop ter Heul op deze wijze gelezen wordt, komt de gelijknamige heldin naar voren als ‘de eeuwige en vrouwelijke rebel’, zoals Pattynama het omschrijft. Van Marxveldts vrouwen zijn niet altijd ondergeschikt aan hun man: ze verkent juist ook andere rollen die een vrouw op zich kan nemen. Soeting vertaalt deze onder academici gangbare interpretatie naar een groter publiek. Dat levert niet altijd het spannendste proza op, dat her en der aanvoelt als een invuloefening.

Gebrek aan documenten

Soetings biografie lijdt echter vooral onder het mankement dat alle biografen moeten vrezen– een waar ze zelf niks aan kan doen: een gebrek aan brieven, dagboeken en andere documenten waardoor de lezer dichter bij Van Marxveldt zou kunnen komen. Of zij deze zelf vernietigd heeft of dat ze verloren zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, feit blijft dat Soeting nooit goed voorbij de buitenkant van haar onderwerp kan geraken. Hierdoor kan ze episodes uit Van Marxveldts leven vrijwel nooit verdiepen. In plaats daarvan gebeuren dingen – een nieuwe roman komt uit – en vinden anderen – critici – er wat van. Op naar de volgende.

Dat feitenrelaas wordt afgewisseld met context en interpretatie. Soms komen die goed van pas, zoals wanneer Soeting uitweidt over de sociaaleconomische Friesland aan het einde van de negentiende eeuw of de omgangsvormen in het Amsterdam van de jaren 1910. Op andere momenten leiden ze echter af: wanneer Soeting te lang doorgaat over de functie van pseudoniemen of de Britse New Woman-literatuur, verdwijnt Van Marxveldt zelf te veel uit beeld. Het mooist zijn de momenten in deze  biografie waarop de schrijfster zelf aan het woord komt en haar precieze, aandoenlijke stijl de lezer meeneemt:

Op ’t laatst verzeilden we in een chocolawinkel, waar een soldaat mee hielp bedienen, die Jo direct aansprak met ‘Juffrouw’ tot groote hilariteit van de andere koopers. Die soldaat stotterde, sprak door zyn neus, en lispelde. Eerst merkten wy het nog zoo niet, maar toen wy begonnen de pryzen te vragen van alle dingen, trof het ons opeens, hoe gek hy praatte.

Tom Walker 2
Muziek / Concert

Vernieuwende singer-songwriter

recensie: Belofte Tom Walker @ Paradiso Noord
Tom Walker 2

In intieme setting staat vanavond de Schotse Tom Walker in Paradiso Noord. Hoewel voor velen nog een onbekende naam, heeft Walker maandelijks meer dan een miljoen luisteraars op Spotify. Het concert is dan ook niet verwonderlijk uitverkocht.

Op het kleine podium staat een heleboel apparatuur uitgestald, waaronder twee gitaren, een laptop, een stapel pedalen en een compleet drumstel. Walker heeft nog maar een klein repertoire en nog geen album of EP uitgebracht, maar de singles die tot nu toe online zijn verschenen roepen hoge verwachtingen op. Het publiek is dan ook enthousiast als Walker het podium op komt lopen.

Elektronische toevoegingen

Tom Walker 1Een sympathieke jongeman betreedt het toneel. Een beetje mollig, rossig haar en dito baard, en de eerste zweetdruppels verschijnen direct bij het eerste nummer. Niet alleen qua uiterlijk, ook qua muziek is de vergelijking met Ed Sheeran snel gemaakt. Dezelfde soort singer-songwriterachtige nummers met hier en daar een vleugje reggae.

Waar de nummers van Sheeran echter meestal puur akoestisch zijn, maakt Walker enthousiast gebruik van vele gitaareffecten, opgenomen backing vocals en nog een scala aan andere soundeffecten. Deze beats maken zijn muziek dansbaar en laten het klinken alsof er een voltallige band op het podium staat. Het zijn echter alleen Walker op gitaar en de drummer achter hem, waarvan de naam helaas nergens te vinden is, maar die toch zeker een eervolle vermelding verdient.

Belofte voor de toekomst

Het grootste deel van de setlist dezer vanavond is nog onuitgebracht werk, maar wordt goed ontvangen door het publiek. Er wordt gedanst, en bij singles als ‘Play Dead’ en ‘Sun Goes Down’ zelfs meegezongen. Het lijkt bijna alsof de nog jonge Walker niet had verwacht dat zijn optreden zo zou worden gewaardeerd. Na bijna elk nummer brengt hij een verbaasd ”Thank you very much” uit.

Tom Walker 3Waar alle elektronische geluiden en vette gitaareffecten de nummers van Walker krachtig en dansbaar maken, is het hier en daar ook net over het randje van bombastisch. Overdaad schaadt, in dit geval. Gelukkig compenseert hij dit enigszins door ook nog een gevoelig nummer alleen op slechts een versterkte gitaar te spelen. Een ander puntje is dat Walkers teksten niet erg sprekend en vernieuwend zijn, en dat zijn ietwat overdreven uitspraak soms als storend kan worden ervaren. Het grootste minpunt van de avond is wel dat de set nog geen drie kwartier duurt.

Dat Walker zich op bepaalde gebieden nog moet ontwikkelen moge duidelijk zijn, maar een hele fijne toevoeging aan singer-songwriterlandschap is het zeker. Gelukkig is zijn EP onderweg en kunnen we binnenkort nog veel meer van hem genieten, met in het voorjaar nog vier shows in Nederland. Komt dat gauw zien nu het nog kan in intieme setting, want dit zou wel eens de belofte van 2017 kunnen zijn.

 

Live in Nederland:

6 mei – TivoliVredenburg, Utrecht
7 mei – Doornroosje, Nijmegen
8 mei – Bitterzoet, Amsterdam
9 mei – Rotown, Rotterdam

Film

De echo van het noodlot

recensie: Harmonium

In zijn moderne tragedie Harmonium leert Kōji Fukada de kijker dat het noodlot niet meer loslaat wanneer het zijn tanden eenmaal in je heeft gezet.

Toshio (Kanji Furutachi), zijn echtgenote Akié (Mariko Tsutsui) en hun dochtertje Hotaru leiden een gezapig leven in een buitenwijk van Tokio. Toshio brengt zijn dagen door in het metaalatelier dat hij aan huis heeft, Akié zorgt voor het huishouden en Hotaru studeert met behulp van het monotone getik van een metronoom een muziekstuk in op haar harmonium. Op een dag staat het noodlot op de stoep in de gedaante van Yasaka (Tadanobu Asano), een oude bekende van Toshio die na elf jaar in de gevangenis te hebben gezeten een rekening uit het verleden komt vereffenen.

Yasaka, de slapende vulkaan

De personificatie van het noodlot doet zich uiterst beschaafd voor, en zo ziet hij er ook uit, in zijn keurig gestreken hagelwitte overhemd en zwarte pantalon. Niet alleen is hij de beschaafdheid zelve, hij blijkt ook nog eens aardig potje harmonium te kunnen spelen. Yasaka neemt zijn intrek in Toshio’s huis, gaat aan de slag in het metaalatelier en stoomt Hotaru klaar voor haar aankomende muziekopvoering. Langzaam maar zeker valt ook de devoot protestantse Akié voor de charmes van de ex-zondaar. Maar Yasaka is een slapende vulkaan, en zoals dat nu eenmaal gaat in het oude-bekende-met-een-duister-geheim-staat-na-tien-jaar-weer-op-de-stoep-en-komt-de-rechtmatige-rekening-vereffenen-genre: vroeg of laat barst die vulkaan uit.

Op een dag, na de lunch, keert Yasaka huiswaarts en onder begeleiding van een melancholiek muziekstuk stroopt hij zijn sneeuwwitte werkoverall tot zijn middel af en onthult een bloedrood T-shirt. Dit is de dag waarop de rekening vereffend wordt, maar daarmee komt er nog geen einde aan de misère, want ook de echo van het noodlot laat Toshio’s familie niet met rust. Als een onzichtbare metronoom die niet meer kan worden stopgezet, blijft hij tot in de lengte der dagen tikken, tiktak, tiktak, tiktak. Daarop wordt een wanhoopsoffensief gelanceerd, dat, trouw aan de traditie van de ware tragedie, vreselijke uitvloeiselen als resultaat heeft.

Vlekkeloze genrefilm

Fukada leidt Toshio, Akié en Hotaru bedaard en nauwgezet naar de ondergang. De strakke cinematografie en vooral fraaie muziek van Hiroyuki Onogawa maken dat bepaald geen straf om te ondergaan. Asano bewijst voor de zoveelste keer de meest charismatische Japanse acteur van zijn generatie te zijn en ook Furutachi en Tsutsui zijn indrukwekkend. Er zijn echter twee maren: ten eerste leunt de film te veel op het plot, en ten tweede steunt het te veel op de standaardelementen van het mysterieuze-man-klopt-na-zoveel-jaar-weer-op-de-deur-en-ontwricht-vredig-gezin-totaal-genre. Harmonium: een vlekkeloze genrefilm, die nog wel iets bijzonderder had mogen zijn.

chocola - afbeelding bij recensie van 'Het achtste kind' van Nino Hartischwili
Boeken / Fictie

Wie heeft er van de chocola gegeten?

recensie: Nino Haratischwili - Het achtste leven (voor Brilka)
chocola - afbeelding bij recensie van 'Het achtste kind' van Nino Hartischwili

Af en toe worden ze nog geschreven: vuistdikke boeken die een verpletterende indruk maken. Nino Haratischwili’s Het achtste leven (voor Brilka) is er zo een.

Moeder belt: ‘het kind’ is verdwenen. De verteller van Het achtste leven, de dochter van de moeder, de tante van het kind, bereidt zich voor:

Ik nam een flinke trek van mijn sigaret en zette me schrap voor het naderende onheil. Want afgaand op de stem van mijn moeder zou ik me er niet zomaar van af kunnen maken door te verdwijnen – mijn favoriete bezigheid de afgelopen jaren.

Wat Nitsja Jasji, we leren later dat ze zo heet, bedoelt, wordt in de loop van de ruim 1200 pagina’s die deze roman rijk is duidelijk. Terwijl zij op zoek gaat naar haar nichtje Brilka (die uit de titel), duikt ze ook de geschiedenis in, vanuit het romanheden 106 jaar terug de geschiedenis in. Aan het begin van de twintigste eeuw wordt Stasia geboren, de derde dochter van een rijke chocoladefabrikant in Georgië.

Donker randje

Die chocola is belangrijk: niet alleen maakt Stasia’s vader de beste chocola in de wijde omtrek, hij beschikt over een geheim recept dat niemand kan weerstaan. Verschillende malen komen personages in Het achtste leven slaperig een keuken in gewandeld, gelokt door de geur van de onweerstaanbare luxe. Er zit echter een donker randje aan de lekkernij: ze veroorzaakt chaos en ellende in het leven van eenieder die ervan proeft. Steeds zocht de familie naar iemand die niet zou bezwijken aan de chocola, die de lusten kan waarderen, maar niet de lasten hoeft te dragen; lange tijd lijkt Nitsja die eer toe te vallen, maar misschien is het wel Brilka.

Als dat een beetje Lord of the Rings-achtig aandoet, dan voelt de roman als geheel meer aan als een Tolstojaans epos. Die beschrijving werd her en der al aan Het achtste leven gegeven, en dat is niet verwonderlijk, aangezien de roman zelf actief naar Tolstojs bekendste romans verwijst. Zo heet Nitsja’s oudtante, een in Engeland wonende zangeres, Kitty, naar het personage uit Anna Karenina. Daarnaast volgt Haratischwili niet alleen de Jasji’s, maar ook de opstandige Eristavi’s, een duale structuur die aan Anna Karenina doet denken.

Oorlog en vrede

Meer nog dan naar Anna Karenina, verwijst deze roman naar Oorlog en vrede. Tolstoj verschoof het begin van zijn roman steeds verder terug de tijd in, tot hij bij Napoleons Russische veldtocht uitkwam. Haratischwili kiest niet, schrijft in plaatst daarvan: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’

De verwantschap tussen de twee romans komt verder tot uiting in hun benadering tot de grote gebeurtenissen uit de geschiedenis. Het is verleidelijk om de link tussen het politieke en het persoonlijke te veel te benadrukken. Daar kiest Nino Haratischwili terecht niet voor: de familie in Het achtste leven bestaat uit gewone Georgiërs, terwijl Stalin, ’s lands bekendste zoon, af en toe genoemd, maar nooit in beeld komt. Ja, er zijn affaires met mannen van de inlichtingendiensten, waar Nitsja’s opa Konstantin later ook gaat werken, maar het blijft vaag wat zij allemaal precies doen. En Kitty, die iets te veel kritiek uit op de machthebbers, wordt niet verheven tot een martelaar of een symbool voor de vrijheid; zij blijft een van de vermoedelijk vele naar het buitenland verscheepte critici. Allemaal zijn het mensen die er het beste van maken.

Duurzaam geluk

Wat Het achtste leven zo indrukwekkend maakt, is het schijnbare gemak waarmee Haratischwili haar personages aanstuurt en zo de plot vooruitbrengt. Recht op het doel afgaan lijkt in deze romanwereld niet te bestaan, of in ieder geval geen duurzaam geluk op te leveren. Waarschijnlijk heeft iemand weer van de chocola gegeten en staat het ongeluk om de hoek te wachten. Nergens voelt een verhaallijn geforceerd aan; als je kritiek wilt leveren, is dat op Haratischwili’s taal, die soms wat soapachtig aandoet, zoals hier door alle uitroeptekens: ‘Eindelijk! Ik dacht al dat je nooit meer iets van je zou laten horen! Ik dacht dat je in het vaderland getrouwd was en nu in de Kaukasus schapen hoedde!’

Alles wat wij wel en niet waren

Een roman over het leven van Georgiërs in de twintigste eeuw, zo kun je Het achtste leven (voor Brilka) kenschetsen, maar beter is misschien nog om te spreken van een roman over de kracht van familiegeschiedenissen. Het boek is opgezet alsof Nitsja alle verhalen die zij kent voor Brilka opschrijft, die zij tegen het einde aanspoort ‘alle oorlogen’ te doorleven, ‘alle grenzen’ te passeren en alles te zijn ‘wat wij wel en niet waren’. Uit die woorden spreekt een enorme noodzaak en een lijden dat na lezing van deze tour de force voelbaar is geworden, en de hoop dat het vertellen van verhalen dat draagbaar maakt. Brilka’s boek is nog ongeschreven.

 

T2 Trainspotting
Film / Films

Eenmaal een loser, altijd een loser

recensie: T2 Trainspotting
T2 Trainspotting

Fans van Trainspotting worden niet teleurgesteld. T2 Trainspotting lost bijna alle verwachtingen in en is zeker het kijken waard.

T2 Trainspotting is het vervolg op een van de bekendste cultfilms van de jaren negentig, namelijk Trainspotting, gebaseerd op het gelijknamige roman van de Schotse schrijver Irvine Welsh. Deze film bracht de carrière van regisseur Danny Boyle, die op dat moment nog een tamelijk onbekende filmmaker was, in een stroomversnelling. Trainspotting kreeg door het onverwachte succes veel aandacht van de media. Naast de lovende recensies, kreeg de film ook kritiek vanuit moreel oogpunt. Volgens de critici zou de film namelijk drugsgebruik verheerlijken en daardoor een verkeerd beeld schetsen van het verslaafdenbestaan.

Trainspotting

De eerste film gaat over het leven van heroïnegebruiker Mark Renton, gespeeld door Ewan McGregor. Rentons voornaamste bezigheden bestaan uit: high worden, uitgaan en filosoferen over het zorgeloze bestaan van een heroïnejunkie. Hij zegt dan ook triomfantelijk: “I chose not to choose life. I chose somethin’ else. And the reasons? There are no reasons. Who needs reasons when you’ve got heroin?” Zijn leven wordt vergezeld door vier vrienden: de goeie sul Spud, de gladjakker Sick boy, de eerlijke Tommy en de agressieve psychopaat Begbie. De film volgt uitsluitend het narratief van Renton, waardoor de kijker de andere personages alleen te zien krijgt zoals Renton deze ziet.

Alle personages aan het woord

T2 Trainspotting verschilt al van het origineel door de breuk met het eenzijdige vertelperspectief. Waar in de eerste film alles werd verteld en verklaard door Renton, krijgt het vervolg een rijkere invulling door de personages in kwestie zelf te laten spreken over hun situatie.

T2 Trainspotting

T2 Trainspotting

Sfeervolle beelden

Ook leunt deze film voor het verhaal veel meer op de ambiance waarin de personages verkeren. Boyle laat wederom zien dat hij een meester is in still-shots, close-ups en lichteffecten. De achterbuurt van Edinburgh en de omgeving rondom de stad zelf worden virtuoos in beeld gebracht: van de grauwe, troosteloze flatgebouwen, de disco’s met stroboscopen en neonverlichting tot de groene Schotse hooglanden. Toch oogt deze film een stuk helderder en kleurrijker dan het origineel. De zanderige teint van de eerste film lijkt bijna verdwenen. Voor de fans kan dat enigszins bevreemdend overkomen, maar het was voor Boyle een logische keus. Het verhaal speelt zich immers twintig jaar na het origineel af en de personages zijn uit de smoezelige drugscene geklommen en verdergegaan met hun leven.

Sluimerende muziek

Hoewel T2 Trainspotting zeker een aanrader is, mist het een paar elementen van het origineel. Zo is de nieuwe soundtrack bij lange na niet zo memorabel als in de eerste film. Af en toe knipoogt het vervolg naar de oude tracks die in het origineel te horen zijn, zoals Born Slippy van Underworld en Deep Blue Sea van Brian Eno. Deze definiërende muziek van de jaren negentig is slechts sluimerend hoorbaar, wanneer de personages dromen of mijmeren over hun verleden.

Stilstaan in een wereld die verandert

Een ander kritiekpunt is de vraag of een vervolg echt nodig was geweest. In de eerste film loopt Renton weg uit Edinburgh met de belofte zijn leven te beteren. Dat is een goede afsluiter waarin het personage heeft geleerd van zijn fouten. In het vervolg komt hij terug naar zijn oude buurt nadat hij jarenlang in Amsterdam heeft gewoond. De kijker komt te weten dat Renton, net als zijn oude vrienden, helemaal niets hebben geleerd en in feite nog dezelfde losers zijn als twintig jaar geleden. De optimistische boodschap aan het einde van de eerste film wordt teniet gedaan door de cynische toon van het vervolg, waarin de personages benadrukken dat de geschiedenis zich slechts herhaalt en niet zijzelf, maar slechts de wereld om hen heen verandert.