‘Met mijn verstand kan ik instemmen met de democratie, maar ik ben van nature een aristocraat; dat wil zeggen dat ik de massa’s minacht en vrees.’ Het paradoxale karakter van dit citaat is exemplarisch voor zowel het gedachtegoed als de persoonlijkheid van Alexis de Tocqueville. Want wie zich verdiept in zijn werk en leven valt dát het meest op: de paradox.
Hij accepteerde de democratie maar bleef in hart een aristocraat. Hij pleitte voor het maatschappelijk nut van religie maar was, sinds zijn zestiende, zelf ongelovig – hetgeen hem zeer speet. In zijn boeken is hij duidelijk over de zegeningen én de gevaren van democratie. Eenduidigheid is hem vreemd.
Dubbelzinnig
Vanwege dat paradoxale karakter van Tocqueville’s gedachtegoed, laat het zich moeilijk samenvatten. De politicoloog Harvey Mansfield, die Tocqueville’s bekendste werk Over de democratie in Amerika naar het Engels vertaalde, noemde het ‘tegelijkertijd het beste boek dat ooit over democratie is geschreven en het beste boek dat ooit over Amerika is geschreven’. Maar gaat het boek dat Tocqueville schreef naar aanleiding van zijn reis door Amerika wel over democratie? En gaat het überhaupt wel over Amerika?
Ja en nee. Tocqueville bedoelt met democratie iets anders dan wat wij er tegenwoordig onder verstaan. Meer dan over de democratie als bestuursvorm, schreef Tocqueville over de toegenomen standsgelijkheid en de daarmee samenhangende democratische cultuur. Frankrijk was voor een belangrijk deel nog een aristocratische samenleving waarin macht voorbehouden was aan de hogere standen. Tocqueville: ‘Van al het nieuwe dat tijdens mijn verblijf in de Verenigde Staten mijn aandacht heeft getrokken, heeft niets mij sterker getroffen dan de standsgelijkheid.’
Met Frankrijk ging het mogelijk dezelfde kant op. Aan zijn reisgenoot schreef hij: ‘Ik heb geen enkele bladzijde geschreven zonder aan Frankrijk te denken.’ Het boek gaat over Amerika, maar hij schreef het voor Frankrijk: mogelijk kon het van Amerika leren.
Angst
Tocqueville was niet blind voor de gevaren van de toenemende gelijkheid. Sterker nog, hij had van zeer dichtbij kennisgemaakt met gewelddadige ontsporingen ervan. Een groot deel van zijn adellijke familie kwam om tijdens het terreurbewind van Robespierre, de meest bloedige fase van de Franse Revolutie.
Dat verklaart Tocqueville’s vrees voor de massa’s. Het maakt hem echter geen tegenstander van gelijkheid en de democratie, zoals zoveel van zijn aristocratische tijdsgenoten.
Onvermijdelijk
Tijdens de Restauratie, de periode na de val van Napoleon in 1815, werd gepoogd de klok terug te draaien naar de tijd van vóór de Franse Revolutie – toen de koning, de kerk en de adel de dienst uitmaakten. Zo hoopten de ‘nieuwe’ machthebbers alles bij het oude te houden.
Volgens Tocqueville was dat gedoemd te mislukken. Hij zag de Franse Revolutie niet als een historische aberratie, maar als de uitkomst van een proces dat al eeuwen gaande was. Geleidelijk aan was de macht van de hogere standen aan het afbrokkelen en de Franse Revolutie was daarvan slechts de politieke manifestatie. De Franse Revolutie, kortom, was niet de oorzaak maar het gevolg van de toenemende gelijkheid. De klok terugdraaien had dus geen enkele zin.
Wel kon het proces van democratisering bijgestuurd worden. Hoe kon de democratisering in goede banen worden geleid? Hoe kon ervoor worden gezorgd dat men niet opnieuw uit de bocht vloog, zoals tijdens de Franse Revolutie? Het beantwoorden van die vragen was zijn (intellectuele) levensdoel.
Voorbeeld
Een deel van die antwoorden hoopte hij te vinden in Amerika. Naar aanleiding van zijn reis door dat land, in eerste instantie met als doel het Amerikaanse penitentiaire stelsel te onderzoeken, schreef hij zijn magnum opus: Over de democratie in Amerika.
Amerika kon volgens Tocqueville als voorbeeld dienen voor Frankrijk. Dat was op zich al een revolutionair idee want de meeste Europeanen – en zeker de Fransen – trokken naar Amerika om te kijken hoe het vooral níét moest. Maar Tocqueville zag scherp dat democratisering de toekomst had en dat in tegenstelling tot zijn vaderland, dat gekenmerkt werd door revoluties, opstanden en coups, Amerika democratisch en stabiel was.
Succes
Het succes van Amerika verklaarde Tocqueville onder meer door de decentralisering van de macht. Waar in Frankrijk de politieke macht zoveel mogelijk gecentraliseerd werd, zag hij in Amerika het tegengestelde: de macht lag een stuk dichter bij de gewone burger. Daardoor was de burger ook een stuk actiever in het bestuur.
Meer nog dan in de instituties zoekt Tocqueville de verklaring van het succes van de Amerikaanse democratie in de zeden, de gewoonten en de Amerikaanse (politieke) cultuur. Daarbij wordt hij vooral getroffen door de positieve invloed van het protestantisme in Amerika, dat een heel andere rol in de samenleving vervult dan de katholieke variant in zijn eigen land. De talloze kerkgemeenten worden democratisch bestuurd, dat wil zeggen: door de mensen zelf. Het besturen van de kerk functioneert zo als voorbeeld voor het besturen van het land.
Hoewel hij in de bloei van echte deugd in een democratie geen vertrouwen heeft, ziet hij in Amerika wel een pseudodeugd ontstaan dat hij het welbegrepen eigenbelang noemt. Daarbij zetten mensen zich in voor het algemeen belang omdat men beseft dat dat tevens in het eigen belang is. Een surrogaatdeugd dus, maar wel met eenzelfde effect: men zet zich in voor het bonum commune.
Waarschuwing
Zoals gezegd heeft Tocqueville uiteraard ook oog voor de gevaren van de democratie. Hij waarschuwt voor de mogelijke ontaarding van de democratie. Die ontaarding heeft twee uitingsvormen: de ‘tirannie van de meerderheid’ en wat hij omschrijft als ‘mild despotisme’.
Zowel de tirannie van de meerheid als het mild despotisme zijn thans actuele politieke verschijnselen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de laatste jaren de interesse in Tocqueville flink is toegenomen. Dat heeft volgens Rob Hartmans, journalist van De Groene Amsterdammer, zulke vormen aangenomen dat welhaast iedereen die over politiek schrijft en zichzelf een beetje serieus neemt, zich verplicht voelt om met enige regelmaat naar hem te verwijzen. Maar hoe serieus is die schatplichtigheid die een hoop rechtse scribenten zichzelf aanmeten?
Popularisering of vulgarisering?
Het is nogal bon ton om je te tooien met Tocqueville’s veren. Zo deed de historicus Geerten Waling de reis van Tocqueville door Amerika nog eens dunnetjes over – met Over de democratie in Amerika in de hand. Zoeken naar de democratie in Amerika: Op reis met Alexis de Tocqueville in het land van Trump (uitgegeven bij Elsevier) is een aardig boekje, maar behalve een citaat aan het begin van ieder hoofdstuk leest men er weinig van Tocqueville in terug.
Wie Tocqueville zoekt in het dit jaar verschenen De Amerikaanse droom van Tocqueville (uitgegeven bij Vantilt) komt eveneens bedrogen uit. Op de bijdrage van Jan Willem Sap na, hebben alle bijlagen slechts zijdelings een link met Tocqueville’s werk. Het hart van de gemiddelde geïnteresseerde in Tocqueville zal niet sneller gaan kloppen bij het lezen van een beschouwing over de verhouding tussen de centrale en decentrale overheden in Zuid-Afrika of de rechten en plichten van non-gouvernementele organisaties binnen de Verenigde Naties.
Inhoud én stijl
Meer van Tocqueville vindt men terug in het in 2014 bij Lemniscaat verschenen Tocqueville, profeet van de moderne democratie. In de dertien bijdragen gaat men dieper in op onderdelen in Tocqueville’s werk zoals de invloed van de klassieke filosofen op zijn werk of zijn visie op religie, armenzorg en menselijke waardigheid.
Maar het beste is natuurlijk Tocqueville zelf lezen. Eveneens bij Lemniscaat verscheen in 2011 de eerste integrale Nederlandse vertaling van Over de democratie in Amerika. Behalve de inhoud, is de stijl van Tocqueville al voldoende reden het boek te lezen. Beroemd is de passage waarin hij mild despotisme omschrijft:
‘Ik wil mij inbeelden met welke nieuwe trekken het despotisme zich in de wereld zou kunnen voordoen: ik zie een ontelbare massa eendere en gelijke mensen die voortdurend met zichzelf bezig zijn om zich kleine en platvloerse genoegens te verschaffen waarmee zij hun ziel vullen. Elk van hen afzonderlijk staat als een vreemdeling tegenover het lot van alle anderen; zijn kinderen en zijn vrienden vormen voor hem het hele mensdom; wat de rest van zijn medeburgers betreft: hij staat naast hen, maar ziet hen niet, hij raakt ze aan, maar voelt ze niet; hij bestaat slechts in en voor zichzelf en, zo hij al familie heeft, kan men in ieder geval zeggen dat hij geen vaderland meer heeft. Boven hen torent een immense en beschermende macht uit die zich als enige belast met de zorg van hun genietingen en het toezicht op hun lot. Zij is absoluut, nauwkeurig, regelmatig, vooruitziend en zachtmoedig. Zij zou op het vaderlijke gezag lijken als zij, evenals dat gezag, tot taak zou hebben de mensen voor te bereiden op de volwassenheid, maar zij probeert juist niets anders te doen dan hen onherroepelijk in hun kindertijd vast te houden; zij ziet graag dat de burgers genieten, mits zij alleen maar aan genietingen denken. Zij werkt met genoegen aan hun geluk, maar wil er de enige vertegenwoordiger en de enige scheidsrechter van zijn; zij biedt hun veiligheid, kent en regelt hun behoeften, vergemakkelijkt hun genoegens, zorgt voor hun voornaamste zaken, staat aan het hoofd van hun industrie, regelt hun erfopvolging, verdeelt hun erfenissen; waarom kan zij hun niet volledig de moeite van het denken en de last van het leven besparen?’
Tocqueville leefde in de periode waarin de aristocratische cultuur werd vervangen door een democratische. Dit stelde hem in staat zowel van binnenuit als van buitenaf de democratisering te beschouwen. Wellicht lag dat aan de basis van zijn vlijmscherpe inzichten die hij met een even scherpe pen aan het papier toevertrouwde.
Paradoxale profeet
/ 0 Reactiesdoor: Paul Casamento0 SterrenMeer dan honderdvijftig jaar geleden onderzocht de Franse aristocraat Alexis de Tocqueville de democratie in Amerika. Zijn bevindingen zijn nog altijd relevant.
‘Met mijn verstand kan ik instemmen met de democratie, maar ik ben van nature een aristocraat; dat wil zeggen dat ik de massa’s minacht en vrees.’ Het paradoxale karakter van dit citaat is exemplarisch voor zowel het gedachtegoed als de persoonlijkheid van Alexis de Tocqueville. Want wie zich verdiept in zijn werk en leven valt dát het meest op: de paradox.
Hij accepteerde de democratie maar bleef in hart een aristocraat. Hij pleitte voor het maatschappelijk nut van religie maar was, sinds zijn zestiende, zelf ongelovig – hetgeen hem zeer speet. In zijn boeken is hij duidelijk over de zegeningen én de gevaren van democratie. Eenduidigheid is hem vreemd.
Dubbelzinnig
Vanwege dat paradoxale karakter van Tocqueville’s gedachtegoed, laat het zich moeilijk samenvatten. De politicoloog Harvey Mansfield, die Tocqueville’s bekendste werk Over de democratie in Amerika naar het Engels vertaalde, noemde het ‘tegelijkertijd het beste boek dat ooit over democratie is geschreven en het beste boek dat ooit over Amerika is geschreven’. Maar gaat het boek dat Tocqueville schreef naar aanleiding van zijn reis door Amerika wel over democratie? En gaat het überhaupt wel over Amerika?
Ja en nee. Tocqueville bedoelt met democratie iets anders dan wat wij er tegenwoordig onder verstaan. Meer dan over de democratie als bestuursvorm, schreef Tocqueville over de toegenomen standsgelijkheid en de daarmee samenhangende democratische cultuur. Frankrijk was voor een belangrijk deel nog een aristocratische samenleving waarin macht voorbehouden was aan de hogere standen. Tocqueville: ‘Van al het nieuwe dat tijdens mijn verblijf in de Verenigde Staten mijn aandacht heeft getrokken, heeft niets mij sterker getroffen dan de standsgelijkheid.’
Met Frankrijk ging het mogelijk dezelfde kant op. Aan zijn reisgenoot schreef hij: ‘Ik heb geen enkele bladzijde geschreven zonder aan Frankrijk te denken.’ Het boek gaat over Amerika, maar hij schreef het voor Frankrijk: mogelijk kon het van Amerika leren.
Angst
Tocqueville was niet blind voor de gevaren van de toenemende gelijkheid. Sterker nog, hij had van zeer dichtbij kennisgemaakt met gewelddadige ontsporingen ervan. Een groot deel van zijn adellijke familie kwam om tijdens het terreurbewind van Robespierre, de meest bloedige fase van de Franse Revolutie.
Dat verklaart Tocqueville’s vrees voor de massa’s. Het maakt hem echter geen tegenstander van gelijkheid en de democratie, zoals zoveel van zijn aristocratische tijdsgenoten.
Onvermijdelijk
Tijdens de Restauratie, de periode na de val van Napoleon in 1815, werd gepoogd de klok terug te draaien naar de tijd van vóór de Franse Revolutie – toen de koning, de kerk en de adel de dienst uitmaakten. Zo hoopten de ‘nieuwe’ machthebbers alles bij het oude te houden.
Volgens Tocqueville was dat gedoemd te mislukken. Hij zag de Franse Revolutie niet als een historische aberratie, maar als de uitkomst van een proces dat al eeuwen gaande was. Geleidelijk aan was de macht van de hogere standen aan het afbrokkelen en de Franse Revolutie was daarvan slechts de politieke manifestatie. De Franse Revolutie, kortom, was niet de oorzaak maar het gevolg van de toenemende gelijkheid. De klok terugdraaien had dus geen enkele zin.
Wel kon het proces van democratisering bijgestuurd worden. Hoe kon de democratisering in goede banen worden geleid? Hoe kon ervoor worden gezorgd dat men niet opnieuw uit de bocht vloog, zoals tijdens de Franse Revolutie? Het beantwoorden van die vragen was zijn (intellectuele) levensdoel.
Voorbeeld
Een deel van die antwoorden hoopte hij te vinden in Amerika. Naar aanleiding van zijn reis door dat land, in eerste instantie met als doel het Amerikaanse penitentiaire stelsel te onderzoeken, schreef hij zijn magnum opus: Over de democratie in Amerika.
Amerika kon volgens Tocqueville als voorbeeld dienen voor Frankrijk. Dat was op zich al een revolutionair idee want de meeste Europeanen – en zeker de Fransen – trokken naar Amerika om te kijken hoe het vooral níét moest. Maar Tocqueville zag scherp dat democratisering de toekomst had en dat in tegenstelling tot zijn vaderland, dat gekenmerkt werd door revoluties, opstanden en coups, Amerika democratisch en stabiel was.
Succes
Het succes van Amerika verklaarde Tocqueville onder meer door de decentralisering van de macht. Waar in Frankrijk de politieke macht zoveel mogelijk gecentraliseerd werd, zag hij in Amerika het tegengestelde: de macht lag een stuk dichter bij de gewone burger. Daardoor was de burger ook een stuk actiever in het bestuur.
Meer nog dan in de instituties zoekt Tocqueville de verklaring van het succes van de Amerikaanse democratie in de zeden, de gewoonten en de Amerikaanse (politieke) cultuur. Daarbij wordt hij vooral getroffen door de positieve invloed van het protestantisme in Amerika, dat een heel andere rol in de samenleving vervult dan de katholieke variant in zijn eigen land. De talloze kerkgemeenten worden democratisch bestuurd, dat wil zeggen: door de mensen zelf. Het besturen van de kerk functioneert zo als voorbeeld voor het besturen van het land.
Hoewel hij in de bloei van echte deugd in een democratie geen vertrouwen heeft, ziet hij in Amerika wel een pseudodeugd ontstaan dat hij het welbegrepen eigenbelang noemt. Daarbij zetten mensen zich in voor het algemeen belang omdat men beseft dat dat tevens in het eigen belang is. Een surrogaatdeugd dus, maar wel met eenzelfde effect: men zet zich in voor het bonum commune.
Waarschuwing
Zoals gezegd heeft Tocqueville uiteraard ook oog voor de gevaren van de democratie. Hij waarschuwt voor de mogelijke ontaarding van de democratie. Die ontaarding heeft twee uitingsvormen: de ‘tirannie van de meerderheid’ en wat hij omschrijft als ‘mild despotisme’.
Zowel de tirannie van de meerheid als het mild despotisme zijn thans actuele politieke verschijnselen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de laatste jaren de interesse in Tocqueville flink is toegenomen. Dat heeft volgens Rob Hartmans, journalist van De Groene Amsterdammer, zulke vormen aangenomen dat welhaast iedereen die over politiek schrijft en zichzelf een beetje serieus neemt, zich verplicht voelt om met enige regelmaat naar hem te verwijzen. Maar hoe serieus is die schatplichtigheid die een hoop rechtse scribenten zichzelf aanmeten?
Popularisering of vulgarisering?
Het is nogal bon ton om je te tooien met Tocqueville’s veren. Zo deed de historicus Geerten Waling de reis van Tocqueville door Amerika nog eens dunnetjes over – met Over de democratie in Amerika in de hand. Zoeken naar de democratie in Amerika: Op reis met Alexis de Tocqueville in het land van Trump (uitgegeven bij Elsevier) is een aardig boekje, maar behalve een citaat aan het begin van ieder hoofdstuk leest men er weinig van Tocqueville in terug.
Wie Tocqueville zoekt in het dit jaar verschenen De Amerikaanse droom van Tocqueville (uitgegeven bij Vantilt) komt eveneens bedrogen uit. Op de bijdrage van Jan Willem Sap na, hebben alle bijlagen slechts zijdelings een link met Tocqueville’s werk. Het hart van de gemiddelde geïnteresseerde in Tocqueville zal niet sneller gaan kloppen bij het lezen van een beschouwing over de verhouding tussen de centrale en decentrale overheden in Zuid-Afrika of de rechten en plichten van non-gouvernementele organisaties binnen de Verenigde Naties.
Inhoud én stijl
Meer van Tocqueville vindt men terug in het in 2014 bij Lemniscaat verschenen Tocqueville, profeet van de moderne democratie. In de dertien bijdragen gaat men dieper in op onderdelen in Tocqueville’s werk zoals de invloed van de klassieke filosofen op zijn werk of zijn visie op religie, armenzorg en menselijke waardigheid.
Maar het beste is natuurlijk Tocqueville zelf lezen. Eveneens bij Lemniscaat verscheen in 2011 de eerste integrale Nederlandse vertaling van Over de democratie in Amerika. Behalve de inhoud, is de stijl van Tocqueville al voldoende reden het boek te lezen. Beroemd is de passage waarin hij mild despotisme omschrijft:
Tocqueville leefde in de periode waarin de aristocratische cultuur werd vervangen door een democratische. Dit stelde hem in staat zowel van binnenuit als van buitenaf de democratisering te beschouwen. Wellicht lag dat aan de basis van zijn vlijmscherpe inzichten die hij met een even scherpe pen aan het papier toevertrouwde.
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Transparante communicatie leidt tot oppervlakkigheid
Mea Holland wordt aangenomen bij het bedrijf The Circle. Dit multimedia internetbedrijf streeft naar een volledig transparante samenleving. De digitale service voor elke klant is een soort combinatie van twitter, facebook, instagram, google en skype. Alle contacten en elke boodschap van de klant gaan via de digitale snelweg van het bedrijf. Langzaam maar zeker ontdekt Mea dat de beweegredenen van de oprichter Eamon Bailey (Tom Hanks) vooral financieel en politiek zijn. The Circle is gebaseerd op het boek van Dave Eggers, dat verscheen in 2013. In deze Orwelliaanse roman schetst de Amerikaanse schrijver een wereld waarin de controle over de sociale media verloren raakt. Regisseur James Ponsoldt heeft met The Circle een techno-thriller gemaakt over een bedrijf dat met een combinatie van facebook, twitter en google de wereld wil controleren.
Holland, een rol van Emma Watson, krijgt een baan binnen het internetbedrijf. Dit betekent dat ze toegang heeft tot data van internetgebruikers. Na enkele weken en wat vergaderingen komt zelfs de aanvankelijk wat afhoudende nieuwe medewerkster tot de conclusie: “Iedereen moet transparant zijn, iedereen mag alles weten.” Of zoals oprichter Eamon Bailey (Tom Hanks) het verwoordt: “Sharing is caring.” Holland gaat in haar naïeve enthousiasme nog een stapje verder: “Knowing everything is better.” Van iedereen wordt alle data opgeslagen en deze zijn voor elke medewerker op te vragen en in te zien. “Geheimen zijn leugens” en binnen The Circle wil niemand geheimen hebben. Kennis over elkaar is een basisrecht. Holland bedenkt Soulsearch, een programma waarbinnen de gebruiker ziel en zaligheid deelt met lotgenoten. Voor Soulsearch draagt ze vanaf dat moment dag en nacht een camera en microfoon bij zich. Ze leeft volledig transparant en heeft binnen enkele dagen veel meer dan een miljoen volgers.
Steve Jobs
Natuurlijk is het goed om naar The Circle te kijken met de kennis van nu. Facebook geeft mensen de mogelijkheid om alles te delen met anderen. Vloggers babbelen uren vol met dagelijkse avonturen. Anno 2017 worden gebruikers gevraagd transparant te zijn met data om mee te mogen doen met programma’s als facebook. De mensen hebben in veel gevallen alleen de zeggenschap over de aan/uitknop.
In The Circle is het eerste moment van ongemak een presentatie van Bailey. Hij spreekt op een conferentie binnen The Circle. De aanwezigen zijn in alle gevallen jong, knap en intelligent. Bailey spreekt als een adept van Steve Jobs zijn volgelingen toe. Alle aanwezigen willen deel uitmaken van de nieuwe ontwikkelingen en geven de man met de visie geen tegengas. De wat oudere eigenaar sleept zijn volgers mee naar een wereld zonder privacy. De wens naar transparantie vormt het centrale doel van het mediabedrijf en wordt ondersteund met kreten als “secrets are lies” en “privacy is theft”. De bezoeker in de bioscoopstoel gaat bij deze boodschappen wat ongemakkelijk even verzitten.
The Circle laat zien dat transparante communicatie oppervlakkig is. Er gaan honderden boodschappen over het scherm zonder dat Holland reageert op de inhoud van de teksten van collega’s. Een van de initiatiefnemers van The Circle is Ty Lafitt, Hij ziet de gevaren van te veel opgeslagen data in en wordt op een zijspoor gezet. Exact hetzelfde gebeurt met Holland. Een vriend van haar wil zijn privacy bewaren, maar krijgt de kans niet. De gevolgen van zijn vlucht zijn groot. Vanaf het eerste moment van twijfel mag Holland de camera afdoen. Haar negatieve ervaringen over volledige transparantie mogen niet door een camera worden vastgelegd en gestreamd.
De toekomst
In The Circle is de zinsnede “de toekomst wacht niet” een van de belangrijke motivaties van de ‘young professionals’. Anno 2017 kan de mens nog maar voor een deel beschikken over eigen privacy. Belastingopgaves worden vooraf ingevuld, persoonlijke data worden opgeslagen en door bedrijven verkocht. Net als in The Circle wordt de gewone burger in de dagelijkse realiteit gevraagd mee te doen. “Als je niets te verbergen hebt,” is zo’n dooddoener en mager argument om blijvend te infiltreren in het leven van mensen. De toekomst is nu? Nee, nu is er nog enige sprake van privacy en in rap tempo wordt dat minder.
The Circle is niet zo’n heel goede techno-thriller. Simpel gezegd is er een groot gebrek aan spannende scenes. De film kan, net als het boek van Dave Eggers, worden gezien als een waarschuwing. Kennis is macht en macht wordt misbruikt. Holland leert voorzichtig te zijn met data. In een wereld van goed én slecht is volledige transparantie gevaarlijk. De echte, nagelbijtend spannende techno-thriller over het opslaan en gebruiken van data moet nog gemaakt worden.
The Circle
Regie: James PonsoldtJaar: 2024
Distributeur: EuropaCorp
Misschien ook iets voor u
Microkosmos van de onderduik
In een uitgebreide en nauwgezette beschrijving van haar onderduikperiode brengt Hanny Michaelis de verschrikkingen voor het voetlicht. Gedetailleerd verschijnt de bezetting van Nederland door Nazi-Duitsland en de uitwerking daarvan op een jong literair talent. Tegelijk is dit een document humain over leven op de rand van de afgrond dat zijn historische context overstijgt.
Zelden was de titel van een oorlogsdagboek beter gekozen: De wereld waar ik buiten sta. Met deze dichtregel vat Hanny Michaelis haar drie laatste oorlogsjaren samen. Voor deze zeer gevoelige vrouw van begin twintig was dit een helse periode, waarin ze al haar krachten moest inzetten. Het innerlijk traject van vertwijfeling en eenzaamheid legde ze af langs een route van dagelijkse bezigheden, afgewisseld met zelfreflectie en herinneringen aan de innige band met haar ouders.
Het boek beslaat een minutieuze schildering van haar dagelijks leven van 1942 tot 1945. Aanvankelijk als dienstmeisje bij een familie in Amsterdam, later als onderduiker in de provincie, onzeker over het lot van haar liefsten. De ouders van Michaelis werden op 26 maart 1943 vergast. Op diezelfde dag kreeg ze op haar onderduikadres in de Haarlemmermeer een afscheidsbriefje uit Westerbork.
Uitgebuit
Door deze schok verandert haar scrupuleuze zelfonderzoek onder druk van diep schuldgevoel in dwangmatige zelfkritiek. Ze gedraagt zich soms bijna masochistisch. Hanny beult zich letterlijk af om een ‘beter’ mens te worden en zo nu en dan wat goedkeuring te krijgen van anderen. In de ruim duizend bladzijden geeft Michaelis een puntgaaf beeld van de afgesloten wereld van de onderduiker. Een ‘broeikas-leven’, noemt ze het.
Als jonge Joodse vrouw uit een artistiek en intellectueel Amsterdams milieu moest ze genadebrood eten bij de brave gereformeerde gezinnen die hun christenplicht deden en de vervolgde Joden opnamen; vriendelijk en meegaand blijven tijdens het tafelgebed, de visites en verjaardagen; honderden keren zonder commentaar of tegenwerping dezelfde taken en klusjes uitvoeren; converseren met mensen die haar niet interesseerden, maar die ze heel erg dankbaar moest zijn, al werd ze, dienstmeisje voor dag en nacht, schandelijk uitgebuit.
Obsessie
Onwaarschijnlijke zelfbeheersing is haar antwoord op de druk waar ze aan bloot staat, afgewisseld met obsessieve verliefdheden. Michaelis geeft regelmatig aan hoezeer deze hartstochten ook voor haarzelf raadselachtig zijn. Door de episode met de dichter en literatuurprofessor Nico Donkersloot begrijpt ze dat als het daadwerkelijk tot erotisch contact komt, ze afhaakt. Haar liefde voor de leraar Nederlands op het gymnasium Dick Binnendijk, de ‘B.’ in het dagboek, lijkt een soort emotionele schuilplek, een fijn gevoel waar ze altijd naar kan terugkeren. Het gedicht ‘Portret’ dat ze over hem schrijft zou evengoed een zelfportret kunnen zijn:
‘… het wreed en martelend contrast
tussen een onbevredigd, half verstikt verlangen
en de hoog opgeschoten woekerplant
van diepgewortelde verbittering –
als in een kooi houdt het meedogenloos verstand
de schuwe vogel van het hart gevangen.’
Hanny’s verstand en zelfbeheersing waren soms meedogenloos. Vooral wanneer ze getreiterd werd door de kinderen en de bekrompen volwassenen om haar heen, die heel goed beseften dat er een vreemde bij hen woonde. Tot elke prijs moesten conflicten voorkomen worden. Eruit gezet worden betekende het einde.
En wie weet wás Hanny Michaelis soms irritant, met haar demonstratieve liefde voor klassieke muziek, haar eeuwige pianospel en het lezen van goede boeken. Maar ze was vooral kwetsbaar. Met dit dagboek overleefde ze haar gevangenschap. Het wonder van iemand die zich schrijvend staande houdt.
De wereld waar ik buiten sta
Schrijver: Hanny MichaelisUitgever: Van Oorschot
Prijs: € 34,99
Bladzijden: 1014
ISBN: 9789028261815
Misschien ook iets voor u
Vergane glorie neemt geen keer
Zelfs een ijzersterke – hoe kan het ook anders? – Isabelle Huppert kan niet verhinderen dat Bavo Defurnes muzikale tragikomedie Souvenir vroegtijdig doodbloedt.
Liliane Cheverny (Huppert) werkt in een vleeswarenfabriek. Thuis, nog riekend naar de paté, geniet ze van een glas whisky en een peuk, de gordijnen potdicht. Het feit dat ze onder het pseudoniem Laura dertig jaar geleden tweede werd op het Eurovisie Songfestival is iedereen vergeten, als de mensen het al ooit geweten hebben. Maar dan komt op een dag de 21-jarige lichtgewichtbokser Jean Leloup (Kévin Azaïs) de vleeswarenfabriek binnengestapt, en hij herkent Liliane onmiddellijk voor wat ze is: een ingevroren ster die opnieuw ontdooid moet worden.
De ontdooiing van Huppert
Eerst houdt Liliane de boot nog af, maar langzaam maar zeker zwicht ze voor de charmes van de nog thuiswonende, snor dragende jongeman, die haar behandelt met alle egards die haar dertig jaar geleden voor het laatst ten deel vielen. De elektriserende bezigheden van Jean en de daaraan gelijklopende ontdooiing van Huppert, zorgen voor een zeer vermakelijke, heerlijk dynamische eerste filmhelft. Maar dan gebeurt het onvermijdelijke. De twee duiken met elkaar het bed in, en wat wel vaker gebeurt in films wanneer de twee hoofdrolspelers tussen de lakens belanden, is ook hier het geval: alles gaat bergafwaarts. Niet alleen met de relatie, helaas ook met de kwaliteit van de rolprent.
Leeglopende ballon
Daar waar Liliane aan haar tweede jeugd begint, onder leiding van Jean, die zijn bokshandschoenen aan de wilgen hangt en de rol van manager op zich neemt, wordt de film met rasse schreden bejaard. Gedaan is het met de interessante thematiek van de vergane glorie en alle tragikomische taferelen die samengaan met het feit dat Liliane een ster was toen Jean nog niet eens was geboren. In plaats daarvan legt Defurne het accent op Liliane’s plan om zich opnieuw te plaatsen voor het Eurovisie Songfestival.
Zo tenenkrommend als het AVROTROS-programma Op weg naar het Songfestival is het bij lange na niet, maar interessant kun je het ook niet noemen. De introductie van Liliane’s oude platenproducent en ex-liefje Tony Jones (gespeeld door Johan Leysen, zo stereotiep als zijn naam doet vermoeden, al rookt hij dan geen sigaren) moet nog voor wat dramatiek zorgen, maar feitelijk is het al te laat. Souvenir leeft nergens meer op, in plaats van scherpe keuzes te maken laat Defurne wat clichés de revue passeren; de film loopt leeg als een ballon en eindigt met een anticlimax. Jammer, want de excellente Huppert, de kraakheldere cinematografie en de sterke eerste vijfenveertig minuten doen je de bioscoop verlaten met het idee dat hier veel meer in had gezeten.
Souvenir
Regie: Bavo DefurneJaar: 2024
Distributeur: Arti Film
imdb: http://www.imdb.com/title/tt2387692/
Misschien ook iets voor u
Gelijkwaardigheid boven alles
Een jonge vrouw vertrekt naar Noord-Italië om te helpen bij een bijzonder milieuproject. Haar gedrevenheid is grenzeloos, maar op het persoonlijke vlak voert de onzekerheid de boventoon. In Het tegenovergestelde van een mens probeert ze zichzelf een positie toe te kennen in een ronduit bedreigende wereld.
Lieke Marsman heeft inmiddels een tweetal dichtbundels – en de C. Buddingh’-prijs 2011 – op haar naam staan. Hoogste tijd voor een roman, zal de gedachte geweest zijn, maar Het tegenovergestelde van een mens is eerder een gefragmenteerde verzameling teksten dan een eenduidig prozaverhaal. Dat geeft niets want de boodschap is helder genoeg: de mens is flink op weg onze bestaansbasis, de aardbol, te versjteren.
Pasklare constateringen
In het hoofd van de 29-jarige ik-persoon Ida voert de twijfel over de invulling van het leven de boventoon. Enerzijds wordt de eigen positie in verhouding tot de ander uitvoerig aan de orde gesteld, anderzijds is het standpunt in de buitenwereld een doorlopende moeilijkheid. Hoe te handelen in een nieuwe liefdesrelatie en hoe om te gaan met de wetenschap dat de aarde door milieuvervuiling en klimaatverandering ten onder dreigt te gaan? Die kwesties worden in een waaier van gedachteflarden, grote en kleine filosofieën, gedichten en opsommingen tot een onderzoekende samenstelling gebracht.
Met de liefde beginnen de problemen. Vriendin Robin wordt neergezet als een zelfstandig en onafhankelijk persoon, waarbij Ida en haar onzekerheid nogal bleekjes afsteken. Er is sprake van de gebruikelijke verstoringen: ruzie, jaloezie, verlatingsangst en verdriet. Maar ook twijfel over de eigen geaardheid, identiteit en homofobie spelen een rol. Lieke Marsman filosofeert iedere aangelegenheid tot een in eerste instantie zoekende, maar al snel daaropvolgend pasklare constatering: ‘Ja, we zijn verschillend, mompel ik, maar is dat niet juist waarom we voor elkaar gekozen hebben? Omdat we niet met iemand willen zijn die op onszelf lijkt?’
Uitgekiende vormgeving
Als het eerste deel, met de suggestieve titel ‘Binnen blijven’, is afgerond gaan we naar buiten in het tweede deel ‘The Great Outdoors’. Ida vertrekt naar Italië waar ze zich aansluit bij een milieugroep die zich inzet voor het opblazen van een grote stuwdam om de oorspronkelijke natuur te laten herstellen. In deze situatie wordt ze overvallen door een ander fenomeen: de omgang met gelijkgestemde activisten die op verschillende wijzen hun ideaal proberen te verwezenlijken. Opnieuw vlucht Ida in filosofische bespiegelingen die vooral dienen om grip te krijgen op haar persoonlijke gemoedstoestand. Er wordt volop gequoot (Kant, Descartes, Pascal) en geciteerd uit Naomi Kleins This Changes Everything over hoe onze hedendaagse economie met vrijwel al het leven op aarde in oorlog is. Sterk is het hoofdstuk met een essay over de 15e eeuwse astronoom Copernicus, waarin de schrijfster verwijst naar het einde van het geocentrisme. De centrale positie van de aarde was voorbij toen eenmaal vastgesteld werd dat niet de zon om de aarde draait maar de aarde om de zon. Toch bleef de individuele mens zichzelf zien als middelpunt van het eigen universum; het egocentrisme staat nog altijd fier overeind. Gevolg: de aarde en al haar rijkdommen worden langzaam vernietigd door de menselijke dominantie.
Wat heeft filosoof Lieke Marsman beoogd met dit, volgens de uitgever, ‘weergaloze gedachte-experiment’? Er is getracht woorden te vinden voor een hardnekkige onzekerheid die zich op alle fronten manifesteert. Het nogal dunnetjes opgebouwde romanstramien dient hoofdzakelijk ter ondersteuning van het filosofische gedachtegoed van de schrijfster, waardoor het geheel slechts opvalt door de uitgekiende vormgeving. Wel legt Marsman een interessant verband tussen de persoonlijke liefde en de noodzakelijke zorg voor de natuur: alles dient plaats te vinden op basis van gelijkwaardigheid. De mens als zelfverklaard middelpunt is een brokkenmaker gebleken, zowel in amoureuze zaken als in de bescherming van onze leefomgeving. Daar zouden we eindelijk eens lering uit moeten trekken.
Het tegenovergestelde van een mens
Schrijver: Lieke MarsmanUitgever: Atlas Contact
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 176
ISBN: 9789025446345
Misschien ook iets voor u
Rood voor de ogen
‘Waar blijven nu de Mondriaans?’ zegt een oudere heer die op zijn rollator gaat zitten om een 16mm film installatie van Katja Mater te bekijken, die zijn vrouw desgevraagd ‘wel knap’ vindt. Hij zal ze ongetwijfeld hebben gevonden, toen hij in Kunsthal KAdE naar boven ging. Want beneden valt naoorlogse en hedendaagse kunst te zien die is geïnspireerd door het kleurgebruik van een Stijlkunstenaar als Mondriaan, maar ook door Van Doesburg, Van der Leck, Rietveld, Vantongerloo en Huszár.
Méér dan rood, geel en blauw
Fransje Killaars, Colours first, 2017, Handgeweven acryl / wol, Courtesy de kunstenaar. foto Mike Bink
Het begint op de begane grond met de kunstenaar Josef Albers, de leermeester van grootheden als Rothko, Newman en Serra. Van Newman is nota bene het beroemde, en beveiligde Who is afraid of red, yellow and blue III te zien. Het geeft letterlijk en figuurlijk de rijkdom van deze rijk geschakeerde expositie aan, al gaat het maar over een thema: de kleuren van De Stijl. En al is de werking van het rood volgens sommige kenners minder, nadat het na een beschadiging met andere verf is overgeschilderd, – het rood blíjft confronterend.
Zoals het zwart bij Reinhardt en Serra je opzuigen en je je in de kleuren van Fransje Killaars’ Colours first kunt verliezen.
Piero Manzoni, Achrome,1958, 130 x 97 cm, porseleinaarde, linnen op jute. Collectie Van Abbemuseum
Zwart, wit en grijs
‘De’ kleuren van De Stijl bestaan eigenlijk niet, want naast rood, geel en blauw gebruikten de Stijl-kunstenaars van het eerste uur ook wit, grijs en zwart. Zo schilderde Rietveld een plafond in het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht bijvoorbeeld zwart.
Iemand als Piero Manzoni, van wie een prachtige Anachrome valt te zien, gebruikte een totaal wit vlak, of zoals hij het zelf liever noemde: een volkomen kleurloos, neutraal vlak. Het roept geen enkele associatie of sensatie op. Het ‘is’ gewoon.
Ook van Robert Ryman is een wit vlak te zien (Untitled) dat een soortgelijke, maar toch ook net weer andere uitwerking dan Manzoni op de beschouwer heeft: de kleur reageert op de omgevingskleuren.
Grijs is voor Alan Charlton een functionele kleur, waarover verder niets valt te zeggen.
Katja Mater, As Much Time As Space, Maison Nelly & Theo van Doesburg, Meudon 2017 16 mm film installation 8’24’’ 2 projectors 1 film 0’08’’ interval.
Natuurlijke kleuren
Zoals bij Ryman de omgeving een rol speelt, zo speelt bij Olafur Eliasson de individuele beleving van een nabeeld een rol. Van hem wordt een prachtige lichtinstallatie getoond: Emphermeral afterimage star.
Het natuurlijke in plaats van artificiële van De Stijl speelt ook een rol in de foto’s die Roy Villevoye in Papoea-Nieuw-Guinea maakte. Hierop staan mannen die primaire kleuren tonen. Hier is het de natuur die de context creëert.
Om de film As Much Time As Space te kunnen maken, verbleef Katja Mater twee maanden in het Van Doesburghuis in Meudon bij Parijs. En zoals deze entourage méér biedt dan de context voor haar werk, zo is de film ook méér, en misschien zelfs het tegenovergestelde van ‘een deconstructieproces’, zoals het in de catalogus wordt omschreven.
Gerrit Rietveld, ontwerp 1950, 3D mock-up van louge gedeelte van Lockheed L-188 Electra, gebouwd door meubelmaker Erwin Kwant. Foto Mike Bink
Kleurtheorie
Op de eerste verdieping wordt dieper ingegaan op de achterliggende kleurtheorie van niet alleen Newton, maar ook van Goethe en Oswald.
Verder worden hier in vier kabinetten werk van de al genoemde zes protagonisten van De Stijl getoond. Onder meer te zien zijn modellen, maquettes, het tijdschrift De Stijl, brieven en kleurontwerpen. Het meest in het oog springt een gereconstrueerd ontwerp van Rietveld voor het interieur van de Douglas 7C (Dakota), DC8 en Lockeed Electra.
Door zo sterk uit te gaan van de rationele kanten van de kleuren van De Stijl en de doorwerking daarvan in de naoorlogse en hedendaagse kunst, is een rijke en smaakvolle tentoonstelling ontstaan voor fijnproevers. Een expositie die er letterlijk en figuurlijk óók mag, en zelfs moet zijn tussen alle blockbusters die dit jaar ter gelegenheid van 100 jaar De Stijl landelijk worden georganiseerd.
Of zoals de vrouw van de mijnheer die op zoek was naar de Mondriaans in Amersfoort zei: ‘Wat een mooi begin voor we naar Den Haag gaan is dit.’ En zo is het. Ook nog eens vergezeld gaand van een prachtige, en betaalbare catalogus. Met drie leeslintjes: rood, geel en blauw.
Maar al die aandacht voor de zes mannelijke protagonisten van De Stijl wekt wél de nieuwsgierigheid naar het door Van Doesburg als Stijl-lid beschouwde Truus Schröder-Schräder, de enige vrouw. Landelijk gezien een beetje een gemiste kans?
De kleuren van De Stijl
Gezien in: Kunsthal KAdE, AmersfoortNog te zien tot: zondag 03 september 2017
Misschien ook iets voor u
Een lust voor oor en oog
Wie denkt aan Il Barbiere di Siviglia denkt aan hilarische verkleedpartijen. In de nieuwe versie van Opera Zuid wordt toeters noch bellen gespaard en uit de kast gehaald. De Il Barbiere di Siviglia die theaterduo Geert Lageveen en Leopold Witte (bekend van Carmen) hebben neergezet, is actueel, verrijkend en boeiend tot de laatste minuut. Het sprankelende decor van Marc Warning zuigt de toeschouwer naar zich toe en houdt haar welwillend drie uren vast in haar greep.
Rondvliegende pruiken
Vrij vertaald heet Rossini’s opera ‘De barbier van Sevilla’, een bijnaam voor één van de hoofdpersonages: Figaro. In deze voorstelling ontstijgt Figaro (Luthando Qave) zijn beroep en is hij voornamelijk drugsdealer. Zijn vaste klanten treft hij in een kuuroord, waar de verveelde elite zich tegoed doet aan zonnebaden en pillen slikken. In de openingsscène maakt het publiek kennis met deze rijkelui. Verspreid over het podium ligt het theatergezelschap te “slapen” en worden ze langzaam wakker van de prachtige – maar tamelijk lange – ouverture die door het orkest o.l.v. Per-Otto Johansson wordt gespeeld. Versuft en karig gekleed lopen de acteurs rond; hun navels komen tevoorschijn onder korte gouden topjes en op menig hoofd prijkt een feesthoedje. Op de maat van de muziek heffen ze hun glas en een gehaaste hoteljongen baant zich een weg om de ene na de andere feestganger van wijn te voorzien. Hier merk je als publiek meteen hoe synchroon de muziek en het spel met elkaar lopen. Graaf Almaviva (Juraj Holly) sluiert door de menigte in zijn witte pak, met op zijn neus een designerbril die van hem eerder een nerd dan de held van het verhaal maakt. De graaf is gefacineerd door de schoonheid van Rosina (Romie Estèves), de verwende doch hartstochtelijke dochter van Bartolo (Stefan Stoll). Hij probeert samen met hulpje Fiorello (Ruben Plantinga) meerdere malen haar aandacht te trekken door onder haar balkon te zingen. Na deze vergeefse pogingen schakelt hij de hulp van Figaro in die hem adviseert om zich voor te doen als een student. Daardoor zal Rosina niet vallen voor zijn geld, maar voor zijn persoonlijkheid. De graaf is niet de enige in de strijd om het hart van Rosina, ook haar pleegvader wil zo snel mogelijk met haar in het huwelijksbootje stappen. Om onopgemerkt in de buurt van Rosina te komen, vermomt de graaf zich achtereenvolgens als dronken soldaat en stylist met zeer vrouwelijke trekjes. Pruiken vliegen in de rondte en attributen vallen letterlijk uit de lucht.
Verheven kunst
Het totaalplaatje klopt helemaal: iedere noot wordt zuiver ten gehore gebracht, het arsenaal aan attributen is ongekend, zowel decor als kostuums zijn een lust voor het oog (o.a. een minizwembad in de grond en kauwgom-roze kledij) en er is telkens sprake van actie, actie, actie. Het tempo is aangenaam snel; decorwisselingen zijn voornamelijk de verdienste van het koor, die van het verplaatsen van een tafel of stoel een verheven kunst maken. Het is uiteindelijk één groot samenspel en het ensemble dat samen het stuwende koor voorstelt, vormt een perfecte aanvulling op het decor. De intrede van het personage Figaro is magistraal en de oren van het publiek luiken open: wát een energie, zowel fysiek als vocaal. Figaro is het personage dat steeds de lachers op zijn hand heeft, mede door de big smile die tijdens de opera zijn gezicht blijft sieren. Zijn relatie tot Rosina is vriendschappelijk van aard en het geginnegap tussen de twee stemt de toeschouwer gemoedelijk. De aanwezigheid van Bartolo en diens hulpje Don Basilio (een onverzorgd type in joggingbroek en sokken met adidas-badslippers gespeeld door Marcel van Dieren) wekt echter frustratie en zorgt voor afkeer bij de andere spelers. Het is hét perfecte subject om te bespotten en dit gebeurt ook meerdere malen. Hij moet letterlijk achter Rosina aankruipen, krijgt Rosina’s sjaaltje in zijn mond gepropt, krijgt een kapperscape om en een flinke dot scheerschuim in zijn haar en uiteindelijk zingt hij een belachelijk liefdeslied aan het adres van Rosina. De overige kuuroordbezoekers kiezen duidelijk de kant van graaf Almaviva en Rosina en lachen collectief Bartolo uit. Bovendien is hier door het regisseursduo goed verbeeld hoe de bovenlaag tegenwoordig ten onder gaat aan haar eigen luxe en de verveling. Het is daarnaast grappig om te zien hoe de verhoudingen in deze opera verschuiven en dat de macht vaak in handen ligt van Rosina, die haast op kinderlijke manier haar gelijk wil krijgen. Zo schopt ze ook eventuele rivalen aan de kant, zoals hotelmanager Berta (Veerle Sanders). Met knalroze pruiken over haar bruine krullen, zingt Rosina met gepijnigde stem en is de mimiek in haar gezicht beeldend voor haar verlangen naar de liefde. Rosina speelt ook een spel met graaf Almaviva: het is een spel van aantrekken en afstoten, waardoor in Almaviva de verliefdheid steeds oplaait. Hun stemmen vloeien op prachtige wijze samen en worden gestuwd door het meerstemmige geluid van het koor. Deze opera doet door haar eigentijdse, actuele uitstraling denken aan een musical: deze commedia dell’arte is even komisch en kleurrijk. Dit zorgt ervoor dat deze opera toegankelijk is voor zowel oud als jong publiek. Grappig, actueel en boeiend: dit soort moderne bewerkingen stemt de geëngageerde operabezoeker vrolijk.
Opera Zuid – Il Barbiere di Siviglia
Regie: Geert Lageveen en Leopold WitteArtiest: Opera Zuid
Gezien op donderdag 25 mei 2017 in Stadstheater, Arnhem
Nog te zien tot dinsdag 04 juli 2017
Misschien ook iets voor u
Onze samenleving is verrot
Na vier geslaagde historische romans komt Lucas Zandberg met de actuele satire De rendementsdenker. Hij fileert het hedendaagse onderwijs. Gaandeweg dringt zich de vraag op: hoe ziek is onze samenleving eigenlijk?
Centraal in De rendementsdenker staan Robert, pas afgestudeerd als docent, naïef, bevlogen, en Margot, die haar Randstedelijke verleden achter zich laat en naar een klein dorpje nabij Groningen verhuist. Robert mag aan de slag als docent Engels bij een Gronings ROC, Leyderschans geheten. Na de onfortuinlijke dood van het afdelingshoofd wordt Margot Roberts ‘sectormanager’. Die naamsverandering wordt verkocht als een eerbetoon aan de dode, maar als lezer weet je waar dit heengaat: een onpersoonlijke, steeds verder gebureaucratiseerde organisatie.
Advice4U
Lucas Zandberg (1977) heeft zich duidelijk laten inspireren door de vele schandalen en misstanden bij de ROC’s en hogescholen die de afgelopen jaren in het nieuws zijn geweest. De naam van zijn onderwijsinstelling verwijst naar het geplaagde Leidse ROC, dat een nieuw gebouw zonder klaslokalen betrok. (Een ‘innovatie’ die ook voorkomt in De rendementsdenker.) Volgens de achterflap haalt hij ook inspiratie uit zijn eigen ervaring, wat weinig goeds suggereert over het Groningse hoger onderwijs. De rendementsdenker wordt bevolkt door wat je maar hoopt dat uitvergrotingen zijn: naar hun pensioen toelevende zestigers, weinig inspirerende veertigers en (te veel) incompetente managers.
De rendementsdenker draait om de pogingen van Robert en Margot om grip te krijgen, dan wel te houden, op het onderwijs. Margot voert, dankzij advies van überreclameman David van ‘Advice4U’, het zogenaamde ‘CPM’ in, Creatief Project Management. Vaste klassen verdwijnen en docenten moeten vechten om leerlingen de klas in te krijgen. Uiteindelijk verworden ze zelfs tot ‘assessors’: ze nemen slechts nog toetsen af, die op geen enkele manier aansluiten bij de volledig gedigitaliseerde lesstof.
Geen leslokalen
Ondertussen verrijst in het centrum een nieuw gebouw zonder leslokalen, legt Margot meerdere snoepreisjes af, en komen er meer managers bij – zogenaamd allemaal om het Leyderschans te verbeteren. ‘Persoonlijk kennisgemaakt met de fte’s heb ik nog niet,’ schrijft Margot aan het begin van de roman, en dat zal er ook nooit van komen. Namen en gezichten van de werkvloer onthouden doet ze niet: haar bazen werken immers elders.
Zandberg omarmt de vrijheid die een roman in hedendaagse setting biedt volledig. Hij is niet bang Robert en Margot onsympathiek neer te zetten door hun karaktertrekken uit te vergroten. Margot denkt en schrijft consequent in korte zinnen en gebruikt platitudes – zo iemand die graag over ‘engagement’ spreekt, zonder na te denken wat dat betekent. Echt contact maakt zij daardoor nooit. Robert legt juist verbanden tussen zaken en blijft tot op het einde in de goedheid van zijn medemens geloven.
Niet altijd gaat het goed met de satire in De rendementsdenker. Wanneer een collega zich per e-mail afmeldt voor een studiedag met als excuus dat zijn kat ziek is, merkt Robert op: ‘Hij moest erg van streek zijn geweest, want als bijlage had hij geen foto van zijn kat gestuurd doch een vliegticket naar New York.’ En als Margot tijdens een studiereis in China hoort over een keizerin die een keizer met gif om het leven bracht, concludeert ze dat deze man niet voldoet ‘aan het functieprofiel van keizer en [zo] bespaarde ze het hof een tijdrovende, kostbare ontslagprocedure.’ Ja, het toont hoe zeer deze personages buiten de wereld staan, hoe wereldvreemd ze zijn, maar beide passages voelen te zeer door de auteur opgelegd
De rendementsdenker is het sterkst wanneer de absurditeiten vanuit de personages en hun interactie komen. Waldemar, de collega met de zieke kat, valt in positieve zin op, net als David de adviseur. Zij zijn zowel absurd als volledig begrijpelijk.
Venijn
Het venijn bij De rendementsdenker zit hem in de verhaallijnen die niet direct met het onderwijs te maken hebben. Zo hopen Roberts ouders op een spoedig overlijden van zijn opa, opdat diens vermogen beschikbaar komt voor de familie. Die daar, natuurlijk, niet per se iets goeds voor de wereld mee zal doen – eerder kopen ze een groter huis. Ondertussen trekt Margot ten strijde tegen het luiden van de kerkklokken in haar nieuwe woonplaats: ze was toch naar Groningen gekomen voor de stilte? Weg met dat gebeier! Ook het aardbevingsgevaar overvalt haar: was dat niet in Limburg?
De rendementsdenker is een pessimistische, cynische roman: de hele samenleving is verrot. De personages lijken vooral bezig te zijn met het opwerpen van verdedigingswallen, het wegjagen van anderen en het beschermen van hun eigen eilandjes. Naar elkaar geluisterd wordt er niet, elke kritiek weggezet als onproductief. Misschien, denk je aan het einde van deze schurend pijnlijke roman, komt dat omdat we al heel lang geen goed onderwijs meer genoten hebben.
De rendementsdenker
Schrijver: Lucas ZandbergUitgever: De Arbeiderspers
Prijs: €19,99
Bladzijden: 272
ISBN: 9789029511704
Link: Lucas Zandberg
Misschien ook iets voor u
Connie Palmen over de ficties van de werkelijkheid
Connie Palmens verspreide essayistisch werk is gebundeld in het boek Het drama van de afhankelijkheid. Het zijn zeer lezenswaardige stukken.
In 2009 publiceerde Palmen het poëticale essay Het geluk van de eenzaamheid in een bij uitgeverij Athenaeum verschijnende reeks ‘Over de roman’. ‘Schrijvers schrijven graag over schrijven en hun bespiegelingen zijn doortrokken van een hartstochtelijk verlangen de roman apart te zetten,’ opent het boekje. Het essay is opgenomen in Het drama van de afhankelijkheid, een overzichtswerk van Palmens essayproductie. En wat blijkt: al voordat zij hoge ogen gooide met romans als De wetten (1991) en De vriendschap (1995), timmerde Palmen aan een doorwrochte en gefundeerde kijk op het schrijven.
Literaire fictie
In Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates (1992), een bewerkte versie van Palmens afstudeerscriptie, worden thema’s gepresenteerd die Palmen jaren later, bijvoorbeeld in Lucifer (2007) en het Librisprijs-winnende Jij zegt het (2015), nog steeds verkent en verdiept. Palmens literaire oeuvre is ten diepste doortrokken van het besef literaire fictie te zijn, in tegenstelling tot de alledaagse fictie die ons leven is. Socrates ging ten onder aan de verhalen – de ficties – die over hem de ronde deden, stelde Palmen in haar scriptie. Zijn werkelijke bestaan is onder de fictie bedolven en uit beeld geraakt.
Aan Lucifer zijn enkele essays in de bundel gewijd: vaak verdedigingen tegen de tumultueuze ontvangst die de roman beleefde. Insinueerde Palmen met haar dunnetjes bedekte sleutelroman immers niet dat componist Peter Schat zijn vrouw in 1981 van hun Griekse vakantieterras had geduwd? ‘Het is een roman,’ zegt de schrijfster daarop: oftewel, het is fictie, een verhaal, het is niet echt, ik heb dit verzonnen. Wat dat verweer precies betekent, verkent ze door tegen de werkelijkheid aan te schuren: dat is waar het verhaal over Peter Schat het verhaal over Palmens figuur Lucas Loos ontmoet.
Obsessief schrijverschap
Zoals Palmen in Het geluk van de eenzaamheid schrijft: ‘Iedereen maakt fictie, maar niet alle fictie is literatuur.’ Acht jaar geleden was ook dat stof voor ophef: in een televisieprogramma droeg Palmen haar literatuuropvatting uit en stelde, consequent, dat literaire thrillers geen literatuur, maar lectuur zijn. Waar haalde ze het vandaan? Het antwoord is simpel, zo blijkt uit Het drama van de afhankelijkheid: uit decennialang nadenken over filosofie en literatuur, uit paradoxen en tegenstellingen uitwerken (wat is het ‘drama van de afhankelijkheid’, het ‘geluk van de eenzaamheid’?).
Deze bundel geeft een mooi overzicht van Palmens obsessies sinds het begin van haar schrijverschap. De constanten zijn goed zichtbaar – iemand als Jane Bowles, een van de vrouwen uit haar recente Boekenweekessay, maakte al eerder haar opwachting in een aantal van deze stukken –, en ook de verschillen. Zo verscherpt Palmens toon de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en groeit het belang dat zij ziet voor de literatuur: de werkelijkheid bevragen is nu ook van toepassing op het populisme en al te eenvoudige politieke oplossingen.
Nieuwe dimensie
Het drama van de afhankelijkheid is uiteindelijk vooral een bundel die een nieuwe dimensie aan Palmens romans en verhalen toevoegt. Het presenteert zich als een boek dat Palmens schrijverschap verklaart en toelicht. Zoals Palmen Het geluk van de eenzaamheid besluit: ‘Als schrijver wil ik niets liever dan geluk brengen.’
Het drama van de afhankelijkheid
Schrijver: Connie PalmenUitgever: Prometheus
Prijs: €19,99
Bladzijden: 460
ISBN: 9789044633399
Link: Connie Palmen
Misschien ook iets voor u
De illusie van goed en kwaad
Hoever zou jij gaan om je eigen leven en dat van de mensen van wie je houdt te redden? Zou je hiervoor anderen opofferen? In De jacht van Hans Galesloot wordt je inlevingsvermogen op de proef gesteld en word je geconfronteerd met je eigen gedachten.
Hans Galesloot, schrijver van tv-series en historische romans, toont in dit boek verschillende perspectieven van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog. De lezer volgt de levens van meerdere personages in opeenvolgende scènes. Joden, nazi’s, collaborateurs en verzetsstrijders – ze komen allemaal voorbij. Galesloot beschrijft gruwelijkheden, maar wel zo dat de lezer het aankan.
De vlucht
Marta Rosenthal is een Joodse vrouw die bij een kunsthandel werkt. Op het moment dat de Joden worden opgeroepen om in het oosten te gaan ‘werken’, is ze genoodzaakt om met haar zus Edith onder te duiken. Tijdens de oorlog trekken zij van de ene schuilplaats naar de andere. Door verraad wordt ze van haar zus gescheiden en staat ze er alleen voor. Vervolgens komt ze oog in oog met haar jager te staan, en moet ze een moeilijke beslissing nemen.
De schrijver laat op een sublieme wijze zien dat het onderscheid tussen goed en kwaad niet altijd even duidelijk is en dat het lastig is om hierover te oordelen. Zo maken we ook kennis met Jan van de Laan, een arme, werkloze man die gedwongen wordt om op Joden te jagen, zodat hij zijn kinderen te eten kan geven. Daarnaast is er Jan van Meegeren, die profiteert van de winst van de schilderijen die de Joden achter moeten laten, terwijl hij ze tegelijkertijd helpt om te vluchten. En Jacob Posthuma, hoofdinspecteur van de politie, die de razzia’s leidt omdat hij bang is om zijn baan te verliezen. Al deze personages raken in conflict met zichzelf en proberen hun acties te verantwoorden. Elke beslissing hierin kan fataal zijn.
Niet zwart-wit, maar grijs
Extreme omstandigheden laten zien waartoe de mens in staat kan zijn. Een treffend voorbeeld is de reactie van Edith wanneer Marta haar vertelt waar een oude vriend zijn geld mee verdient. Ediths mond valt open van verbazing:
Iedereen blijkt uiteindelijk slachtoffer van de omstandigheden.
Galesloot heeft een zeer interessant boek geschreven met een onderwerp dat nog altijd heel relevant is. Hij laat zien dat er geen zwart-wit beeld is, geen goed versus kwaad, maar dat elke persoon ertussenin zweeft en beide kanten bezit. Het verhaal blijft je bij en zet aan tot nadenken. De jacht is een roman over liefde, haat en oorlog; schuld en onschuld; daders en slachtoffers en over overleven – tegen een zekere prijs.
De jacht
Schrijver: Hans GaleslootUitgever: Magonia
Prijs: € 21,95
Bladzijden: 320
ISBN: 9789492241177
Misschien ook iets voor u