Theater / Reportage
special: Holland Festival week 1

Over Castellucci, Brexit en dansen op blote voeten: een week op Holland Festival.

De maand juni is aangebroken, de zomer begint, en de theaterfestivals draaien op volle toeren. Tijd om een maand in Amsterdam te bivakkeren voor het Holland Festival. De ‘Europa-editie’ van vorig jaar kreeg een rauw randje door de onverwachte shock van de Brexit. Dit jaar is dat niet anders: een halfjaar na de inauguratie van Trump neemt het festival de staat van de Westerse democratie onder de loep.

In week 1 van Holland Festival zien we de Amerikaanse democratie door de lens van Romeo Castellucci, en laten de acteurs van het Britse National Theatre zien hoe een toenemende verdeeldheid heeft kunnen leiden tot de Brexit. Emilia kijkt naar een theatermarathon en Jeroen heeft gedanst met vijftig Chileense dansers. Op blote voeten.

4 juni: La Democrazia in America

Mijn Holland Festival avontuur begint dit jaar bij Romeo Castellucci, die Alexis de Toqueville’s Democracy in America gebruikt voor een reflectie op de Amerikaanse democratie anno 2017. Het eindresultaat is bovenal een pleidooi voor de groepen die niet profiteren van de Amerikaanse democratie. Het gehele gezelschap bestaat uit vrouwen, die in het Amerika van 2017 nog steeds gemarginaliseerd worden. Er wordt verwezen naar de slavernij, als we een opname van een lied horen dat op de plantages in het Zuiden werd gezongen: muziek als middel om de moed er in te houden en door de dag te komen. In de laatste scene zien we een discussie tussen twee Indiaanse vrouwen. De een wil de Engelse taal van de Amerikanen leren, de ander verzet zich er tegen. Zij waren en zijn nog steeds outsiders in de Amerikaanse democratie. Het protest tegen de Dakota Access Pipeline die op dit moment op hun heilige grond wordt aangelegd, wordt met geweld de kop ingedrukt.

De beelden die Castellucci laat zien verwijzen naar het verleden van de Amerikaanse democratie en bieden daarmee commentaar op het heden: van een ongelijke behandeling van vrouwen, Afro-Amerikanen en Indianen is nu immers nog steeds sprake. Tegelijkertijd is het ook te simpel om alleen terug te grijpen op het verleden. Buiten snelle verwijzingen naar de Iran, de War on Drugs en Medicare wordt er nauwelijks ingezoomd op de Amerikaanse democratie zoals die nu is en de misstanden die er nu zijn. Tekenend voor dit gebrek aan nuance is een centrale scène tussen een man en vrouw uit New-England . De vrouw heeft zojuist haar kind ingeruild voor voedsel. Uit wanhoop wil ze God vervloeken, maar haar streng religieuze man durft het niet aan. Bidden voor genade blijft het enige antwoord. Bezien vanuit de 21e eeuw is het een aandoenlijk en tegelijkertijd gedateerd beeld.  Amerikaanse gezinnen zijn niet meer gebonden aan de God van het christendom, maar aan de goden van de farmaceutische industrie, die in Trump een nieuwe verlosser hebben gevonden. Natuurlijk kan je de hele scène als allegorie zien, maar waarom eigenlijk? Waarom is zo’n reis naar het verleden nodig, als de Amerikaanse democratie juist nu steeds meer op een oligarchie begint te lijken? Al met al levert deze voorstelling maar weinig inzichten op. (JvW)

5 juni: The Nation (aflevering 1-3) 

The Nation van regisseur en schrijver Eric de Vroedt zal deze herfst als een uit zes delen bestaande marathon te zien zijn, maar nu is de première van de eerste drie delen. Het publiek zit op twee tribunes tegenover elkaar met in het midden het speelveld: de Haagse Schilderswijk. Ieder deel van The Nation is gemoduleerd naar een bepaald televisie-format. Vanavond zien we een politieserie, een late night talkshow en een soap. De politieserie zet je meteen middenin de huidige maatschappelijke problematiek. Er is een jongetje verdwenen, Ismaël, en de politie lijkt daar iets mee te maken te hebben. Mogelijk heeft een motoragent (een fantastisch spelende Mark Rietman) de jongen mishandeld en laten verdwijnen. De personages zijn herkenbaar als linkse Gutmenschen, radicaliserende moslims en racistische politieagenten. Er is ook een politiechef die alle moeite doet zich genuanceerd op te stellen en daardoor in de knel komt. Een belangrijke rol speelt Damir, de salafistische halfbroer van Ismaël.

Het eerste deel is heel geestig en, omdat je al enigszins onder het stereotype masker van een aantal van de personages kunt kijken, ook heel aangrijpend. In het tweede deel zitten we in Kuypers, een soort Jinek, met als gasten een aantal van de bovenstaande personages en wat nieuwe spelers: een projectontwikkelaar, een populist en een gematigd politicus, ieder met zijn eigen agenda. Een agressieve en wanhopige Damir onderbreekt de uitzending, een superspannend moment waarbij het publiek muisstil blijft, net of we allemaal echt bang zijn. Wat misschien ook wel zo is. Tegelijkertijd krijgen we inzicht in Damirs gevoelens en gedachtegang. De derde aflevering, de soap, beklijft minder al worden er interessante ontdekkingen gedaan. The Nation is moedig en  relevant theater, slim en prachtig geschreven, uitstekend uitgevoerd en precies wat we in deze tijd nodig hebben. Geweldig dat het in de herfst een vervolg krijgt. (EN)

6 juni: Rito de Primavera

Voor Rito de Primavera liet de Chileense choreograaf Jose Vidal zich inspireren op de Sacre du Printemps. Met name het idee van een ritueel, een transformatie van dood naar wedergeboorte, wordt hier op fascinerende wijze uitgewerkt. Aanvankelijk heeft dat – letterlijk – flink wat voeten in de aarde: er wordt ons gevraagd om kleine groepen te vormen, elkaars handen vast te houden en op blote voeten een donkere ruimte te betreden. Daar zien we schimmen van dansers die zich met elkaar verbinden door een continue groepszang.

Pas als de laatste bezoekers zitten, krijgen we zicht op het speelvlak. Ik voel de irritatie van mijn buren en kan niet ontkennen dat mijn geduld langzamerhand ook opraakt. Tegelijkertijd vermoed ik dat dit precies is waar Vidal ons hebben wil: weerstand, en dan het overgeven aan een andere manier van kijken en een andere beleving van tijd. Geleidelijk krijgt de koorzang iets hypnotisch, en beginnen er patronen te ontstaan in een voorzichtige belichting en verduistering van de dansers.

Dan volgt een uitbarsting van energie. Het licht gaat aan, en we zien vijftig dansers in een vreugdevolle, expressieve choreografie. De schaarste van het eerste deel maakt de ontlading in dit tweede deel des te groter. Waar de Sacre vooral in het teken staat van opoffering en lijden, voert levensvreugde en wedergeboorte hier de boventoon. Onverwachts beklimmen de dansers de tribunes en vragen ons mee te doen. Durf ik dit aan? Mijn buurman gaat zonder twijfel het speelvlak op, de dames voor me blijven liever zitten. Ik trek de stoute schoenen aan (figuurlijk) en laat me meenemen. Hier geven we ons weer over, deze keer aan de roes van de dans. De rol van rationele toeschouwer wordt even ingeruild voor die van een feestganger. En het wordt gewaardeerd: na afloop popelt menig bezoeker om het podium weer op te gaan en een afterparty te beginnen. Ik doe mijn sokken en schoenen weer aan, wen even aan het daglicht, loop naar de bushalte. Hier ligt de kracht van Vidals voorstelling: als een heus overgangsritueel ben ik even ondergedompeld in een andere, grillige wereld, om uiteindelijk weer terug te keren naar het alledaagse leven. (JvW)

7 juni: My Country – A Work in Progress.

Een jaar na de shock van de Brexit brengt het Britse National Theatre de voorstelling My Country – A Work in Progress, een allegorie waarin de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk het referendum van 2016 afwachten, en een stem geven aan verschillende stemmers uit hun districten. Politieke kopstukken als Boris Johnson, David Cameron en Theresa May worden gespeeld door voorzitster Britannia, terwijl haar zes collega’s het perspectief bieden van de man of vrouw op straat. Een bonte stoet mensen met uiteenlopende standpunten trekt zich aan ons voorbij. De Britten kunnen het met elkaar oneens zijn, en desondanks met elkaar samenleven, zo lijkt het. Dan verhardt het debat: links wordt linkser, rechts wordt rechtser, en zo komen twee kampen tegenover elkaar te staan. Het mondt uit in een clash, met Britannia die als pleitbezorgster voor de beschaving tussenbeide komt. “Hoe heeft het zo ver kunnen komen?” vraagt ze zich hardop af.

My Country belicht de vervreemding die de Brexit teweeg heeft gebracht. Niet zozeer de vervreemding tussen Groot-Brittannië en de rest van een Europa, maar een vervreemding onder haar eigen inwoners. Het vermogen om met elkaar in dialoog te treden lijkt te zijn verloren en vervangen door een bokswedstrijd tussen leave en remain, pro-EU en anti-EU, meer versus minder immigratie. De keuze om van de acteurs iconen te maken zorgt enerzijds voor een vrolijke, energieke speelstijl, waarin verschillende personages moeiteloos worden afgewisseld. Moeilijker te accepteren is de passage waarin Britannia zich tot het publiek richt voor een emotioneel pleidooi en vrij abrupt verandert van icoon naar ‘serieus’ personage. Ook zorgt deze speelstijl dat representatie, ook representatie van diversiteit, een extra significantie krijgt. Van de zeven personages representeert slechts een actrice een immigrantenperspectief. Men kan zich afvragen of Britse immigranten hierdoor niet juist worden weergegeven als de outsider in een groter blank gezelschap – de overige zes regio’s van de UK worden gespeeld door witte mannen en vrouwen. Desalniettemin biedt deze voorstelling een intrigerend beeld van een verdeeld Engeland. “Luister”, is ten slotte het advies en de smeekbede van Britannia.  Uit de eigen bubbel stappen om te luisteren naar het perspectief van de ander: kunnen we dat nog? (JvW)

Muziek / Album

Glansrijke opvolger

recensie: Ásgeir - Afterglow

Met het predicaat bestverkochte debuutalbum in je geboorteland, heb je direct een uitdaging. Ásgeir ging die uitdaging met verve te lijf en verrast ons met zijn tweede album: Afterglow. De hooggespannen verwachtingen worden waargemaakt.

Het verhaal van Ásgeir is volgens mij voor velen over de hele wereld geen nieuws meer. Een korte samenvatting voor de lezer, die het niet heeft meegekregen de laatste jaren: In 2012 bracht de zanger Býrd í Daudapögn uit in zijn geboorteland IJsland. Een album dat bij bijna iedere IJslander in de kast staat. Een Engelse versie volgde in 2013 met teksten die vertaald werden door John Grant. Zijn roem bracht hem wereldwijd op het podium.

Met een maatje op reis

In Nederland startte zijn bekendheid na een optreden op EuroSonic in 2014. 8WEEKLY was daarbij en deed verslag van dit bijzondere optreden, waar velen zich verdrongen voor het podium. Zijn album In The Silence, zoals de Engelse versie werd genoemd, vond zijn weg te naar veel muziekliefhebbers. De muziek uit IJsland stond ineens op de kaart; voor velen een aanmoediging om meer muziek uit dat land te gaan luisteren.

De roem van Ásgeir verspreidde zich razendsnel over vele landen. De tournee die volgde vergde behoorlijk wat energie. Zeker voor iemand die het Engels niet goed machtig is en zich beter kan uitdrukken in het IJslands. Met zijn maatje in de muziek en op reis, Júlíus, sloeg hij zich er prima doorheen. Deze samenwerking zet zich ook op Afterglow voort. Zowel in uitvoering als compositorisch horen we bijdragen van Júlíus Adelsteinn Róbertsson. Deze keer zijn de teksten geschreven en/of vertaald door de vader van Ásgeir: Trausti Einarsson. Zo zien we veel lyrics van de hand van Einar Georg Einarsson, die nu direct zijn geschreven in het Engels. De melodieën zijn voornamelijk van de hand van Ásgeir, die daarmee zijn vader inspireerde voor de teksten. Ook gaf hij hem er vaak al een idee voor een onderwerp bij.

De Deluxe Limited Edition onder de loep

Afterglow bevat elf nieuwe liedjes van hetzelfde hoge niveau als het debuutalbum. In de Deluxe Limited Edition hebben we nog twee nieuwe liedjes extra, plus twee alternatieve versies van twee van de elf oorspronkelijke composities. Er is voor de liefhebbers ook nog een uitgebreide deluxe box-set verkrijgbaar met vinyl en memorabilia. Maar daar staan geen extra nummers op.

Alleen ‘Fenner Yfir’, het tiende liedje, wordt in het IJslands gezongen. Alle andere nummers zijn in het Engels. Compositorisch gaat Ásgeir verder waar hij was gebleven, maar in de uitvoering is er meer nadruk op de toetsen dan voor de gitaar. De prachtige stem van Ásgeir zelf is natuurlijk gebleven, samen met de melodische liedjes die zijn handelsmerk zijn.

Het album opent met pianospel, waarna Ásgeir met geneurie van zich laat horen alvorens hij de tekst van Afterglow laat klinken. Zonder te weten wie de artiest is, raadt iedere kenner direct wie hier te horen is. Het titelnummer vestigt zich direct onder de huid en laat je maar moeilijk los. Het is direct een pakkend, groots en niet meer uit je hoofd te krijgen liedje, dat terecht de titel aan het album heeft gegeven.

De elf liedjes die het album rijk is kennen zonder uitzondering alleen maar hoogtepunten, die allemaal in hetzelfde idioom passen als ‘Afterglow’, zonder er ook maar een moment een kopie van te lijken. Het voelt als een eenheid; een warme maar ook een verkwikkende jas. Het is een album dat je laat op de avond maar ook vroeg in de ochtend opzet.

De extra’s

Het titelnummer ‘Afterglow’, dat we tevens in een alternatieve versie op de tweede schijf van deze speciale editie terugvinden, is daar minder groots en met meer pianoklanken opgenomen. Het is weliswaar een aangename uitvoering, maar die ook duidelijk maakt dat de gekozen uitvoering van de opening superieur is als albumtrekker. De hitversie is meer een hersenworm die je er niet meer uitkrijgt.

Ook het tweede nummer van de hoofdschijf, ‘Unbound’, vindt een alternatieve versie op het extra schijfje. Deze versie is een beetje vergelijkbaar met het verhaal bij het titelnummer. Maar de twee volledig nieuwe liedjes ‘Where In My Mind?’ en ‘Trust’ hadden zeker niet misstaan op het hoofdalbum. Waarom ze daar niet aan toegevoegd zijn, heeft denk ik alles te maken met marketingtechniek. Diezelfde reden ligt ook ten grondslag aan een uitgebreide box-set met daarin ook nog de vinylversie van het album. Dat hoort een beetje bij deze tijd.

Het maakt de conclusie over dit album niet anders: Ásgeir is er prima in geslaagd aan de hooggespannen verwachtingen na zijn debuut te voldoen. Afterglow maakt ons nieuwsgierig naar de muziek die volgt en hoe Ásgeir zich weet te vernieuwen.

Boeken / Non-fictie

Kopje-onder in Groenland

recensie: Niko Tinbergen - Eskimoland

Al eeuwenlang zijn mensen gefascineerd door Groenland, niet in de laatste plaats vanwege de opvallende naam, de afgezonderde bevolking en de overweldigende natuur. Over het grootste eiland ter wereld is dan ook veel geschreven. Voor een nuchter Hollands perspectief op dit bijzondere land en zijn inwoners kun je nu – opnieuw – terecht bij Eskimoland van Niko Tinbergen (1907-1988).

Aan het einde van de tiende eeuw was de Viking Erik de Rode op zoek naar nieuw land. Hij was vanwege moord verbannen van IJsland en zeilde zuidwaarts. Het gebied dat hij ontdekte gaf hij de naam Groenland. De Noorman was ervan overtuigd dat mensen een land met een aantrekkelijke naam eerder zouden bezoeken; ‘groen’ zorgde ook in het Vikingtijdperk al voor positieve associaties. Het is bijna duizend jaar later als de Nederlandse bioloog Niko Tinbergen en zijn vrouw Lies naar het eiland trekken. Ook voor hen valt er veel te ontdekken. Aan flora en fauna, maar tevens aan de inwoners.

Geen opwindende berenjachten

Net gepromoveerd en getrouwd vaart Tinbergen op 14 juli 1932 met zijn vrouw de Kopenhaagse haven uit. ‘Eindelijk was het zover’, opent hij zijn reisverslag: het schip zet via Zweden en IJsland koers naar het oosten van Groenland. In het kader van het Internationale Pooljaar 1932-1933 kon het stel als gast deelnemen aan de Nederlandse expeditie. Ruim een jaar verbleven Tinbergen en zijn vrouw in verschillende nederzettingen om onderzoek te doen. Het enthousiaste verslag van hun reis, Eskimoland, verscheen in 1934 in kleine oplage en is nu door Uitgeverij Van Oorschot opnieuw uitgegeven.

Wie bang is voor taaie biologische uiteenzettingen hoeft niet te vrezen. Al in de inleiding stelt Tinbergen de lezer gerust. Hoewel hij het niet nalaat ‘hier en daar’ enkele resultaten van zijn werk ter sprake te brengen, streeft Tinbergen ernaar ‘de niet biologisch georiënteerde lezer geen al te onverteerbare kost voor te zetten’. Verwacht geen ‘opwindende berenjachten’ of andere spannende avonturen, waarschuwt Tinbergen verder: ‘onze bezigheden waren van bescheidener kaliber’. Daarmee doet de bioloog Eskimoland tekort. Hij vertelt wel degelijk – beknopt – over de ijsberenjacht; bovendien wordt bijna elk thema in het boek opwindend dankzij Tinbergens mooie foto’s en zijn levendige, gedetailleerde beschrijvingen.

De Hollandse landkajak

Het leukste voorbeeld hiervan is misschien wel dat het echtpaar Tinbergen leert kajakduikelen. Waar het kajakken hun verbazingwekkend eenvoudig afgaat – Tinbergen verklaart hun ‘schommelvastheid’ door alle ervaring met de Hollandse ‘landkajak’, de fiets – blijkt duikelen toch minder eenvoudig. Het is wel een onmisbare vaardigheid om je in de kajak zonder hulp te kunnen redden: door te leren duikelen kun je je ook bij hevige wind of een aanvallende zeehond weer rechtop in het vaartuig hijsen.

Waren de Inuit nog enigszins teleurgesteld over de goede kajakvaardigheden van de Nederlanders, het toekijken bij het duikelen zorgt voor grote hilariteit. Kopje-onder gaan en weer bovenkomen is lastig; Tinbergen komt er al snel achter dat het duikelen geen kwestie is van kracht, maar van stijl. De aanhouder wint:

[T]oen ik de kunst eenmaal te pakken had werd het een genotvolle sport om met een of meer Groenlandervriendjes op de fjord rond te tollen en kajaktrucs te leren.

Eenmaal terug in Nederland verleerde Tinbergen zijn vaardigheden overigens niet: bioloog en schrijver Tijs Goldschmidt vertelt in het voorwoord dat Tinbergen jaren later nog indruk maakte op studenten door te kajakduikelen op De Kaag.

Deelgenoot van het avontuur

Het echtpaar Tinbergen dompelt zich letterlijk en figuurlijk onder in Groenland. Ze gaan bijvoorbeeld regelmatig naar dansavonden, eten volgens de Groenlandse cuisine, leren zolen op hun schoenen zetten en een net knopen om in de fjord zalm te vangen. Ook leren Tinbergen en zijn vrouw de taal. Ze kunnen zich uiteindelijk prima verstaanbaar maken, al blijven ze volgens Tinbergen steken op een ‘afschuwelijk jargon’.

Deze onderdompeling getuigt van Tinbergens oprechte interesse in de Groenlandse bevolking en van waardering voor hun gastvrijheid en gebruiken. De bioloog gebruikt woorden die nu als denigrerend worden gezien (‘vriendjes’, ‘volkje’, ‘Eskimo’), maar die in de jaren dertig nog geen negatieve connotatie hadden, integendeel: hij had alleen maar respect voor de Inuit. Tinbergen amuseert zich geregeld over een gewoonte of bespreekt een keerzijde van een gebruik, maar doet dat altijd goed onderbouwd en nooit op een vervelende manier. Uit het hele boek blijkt dat Tinbergen en zijn vrouw een prachtige periode in Groenland hebben meegemaakt.

Maar aan alles komt een einde. ‘Eventyret var forbi!’ besluit Tinbergen Eskimoland. Het Groenlandse sprookje is uit; de Hollandse landkajak wacht. Ruim tachtig jaar later wordt een nieuw publiek deelgenoot van dit avontuur in het land met de nog altijd aantrekkelijke naam.

The Wall
Film / Films

Twee soldaten en een stem: genoeg voor bloedstollend oorlogsdrama

recensie: The Wall
The Wall

Sergeant Locke en luitenant Hobbs zijn twee Amerikaanse soldaten die zijn gestrand in een  uitgestorven stuk woestijn in Irak. Ze liggen uren te wachten in het zand en het stof. Uiteindelijk besluit een van de twee op onderzoek uit te gaan. Hij wordt neergeschoten. De tweede soldaat verschanst zich achter een muur, heeft een geweer en een wegvallend radiocontact. Hij zoekt tevergeefs contact met collega’s. In plaats van een Amerikaan krijgt hij een Irakees aan de lijn. Is de stem vanuit de radio de stem van de Irakese schutter?

De eerste scènes van The Wall geven een verstikkend beeld. Het is bloedheet, de waterflessen van de twee Amerikaanse soldaten zijn zo goed als leeg, collega´s hebben hun eigen besognes, de radio valt continu weg. Het is al maanden duidelijk dat Amerika een strijd vecht met slechts verliezers. Alleen de wapenindustrie heeft baat bij voortzetting ervan. Overleven en zo snel mogelijk terug naar huis zou het enig juiste devies voor de soldaten Hobbs en Locke zijn.

Ghost

Hobbs ligt gewond in het open veld en is geraakt door een vijandelijke sluipschutter. Locke ligt achter de muur, zoekt radiocontact met landgenoten en hoort door veel ruis een stem met een accent. Hij vraagt om hulp, maar de stem stelt hem vragen. Hij moet antwoorden geven over zijn huidige status. Alleen iemand die zicht heeft op zijn situatie kan deze vragen stellen. Locke begrijpt dat hij in groot gevaar verkeert. De befaamde Irakese sluipschutter Ghost heeft hem mogelijk in het zicht en misschien zelfs onder schot. Zijn enige bescherming is de afbrokkelende muur, ‘The Wall”.

33 doden

The Wall is geregisseerd door Doug Liman. Met The Bourne IdentityMr. en Mrs. Smith (Jolie en Pitt) en Edge Of Tomorrow (Tom Cruise) heeft hij een aardig cv opgebouwd. Liman wilde The Wall graag maken en haalde Nicholas Irving naar de set. Deze sluipschutter doodde 33 mensen tijdens zijn verblijf in Irak en begeleidde de soldaten tijdens de opnames. Irving weet als geen ander dat vechten in de woestijn een kwestie van wachten is, stilliggen en op het juiste moment het fatale schot lossen. Liman was niet geïnteresseerd in de tientallen doden, maar hij wilde de spanning van de sluipschutter vóór en ná het schot vastleggen. De regisseur filmde niet de neergeschoten soldaat, maar legde de spanning op het gezicht van de schutter vast.

Ruis

Hobbs ligt zwaargewond, misschien wel dood in het open veld. Terwijl Locke zijn versleten radio repareert hoort hij de vijand. De twee soldaten kunnen niet ontsnappen aan de sluipschutter. De veiligheid van de twee mannen wordt nog minder als de muur afbrokkelt. Ondertussen stelt een stem uit de radio vragen. Elk antwoord kan als reactie een kogel opleveren. Is er een uitweg voor Hobbs en Locke?

The Wall is een nagelbijtend spannende thriller. Bij het kijken naar de film voel je de spanning en groeit je verbazing over de minimale middelen waarmee regisseur Liman heeft gewerkt. The Wall is meeslepend tot de allerlaatste seconden.

Boeken / Fictie

Romancier Grunberg op dood spoor?

recensie: Arnon Grunberg - Het tweede bestand

Geen nood als je Het bestand (2014) niet gelezen hebt, want uit Het tweede bestand valt het voorgaande gemakkelijk af te leiden. Ze hadden als één roman uitgegeven kunnen worden. Maar de Bijbel bestaat ook uit een deel oud en een deel nieuw, zal Grunberg gedacht hebben.

Dochter wachtte op de komst van Christus I, de worm, de grote ontregelaar. Die liet verstek gaan, waardoor een radicale schoonmaak ten behoeve van een waarlijk liefdevolle wereld uitbleef. Voor die wereld is Christus II de benodigde virus. Dochter meent van dit virus zwanger te zijn maar in feite is ze dat van een ongewenst kind, een potentiële onderdrukker. Net als haar vader was. Dochters moeder is een representante van de conformistische massa die door Christus II het onderspit moet delven. De baby blijkt niet te redden, maar de woedende dochter volhardt tegen haar gynaecoloog: ‘Het virus leeft.’

Geen verbale Umwelt

Het tweede bestand heeft geen romaneske uitwerking. Mogelijk wilde Grunberg zich niet voor een zoveelste (conformistische?) roman oppeppen. In de novelle ontbreekt het aan een verbale Umwelt van personages die gaan leven en aan gebeurtenissen die zin en betekenis krijgen. Wat resteert zijn dorre fragmenten die volkomen koud laten. Hooguit kan de novelle als een soort parabel bedoeld zijn, naar keuze op te vatten als een waarschuwing of als een pleidooi. Het wordt niet duidelijk wat de schrijver met het denken en handelen van zijn hoofdpersonage wil overbrengen.

Dochter heet eigenlijk Lilian, maar wil zo niet genoemd worden. Ze wordt ‘de vrouw die vroeger Lilian heette’, ‘de nog net niet gearresteerde vrouw’ en ‘de staatsvijandin’ genoemd. Moeder wordt ‘de representant van de oude orde’ en ‘de treurige broedmachine’ genoemd. Probate middelen om beide personages niet tot leven te laten komen.

Wanen

Halverwege Het tweede bestand wordt er enig inzicht gegeven in de denkbeelden van dochter, zoals haar woede over onrecht. Ze verafschuwt de liefdeloze en hoopt op een liefdevolle wereld. Haar monomanie kent verder geen innerlijk leven. Ze blijft zielloos. Zo doorgedraaid als ze is kan het innerlijk door elkaar geschud of afgevlakt zijn. Maar ook daaraan moet toch zoveel uitdrukking gegeven worden dat de lezer zich een en ander kan inbeelden en aantrekken.

Is Grunberg niet altijd een enigszins harteloze schrijver geweest die geen levensecht psychologisch portret heeft kunnen of willen componeren? Nu ontwerpt hij een virus dat geeft wat de mensen niet konden geven: liefde. Verkeert de vigerende liefde volledig in onmacht? Warmte zou te verwachten zijn van niet-menselijke strelingen dankzij ‘kunstmatige intelligentie, waaraan volgens de dochter niets kunstmatigs is. Hoe kunstmatig is de mens zelf niet?’ Een passage met innerlijke tegenspraak. Als de mens, kennelijk niet in zijn voordeel, zelf kunstmatig is, waarom wordt dan van de gewaardeerde kunstmatige intelligentie gezegd dat daaraan niets kunstmatigs is? Of moet hieruit blijken hoe in de war de dochter wel niet is?

Dochter vindt niet dat de aanstaande quantumcomputer hardvochtig is, omdat hij geen behoeftes heeft. ‘Het zijn de mensen die hardvochtig zijn, met hun emoties die ze niet kunnen bedwingen, hun gevoelens die best vergeleken mogen worden met oprispingen, harde stinkende boeren’. Kent de oude liefde alleen maar emoties die dáármee geassocieerd kunnen worden? Van de nieuwe strelingen zou verwacht worden dat ‘die wakker maken, de alertheid verhogen, de waarheid aan het licht brengen.’ De vraag is weer in hoeverre dit soort frases overeenstemt met het mensbeeld van de schrijver. Of lezen we hier alleen maar gratuit verzinsel?

Vlees en bloed

De met geen andere schrijver vergelijkbare Grunberg heeft met zijn grillige intelligentie en bizarre verbeelding een aantal bijzondere romans geschreven. Het handjevol toneelstukken dat hij ook schreef, had als voordeel dat acteurs zijn tekst het vlees en bloed brachten dat Het tweede bestand ontbeert. Misschien kan Grunberg zich meer op toneel toeleggen.

Boeken / Fictie

Twijfelen op de millimeter

recensie: Toon Tellegen - Het voornemen van de muis

Piekeren en tobben, dat kunnen de dieren uit de verhalen van Toon Tellegen als de beste. En vooral over de reikwijdte van woorden. De muis uit Het voornemen van de muis vult er zelfs in zijn eentje een boek mee onder de noemer ‘roman’. Werkt de Tellegen-formule ook in het grotere verhaal?

Je kent het wel. Een onbeschreven vel voor je met de intentie er iets heel moois van te maken. Maar hoe groter de ambitie, hoe hoger de lat, hoe langer dat vel leeg blijft. En voor je het weet beland je in dezelfde impasse als de muis uit Tellegens laatste dierenroman. Tellegen heeft namelijk een feilloos oog voor onze tekortkomingen en onze karaktertrekken, die hij zijn dierenkarakters vervolgens meegeeft.

Zijn licht absurdistische verhaaltjes spelen zich altijd af in het bos, waar er van elk dier maar één is, de walvis theedrinkt met de mier en waar wordt gecommuniceerd met door de wind bezorgde brieven. Er wordt wat rondgescharreld, weinig gedaan maar veel gemijmerd.

Zinnetjes noteren

De muis heeft zich voorgenomen een toespraak te houden. Zich bewust van zijn muisgrijsheid is hij op zoek naar bewondering. Alle dieren moeten er stil van worden. Of, nee, er niet over uitgepraat raken. Of nog beter, álles zou erdoor moeten veranderen. Onnodig te zeggen dat dit project al gedoemd is om te mislukken voordat er een begin is gemaakt. Want precies daar wringt de schoen: wat te zeggen en hoe te beginnen?

In 53 hoofdstukken ontpopt de muis zich tot de perfectionistische twijfelaar die we allemaal wel herkennen. In iemand uit onze omgeving. Of ten dele in onszelf. Bij het lezen van de verhalen ontstaat dan ook voortdurend de neiging om zinnetjes te noteren.

‘Gewone gedachten wegen niks. Dit zijn geen gewone gedachten.’
‘Wat zijn het dan?”
‘Teleurstellingen, en je weet hoeveel een teleurstelling weegt.’

Tellegens dieren zijn niet alleen karaktertrekken op pootjes, maar hij weet deze ook nog eens zo onder de loep te nemen dat ze uiteenvallen in micro-emoties, die elk een verhaal opleveren. Het is twijfelen op de millimeter. Prachtig, maar wel veel van hetzelfde.

Even wennen

Tellegen lijkt een alleskunner. Hij is schrijver van proza, poëzie en toneel. Maar vooral beroemd – zelfs tot in Japan – om zijn dierenverhalen. Uitgeverij Querido geeft ze sinds 1984 uit in haar kinder- en jeugdfonds, waar ze met hun lome, wonderlijke en vriendelijke sfeer prima op hun plek lijken te zijn. De wat bonkige en niet al te lieflijk ogende linoleumsneden van Mance Post, die een aantal van Tellegens boeken verrijkten, waren daarbij een prettige tegenhanger.  Misschien waren ze ook wel een handreiking naar de meer volwassen lezer, die Tellegens melancholisch filosofische inslag meer en meer ging waarderen.

Reden wellicht om een aantal verhalen rondom één karakter te bundelen en in het volwassenenfonds uit te geven onder het etiketje ‘roman’. Toch wringt dat. Een ontwikkeling in de verhaallijn is moeilijk te ontdekken; de verschillende hoofdstukken lijken eerder losse verhalen waarvan de volgorde willekeurig aandoet.

Woordverzamelaar

De taal van Tellegen staat echter als een huis. Hier is een ambachtsman aan het werk die met een haast kinderlijke verwondering woorden verzamelt en op originele wijze tegen het licht houdt. Met ongekende zorgvuldigheid stapelt hij ze daarna weer op tot een lichtvoetig, filosofisch geheel. Dáár lees je Tellegen voor.

De muis gaat voor zijn toespraak te rade bij de andere dieren in het bos. Hij treft de mier, die vol holle grootspraak zit en die hem aanraadt het over ‘de ontluistering van het onzegbare’ te hebben. Bij het winkeltje in zwijglessen van de mus treft hij een dichte deur. ‘ALLE LESSEN VOOR ONBEPAALDE TIJD OPGESCHORT’. ‘Opschorten… dacht hij. Misschien moet ik mezelf ook opschorten…’

Tellegen is en blijft heer en meester van de luchtige diepzinnigheid. Soms al binnen twee loepzuivere regels.

‘De eendagsvlieg keek ernstig en wreef zijn voorpoten onrustig over elkaar. Het was al laat in de middag en hij had nog veel te doen.’

 

Theater / Voorstelling

Hilarische misverstanden in truttige seventies setting

recensie: Bos Theaterproducties - Slippers

Slippers is een doldwaas en humoristisch theaterstuk dat is gebaseerd op Alan Aykbourns Relatively Speaking (1965), een komedie waarin vier stereotypetjes worden uitvergroot. Welke acteurs kunnen beter een rol ridiculiseren en uit haar voegen laten barsten dan Plien van Bennekom, Bianca Krijgsman, Peter van de Witte en Bas Hoeflaak? Juist: niemand. Hoewel de spelers schitteren in hun rollen, is de voorstelling soms traag en de thematiek te achterhaald.

Met al die modernisering om ons heen, is het soms heerlijk om terug te gaan in de tijd. Bijvoorbeeld naar het flowerpowertijdperk, waarin vrije liefde en bloemetjesgordijnen hét gezicht van de tijd vormden. De keuze van regisseur Gijs de Lange om het tijdsgebonden karakter van Relatively Speaking te behouden, resulteert erin dat menig toeschouwer door al dat Brabantia Oranje wordt meegezogen in de tijd. Bovenal een tijd met andere normen en waarden. Gregory (Peter van de Witte), een lanterfant eerste klas, wil zijn vriendin Ginny (Plien van Bennekom) ten huwelijk vragen. De truttige Ginny heeft echter één klein probleempje: haar 30 jaar oudere ex-lover blijft haar voortdurend bestoken met telefoontjes. Ginny besluit deze ex-geliefde voor eens en voor altijd te dumpen en gaat bij hem op bezoek. Ondertussen is Gregory na een snuffeltocht op een briefje met een adres erop gestuit en hij denkt – door een leugen van Ginny – dat dat het adres is van Ginny’s ouders. Vol goede moed gaat de flierefluitende Gregory naar het adres toe, waar Sheila (Bianca Krijgsman) en haar man Philip (Bas Hoeflaak) net een ‘gespannen’ ontbijt achter de kiezen hebben in hun rozentuin. Als Philip met verhit gezicht gaat zoeken naar zijn spoorloze tuinslang, stapt Gregory de vredige tuin binnen. De oprechte verbazing van Sheila vindt hij niet vreemd: hij is immers een onbekend gezicht voor ‘Ginny’s moeder’… Vanaf dan rollen we als publiek van het ene misverstand in het andere misverstand. Het vreemd hoge stemmetje van Sheila en de gekke lachjes van Sheila en Ginny – het duo Plien & Bianca – zorgt ervoor dat de situatie enkel komischer wordt.

 

Oppertutten

De voorstelling klinkt vermakelijk en dat stempel verdient dit toneelstuk zeker. Het is dan ook vreemd dat de kiem waaruit deze voorstelling bloeit, zó ongemakkelijk is. In de beginscène vallen er veel stiltes, te veel stiltes. Het gesprek dat Ginny en Gregory voeren kan niet echt boeien – op enkele flauwe grapjes hier en daar gelaten – en dat komt deels doordat er te veel heen en weer wordt gewandeld. De nonchalance van Ginny mag hier dan wel goed tot uitdrukking komen, het is jammer dat deze eerste scène zo weinig body heeft. In de tweede scène is het juist meteen raak: de rijke stinkerd Philip – zijn weinige haren strak over zijn bolle hoofd gekamd – vreet zichzelf op in de aanwezigheid van zijn vrouw Sheila, de Oppertuttebel. Wanneer zij liefkozend vraagt ‘En, ga je nog naar het golfveld vandaag?’, brult Philip door de zaal ‘GolfBAAN! Het is golfbaan, tennisveld, voetbalveld…’. Het kneuterige beeld van Philip, een rood aangelopen gezicht, een strik om de nek en voeten gestoken in mosgroene laarzen, maken van hem het stereotype ‘zeurend oud heertje’. De ontmoeting tussen de personages onderling – eerst Gregory en Sheila, vervolgens Gregory en Philip en dan Ginny en Philip – bouwt voort op misverstanden die zo eenvoudig ontstaan doordat de namen van de personages niet expliciet worden genoemd. Als publiek smul je mee van het drama dat zich langzaam voltrekt en er gaat steeds een alarm af in je hoofd (‘Ojee, ojee’). Het naderende onheil komt uiteindelijk niet tot als een bom tot ontlading, integendeel, met de nodige zelfspot weten de typetjes hun eigen hachje te redden.

Het spel is geloofwaardig, boeiend en bovenal een aanslag op de lachspieren. Deze voorstelling bewijst maar eens dat er geen honderden decorwisselingen, tientallen acteurs en live-orkesten nodig zijn om een aantrekkelijk toneelstuk neer te zetten. Het tamelijk simpele concept werkt en dat is voornamelijk de verdienste van de acteurs, die stuk voor stuk een geweldige mimiek hebben. De acteurs staan stevig in hun ‘slippers’.

Boeken / Non-fictie

Tussen doen en denken

recensie: Henk Oosterling - Waar geen wil is, is een weg

In Waar geen wil is, is een weg duikt de Rotterdamse universitaire hoofddocent filosofie Henk Oosterling in 25 eeuwen Europese en Oosterse filosofie om een diagnose van de huidige tijd en de mogelijkheden voor de uitdagingen van deze tijd te geven.

Dat doet hij met een typisch Rotterdamse nuchter- en nijverheid. Hij vertrekt vanuit een midden van de problemen van de moderne tijd, waar verschillende denkrichtingen samenkomen en die zich mede concentreert op de urgentie van wat vandaag de dag aandacht vraagt. Een ecosofie, zoals Oosterling dat noemt. Dit laatste heeft hij medeontwikkelt vanuit zijn adviseursrol bij Rotterdam VakmanStad, waarvan hij tevens de oprichter is. Een project om in minder krachtige wijken perspectief te bieden.

Om tot een goede diagnose te komen en een antwoord te formuleren op de uitdagingen van nu, analyseert hij de evolutie van zowel het westerse als het oosterse denken. Dit levert een doorwrocht filosofisch ontwikkelingsverhaal op, waarin autobiografische elementen een prominente plaats krijgen. Zijn jarenlange kendo-training klinkt door in zijn denken. Kendo is een Japanse krijgskunst, waarbij zelfdiscipline centraal staat. In plaats van in problemen en oplossingen te denken, ‘denkt’ het oosten, het kendo, vanuit de situatie. Dit is een welkome afwisseling in het gevulde westerse denken, wat het ene probleem met het andere probeert op te lossen en nimmer uit haar eigen spiraal lijkt te kunnen stappen.

Japan

We leren naast de Japanse filosofie ook veel over de gebruiken en de cultuur van Japan. Oosterling is in 1970 als jonge filosofiestudent en kendo-beoefenaar naar Japan vertrokken en heeft zich een flink deel van de gebruiken en omgangsvormen eigen gemaakt. De eerste drie hoofdstukken kennen veel Japanse terminologie, die hij helder uitlegt en wat later in het boek nog regelmatig terugkomt. Hiervan ontbreekt overigens een woordenlijst achterin het boek, die handig zou zijn om de vele begrippen terug te kunnen zoeken. Wanneer we enigszins gewend zijn geraakt aan het andere wat Japan is, de waarde die zij aan technologie en het leven en sterven hangen, keren we weer terug naar het westen. Eén van de beoogde doelen van dit boek is een kruisbestuiving tussen het oosterse en westerse denken, om als een soort nieuwe verlichting de mens als een Baron von Munchhausen uit zijn eigen moeras (impasse) te kunnen trekken. Dit is overigens geenszins Hegeliaans, waar we van A naar Beter zouden gaan. Integendeel, Waar geen wil is, is een weg biedt juist een antwoord op ons westerse denken dat vastgelopen is in de Hegeliaanse dialectiek. In zijn uitvoerige uiteenzetting van de verschillende denktradities toont Oosterling zich zeer thuis en ook zeer kritisch over het denken van Hegel.

Nihilisme

Een probleem waar Oosterling zich in vastbijt is het nihilisme. Hij duikt in de geschiedenis van de filosofie om het ontstaan van dit nihilisme te lokaliseren met daarbij de vele nuances die er de afgelopen eeuwen rondom dit nihilisme zijn ontstaan. Het probleem van het nihilisme is pregnanter geworden na de ‘dood van God’. Welke wegen ontstaan er wanneer de oude vertrouwde, doch ondoorgrondelijke wegen van God niet meer gelden? Oosterlings studie gaat onder andere uitgebreid in op het Hegeliaanse nihilisme en en passant volgt hier één van de inzichtgevendste momenten van dit boek uit. Ons denken wordt tot op de dag van vandaag nog steeds grotendeels beïnvloed door het Hegeliaanse denken van these, antithese, synthese. Vandaar de nadruk op verbeteringen. Het Hegeliaanse denken met andere woorden, sluit naadloos op de neoliberale agenda aan. Deze analyse levert, in lijn met Hegels academische taalgebruik zinnen op als:

‘Zodra deze ontologische en epistemologische kwalificaties psychologisch worden vertaald, neigt het geïmpliceerde pantheïsme naar atheïsme.’

Maar eenmaal de schellen van je ogen vallend opent zich een nieuwe wereld, een nieuwe denkrichting, die Oosterling ‘doendenken’ noemt. We zijn dan echter enigszins de weg kwijt in de vele denkens die de revue dan zijn gepasseerd, zoals lichaamsdenken, nietsdenken, doodsdenken, differentiedenken en identiteitsdenken.

Doendenken

Doendenken legt een verbinding tussen het affirmatieve nihilisme vanuit twee denkrichtingen, oosters en westers, wat Oosterling ook wel tussendenken noemt. Affirmatief nihilisme is de laatste telg uit het westerse nihilisme-denken, en komt van filosofen als Nietzsche. Het betekent te midden van de ogenschijnlijke zinloosheid van ons bestaan toch te kiezen voor een betekenisvol leven. Nietzsche noemde dit Amor Fati, omarm je lot. Doendenken is ook: geen cynisme, maar kynisme (naar de filosoof Diogenes, die een hondse, doch kritische leefwijze uitdroeg), de moed om voor je eigen waarheid in te staan.

Wie zich de moeite getroost zich door de pittige hoofdstukken heen te werken, weet aan het einde van de rit zich beloond met een filosofisch kennisniveau waar een gemiddelde bachelor student filosofie niet voor onderdoet. Dan heb je ook nog de bonus dat je van een zeer aimabele en humoristische filosoof ‘les’ hebt gehad. Als er bij een volgende druk een overzicht van alle Japanse begrippen achterin het boek verschijnt klopt alles aan deze geestverruimende filosofische parel!

Van Zomeren - Van ommen - recensie
Boeken / Non-fictie

Daar flapwiekt de eerste kievit

recensie: Koos van Zomeren - Alle vogels
Van Zomeren - Van ommen - recensie

Negenhonderd pagina’s vogels, schoon aan de haak. Dat is de opbrengst van de gebundelde vogelstukken van Koos van Zomeren in Alle vogels. Zorgvuldig bijeengebracht uit verschillende media, door de jaren heen, en begeleid door de virtuoze penseeltekeningen van Erik van Ommen.

Het is een vreemde gewaarwording dat de lezers van het blad Nieuwe Revu eind jaren zeventig een uitgebreid artikel over vogels in de Waddenzee kregen voorgeschoteld. Andere tijden. Sensatiejournalistiek was nog een onbekend begrip en behoorde zeker niet tot de overlevingsstrategie die het op dit moment is. Toch zorgen de woorden van Koos van Zomeren voor een gevoel dat een zekere sensatie teweegbrengt: het deelgenoot worden van zijn ervaringen, ontmoetingen en ontdekkingen, die doorlopende opwinding die de vogelarij nu eenmaal kenmerkt. Sensationeel is in ieder geval deze lijvige bundel, waarin naast de bijzondere observaties van heel veel vogelsoorten ook de ontwikkeling van de schrijver te volgen is.

Van Zomeren - Erik van Ommen

Grote karekiet (Erik van Ommen)

Gewicht van een pingpongbal

Op pad met Van Zomeren kom je op alle plekken waar iets met vogels van doen is. Of het nu een nachtelijke observatie in de Oostvaardersplassen is, het ringen van kemphanen in een Fries weiland, het bestuderen van trekroutes aan een Turkse kust of de zoektocht naar jonge lepelaars in Senegal. De wereld van de schrijvende vogelaar is onbegrensd als het om het volgen van zijn passie gaat. Een passie die uiteenvalt in twee delen: er is telkens weer de verwondering over de bijzondere confrontaties met vogels en tegelijkertijd de bezorgdheid over de kwetsbaarheid van de verschillende soorten. Een diepgevoelde liefde die in iedere regel van zijn tekst aanwezig is, bijvoorbeeld als hij plotseling met een jonge kemphaan in zijn handen staat:

Een warm gevóél in je handen, kloppend hartje, tere ribben, een floddertje stront. Alles bij elkaar het gewicht van een pingpongbal.

Die emotionele betrokkenheid wordt ook geuit in directe vorm, waarbij de liefde plaatsmaakt voor een puntige boosheid: ‘Grutto’s worden uitgeroeid. Hun jongen worden verpulverd als de boeren gaan maaien.’ Om in hetzelfde stukje de spot te drijven met de zuiverheid van de wetenschap: ‘De echte bioloog is het een gruwel voor dierenbeschermer te worden aangezien. Het is een wetenschap weet je, geen liefhebberij.’ Dat is de kracht die Koos van Zomeren telkens weer in woorden weet te vatten: de compassie met zijn vliegende onderwerpen vermengd met een realistische blik. Ook hier en daar een vleug romantiek en, als het nodig is, een bijtende ironie naar alles wat zijn vogelwereld in de weg staat.

Van Zomeren - Van Ommen - Arbeiderspers

Steltkluut (Erik van Ommen)

Medegebruik van de aarde

In de verantwoording van Alle vogels bekent de auteur dat hij zijn bedenkingen had bij het bundelen van al zijn vogelwerk. Pas toen de medewerking van kunstenaar Erik van Ommen was toegezegd, werd hij onverdeeld enthousiast. Begrijpelijk, de penseeltekeningen van Van Ommen zijn een geweldige aanvulling op de stukken van Van Zomeren. De in zwarte aquarelverf gemaakte ‘schetsen’ worden live geschilderd, in de wegberm tussen de andere – fotograferende – vogelaars. In deze techniek is een oog-handcoördinatie belangrijk: wat het oog door de kijker waarneemt, wordt direct met de kwast op papier gezet. Iets weghalen kan niet meer en corrigeren is nauwelijks mogelijk. Dat levert beelden op die op uitzonderlijke wijze de vogelwereld representeren: luchtig, vluchtig en fladderend. Een impressie die zowel beweeglijkheid als uiterste precisie laat zien, helemaal in lijn met de geschreven indrukken van Van Zomeren.

‘Waar zouden we het recht vandaan halen om deze dieren het medegebruik van de aarde onmogelijk te maken?’ Een regel uit een artikel, als motto van Alle vogels op de eerste pagina geplaatst. Met zijn bevlogen pen heeft Koos van Zomeren jarenlang een statement gemaakt, door ons te laten meekijken naar zijn vogelontmoetingen en zo het ‘medegebruik’ te waarborgen. Deze kloeke en zeer leesbare bundeling van tekst en beeld kan in het rijtje traditionele vogelgidsen geplaatst worden als de enige echte ‘Van Zomeren’.

Boeken / Non-fictie

Van zwerfhond naar Führer

recensie: Thomas Weber - Hitlers metamorfose

In 1942 stelde Adolf Hitler: ‘Ik heb iedereen laten uitroeien die aan separatisme deed, zodat iedereen weet dat we daar geen grappen mee maken. Met alle anderen ben ik echter schappelijk omgegaan.’ Historicus Thomas Weber laat in Hitlers metamorfose. Hoe een gewone soldaat de architect van nazi-Duitsland werd, zien hoe bepalend het idee van een groot Duitsland was voor Hitlers politieke ontwikkeling.

In zijn vorige boek Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog (2011) kwalificeerde Weber de latere nazileider onomwonden als een ‘Ettapezwijn’. Hitler zou zich ver achter de frontlinies hebben verdiept in de Duitse- en Oostenrijkse geschiedenis, terwijl zijn kameraden fungeerden als kanonnenvoer. Voor zijn superieuren was Hitler echter ‘een nauwgezette uitvoerder van bevelen.’

Keerpunten

In zijn nieuwste, zeer leesbare academische studie presenteert Weber de Hitler van na de oorlog als een ronddolende zwerfhond met (aanvankelijk) sociaal-democratische sympathieën. Toen op 8 november 1918 in Beieren een links-radicale revolutie uitbrak, piekerde de straatarme Hitler er niet over om de ‘surrogaatfamilie’ van zijn eenheid te verlaten. Tussen februari en begin april 1919 werd Hitler tot Vertrauensmann benoemd.

Volgens Weber markeert deze benoeming het begin van Hitlers metamorfose, omdat hij voor het eerst een leidinggevende functie kreeg. Tegelijkertijd laat Hitlers promotie zien dat zijn kameraden, die overwegend SPD stemden, hem als gematigd links beschouwden.

Rake klappen

Na de Eerste Wereldoorlog hield de angst voor linkse revoluties veel landen in Midden-Europa in zijn greep. Hitler had die regimes in Beieren juist gediend, maar nadat de Münchense Radenrepubliek was vernietigd, liep hij in mei 1919 moeiteloos over naar het andere kamp. Toen op 7 mei de voor Duitsland buitengewoon harde vredesvoorwaarden bekend werden, meldde Hitler zich vrijwillig aan als informant. Hij moest bepalen of leden van het regiment actief hadden gediend in het Rode Leger. Hitler begon nu voor zichzelf politieke lessen uit de Duitse nederlaag te trekken.

Alweer om binnen het leger te kunnen blijven, volgde Hitler tussen 10 en 19 juli 1919 een propagandacurcus. Het bestuur wilde namelijk redenaars opleiden, die burgers en soldaten vertrouwd moesten maken met de nieuwe politieke moraal. Al gauw viel Hitler op. Een van de sprekers, Karl Alexander von Müller, zei tegen Karl Mayer over Hitler: ‘Weet je dat je een natuurlijke redenaarstenor onder je pupillen hebt?’

Dat Hitler over talenten beschikte, laat Weber prachtig zien aan de hand van mooie getuigenverklaringen en anekdotes. Zelfs fervente tegenstanders erkenden zijn retorische kracht. Hitlerbiograaf Konrad Heiden vond ‘zijn stem de regelrechte verklanking van kracht, standvastigheid, controle en wil. Het was de oerbrul van de onbezielde natuur, maar begeleid door flexibelere menselijke boventonen van vriendelijkheid, woede of minachting.’

Hitler sprak echter in zijn begindagen vooral voor een geselecteerd publiek, dat toch al ontvankelijk was voor zijn boodschap. Toen hij in de zomer van 1919 voor een groep geharde Tiroler soldaten stond ging het goed mis. Hitler werd naar de grond getrokken en genadeloos in elkaar geslagen.

Führercultus

Nadat Hitler op 12 september 1919 als observant de obscure Deutsche Arbeiterpartei bezocht, beleefde hij zijn ‘Damascus-ervaring’. Een van de sprekers, Adalbert Baumann, hield een betoog over Beiers separatisme en pleitte voor een Oostenrijks-Beierse staat. Hitler schoot overeind, nam het woord, en hield een kwartier lang een vurig betoog tegen separatisme en voor de alldeutsche overtuiging. Partijleider Anton Daxler herkende direct Hitlers talent. Hitler trad toe tot de partij, zette die binnen no time naar zijn hand en wist na een interne ruzie als partijleider dictatoriale bevoegdheden te krijgen.

Buiten Beieren was Hitler echter een onbeduidend figuur. Tot de zomer 1923 gold er zelfs een Bilderverbot. Mede daarom verliep de fondsenwerving uiterst moeizaam en bleef de partij klein. Door de komst van fotograaf Heinrich Hoffmann, die Hitler als het energieke (messiaanse) gezicht van de toekomst presenteerde, veranderde dat. De mislukte couppoging van 8 november 1923 en het daaropvolgende proces deden de rest. Hitler was in een nationale bekendheid getransformeerd.

Vooruit plannen

Hitlers politieke talent bestond uit het definiëren van zeer algemene doelen en het vermogen af te wachten tot zich situaties voordeden die hem de kans boden die doelen te verwezenlijken. Zo verliep de ontwikkeling van Hitlers antisemitische denkbeelden zeer grillig. Er valt volgens Weber dan ook geen rechte lijn te trekken van Hitlers antisemitisme in de jaren twintig naar Auschwitz. ‘Het verlangen om gehoord te worden én zich te onderscheiden van de vele rechtse partijen in München wakkerde de radicalisering van zijn ideeën aan’, zo stelt Weber.