Boeken / Non-fictie

Religie maakt alles kapot

recensie: Catherine Nixey - Eeuwen van duisternis

Het christendom een vreedzame religie? Vergeet het maar. In het vlammende Eeuwen van duisternis nagelt de Britse Catherine Nixey de vroege Kerk genadeloos aan het kruis. Dit was een religie die, eenmaal in opmars, geen concurrentie duldde en bijgevolg alles vernielde wat in haar weg kwam. Het is een boek dat kwaad maakt.

Eeuwen van duisternis is een eyeopener: amper 10 procent van de klassieke literatuur is aan ons overgeleverd, en het volledige oeuvre van Democritos, de allereerste geleerde die de atoomtheorie lanceerde en beschouwd wordt als één van de briljantste geesten van de oudheid, is zelfs niets bewaard. Niet volledig te verwijten, maar wél de hoofdschuldige: de jonge christelijke kerk, die in een verbijsterende vlaag van religieuze hysterie alles vernietigde wat niet overeenkwam met het geloof: van ‘heidense’ beelden en altaren, boeken over filosofie, erotiek en poëzie, tot de prachtigste gebouwen die ooit werden opgetrokken (zoals de Serapis-tempel, die tot de laatste steen werd afgebroken).

Humor

De reden waarom de vroege christenen dit deden, was tweevoudig: ten eerste kregen ze goedkeuring van de bijbel om alles wat niet met ‘De Waarheid’ strookte te elimineren, en ten tweede had de Kerk geen greintje gevoel voor humor, in tegenstelling tot de oude Grieken en vooral Romeinen, die niets liever deden dan lachen. Christenen hadden ook lak aan kennis: wat valt er te leren, als alles wat ze moeten weten toch al in de bijbel staat? Daarom werden ze ook veracht in de eerste decennia van hun bestaan: niet alleen verkondigden ze dat ze dom waren, ze waren er ook trots op – vooral voor de leergierige Grieken was dit haast misdadig.

Martelaars

Nixey stelt ook een verkeerd beeld bij: vergeet die massale christenvervolgingen in de eerste vier eeuwen. Er waren er hoogstens drie, en ze duurden bij elkaar slechts een paar jaar. Ook in de arena’s stierven er geen duizenden christenen als martelaar, hoogstens een paar honderd. We moeten dus ophouden de christenen als slachtoffer te zien, die met hun vernielzucht alleen maar wraak wilden nemen. Nee, dit was een doelbewuste pogrom, bedoeld om de hele klassieke cultuur van de aardbodem weg te vagen. En wat die martelaars betreft: christenen kwamen zélf aan overheden vragen om gedood te mogen worden, of ze wierpen zich vrijwillig in een vuur, om zo sneller naar de hemel te gaan. Het christendom was een cultuur van de dood, niet van het leven (zoals de Griekse en Romeinse er wél een was).

Vitriool

De grote troef van dit boek, naast het feit dat een onderbelicht stuk geschiedenis eindelijk voor het grote publiek openbaar wordt gemaakt, is de levendige schrijfstijl van de auteur. Het lijkt wel alsof Nixey een persoonlijke rekening te vereffenen heeft met het jonge christendom en haar vernielzucht. Haar pen lijkt bij momenten in vitriool gedoopt, en dat zorgt voor erg entertainende lectuur.

Keerzijde is natuurlijk dat je de indruk krijgt dat er in de vierde en vijfde eeuw na Christus geen enkele christen deugde. Tevens vraag je je verwonderd af hoe er überhaupt iets is blijven rechtstaan van monumenten en gebouwen, als je mag geloven hoe geestdriftig ze destijds te werk gingen. Maar dat draagt alleen maar bij tot het leesplezier, als je daarvan kan spreken. Want de verhalen over de vernietiging van bijvoorbeeld de bibliotheek van Alexandrië of de talloze boekverbrandingen maken je als lezer in- en intriest. Zo kan die vreedzame Jezus het toch nooit hebben bedoeld?

Theater / Reportage
special: SPRING in autumn

Ook in de herfst is SPRING een must-see

De zon schijnt en SPRING is weer terug. Je zou bijna denken dat het mei is, maar we zitten midden in de herfst. Wat blijkt: het festival brengt lekker weer met zich mee, en gedijt in elk seizoen.

In samenwerking met de Stadsschouwburg Utrecht probeert SPRING dit jaar iets nieuws uit: een minifestival op het terrein van de schouwburg, met vier internationale voorstellingen en een lopende installatie. De energie van het festival is deze keer minder voelbaar, maar dat mag de pret niet drukken. Opnieuw bewijst SPRING een waardevol platform te zijn om het werk van internationale makers te ontdekken.

Common Emotions & Imitation of Life

Common Emotions
Foto: Gadi Dagon

Het blijft interessant om te zien wat voor relaties deze totaal verschillende performances met elkaar aangaan, als ze onder de paraplu van een festival gepresenteerd worden. Hoop en wanhoop, zo beschrijft artistiek directeur Rainer Hoffmann het verschil tussen de twee performances op de openingsavond: Common Emotions van de Israelische choreograaf Yasmeen Godder, en Imitation of Life van de Hongaarse regisseur Kornel Mundruczó. In Common Emotion worden we verleid om uit onze stoelen in fysiek contact met de dansers te komen. De regels worden herhaaldelijk uitgelegd: als een van de dansers naast het doek gaat staan, zijn er een aantal publieksleden nodig om een opdracht uit te voeren.

Die publieksleden lijken aanvankelijk niet al te happig om mee te doen. Misschien ligt het aan het overwegend professionele publiek, die liever niet uit de positie van een toeschouwer wil stappen. Of is het iets Nederlands om niet gelijk op het podium te stappen? Hoe zou dat in andere landen zijn geweest, vraag ik me af. Hoe het ook zij, de dansers laten zich niet uit het veld slaan, en een aantal fanatieke toeschouwers helpen hen uit de brand.  Ten slotte weet een van de dansers vrijwel het gehele publiek, waaronder ondergetekende, zo ver te krijgen om mee te doen. Hij vraagt ons om onze hartslag te voelen, en dit vervolgens bij onze buren te doen. Volgende opdracht: loop met zijn allen het podium op, terwijl je de hartslag van je buurvrouw- of man aanvoelt. Dat is verdomd eng, zulk direct en intiem contact met een volslagen vreemdeling. Het is een grens waar ik overheen moet stappen, om me vervolgens vertrouwd en verbonden te voelen met een groep. Dat lijkt Yasmeen Godder te beogen met deze performance: het bereiken van intimiteit in een wereld die steeds onpersoonlijker lijkt te worden. Als zij, haar dansers en een aantal deelnemers uiteindelijk schaterlachend op de grond liggen, wordt wel duidelijk dat ze hier wonderwel in geslaagd is.

Hoe anders voelt Mundruczó’s Imitation of Life aan, een sombere dystopie waarin elke schijn van intimiteit of medemenselijkheid de kop wordt ingedrukt. We zien een projectie waarin een Romavrouw zich verdedigt tegen een louche deurwaarder. Hij dwingt haar haar vervallen appartement te verlaten, terwijl zij een beroep op zijn empathie probeert te doen. Haar man is overleden, en haar enige zoon is na een slaande ruzie weggelopen. Ze kan haar woning niet verlaten, want anders vindt hij haar nooit meer terug. Het scherm maakt plaats voor een woonkamer op het podium, en even lijkt het duidelijk waar deze voorstelling naartoe gaat. De vrouw wordt onwel, de deurwaarder ziet zich gedwongen een ambulance te bellen. Gaan we hier een toenadering van twee tegenstanders zien? Allerminst. De deurwaarder maakt zich snel uit de voeten, als zijn vrienden hem sms’en.

Dan volgt de meest fascinerende scènewisseling die ik in tijden gezien heb: de woonkamer draait 360 graden om haar as en laat een ravage van neergevallen meubilair en keukengerei achter. In deze puinhoop komen de volgende bewoners van het appartement binnen. We zien een jonge moeder die de bank opruimt, zodat haar zoontje een plek heeft om te slapen. Als ze bij hem wil gaan liggen, belt haar foute lover op. Tegen beter weten in geeft ze hem nog een kans, en laat haar zoontje alleen achter. Ook hier is er voor intimiteit geen ruimte. Ten slotte komen de twee zonen elkaar tegen. De een is achtergelaten door zijn moeder, de ander zoekt zijn moeder. Een nieuwsbericht vertelt ons over een Romaman die een kind heeft neergestoken. Hoe dit verhaal afloopt, laat zich raden.

(B)reaching Stillness & Kalakuta Republik

(B)reaching Stillness
Foto: Dieter Hartwig

Op de tweede dag van het festival staan twee dansvoorstellingen op het programma: (B)reaching Stillness van de Zwitserse choreografe Lea Moro, en Kalakuta Republik van het Faso Danse Théâtre en de Belgisch-Burkinese Serge Aimé Coulibaly. Deze avond is minder geslaagd dan de vorige, door een nogal rommelige dramaturgie waar beide voorstellingen onder lijden. Voor (B)reaching Stillness liet Moro zich inspireren door Barokstillevens en de Tweede Symfonie van Gustav Mahler. In een blauwe ruimte met alleen een waterkoeler zien we drie dansers een tergend trage choreografie uitvoeren. Is dit de code van de voorstelling? Een overgave aan vertraging van beweging en tijd? Even lijkt het erop, totdat de dansers op normaal tempo wat water drinken. De vertraging zet opnieuw in, om later te veranderen in een energieke choreografie op de muziek van Mahler. Het bereiken en overtreden van verstilling, zoals de titel suggereert, lijkt hier de insteek te zijn. Een duidelijk concept, maar toch voelt alsof Moro verschillende eilandjes zonder logische samenhang maakt. Het minimalisme in beweging en muziek wordt zo ver uitgewerkt, dat de daaropvolgende Mahlersymfonie een te zwak contrast vormt. De keuze om daarna langzaam gouden opblaaspalmbomen te laten verschijnen, wordt niet duidelijk gemotiveerd, evenals de eerdergenoemde waterkoeler. Waarom zijn ze er, wat voegen ze toe? Uiteindelijk voelt (B)reaching Stillness aan als een verzameling van interessante ideeën die samen geen vloeiend geheel vormen.

Kalakuta Republik
Foto: Sophie Garcia

Kalakuta Republik is geïnspireerd op het gedachtegoed van de Nigeriaanse muzikant en activist Fela Kuti. De titel verwijst naar de commune die hij stichtte voor zijn familie en bandleden, met de droom hun eigen Afrikaanse roots te hervinden. We zien Kalakuta Republik in twee delen: een eerste deel waar pure dans een meer centrale rol lijkt in te nemen, en een tweede deel waar ingezoomd wordt op de invloed van kolonisatie op de Nigeriaanse identiteit. Coulibaly neemt aanvankelijk de rol van Kuti op, de leider die de zes dansers op het podium probeert te verenigen in een groep. Wat de dansers zelf echter proberen te communiceren, is minder evident. Het eerste deel van Kalakuta Republik lijkt zich eerder te richten op de muzikale nalatenschap van Kuti: de afrobeat. Het is een dansfeest dat met aanstekelijke energie wordt uitgevoerd, maar weinig betekenis oplevert.

In het tweede deel is de beeldentaal duidelijker. We bevinden ons in een verlaten club. Stoelen liggen verspreid op de grond, een zangeres zingt zachtjes haar nummers. Coulibaly komt op met een half wit geschminkt gezicht, als een man met een gespleten identiteit: enerzijds Afrikaans, anderzijds die van een Westerling. Als contrast zien we een van de dansers trots poses aannemen in traditionele kleding. Coulibaly verdeelt ondertussen de vloer in willekeurige gebieden, net als de Europese kolonist Afrika in willekeurige terreinen verdeelde. De dansers storen zich echter niet aan de opgelegde grenzen, en dansen onverstoorbaar door. In de tweede akte krijgt Kalakuta Republik de inhoudelijke scherpte die voor de pauze ontbrak.

Phobiarama

Phobiarama
Foto: Willem Popelier

SPRING is SPRING niet zonder een locatieproject. Ook in deze editie valt er buiten de muren van de schouwburg iets te zien: Phobiarama, een ‘excursie door de hedendaagse angstcultuur’ van Dries Verhoeven. We betreden een spookhuis, waar we in karretjes doorheen worden geleid. Verhoeven gebruikt dezelfde tactiek als de politici en mediasensaties waar we fragmenten van te horen krijgen: hij zet ons onder voortdurende stress en geeft ons vervolgens een Ander om die angst te focussen. Wanneer we eenmaal in de karretjes zitten, zien we aanvankelijk niets. We horen de stemmen van Wilders, Le Pen en Trump die ons opstoken om vooral bang te zijn voor het onbekende. Dat onbekende krijgt ineens een fysieke vorm als we opgeschrokken worden door mannen in wolvenpakken. Ze zijn imposant, zien er gevaarlijk uit en zijn volledig anoniem: een ideaal monster om bang voor te worden. Vervolgens gaan de wolvenpakken uit en komen er griezelige clowns tevoorschijn. Griezelig, omdat ze in onze populaire cultuur maniakaal en onvoorspelbaar zijn – zie The Joker of de clown uit de nieuwe IT-film. Uiteindelijk gaan de clownsmaskers af, en zien we iets heel anders. Voor ons staan gespierde, getatoeëerde mannen. Overwegend niet-witte mannen: precies de groepering waar populaire demagogen ons bang willen maken. Ze gaan bij ons zitten, en leggen een hand op onze schouder. Na alle angstzaaierij voelt het bijzonder liefdevol aan.

Weer een terugkerend thema op deze SPRING in Autumn: het ervaren van fysiek contact in het theater. Een contact dat eerst ongemakkelijk is, maar je vervolgens even een verbondenheid met een ander laat voelen. Het zijn ontdekkingen als deze die het bezoeken van een theaterfestival de moeite waard maken. Na een geslaagde editie van SPRING heb je een paar voorstellingen gezien waar je vaak geen verwachtingen van had, en je toch iets laten zien dat je nog niet eerder hebt gezien. Deze herfst-SPRING was een geslaagde editie.

Boeken / Fictie

De enge nanny

recensie: Leïla Slimani - Een zachte hand

Een van de mooiste scènes uit Een zachte hand van Leïla Slimani speelt zich af tegen het slot van de roman. Louise, de oppas, weet dat de twee kleuters waar ze voor zorgt binnenkort naar school zullen gaan en dat ze dan hoogstwaarschijnlijk ontslagen wordt. Als oplossing verzint ze dat het ouderpaar een nieuwe baby moet krijgen. Ze plant een avond waarop de conceptie plaats zou moeten vinden en neemt de kleine Mila en Adam mee naar een goedkoop restaurant. Na het eten sjouwen ze doelloos door Parijs, tot ze alle drie uitgeput thuis komen. Maar de vrouw des huizes, Myriam, is na een lange werkdag vroeg naar bed gegaan en meneer Paul ligt op de bank met een koptelefoon op naar muziek te luisteren.

Thrillergenre?

Het knappe van deze vondst is dat Slimani hier de machteloosheid van Louise, die in alle opzichten aan de grond zit, omzet in een almachtsfantasie. Die baby moet en zal er komen. Als blijkt dat de werkelijkheid zich anders gedraagt, stort ze in.

Slimani laat Louises ondergang uitlopen op een moord, die al op de eerste bladzijde van het boek plaatsvindt. In een interview heeft ze gezegd dat ze bang was dat de roman zonder extreem geweld niet spannend genoeg zou zijn. Is het een andere manier om te zeggen: het zou niet goed genoeg verkopen? De moord is als het ware van buitenaf aan het verhaal toegevoegd, als daad van een gestoorde delinquent.

We belanden zo in de discussie over literatuur versus amusement. Geweld is entertainment – maar van de jury van de Prix Goncourt zou je verwachten dat ze in hun beoordeling het zwaartepunt bij het literaire gehalte leggen. De moord op de twee oppaskinderen is niet alleen een concessie aan het thrillergenre, maar psychologisch niet echt invoelbaar.

Bloemengeur

Jammer, want verder weet Leïla Slimani de gespannen verhouding tussen werkgeefster Myriam en werkneemster Louise – inclusief hun beider ambivalenties – knap neer te zetten. De wereld van het geslaagde, urbane jonge gezin: hoogopgeleide tweeverdieners, wonend in de juiste buurt, wordt schril tegenover de onderklasse uit de banlieue gezet. Het thriller-element is subliem vormgegeven met het motief van de indringster die alles perfect doet, zich onmisbaar maakt, een toevlucht voor de kinderen is en langzamerhand gezinslid lijkt te worden. Het ongemakkelijke gevoel dat het culturele verschil met haar werkgevers oproept verhoogt de griezeligheid: Louise is praktisch analfabeet, te zwaar opgemaakt, maar volmaakt in haar werk. En dan die zachte, naar bloemen en poeder geurende huid…

Rotzak van bordkarton

De andere personages komen niet echt tot leven. De overleden echtgenoot van Louise was een bordkartonnen rotzak. Vals, lui, paranoïde en altijd bezig met klachten indienen tegen ‘de instanties’. Het is een raadsel waarom ze met hem trouwde. Van meneer Paul, geluidstechnicus en vader van de kinderen, komen we niet meer te weten dan dat hij van zijn werk houdt en bang was met het vaderschap zijn vrijheid te verliezen. De vroegere werkgeefsters van Louise, upper-class dames, zijn allemaal in haar façade van super-oppas getrapt. De dochter van Louise, Stephanie, is na haar inktzwarte jeugd van school gestuurd, van huis weggelopen en niet meer teruggekomen.

Overigens is de stijl – misschien ook door het probleem met het vertalen van de verschillende soorten verleden tijd die het Frans kent – hier en daar houterig. Bovendien had de schrijfster wel wat meer ‘show’ en wat minder ‘tell’ kunnen gebruiken. Laat zien hoe mensen zich voelen en wat hen motiveert. Ga het niet analyseren of vermelden:

‘In de maanden na Mila’s geboorte werd het leven een ietwat pathetische komedie. Myriam verborg haar neerslachtigheid en de wallen onder haar ogen’ (…) ‘In die periode voelde Paul zich klem zitten, bedolven onder verplichtingen. Hij werd mat, de man die eerder door iedereen werd bewonderd om zijn gemak, zijn bulderende lach en zijn vertrouwen in de toekomst.’

In alle grote steden spelen zich momenteel dezelfde hachelijke situaties af. Jonge gezinnen, vaak diep in de schulden door een duur huis, zijn op zoek naar iemand aan wie ze hun kinderen kunnen toevertrouwen. Een leger van nanny’s – hun Afrikaanse talen klinken overal in de Parijse parken vol personeel met kinderwagens— staat klaar om de werkende yuppenmoeders te ontlasten. Hun inzet maakt mogelijk dat beide ouders carrière maken. Maar er mag niet veel misgaan of het gezinssysteem wankelt. Als Leïla Slimani het bij een gedetailleerde beschrijving van zo’n gezin en de uitgebuite hulpkracht had gelaten, had ze een werkelijk goede roman geschreven.

Boeken / Non-fictie

Thuis in de tijd

recensie: Antoine Bodar - Geborgen in traditie

In zijn nieuwste bundel is Antoine Bodar behoorlijk kritisch op Nederland. Taalverloedering, lompheid en egoïsme zijn de verschijnselen waar hij zich het meest aan stoort. Dit hangt allemaal samen met een gebrek aan waardering voor traditie.

Niet voor niets heeft de Brabantse priester zijn Nederland verruild voor Italië. Dat wil echter niet zeggen dat hij de strijd heeft opgegeven. Hij bestookt het vaderland nog regelmatig met boeken en verschijnt geregeld op tv om uitleg te geven over de Rooms-Katholieke Kerk. Daarbij is hij nooit te beroerd om en passant te wijzen op de slechte staat waarin Nederland verkeert.

Niet dat Nederland Bodar weinig te bieden heeft. Hij bewondert Joost van den Vondel, Louis Couperus en Johan Huizinga en schrijft daar graag over. Zijn klacht is vooral dat Nederland zijn rijke culturele traditie bij het grof vuil heeft gezet.

Jaren zestig

Het ging volgens Bodar mis in de jaren zestig. Tijdens deze periode kwam de jeugd in opstand tegen orde en gezag, traditie en etiketten — kortom, tegen het idee van beschaving als zodanig. Bodar maakte de jaren zestig mee als student en omschrijft ze als de meest afgrijselijke periode uit zijn leven. ‘Zulks tekent een mens.’

Bodar hekelt de lompheid, de grofheid en het egoïsme die sinds de jaren zestig in opmars zijn. We zijn veel te veel met onszelf bezig. De populariteit van allerlei nieuwe vormen van spiritualiteit vindt hij daarvan een duidelijk teken: die zijn uitsluitend op het eigen welzijn gericht.

Europa

In de politiek signaleert Bodar een soort nationaal egoïsme. Hij ziet een tendens bij mensen als Wilders en Baudet om zich achter de dijken terug te trekken. Europa is voor hen een vies woord.

Zo niet voor Bodar. Hij houdt een warm pleidooi voor het belang van Europa. Daarin doet hij geen beroep op de toekomst – al zou toenemende politieke integratie in Europa een dwingende noodzakelijkheid zijn in een globaliserende wereld – maar juist op het verleden.

Europa is altijd een eenheid geweest, zo zegt Bodar. Wellicht niet in politieke zin, maar toch zeker in culturele zin. Gemeenschappelijke tradities, waaronder het christendom, hebben altijd voor een zekere verbondenheid gezorgd. Maar juist die traditie, zo stelt Bodar teleurgesteld vast, wordt door de pro-Europese stemmen op dit continent verzwegen.

Hoop

Maar Bodar zou Bodar niet zijn als hij het pessimisme niet overstijgt. Hij schenkt in zijn boek veel aandacht aan het schone. Kunst en literatuur kunnen troost en geborgenheid bieden. Daarbij hoort ook enige kennis van het christendom, dat de inspiratiebron voor zoveel Europese kunst en literatuur vormde. Kennis van de eigen (culturele) geschiedenis is volgens Bodar noodzakelijk om te weten wie we zijn. Met een sterker zelfbewustzijn zullen we ook beter in staat zijn nieuwe culturen in ons op te nemen in plaats van ze louter als bedreiging te zien. Zo biedt het boek toch nog hoop.

Dat Bodar zowel kritiek als oplossingen levert, maakt Geborgen in traditie leesbaar. Omdat het boek een samenstelling van veelal eerder gepubliceerde of voorgedragen stukken is, overlappen veel opstellen met elkaar. Bodar kent ongetwijfeld het Romeinse gezegde dat herhaling de moeder der wijsheid is.

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Theater / Interview

Interview Lucas De Man

special:

Voorafgaand aan de voorstelling De Man is lam interviewde Steffen van Zundert Lucas De Man over het ontstaan van de voorstelling. Ook gaat hij in op de thematiek van de voorstelling. Hoe is het om in deze tijd man te zijn?

 

Theater / Voorstelling

Een lauwe Warme Winkel

recensie: De Warme Winkel - Majakovski/Oktober

De Warme Winkel brengt met Majakovski/Oktober een ‘oeuvre-stuk’, een door henzelf bedacht genre waarin de persoon en het werk van een door hen bewonderde kunstenaar centraal staat. Dit keer, honderd jaar na de Russische Oktoberrevolutie, is het oeuvre van de futuristische dichter en revolutionair Vladimir Majakovski aan de beurt. Er zijn soms, vooral aan het einde, boeiende en hilarische momenten, maar de genialiteit die De Warme Winkel in staat is ten toon te spreiden ontbreekt.

Het begint veelbelovend. Er zit een oude man te schrijven aan een houten tafel op schragen. Achter hem verandert het decor voortdurend. Een hek van gaas verdwijnt en wordt in snel tempo vervangen door allerlei verschillend gekleurde achterwanden, gouden gordijnen, gigantische Sovjetsymbolen, het terugkerende hek en donkerte. Kennelijk zien we in een flits episodes uit Majakovski’s leven. Ondertussen is een musicus een soort marsmuziek aan het drummen. Net als ik denk: dit zou nog wel eens een half uur kunnen doorgaan en dat is wat mij betreft prima, houdt het op en komen een aantal Russisch aandoende personages het toneel op om ons aan te kijken en tot stilte te manen.

De zittende oude man, Majakovski zelf, leest voor wat hij heeft opgeschreven en sterft. De rest van het stuk wordt hij door de anderen vereerd, gewassen, verzorgd, gestreeld, aanbeden en wordt op alle mogelijke manieren afscheid van hem genomen. We horen flarden van door hem geschreven gedichten en ander werk en er worden herinneringen opgehaald. Op zich is dat niet vervelend om naar te kijken en te luisteren, soms is het mooi en grappig. Wat ontbreekt is het onvoorspelbare en verrassende wat je bij De Warme Winkel meestal meemaakt.  Ward Weemhoff doet niet mee. Zijn plaats wordt ingenomen door Annelinde Bruijs van Club Gewalt, Martijn Nieuwerf en twee Vlaamse stagiaires.

Russische ziel

De mannen lopen met blote bovenlijven rond, de vrouwen in doorzichtige kleding. Het is onduidelijk wat het doel daarvan is behalve om de voyeur in ons te bevredigen. Het enige moment dat die naaktheid prachtig werkt is als Mara van Vlijmen de anderen wegstuurt en het lijk op gepassioneerde wijze haar borsten aanbiedt, een volkomen begrijpelijk en uiterst hilarisch gebaar. Van Vlijmen heeft meer geestige momenten, bijvoorbeeld aan het eind van de avond als ze haar versie voordraagt van ‘I don’t know how to love him’ uit ‘Jesus Christ Superstar’.

Als ik langzamerhand tot de conclusie kom dat zelfs De Warme Winkel kan tegenvallen, schiet de voorstelling totaal uit de bocht en krijg ik zowel kromme tenen als de slappe lach. Ook is er een prachtige voordracht in het Russisch door een van de stagiaires, Lois Brochez. Ik snap niets van wat ze zegt, maar het raakt me meer dan een aantal van de in het Nederlandse gelezen gedichten.

Er bestaat natuurlijk een kans dat De Warme Winkel van alles heeft verteld wat niet door mij is opgepikt. Wat ik wel heb gezien is dit: Majakovski/Oktober is niet de sterkste voorstelling die het collectief ooit heeft gemaakt, verre van, maar er zitten een aantal mooie, gekke en gênante momenten in. En, pluspunt, Dik Boutkan is te zien als het lijk van Majakovski waar de hele tijd mee gesold wordt. Dat is iets waar hij absoluut bewondering voor verdient.

Boeken / Fictie

Postkoloniaal Afrika als koortsdroom

recensie: Mia Couto (vert. Harrie Lemmens) - De bekentenis van de leeuwin

In zijn nieuwe roman De bekentenis van de leeuwin ontleedt Mia Couto de gemoedstoestand van hedendaags Mozambique. Een koortsdroom.

In 2016 publiceerde Querido Vrouwen van as, de eerste Nederlandse vertaling van Mia Couto. Een zinderend en verleidelijk verhaal over de pijnlijke koloniale verhouding tussen Portugal en Mozambique, met schwung en beheersing vertaald door Harrie Lemmens. Het succes moet naar meer gesmaakt hebben: krap een jaar later is nu De bekentenis van de leeuwin verschenen. Het tijdsframe is verschoven van eind negentiende eeuw naar de moderne tijd, wat de problematiek mogelijk nog urgenter maakt.

Bijgelovige dorpsbewoners

De bekentenis van de leeuwin gaat over het door leeuwen geteisterde dorpje Kulumani. Nadat de beesten haar zus doden, wordt Mariamar Mpepe door haar familie in huis opgesloten. De maatregel moet haar beschermen, maar sluit de 32-jarige vrouw ook op met dromen en angstige beelden. Het dorp schakelt intussen de hulp van Arcanjo Baleiro in, een jager die naam gemaakt heeft door een grote krokodil te doden.

De vraag rijst wat er precies gaande is in Kulumani: hebben de bijgelovige dorpsbewoners de leeuwen misschien verzonnen? Of zetten zij de moorddadigheid van de dieren aan? Wat is er vroeger gebeurd? Couto voert de spanning geleidelijk op, in soms lyrisch en vaak benauwend proza. De laatste jaren wordt Couto genoemd als mogelijk winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur, en je kan zien waarom: De bekentenis van de leeuwin bevat passie, ideeën over de omgang tussen heerser en overheerste en een sterke schrijfstijl.

Koloniaal denken

Toch bevalt niet alles aan dit boek. Wat in Vrouwen van as nog vernieuwend was, voelt in De bekentenis van de leeuwin al wat gebruikt aan. De tentstokken steken door het doek heen. Beide romans maken gebruik van eenzelfde soort vertelmechanisme en vertelsituatie. Met dezelfde verhaalelementen: een dorpje in het oerwoud of op de savanne, ver weg van de zogenaamd beschaafde wereld. Eén verhaallijn volgt een meisje in dat dorpje, die op haar manier bevoorrecht is, bijvoorbeeld omdat ze Portugees spreekt en op die manier met soldaten en de koloniale macht kan praten. In de andere verhaallijn staat een witte Portugees centraal, die naar de afgelegen plek komt om orde op zaken te stellen. Beiden vertellen hun versie van het verhaal, dat al snel niet zo eenduidig blijkt te zijn.

Deze opzet stelt Couto in staat verschillende perspectieven met elkaar te contrasteren, opposities te verkennen en ze uiteindelijk uit elkaar te halen. Koloniaal denken is gestoeld op binaire tegenstellingen: wit/zwart, man/vrouw, centrum/periferie, beschaafd/barbaars, waarbij altijd een hiërarchie wordt aangebracht tussen de termen. Couto is een postkoloniale schrijver in die zin dat hij zijn romans wel begint bij dergelijke tegenstellingen, maar de personages vervolgens altijd dwingt om met de billen bloot te gaan. Er lopen meer lijnen en relaties tussen de personages dan ze in eerste instantie dachten en dan de lezer gepresenteerd kreeg. In De bekentenis van de leeuwin is de heerser niet alleen geen heerser zonder de overheerste, hij bestaat helemaal niet.

Interview

Oiseaux-Tempête: Intens reisdocument uit zwarte rook, afvalgrond, Beirut.

special: Oiseaux-Tempête

De heren van het borders-away post-rockorkest Oiseaux-Tempête heffen het mes. Het is menens. Misschien een stukje minder menens dan het dreigement dat Godspeed You! Black Emperor aan haar laatste plaat toevoegde (“The expert fuckers who broke this world never get to speak again”), maar nog altijd menens genoeg om in ieder geval alle muzikale tradities (borders away!) omver te halen vanuit chaotisch, intens Beirut, Libanon.

Oiseaux-Tempête is inmiddels drie loodzware platen onderweg: vrije jazz, improvisatie, straatgeluiden, shoegaze, een inktzwart, fictief Europa. Het collectief verplaatst zich vervolgens naar ÜTOPIYA, de Middellandse Zee, Griekenland en Turkije om op plaat drie dan Libanon aan te doen. Het resultaat is het verzengende, vijf kwartier durende reisverslag Al-‘An! الآن. Ondertitel: And Your Night Is Your Shadow — A Fairy-tale Piece Of Land To Make Our Dreams. Ambitieuze idealen worden verder niet geschuwd.
Organiserend duo Frederic D. Oberland en Stéphane Pigneul sturen minitieuze ansichtkaarten uit Beirut, de stad, de mensen, het kabaal.

Beirut I

Maronitische, orthodoxe, Armeense straatliturgie, fruit, milities en soldaten, chaos, stof, Manouch’e Jebhneh, tanks en zeeparfum, moderne slavernij. Charbel praat over de burgeroorlog in zijn wagen in Armeens district Bourj-Hammoud. Auto’s, verkeer, enorme advertenties op de muren, de straten waar we leven, de mensen die we herkennen. De volgende nacht, een Maronitische begrafenismis op straat bij Ashrafieh, onderweg naar een Syrisch restaurant met Sharif (Frederic).

Politiek

Frederic: “Als ik het over politiek heb, dan begint die in de band. In Frankrijk en België hebben we een orkestrale versie van Al An opgevoerd samen met drie Libanese muzikanten (Two or the Dragon en Charbel Haber), G.W. Sok uit Amsterdam, Mondkopf en twee video-artiesten die destijds samen met ons meegegaan zijn naar Libanon om Al-‘An op te nemen.”
“De manier waarop je iets maakt en met wie is soms net zo belangrijk als het maken zelf, en ik denk dat deze ‘borders away’-aanpak van Oiseaux-Tempête in essentie ook politiek is. Verder: Als Europees burger ga ik zo nu en dan naar protesten. Ik zie de sociale staat, publieke ruimte, verdraagzaamheid, de natuur stap voor stap kapot gaan. Ik zie dat een select stel daarvan profiteert. Bah.”

Stéphane: “Er is geen keus om wel of niet deel uit te maken van wat er in de wereld speelt, de
conflicten, de crisissen. Met Oiseaux-Tempête zijn we daar aangeboren gevoelig voor, en tegelijk proberen we een een stukje hoop te brengen. Dat mag ridicuul zijn, maar is wat mij betreft essentieel. En natuurlijk zijn we bezorgd – om de wereld. Bezorgd en bang zijn is alleen niet genoeg. Je mag niet verlamd zijn. Een mens moet verder gaan, vrij zijn, delen, risico’s nemen.”

Turkije – Libanon

Frederic: “Het was logisch om onze reis vanuit het Middellandse zeegebied oostwaarts door te zetten: Libanon, klein land met achttien verschillende gemeenschappen; de helft van de inwoners is vluchteling; drie grenzen: één met Syrië waar het sinds zes jaar mee in oorlog is, één gesloten grens met Israël en dan de Middellandse Zee…”

Stéphane: “We wilden een reisdocument-en-album-in-één maken met als basismateriaal de opnames in Beirut. We kenden al een aantal muzikanten daar; Charbel Haber en Sharif Sehnaoui. Zij hebben deuren naar andere personen en muzikanten opengezet. Er was verder geen taalbarrière, want vrijwel iedereen in Libanon spreekt of Frans of Engels… Aanvankelijk dachten we dat het eenvoudiger zou zijn om alles te begrijpen –”

Beirut II

Discussie en palmbomen, buzz cheap yellow bull, vuilnis en vuurwerk, oranjebloesem, luxe wagens, Arabisch-Engels-Frans, afvalgrond en sigaretten, kerken, alcohol, schrootwagens (Frederic).

Sessies

Stéphane: “De sessie met Abed Kobeissy en Ali el Hout van Two Or The Dragon staat me goed bij. Dat was in Beirut, bij de Tunefork Studio’s met geluidstechnicus Fadi Tabbal. We hadden vijfenveertig minuten geagendeerd om samen iets te doen. Er was veel druk, maar er gebeurde iets (‘magie in de lucht’). Twee tracks van deze sessie zijn op de plaat terecht gekomen: Bab Sharqi en Electrique Résistance.”
Frédéric: “Ik herinner me de opnames van de laatste track, A l’Auba’, erg goed; ’s avonds bij elkaar geïmproviseerd op het dakterras van onze flat in Mar Mikhael terwijl Grégoire en Grégoire van As Human Pattern video’s projecteerden op de muur achter ons. Paul (Mondkopf) voegde daar later in Kerwax, Bretagne nog een melodie aan toe.”

Beirut III

Dollars, zwarte rook en plastische chirurgie, totemkranen in de haven, pasteitjes en kogelgaten, stof, burgeroorlog-stigmata, auto’s, vuilnisrivier, blauwe lucht (Frederic).

Tomorrow has no land

Stephane: “Tijdens de sessies spreken we helemaal niet over muziek; we spreken de toonsoort af en verder zien we het wel. De focus ligt op het moment, het gevoel en het speelplezier van de nadere muzikanten.”
Frederic: “…grappen over de elektriciteits-uitval van gister- en morgenavond, dat er helemaal niets gepland was en alles op elk moment in het honderd zou kunnen lopen. Ironie is een prettig stuk gereedschap voor dit soort situaties. Verder geen angst was, dat we alleen maar samen deze reis wilden doen, verder niets. Of, in de woorden van Darwish ‘tomorrow has no land’.”

Beirut IV

Technostamp uit B018, 2$-sigaretten, machinegeweer, blijdschap-muiterij, zee, arak(!), drink the cup in Raouche, harde jeugd, file: overal arbeiders. Onze flat in Mar Mikhael heeft een 220-graden uitzicht; de zee en een deel van de haven, Charbels flat recht tegenover, een stuk afvalgrond, de bovenkant van een moskee, Mount Lebanon, de heuvels, de verlichte advertenties, discotheek B ZERO, veel vogels, Armenia Street, vanaf de Tunefork studio een willekeurige massa van draden, elektrische kabels overal, de ondergaande zon…

…Gastvrijheid, za’atar, het gesnor van elektriciteit, muezzins, martelaren, volk, benzine, klaxongebrul, muurslogans, moskeeën, Libanese, Midden-oosterse gerechten, dance-club, gemengde gerechten en zwarte rook over nieuwbouw (Gotham City)) (Gedeelde notities).

Grizzly Bear-Painted Ruins
Muziek / Album

(Te) weinig veranderd

recensie: Grizzly Bear – Painted Ruins
Grizzly Bear-Painted Ruins

In de afgelopen weken is er aardig wat marketingbudget doorheen gedraaid bij de releases van nieuwe platen. Reikhalzend werd uitgekeken naar het vervolg van eerdere succesplaten van o.a. Arcade Fire en The War On Drugs. Een band die ook met een opvolger kwam, maar daarbij wel relatief onderbelicht bleef is Grizzly Bear.

Dat we geen grote billboards van deze band hebben gezien, heeft vooral te maken met het gegeven dat deze band in mindere mate op het grote publiek is gericht en in plaats daarvan muziek voor een selecte groep maakt. Niettemin werd ook naar deze opvolger uitgekeken.

Adempauze

In 2012 bracht Grizzly Bear Shields uit, een juweel van een plaat met wonderschone, sfeervolle nummers als ‘Yet Again’, ‘Speak in Rounds’, ‘Sleep Ute’ en ‘Half Gate’. Shields was de opvolger van doorbreekplaat Veckatimist (2009) die de bescheiden hit ‘Two Weeks’ bevatte en daarnaast ook de soundtrack voor de film Blue Valentine (Foreground). Beide platen werden wereldwijd aan de man gebracht aan de hand van een immense wereldtournee.

Moe, zowel lichamelijks als geestelijk, van dit toeren, sowieso al niet de grootste hobby van deze heren, besloot men tot een adempauze. Een flinke adempauze van zo’n vijf jaar, waar het gewone leven zijn intrede weer deed. Ofwel: bandleden gingen trouwen, weer anderen gingen juist scheiden of verhuizen, kinderen werden geboren en solo-projecten werden opgestart. Het bloed kruipt echter, zeker bij muzikanten, toch altijd waar het niet gaan kan, en dit betekende voor Grizzly Bear opnieuw de oefenruimte in.

Meer in balans

Al in 2015 begon daar de creativiteit te stromen en werd de bestaande vriendschap en samenwerking verder uitgebouwd. Vrijblijvende samenspeelsessies resulteerden al snel in concrete nieuwe nummers en dus uiteindelijk ook in een fonkelnieuwe plaat: Painted Ruins.

Zelf geeft men aan dat men tegenwoordig meer in balans is, zowel innerlijk als onderling. Hierdoor heeft de band ook een weloverwogen keuze gemaakt om geen uitgebreide Europese toer te gaan maken, ondanks het eerder wisselen van label (van Warp naar RCA Records/Sony). Ook een weloverwogen keuze.

Herkenbaar

Painted Ruins opent met het ingetogen ‘Wasted Acres’. De instrumenten zoals we die al kenden van eerdere platen zijn weer uit de koffers gehaald en herkenbaar zijn wederom de typische Grizzly Bears synthesizers, echoënde gitaren, galmende loops en jazzy drums. Ook herkennen we het ongewijzigde hoge stemgeluid van zanger en voorman Daniel Rossens. Wat dat betreft is er eigenlijk weinig veranderd, wederom bijzonder melancholisch, kleurrijk en sfeervol.

Het maakt Painted Ruins tot een plaat waar we lang op hebben gewacht, maar toch niet helemaal waar we op hadden gehoopt. Daarvoor valt er net wat te weinig spannends te beleven met Grizzly Bear anno 2017.