Muziek / Concert

Iceland Airwaves 2003

recensie: Iceland Airwaves 2003

Het jaarlijkse Iceland Airwaves is een van de meest afgelegen muziekfestivals ter wereld. Voor de IJslanders is het dan ook een van de weinige gelegenheden om buitenlandse acts te zien, maar dit jaar waren er geen grote namen, en wat er van buitenaf kwam was nu niet direct indrukwekkend. Het driedaagse muziekfestijn trekt echter ook hordes muziektoeristen, journalisten en mensen uit de muziekbusiness, want Airwaves is ook een showcase voor talent van eigen bodem. En daar was er meer dan genoeg van. Er speelden ongeveer in totaal 120 bands en artiesten, en het hele festival vindt dit jaar prettig genoeg plaats in een aantal podia in het centrum van Reykjavik, die allemaal op loopafstand van elkaar gelegen zijn. Op die manier kun je heel gemakkelijk overstappen naar een ander concert. Bovendien is er voor de liefhebber een uitgebreid club-programma met buitenlandse DJ’s. Het enige nadeel is eigenlijk dat je niet zoveel bands kunt zien als je zou willen, want zijn altijd zo’n vijf of zes concerten tegelijk aan de gang. Zo hebben we bijvoorbeeld een uitvoerig Hollands-IJslands multimediaproject, een hiphop-avond, de rocksensatie Mínus en tientallen bandjes moeten missen, maar daar stond wel een onvergetelijke hoeveelheid goede concerten tegenover. Hoe dan ook is het Airwaves festival een unieke belevenis, al was het maar om te zien hoe ongeëvenaard inventief, levendig en gevariëerd het muziekmilieu is dat de IJslanders cultiveren.

~

16 oktober

~

Búdrýgindi

Een bescheiden begin van het festival, op het ruime podium van de club Nasa, vlak naast het stadhuis van Reykjavik. De IJslandse band Tristian speelt er gedreven gitaarmuziek met gecompliceerde structuren. Af en toe heeft het wel wat van Muse weg. Soms is die drang naar het ingewikkelde een beetje teveel van het goede, maar het is wel een veelbelovende band die een degelijk concert aflevert. Een paar uur later betreedt de jonge Eivør Pálsdóttir het toneel. Eivør woont tegenwoordig in IJsland maar komt eigenlijk uit de Faerøer, die obscure eilandengroep die doorgaans niet eens op de Europese kaart voorkomt. Er wonen nog geen 50.000 mensen, maar het volk heeft wel een interessante muziekcultuur. Eivør is daar een vaandeldrager van: ze combineert folk, pop, jazz en baseert haar muziek vaak op traditionele liederen. Ze is een muzikaal wonderkind met een ongelofelijk stembereik, en bovendien is ze deeltijd-zangeres van de fascinerende Faeroerse rockband Clickhaze, die dit jaar helaas niet op het festival spelen. Op het concert wordt ze begeleid door sessiemuzikanten en hanteert ze zelf de gitaar, en speelt voornamelijk nieuw werk dat op haar binnenkort te verschijnen CD komt. Het is dramatische muziek, uitstekend gespeeld, en een prima concert. De kelder van een van de theaters in Reykjavik is een chique bar die eruitziet als een nachtclub. Vanavond is die gereserveerd voor de meer zachtzinnige muziek. Het IJslandse Ampop nemen het begrip mellow ter harte: lome, trieste electronica met zang, keyboard en bas. Voor sommigen waarschijnlijk slaapverwekkend, maar voor wie zich erdoor laat meeslepen zijn het mooie, breekbare, sfeervolle liedjes. De band Ske is doorgaans een stuk opgewekter, maar vanavond weten ze dat niet bepaald over te brengen. Ze doen wel hun best, maar het optreden is nogal een rommeltje en van de vrolijke, multi-instrumentale popmuziek die we van hun CD kennen blijft helaas weinig over.

17 oktober

~

Jóhan Jóhannsson

Jóhan Jóhannsson, een muzikale duizendpoot die ook deel uitmaakt van het bizarre gezelschap Apparat Organ Quartet, voert vanmiddag zijn electro-klassieke composities uit in de (voor IJslandse begrippen) kolossale Hallgrimskerk. Voorzien van electronica en een strijkkwartet. Aanvankelijk is dat nogal een ontoegankelijke en abstracte voorstelling, maar na een tijdje blijkt het inventieve en boeiende muziek te zijn. Jóhannsson combineert melodieuze electronica met klassieke arrangementen, en het resultaat klinkt uniek en bij vlagen schitterend. Deze muziek is uitgebracht onder de naam Englabörn, de begeleiding van een gelijknamig toneelstuk, maar veel van wat vandaag gespeeld wordt verschijnt binnenkort op een nieuw werk, dat dan ook veelbelovend lijkt.

Hilarisch

Wie Fríðrik Þór Fríðrikssons jaren 80-documentaire Rock in Reykjavik heeft gezien, zal zich ongetwijfeld de twaalfjarige, lijmsnuivende punkkoters herinneren die tijdens een optreden een gitaar met een bijl te lijf gaan. IJsland heeft een rijke geschiedens van heftige jeugdige bands, en bewijst dat vanavond maar weer eens met een optreden van het gezelschap Búdrýgindi, op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. Deze jongens zijn een jaar of zestien, en maken sinds een paar jaar verbazingwekkend energieke muziek, die punk, pop en rock combineert en voorziet van teksten over bijvoorbeeld jackpotverslaving. Het is hilarisch, maar ook uitstekende, levendige muziek die in je hoofd blijft hangen.

In een van de grotere en populairdere rock-podia in Reykjavik, Gaukur á Stöng, oftewel de papagaai op een stokje, speelt Maus. Deze IJslandse band zing tegenwoordig in het Engels, en dat is nogal te betreuren, want hun zanger is bepaald geen ster in de uitspraak van deze taal. Als je dacht dat Björk een dik accent had, heb je deze kerel nog niet gehoord. Maar goed, hun basale, opvallende en gedreven gitaarpop, voornamelijk van hun nieuwe CD Musick, mag er wel wezen.

Stoïcijnse retro-rock

~

Kimono

Ook boeiend is het optreden van de IJslands-Canadese band Kimono, twee straten verderop in Nasa, het grootste podium van het festival. Kimono heeft wel wat van Sonic Youth, en maakt bijzondere, onorthodoxe gitaarmuziek, maar steunt veel te veel op het virtuoze en ingenieuze gitaarspel van de zanger/gitarist. Het is wel indrukwekkend om hem gitaar te zien spelen, maar hij loopt er zo zeer mee te pronken dat het de nummers soms de das omdoet. Echt zingen kan hij ook niet, dus de muziek is op zijn best als hij instrumentaal blijft. En wanneer het technische vernuft binnen de perken blijft, is het ongelofelijk mooie, spannende muziek zoals je die je niet vaak hoort. Terug in Gaukur speelt ondertussen Brain Police, een van de weinige stonerrockbands van IJsland. Deze band heeft geen greintje originaliteit, maar blinkt wel uit binnen de beperkingen van het genre. Dat komt ook door de geweldig rauwe strot van hun zanger. Een heftig concert, wat niet gezegd kan worden van de New Yorkse Prosaics, die muziek maken in het verlengde van bijvoorbeeld Placebo en Interpol. Inmiddels is er bijna een einde gekomen aan het optreden van Singapore Sling, die voor een behoorlijke menigte in Nasa spelen. Deze zeskoppige formatie speelt lome, stoïcijnse retro-rock die live veel beter tot zijn recht blijkt te komen dan op CD. Na deze band valt de beurt aan The Kills. Dit Britse duo werkt met hun pretentieuze, oppervlakkige lawaai nogal op de zenuwen, dus het is hopen dat er vanavond nog wat beters te zien is.

~

Úlpa

En zowaar, nog geen honderd meter verderop, in het kleine, propvolle en benauwde café Vídalín, speelt het best bewaarde geheim van muzikaal IJsland. Dit is de band Úlpa (anorak), een kwartet dat nog maar sinds een paar jaar bestaat, maar een inventiviteit en eigenzinnigheid heeft die je doorgaans alleen in bands van het kaliber van Radiohead terugvindt. Úlpa maakt lang uitgesponnen nummers met een verslavend duister, dromerig en jazzy geluid, maar dan op een manier die als geen andere klinkt. De band speelt wat nummers van hun prachtige debuutalbum Mea Culpa, maar het is vooral nieuw materiaal wat vanavond gepresenteerd wordt. Dat ligt in het verlengde van hun eerdere muziek, maar de band maakt veel meer gebruik van keyboards, geschreeuw en bizarre structuren, en bovendien eindigen de meeste nummers bijzonder abrupt. Fascinerend, hier en daar geniaal, maar nogal ontoegankelijk. Hopelijk is dat een kwestie van wennen, want het materiaal is bedoeld voor een tweede CD die binnenkort moet verschijnen.

Saaie boel

In Nasa komt nu, om 1 uur ’s nachts, het concert van Quarashi ten einde: hun combinatie van hiphop, nu-metal en Beastie Boys is vermakelijk, maar al te mainstream en radiovriendelijk geworden om echt te bekoren. De band –die een internationale platendeal aan het allereerste Airwaves-festival te danken heeft– is inmiddels behoorlijk populair in Amerika en Japan, en daar zullen hun commerciële concessies ongetwijfeld toe bijgedragen hebben. Ze hebben er wel veel plezier in, en hun enthousiasme is aanstekelijk. De Dáðadrengir (de knapen die goed werk verrichten, of iets dergelijks) mogen het daarna nog eens dunnetjes overdoen. De heren zijn gemiddeld een jaar of 18, en Björk’s zoon speelt bas. Het is een uiterst vrolijke combinatie van rap (in het onverstaanbare IJslands), rock en electronica. De Audio Bullys zijn in IJsland niet echt aangeslagen, getuige de opkomst voor hun DJ-act twee straten verderop, in Gaukur á Stöng. Hun optreden zal daar weinig aan veranderen, want een duo dat platen draait voor een nog niet halfvolle zaal en een sfeer die ver te zoeken is nogal een saaie boel.

18 oktober

~

Trabant

Ensími, de band die twee leden van Jet Black Joe oprichtten toen die band ter ziele ging, maakt alweer een jaar of 6 gedreven, hoekige rock die mechanisch maar toch melodieus klinkt. Het klinkt een beetje als Placebo, maar dan toegankelijker, directer en heftiger. Zanger Hrafn Thoroddsen (de man achter het orgel bij Jet Black Joe!) is vanavond niet zo goed bij stem, maar dat is het enige minpuntje aan een solide concert, met bovendien nieuw materiaal, waaronder een heuse ballad. Ensími is een van de vele bands die zonder de barrières van hun thuisland heel wat succes zou kunnen genieten. De Noorse Ricochets maken er vervolgens nogal een show van: extravagante, patserige rock, die wel heel erg veel op Nick Cave lijkt. De zanger is straalbezopen, maar het publiek, dat in dat opzicht niet voor hem onderdoet, vind het allemaal prachtig. 8WEEKLY niet, en besluit een kijkje te nemen aan de overkant van de straat (Reykjavik is een kleine stad, zul je inmiddels wel begrepen hebben), waar een van de vele musea van de stad gehuisvest is. Voor de gelegenheid heeft het kunstmuseum een podium in een zaal opgericht, waar vanavond het IJslandse Tenderfoot als eerste mag spelen. Tenderfoot speelt zachte, melancholieke akoestische gitaarmuziek, die sfeervol en technisch indrukwekkend is, maar een uur lang wel heel erg voorspelbaar blijft. Een groter contrast met de band Trabant is nauwelijks denkbaar: dit electro-gezelschap levert even later in Nasa de meest vermakelijke vertoning van de hele Airwaves. Met onder meer een Johnny Cash-cover en een kinky uitvoering van hun hilarische Nasty Boy, inclusief bodyglitter, tepelornamenten en gesimuleerde gaysex. Trabant is buiten IJsland en Engeland niet bepaald bekend. Als je de band live ziet, denk je dat daar wel verandering in moet komen, want hun opgewekte, heftige electro-pop is zo aanstekelijk, vol zelfspot en goed gemaakt dat het op den duur overal wel aan moet slaan. Wie van de Moog Cookbook houdt, zal aan Trabant ook veel plezier beleven.

Schunnig visitekaartje

Terug naar Gaukur. Als de Ricochets eindelijk verdwenen zijn is de beurt aan Botnleðja (slib), een trio dat tegenwoordig heftige, humorvolle pop/rock maakt. De IJslandse pony schijnt het kleinste paard ter wereld met het grootste geslachtsdeel ter wereld te zijn, en dus is Botnleðja’s mascotte een IJslandse pony, met een gigantische piemel. Afgezien van zulke meligheid speelt de band ingenieuze, punkige muziek met geweldig grappige teksten (shove your head / down my throat / I’ll bite it off / and burn your coat), en een zanger die, je raad het al, een enorme keel op kan zetten. Het materiaal komt van hun laatste CD, Iceland National Park, een schunnig, alternatief visitekaartje voor hun thuisland. Deze CD is niet zo goed als hun vorige (Douglas Dakota), maar zeker aan te raden- en bovendien, als het goed is, niet al te moeilijk te vinden in Nederland.

Gevoelig oor

Alsof drie uitstekende concerten op een avond nog niet genoeg waren, is er in het museum ook The Album Leaf. Sigur Rós werd wereldberoemd toen Radiohead hen meenam op tournee, en met de Album Leaf lijkt het dezelfde kant op te gaan, want Sigur Rós vonden de muziek van de brit Jimmy LaValle zo goed dat ze hem mee op sleeptouw namen. De man is de laatste tijd vaak in IJsland, bezig een nieuwe CD op te nemen in de studio van Sigur Rós, van wie de drummer en toetsenist hem vanavond ook bijstaan. Het is sfeerrijke instrumentale muziek, die heel veel wegheeft van een soort kruising tussen Múm en de nieuwere Mogwai. Virtuoos LaValle heeft een gevoelig oor voor fijne melodieën, die hij weet om te toveren in uitvoerig gearrangeerde nummers. Met behulp van de helft van Sigur Rós, een violiste en een bassist klinkt het live allemaal heel mooi.

Chaotische herrie

Dit was wel zo’n beetje het hoogtepunt van de laatste dag van het festival, maar na middernacht is er ook nog Sign, een glamorrock-band die met klassieke hardrock-riffs, hardrock-oogschaduw, leren hardrock-broeken en hardrock-schreeuwzang nogal anachronistisch aandoet. Ware het niet dat hun uitermate sexy frontman/zanger/gitarist nog maar net 17 jaar oud is, en dat de band al twee uitstekende CD’s op haar naam heeft staan! Sign maakt memorabele, melodieuze rock op de leest van Kiss geschoeid. Nogal een prestatie voor jongens die volgens de strenge IJslandse leeftijdsgrenzen niet eens hun eigen concert zouden mogen bijwonen. Het zijn uitstekende musici, ze leveren een flitsende show, met een handvol prima nieuwe songs, maar technisch is het nogal een zooitje. Het geluid is vreselijk slecht (een ooverdovende bas verdrinkt de rest van de muziek), er zijn nogal wat problemen met de zanglijnen, en de plotselinge toevoeging van een toetsenist is ook nogal overbodig. Bovendien was het charmante van Sign altijd dat de teksten in het IJslands waren; helaas is de band inmiddels overstag gegaan voor het Engels. Niet alleen het nieuwe materiaal is in het Engels, ook de oudere hits zijn vertaald. Ongetwijfeld ten bate van het buitenlandse publiek- niet dat dat er was, want er zijn nauwelijks 20 mensen op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. We nemen na afloop nog even een kijkje in het inmiddels afgeladen Gaukur, waar een band met de onmogelijke naam Eighties Matchbox B-Line Disaster een bezopen menigte teistert. Het is snoeiharde en chaotische herrie die met stroboscooplicht en een maniakale, stagedivende zanger nogal heftig overkomt.

Airwaves is een uniek muziekfestijn, en ook deze editie van het festival bewijst maar weer dat de buitenlandse acts in het niet vallen bij het inheemse talent op het afgelegen IJsland. Iedere serieuze muziekliefhebber doet er dan ook goed aan om hier eens een kijkje te komen nemen, en een betere aanleiding daarvoor dan de volgende editie van Airwaves is moeilijk denkbaar.

Links:

Airwaves

Bands:

The Album Leaf

Ampop

Botnleðja

Brain Police

Eighties Matchbox B-Line Disaster

Eivør Pálsdóttir

Ensími

The Kills

Kimono

Maus

Prosaics

Quarashi

Ricochets

Sign

Úlpa

Film / Achtergrond
special: Enge filmtips voor 31 oktober

Wat te zien met Halloween?

.

1) Halloween

In een Halloween-filmlijst kan deze klassieker natuurlijk absoluut niet ontbreken. Michael Meyers zette zijn eerste stapjes op het seriemoordenaarpad, en maakte van Jamie Lee Curtis een onvervalste Scream-Queen. De film was een enorme hit, en was het startschot voor een flink aantal vervolgen. De film is niet alleen erg spannend, maar heeft ook nog eens een prima soundtrack. De door schrijver en regisseur Carpenter zelf gecomponeerde score is één van de bekendste horrormuziekjes uit Hollywood. De film is voor sommigen zo’n 25 jaar na dato misschien een tikje gedateerd, maar zelf vind ik het nog steeds een prima zit.

~

2) Friday the 13th

En als we het toch over klassiekers hebben, laten we dan maar gelijk die andere serie van stal halen. Net als Halloween is Friday the 13th een absolute topper in het genre, gevolgd door een hele rits sequels van redelijke tot bedenkelijke kwaliteit. De eerste film is echter prima vermaak en bied alle benodigde ingrediënten; een afgelegen kamp met een duister verleden, een stel geile vrolijke tieners, en een geheimzinnige moordenaar. Een nog piepjonge Kevin Bacon laat zich op een heerlijk knullige manier afslachten. Friday the 13th heeft een hoog ‘wie is daar?’ gehalte, en is daardoor een blauwdruk voor het genre geworden.

3) Scream

Wes Craven laat in de jaren ’90 zien dat het slashergenre nog altijd kijkers naar de bioscoop kan trekken.

~

Nadat het genre eind jaren 80 officieel lijkt doodverklaard tovert Craven Scream uit de hoge hoed, en het bloed vloeit weer rijkelijk over het witte doek. In deze film neemt Craven min of meer het hele genre op de hak doordat de moordenaar een filmfreak blijkt te zijn die zijn methoden baseert op ‘scary movies’. Alle stereotypen passeren de revue, en zorgen ervoor dat de slasherliefhebber echt aan zijn trekken komt. Hierna volgden nog twee delen en een hele rits aan na-apers zoals Urban Legends en I Know What You Did Last Summer.

4) The Texas Chainsaw Massacre

Als we het over smerig hebben, dan hebben we het over deze film. The Texas Chainsaw Massacre is absolute cult. De kettingzaag verloor met deze titel definitief zijn goede naam bij het grote publiek.

~

Een echte ouderwetse redneckfamilie neemt een groepje jonge hippies op uiterst bloederige wijze te grazen. Niet alleen is men moordlustig, met heeft ook nog eens kannibalistische neigingen. Ook The Texas Chainsaw Massacre kon rekenen op enkele sequels die geheel in de traditie van het genre echt te slecht voor woorden waren. Momenteel is het wachten op een heuse remake die binnenkort in de bioscoop gaat draaien. The Texas Chainsaw Massacre is de oudste van de hier genoemde films, en dat is te zien. Zit je op glad en bloederig vermaak te wachten, huur dan gewoon Scream. Wil je echter absolute cult uit de jaren 70, dan kan je niet om deze titel heen.

5) Cherry Falls

~

Misschien is Cherry Falls niet de meest logische keuze in dit rijtje. De eerder genoemde films hebben een legendarische status, en dat kunnen we van deze high school slasher niet zeggen. Cherry Falls heeft echter wel alle benodigde ingrediënten. Een moordenaar vermoordt de tieners uit het afgelegen dorpje Cherry Falls. Alle slachtoffers hebben één ding gemeen, ze waren nog maagd. De lokale jeugd besluit massaal te gaan seksen om zo te voorkomen dat ze een gruwelijke dood sterven. Tijdens een groot seksfeest valt de moordenaar echter binnen en begint wild om zich heen te slachten. De seks is naar Amerikaanse traditie behoorlijk suggestief, de hilarische slachtscène aan het einde is dat niet. Heerlijk bot en over de top. Cherry Falls kan zich wat mij betreft prima meten met de andere hier genoemde slashers.

Muziek / Album

Een eeuwigheid

recensie: The Strokes - Room On Fire

Deze zomer was ik samen met mijn vriendin bezig haar kamer op te knappen. Bijna altijd klonk Is This It? van The Strokes keihard door de luidsprekers, voor de broodnodige arbeidsvitaminen. Dit debuut van de vijf jonge New Yorkers zorgde in 2001, samen met bijvoorbeeld White Blood Cells van The White Stripes, voor een ware hype. De invloeden van de met name Amerikaanse underground uit de jaren zestig en zeventig werden verwerkt in een hedendaags geluid dat toch wel heel erg aan vroeger deed denken. Is This It? is een 21ste-eeuwse klassieker in wording en klinkt zó intens en opzwepend dat de werking tijdens het afkrabben van het behang sterker was dan koffie en Red Bull bij elkaar.

~

Arme Julian Casablancas. Als songwriter van The Strokes zal hij het zeker niet gemakkelijk hebben gehad. Zoveel aandacht van de pers en van de fans moet de lat wel heel hoog hebben gelegd voor de opvolger van het gevierde debuut. En wat moet je doen wanneer je een schijnbaar onovertrefbare standaard hebt gezet, binnen een genre dat het niet echt moet hebben van drastische vernieuwing. Wat moet je doen wanneer de critici op de loer liggen om jouw nieuwe stap af te doen als een kopie van het origineel? Want wees eerlijk, een kopie is zelden interessant genoeg voor veel positieve publiciteit. Room On Fire klinkt helaas als een album van een band die het allemaal niet meer wist en toch maar heeft gekozen voor een benadering van het debuut.

Jonge-hondengeluid

~

In beginsel is er weinig mis met de nieuwe plaat. Met name de eerste paar liedjes zijn weer ijzersterk en liggen in het verlengde van Is This It?. The Strokes hebben toch wel een heel er kenmerkend en superstrak gitaargeluid en ook de stem van Casablancas is uitermate geschikt voor het passionele soort garagerock dat deze jongens voortbrengen. Na een aantal nummers is de spanning echter voor het grootste deel verdwenen. Waar dit aan ligt? Misschien aan het gebrek aan spontaniteit van Room On Fire. Over deze plaat lijkt veel teveel te zijn nagedacht. Waar Is This It? nog een erg jonge-hondengeluid herbergde, klinkt Room On Fire als een bedachtzamer album, wat zich vooral vertaalt in een gebrek aan snelheid en energie.

Funest

Het album is, met hetzelfde aantal nummers, korter dan zijn voorganger en telt daarmee slechts 33 minuten (tegenover 36 en een halve minuut). Toch lijkt Room On Fire een eeuwigheid te duren in vergelijking met Is This It?. Het is dan ook funest voor een plaat met zo’n korte speelduur om een paar nummers te bevatten waar je niet echt warm of koud van wordt. Helaas is dit wel het geval.

Drieëneenhalve ster

Niet dat dit werkstuk zijn mannetje niet staat ten opzichte van de enorme hoeveelheid albums die zo in een jaar uitkomen. Wanneer dit het debuut van The Strokes zou zijn geweest, waren we allemaal veel terughoudender geweest met ons commentaar. Dan zou dit album toch wel drieëneenhalve ster hebben gekregen binnen de in de bladen veel gehanteerde beoordelingsmethode. Is This It? kreeg echter een dikke vijf sterren. Wanneer ik weer ga klussen gaat die laatste dan ook weer in de cd-speler, dan schiet het tenminste een beetje op.

The Strokes staan op 12 december in de Heineken Music Hall te Amsterdam

Links

Officiële site

Film / Films

Cloaca

recensie: Cloaca

Cloaca is de tragikomische verfilming van het gelijknamige toneelstuk dat geschreven werd door Maria Goos. “Cloaca”, wat letterlijk een riool of het uiteinde van het darmkanaal bij dieren betekent, is een oude kreet van vier studievrienden, die in het begin gebruikt wordt als begroeting en als afscheid, maar tegen het eind meer een verraderskreet wordt.

~

Vier oude studievrienden zijn door omstandigheden weer even op elkaar aangewezen. Wanhopig proberen ze de oude vriendschap te herstellen. Politicus Joep (Gijs Scholten van Aschat), die uitzicht heeft op een ministerpost, zit middenin een huwelijkscrisis. De eens zo bevlogen student kunstgeschiedenis en nu gemeenteambtenaar Pieter (Pierre Bokma) zit diep in de problemen op zijn werk. Jarenlang heeft hij voor zijn verjaardag een schilderij mogen uitkiezen uit het nuldepot, een gemeentearchief waar afgeschreven kunst wordt opgeslagen. Nu blijken de schilderijen veel waard te zijn en wil de gemeente ze terug. De aan cocaïne verslaafde topadvocaat Tom (Peter Blok) heeft in een ontwenningskliniek gezeten en wordt door Pieter opgevangen in zijn huis. De vierde vriend Maarten (Jaap Spijkers) staat vlak voor de premiere van zijn nieuwe theaterstuk, waarin Joeps 18-jarige dochter, met wie hij tussen de bedrijven door een relatie heeft, een rol speelt. Hij en Joep willen Pieter helpen met zijn problemen op het werk, maar het zo zorgvuldig opgebouwde plan van Tom om Pieter uit de brand te helpen valt volledig in duigen als blijkt dat de wankele balans die Joep in zijn leven gevonden heeft bedreigd wordt. Ze laten elkaar vallen als bakstenen en kiezen elk voor hun eigen hachje. De oude vriendschap blijkt niet bestand tegen het egoïsme dat de mannen typeert. Pieter blijft hulpeloos en alleen achter.

Tragi-humor

~

De eerste helft van de film is een aaneenschakeling van humoristische dialogen en tragische monologen. Het is duidelijk dat regisseur Willem van de Sande Bakhuyzen door middel van hilarische scènes en de daaruit voortvloeiende tragische omslag een gezicht probeerde te geven aan de tot vergetelheid gedoemde vriendschappen. En toegegeven, al is Cloaca geen optimistische film, in het begin is hij toch erg grappig. De vier hoofdrolspelers proberen de kijker door middel van de dialogen en de monologen aan het lachen te brengen. Een voorbeeld daarvan is Joep, die zich afvraagt wat er nog over is van zijn huwelijk. Je kunt het niet laten om te lachen als je ziet hoe de hockeysticks van de kinderen op Joeps hoofd vallen terwijl hij net zijn koffers aan het pakken is om zijn vrouw te verlaten, hoe schrijnend de situatie ook is. De tweede helft raakt in een stroomversnelling, waarbij je goed moet opletten om vooral niets te missen. De humor slaat om in tragische beelden, die zeer goed neergezet worden door de acteurs. Het is duidelijk dat de acteurs gewend zijn aan hun rollen, waarbij ze niets aan spontaniteit verliezen. Mindere acteurs zouden waarschijnlijk nep overkomen, maar de types die neergezet worden zouden zo uit het echte leven gegrepen kunnen zijn.

Monotoon gezeur

Helaas wordt Joeps monoloog op den duur monotoon gezeur dat aan je voorbij trekt zonder ook maar enige inhoud te hebben. En denk je net dat hij uitgepraat is, dan begint hij weer opnieuw. Mede dankzij dit soort scènes ben ik geen grote fan van deze film. Een ander probleem dat ik met de film heb is dat ik me als vrouw van een kwart eeuw oud moeilijk een voorstelling kan maken van de midlife-crisis die de heren in de film plaagt. De oude vriendschappen, die even herleeft worden en dan als een droom vervagen, is ook iets waar ik me niet verbonden mee voel. Daar moet je toch iets ouder voor zijn, heb ik het idee. Er was met name in de eerste helft van de film geen doorkomen aan. De tweede helft maakte redelijk wat goed. Vooral de laatste paar scènes zijn zo schrijnend dat het kippevel je over de armen loopt. Voor sommigen, zoals ik, is de film geen blijvertje, maar voor anderen kan de film een weerspiegeling zijn van een wereld die dan net zo dichtbij komt als de close-up van het doucheputje dat de film uitleidt.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Editie oktober 2003

Het is zo jammer dat sommige dvd-makers nog steeds denken dat een schijfje niet veel meer is dan een platte en ronde videoband. Er worden nog steeds dvd’s op de markt gebracht waarop alleen de film staat. En dat terwijl andere dvd’s vol staan met leerzaam audiocommentaar, lachwekkende bloopers, diepzinnige documentaires en andere leuke extra’s. Een dvd met ‘niks’ erop kan haast niet meer. Langzaamaan dringt dat ook tot distributeurs door. Er duiken steeds vaker trailers, featurettes en behind the scenes op. Het gaat de goede kant op. Als nu de kwaliteit van het gebodene ook nog beter wordt, kunnen we met gerust hart een punt zetten achter deze rubriek: videotapes op een schijfje.

The Hours (RCV)

~

Een fascinerende, complexe film met drie overdonderende actrices in drie even ontroerende verhaallijnen. The Hours is gebaseerd op het gelijknamige, bekroonde boek van Michael Cunningham dat de levens van drie vrouwen belicht aan de hand van Mrs. Dalloway van Virginia Woolf. In de jaren twintig zien we hoe Woolf (een onherkenbare Nicole Kidman) worstelt met haar saaie leven en haar nieuwe roman, in de jaren vijftig volgen we Julianne Moore, een huisvrouw die zich probeert los te trekken van haar bekrompen omgeving en rond de millenniumwisseling loopt het leven van Clarissa Dalloway (Meryl Streep) parallel met dat van haar naamgenoot uit het boek.

De ongetwijfeld vele verwijzingen naar het leven en werk van Virginia Woolf zijn mij grotendeels ontgaan, en de dvd-uitgave van de film was een perfecte gelegenheid geweest alle feiten uitgebreid te belichten. Maar dat er alleen een trailer te vinden is op deze dvd is tegelijk jammer en toepasselijk, want een film die zo doordrenkt is van literatuur nodigt je uit om je televisie eens uit te zetten en een bibliotheek of boekhandel binnen te stappen voor drie boeken: Cunninghams roman, een biografie van Woolf en natuurlijk Mrs. Dalloway.

Narc (Bridge Entertainment)

~

Eindelijk weer eens een politiefilm die het niet moet hebben van agenten die verzuchten “too old for this job” te zijn, lachwekkende criminelen of wereldwijde misdaadkartels. Narc is een grimmige, realistische film die wat verhaal en sfeer betreft eerder thuishoort in de jaren 70, maar door de manier van filmen zeer modern overkomt. Het verhaal gaat over Nick Tellis, indrukwekkend gespeeld door Jason Patric (waarom zien we deze topacteur niet vaker in films?), die de moord op een jonge undercoveragent op moet lossen. Hij wordt gekoppeld aan diens partner, Henry Oak (opnieuw een prima rol van Ray Liotta), die meer weet van de zaak dan hij op het eerste gezicht laat merken. Narc blijft spannend tot het einde, en verdient het door een groot publiek gezien te worden.

Helaas zullen de extra’s weinig liefhebbers over de streep trekken, want de “interviews” met de drie hoofdrolspelers (ook rapper Busta Rhymes doet mee), regisseur Joe Carnahan en producent Tom Cruise (groot vermeld op de hoes) dragen weinig bij aan de kwaliteit van de film. Gelukkig is Narc overal verkrijgbaar en niet duur, dus kopen die schijf!

Spider (Dutch Filmworks)

~

David Cronenberg, regisseur van klassiekers als Videodrome, The Fly, Crash en eXistenZ, levert met Spider een deprimerende film af die qua sfeer en impact nog het meest doet denken aan zijn meesterwerk Dead Ringers uit 1988. Ging die film over een uit de hand gelopen driehoeksverhouding tussen een gyneacologentweeling en hun wederzijdse vriendin, Spider graaft diep in de psyche van de schizofrene man die vroeger Spider werd genoemd en nu door het leven gaat als Dennis Clegg. In de Londense achterbuurt waar hij ooit opgroeide beleeft hij de ene flashback na de andere en komen we stapje voor stapje achter de traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd.

Het mooie en tegelijk verwarrende aan Spider is dat Spider-het-personage helemaal geen betrouwbare verteller is; hij herinnert zich dingen die hij logisch gezien helemaal niet meegemaakt zou kunnen hebben, en de flashbacks lijken gaandeweg meer op koortsdromen dan echte herinneringen. Spider is een film die je makkelijk een paar keer achter elkaar kunt zien, want bij elke kijkbeurt zal de betekenis weer wat veranderen.

Little Buddha (Dutch Filmworks)

~

Een van de eerste voorbeelden van een grote regisseur (Bertolucci) die flirt met het boeddhisme. Later zouden Oliver Stone (Heaven & Earth), Martin Scorsese (Kundun) en Jean-Jaqcues Annaud (Seven Years in Tibet) volgen. Little Buddha vertelt als enige van de genoemde films ook daadwerkelijk het verhaal van prins Siddhartha (een bijna onherkenbare Keanu Reeves), die uiteindelijk de Boeddha zou worden. Helaas legt Bertolucci hierbij de nadruk op de wonderbaarlijke kanten van het verhaal, waardoor Siddhartha’s verlichting vooral lijkt op een sprookje. Gelukkig is de hedendaagse raamvertelling waarbinnen Siddhartha’s verhaal wordt verteld een stuk beter te pruimen: hierin krijgen de negenjarige Jesse uit Seattle en zijn ouders te horen dat de jongen wel eens de reïncarnatie van een oude Boeddhistische meester zou kunnen zijn.

Van de rijke production design en Vittorio Storaro’s meesterlijke camerawerk blijft op deze dvd helaas weinig heel: hoewel de film in breedbeeld op de schijf staat, lijkt het wel alsof er een slechte DivX-kopie van het internet is gehaald en daarvan de dvd’s zijn geperst. Het is nog net geen VHS, maar het beeld bevat veel te weinig detail en contrast en de pixels vliegen je door de slechte compressie om de oren. Een ware teleurstelling.

The Scarlet Pimpernel (Dutch Filmworks)

~

Zorro, maar dan in de achttiende eeuw en in het Frankrijk van net na de revolutie, zo kun je The Scarlet Pimpernel het beste omschrijven. De Pimpernel redt veroordeelde aristocraten van de guillotine en smeedt een plan om kroonprins Louis uit de kerkers te bevrijden. In het dagelijks leven is de Pimpernel echter de ongelofelijke dandy Bakely, een Britse baron die zijn oog laat vallen op de schone actrice Marguerite. Marguerite heeft echter ook banden met de burgerpolitiechef Chauvelin, en wanneer Bakely en Marguerite trouwen, komt het geheim van de Pimpernel in gevaar.

The Scarlet Pimpernel is een leuke, spannende en goed in elkaar zittende avonturenfilm van het genre The Count of Monte Cristo en The Man in the Iron Mask, maar dan al flink wat jaren ouder. De film stamt uit 1982. De rol van Marguerite wordt vertolkt door een prachtige Jane Seymour (inderdaad, Dr. Quinn) en Ian McKellen (Gandalf) speelt een hele, hele goede rol als Chauvelin, die stiekem ook verliefd is op Marguerite en niet kan begrijpen wat zij ziet in die idiote fat. Maar de show wordt gestolen door de Pimpernel zelf: een onbekende Anthony Andrews (nog immer onbekend, overigens) die met een mud aardappelen in zijn keel gedichten voordraagt over zijn eigen alter ego: “They seek him here, they seek him there, they seek him everywhere. Is he in heaven? Is he in hell? That cunning Scarlet Pimpernel!

Film / Films

Gangs of New York

recensie: Gangs of New York

Regisseur Martin Scorsese had in zijn jeugd tenminste twee obsessies: film en het katholieke geloof. Deze kwamen op elfjarige leeftijd mooi samen toen hij storyboards tekende voor een film over het leven van Jezus. Scorsese moest ruim dertig jaar wachten voor hij die film, The Last Temptation of Christ, eindelijk kon maken.

~

Ook Scorseses meest recente film, Gangs of New York, kent een dergelijke lange ontstaansgeschiedenis. Al in 1970 las hij het gelijknamige boek van Herbert Asbury over de bendes die de stad New York in de negentiende eeuw onveilig maakten. Alles en iedereen boog onder de terreur van de bendes met namen als de Bowery Boys, de Natives en de Dead Rabbits en de corruptie tierde welig. New York was niet de metropool die we tegenwoordig kennen, maar een paar rijke straten met bakstenen huizen omringd door vele achterbuurten waar de mensen in houten huisjes en hutten leefden. Gangs of New York speelt zich tegen deze achtergrond af.

Slap verhaal

Het is een raadsel waarom Scorsese in al die jaren geen beter verhaal heeft weten te bedenken dan dat van de jonge Amsterdam Vallon (Leonardo DiCaprio), die zijn vader ziet sterven onder de handen van Bill the Butcher (Daniel Day Lewis) en zestien jaar later wraak op hem neemt. Als hij dan ook nog verliefd wordt op de dievegge Jenny (Cameron Diaz), die ooit Bills liefje is geweest, zijn de rapen gaar. Het slappe verhaaltje wordt bijna de ondergang van Gangs of New York. Bijna, want er is gelukkig nog genoeg om van te genieten.

Complimenten

~

Er mag geen onduidelijkheid over bestaan dat Gangs of New York er meesterlijk uitziet; in drie maanden tijd werd een groot deel van het oude centrum van New York levensecht nagebouwd in de Cinécittastudio’s in Rome. Scorsese en zijn acteurs overladen production designer Dante Feretti met complimenten op de extra’s van deze dvd en dat is volkomen terecht: decors als deze zullen we waarschijnlijk niet vaak meer tegenkomen in een film.

Visuele overdaad

Maar hoewel het gefilmde dus meer dan in orde is, is de manier van filmen minder indrukwekkend. Martin Scorsese staat bekend als een visueel genie, die van elk verhaal iets bijzonders weet te maken met imposante camerabewegingen, prachtige kadreringen en een meesterlijke montage. Films als Casino, Kundun en persoonlijke favoriet The Age of Innocence trekken je met hun visuele overdaad moeiteloos de wereld van de film binnen en zijn meteen als een “Scorsese Picture” te herkennen, terwijl dat in Gangs of New York gek genoeg niet zo is. Sterker nog: de hele eerste helft van de film had ook gemaakt kunnen zijn door een andere regisseur. Gelukkig trekt het in de resterende helft wel bij, maar ik had na dertig jaar voorbereiding eerlijk gezegd iets meer verwacht.

Encyclopedie

~

De dvd van Gangs of New York gaat vergezeld van een mooie rits extra’s, die voor het grootste deel op de tweede disc zijn te vinden. Behalve natuurlijk Scorseses commentaar tijdens de film, dat alleen een audiocommentaar in de technische betekenis van het woord is: het spoor is samengesteld uit interviewfragmenten met de regisseur, die bekend staat om zijn afkeer zijn eigen werk te willen analyseren. Ook tijdens Gangs of New York horen we relatief weinig over zijn voorbereiding voor de film en de opnamen, en focust Scorsese zich met name op de verhalen en de geschiedenis achter de film. Na al die jaren van research is hij een levende encyclopedie van New York geworden, en dat is te horen. Obscure feiten worden afgewisseld met beschrijvingen van het alledaagse leven in de stad en daarbuiten. Hierdoor is het commentaar minder leuk voor de filmliefhebbers maar dubbel zo interessant voor geschiedenisfans. Gelukkig kan ik mijzelf tot beide groepen rekenen.

Waarom geen…?

De overige extra’s richten zich vooral op het uiterlijk van de film en stellen aan het eind van de rit enigszins teleur. Natuurlijk is er niets mis met featurettes over decor- en kostuumontwerp, zeker niet bij een film waarbij deze afdelingen van levensbelang zijn, maar er is meer over een film te vertellen dan dit. Wordt het niet bijvoorbeeld eens hoog tijd voor een goede documentaire over Thelma Schoonmaker, die inmiddels al meer dan twintig jaar elke film van Scorsese heeft gemonteerd? Waar zijn Scorseses storyboards en shot-ontwerpen? Waarom geen interview met Robbie Robertson, goede vriend van Scorsese en ooit zanger van The Band, die vijf jaar lang op zoek was naar passende (volks-)muziek voor de film?

Net als de hiaten in het verhaal vallen ook de weggelaten extra’s meer op dan wat er wel is; maar alleen al het feit dat Scorseses filmdroom op dvd uit is, is genoeg reden voor gejuich. Zo kunnen zijn fans nog jaren lang studeren op de delen van de film die wel zijn gelukt.

Muziek / Album

Eigen muziek

recensie: Machine Head - Through The Ashes Of Empires

.

~

Machine Head begon in 1994 haar kunsten te vertonen met het album Burn My Eyes. Het was een van de best verkochte albums op het Roadrunnerlabel en de band liet daardoor direct een stevige impressie achter. De band maakte indruk met agressieve muziek, die toch lekker in het gehoor ligt. Tijdens de volgende jaren verschenen nog drie studioalbums die eigenlijk voortborduurden op het debuut. Drummer Dave McClain ziet de breuk met Roadrunner (waar overigens nog wel een livealbum, (Hellalive) werd uitbracht) dan ook als een kans om eindelijk de muziek te gaan maken die de band zelf wil maken. De muziek is minder gericht op het scoren van een hit en meer op de muzikale inspiratie van Machine Head zelf.

Geen woede zonder rust

~

De woede die de muziek van Machine Head al jaren kenmerkt, komt ook duidelijk terug in Through The Ashes Of Empires. Het sterke van het album is vooral dat de band snapt dat zacht niet bestaat zonder hard, en woede niet kan bestaan zonder rust. Het gevolg is dat de muziek heel dynamisch is, en zeker niet eentonig. De band heeft het lef om rustig met een nummer te beginnen voordat de muur aan geluid opgetrokken wordt. De zorgt ervoor dat de grote variëteit in deze climax van het nummer, zoals de afwisselende solo’s en mooie loopjes, extra goed tot zijn recht komt. De muziek staat stevig in haar schoenen. Een genot.

Sambal

De teksten van de band zijn eveneens gepeperd als sambal. “No fucking regrets / Fuck these chains / No God damn slave” uit het nummer Imperium is daar een goed voorbeeld van. Of bijvoorbeeld “Fuck you, you cocksucker / Fuck you, you whore”, uit Left Unfinished om nog maar een doorsnee zinnetje te noemen. Blijkbaar wil de band geen enkele moeite doen om het Amerikaanse publiek naar de mond te praten. Hulde daarvoor, al komt het soms enigszins overdreven over.

Braakpartij

De band is misschien niet even subtiel in het uiten van haar woede en frustraties, maar dit maakt het niet minder mooi. Het zijn woorden die uit de keel rollen als kots tijdens een braakpartij. De band zit met veel frustraties over de huidige maatschappij en weet dit op een typische, maar toch aangename manier te verwoorden. We kunnen zeker blij zijn met dit soort teksten, omdat het dan niet eens enkel over de dood gaat, zoals je in de toch nog metal vaak ziet.

Een goed boek

Als je een plaat van Machine Head opzet, hoor je stevige muziek, met passie gebracht. Dat hoor je aan alles. Machine Head heeft ons iets te vertellen en daardoor komt elke song er duidelijk uit, en verveelt de muziek niet snel. Het is als een goed boek, je wordt van begin tot aan het einde door de muziek heengeleid.

Dus?

Machine Head heeft duidelijk met Through The Ashes Of Empires haar eigen muziek neergezet. Stevige teksten en degelijke muziek zorgen voor erg goede composities. Het worden absoluut geen hits, maar dat hoeft ook zeker niet. Met dit album kan de band zeker ook haar frustraties over de wereld kwijt.

Links

Officiële homepage

Film / Films

Catch Me If You Can

recensie: Catch Me If You Can

Frisse kleuren en een vrolijk, luchtig verhaal: Catch Me If You Can is in alle opzichten een stijlbreuk voor Steven Spielberg, want nooit eerder maakte hij zo’n lichtvoetige film. Met behulp van Leonardo DiCaprio, Tom Hanks en zijn vaste groep medewerkers filmde hij in recordtempo dit waargebeurde kat-en-muisspelletje.

~

“Uw zoon heeft weken lang de plaats van de docent ingenomen,” krijgen pa en ma Abagnale aan het begin van de film te horen van het hoofd van de middelbare school waarop zoonlief zit. “Hij heeft huiswerk opgegeven, proefwerken nagekeken en strafwerk uitgedeeld.” Deze stunt is het begin van een verbijsterende carrière waarin Frank Abagnale Jr. (DiCaprio) achtereenvolgens piloot bij een grote luchtvaartmaatschappij, geheim agent, arts en advocaat wordt, en dat allemaal voor zijn eenentwintigste verjaardag.

Puistige puber

De film is gebaseerd op het levensverhaal van de echte Frank Abagnale, die ook als technisch adviseur op de titelrol staat. Met een grote dosis geluk, bluf en doorzettingsvermogen ziet de jongen de ene deur na de andere voor zich geopend worden. De rol van de gladde maar zeer aimabele Frank Abagnale is Leonardo DiCaprio op het lijf geschreven; hij speelt net zo gemakkelijk de puistige puber aan het begin van de film als de gewiekste oplichter die hij vijf jaar later is geworden. Om enige lijn in het episodische karakter van het verhaal te brengen, bedacht schrijver Jeff Nathanson FBI-agent Carl Hanratty, gespeeld door Tom Hanks, die Abagnale al die jaren lang op de hielen zit.

Sprankelend

~

Hoewel DiCaprio tijdens de hele opnameperiode griep had (overgehouden van de opnamen van Gangs of New York), is aan alles te merken dat de makers een hoop lol hebben gehad aan Catch Me If You Can: de hele film is gedompeld in heerlijk zomerse kleuren die doen denken aan de films van de jaren zestig, en de luchtige toon van de film wordt nog eens extra licht door de sprankelende jazzy score van vaste Spielberg-componist John Williams. Het is onmogelijk om aan het einde van de film geen glimlach op je gezicht te hebben.

Frustrerend

Catch Me If You Can is een film van Steven Spielberg, en dat betekent een ruim gevulde dvd. Maar net als zijn voorgaande films Minority Report en Artificial Intelligence: AI hebben de makers van de dvd gekozen voor een grote hoeveelheid losse featurettes, die gemakkelijk samengevoegd hadden kunnen worden tot een lange documentaire. Zeker omdat er geen “Play All”-functie aanwezig is, is het behoorlijk frustrerend om steeds terug te moeten naar het menu voor de volgende paar minuten.

Tenenkrommend

Op zich was dit nog wel te vergeven als de kwaliteit van de featurettes wat beter was geweest, maar de hele tweede disc van deze set is eigenlijk net zo luchtig als de film zelf. En voor de duidelijkheid: dat is geen compliment. Behind the Cameras is de beste van de rij, met een interessante kijk op de snelle werkwijze van Spielbergs goed op elkaar ingewerkte team, maar bij de acteursinterviews (onder de tenenkrommende titel Cast Me If You Can) gaat het fout. Acteurs vormen bijna per definitie het minst interessante deel van een film en ook hier hebben ze zeer weinig te vertellen. Gelukkig is de echte Frank Abagnale een stuk leuker: het is fantastisch om te horen hoe de film die je net hebt gezien vrijwel volledig door hemzelf is beleefd.

Een van Spielbergs leukste films sinds tijden gaat op dvd vergezeld van een paar teleurstellende extra’s. Gelukkig kan de film prima voor zichzelf spreken, en deze dvd is dan ook zeker een kijkje waard.

Boeken / Achtergrond
special: Interview met Daniël Dee, dichter van de nieuwe generatie

‘Voordragen is een feestje’

Daniël Dee is een all-round artiest, maar vooral een dichter van de nieuwe generatie, die het gebruik van expliciete en harde woorden als “pik”, “duivenstront” en “kut” niet schuwt, maar ook niet verheerlijkt. Hij kijkt uit naar de publicaties van zijn nieuwe bloemlezing Kutgedichten en zijn nieuwe solo-dichtbundel, beide in 2004. Hoewel zijn liefde voor het schrijven zich in het verleden vooral gericht heeft op poëzie, probeert Dee meer te zijn dan alleen dichter. Tekeningen, kunstwerken en sinds kort ook proza zorgen ervoor dat Dee niet stilzit. Voor Dee is writer’s block een onbekende term; hij loopt over van de inspiratie, zegt hij zelf. De thema’s in zijn gedichten zijn vooral Weltschmerz en zijn kijk op een verrotte vergankelijke wereld. Met zijn werk neemt Dee onder andere een kijkje in de farce van ons bestaan.

~

Twee tekeningen van eigen hand sieren de gang, waaronder een van Southpark. Een van de wanden van de woonkamer is gesierd met een witte plastic overall, hangend aan punaises. Centraal in zijn woonkamer staat een boekenkast. Het is een uitpuilend geheel. Zijn huis is rommelig maar knus. In de werkkamer staat de computer centraal in het midden van de achterwand.

Vol

Een aarzelend begin met een sigaret en een kop koffie in de hand siert de 27-jarige dichter Daniël Dee. Zijn boekenkast puilt uit met boeken van allerlei pluimage, van Gerard Reve tot Stephen King. Naast de boekenkast staan twee stapels boeken. Over de uitpuilende boekenkast zegt hij: “Als ik er eindelijk aan toe kom, wil ik een grote boekenwand maken. Nu staan er nog allerlei boeken in dozen overal en nergens.” Zijn bibliografie doet vermoeden dat er voor Dee te weinig uren in de dag zitten: hij schreef drie solobundels en werkte mee aan een groot aantal bloemlezingen en bundels uit samenwerkingsprojecten. Bovendien heeft hij een ontelbaar aantal publicaties op zijn naam staan in tijdschriften en op internet.

Dee is geboren in Zuid-Afrika. Als baggeraar kreeg zijn vader vanuit Rotterdam een tijdelijke baan aangeboden in Zuid-Afrika. Daarna, na een aantal jaren in allerlei wereldsteden te zijn geweest, waaronder Singapore en Hamburg, verhuisde Dee met zijn ouders terug naar Rotterdam. Dee: “Ik heb die grote steden zoals Singapore en Hamburg niet bewust meegemaakt, want daar was ik te jong voor.” Na de havo deed Dee sociaal pedagogische hulpverlening op het hbo. Op zijn 23e begon hij aan een studie Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij maakte zijn studie niet af, omdat hij na drie jaar Nederlands kon leven van zijn werk als dichter.
Dee gebruikt voor zijn meestal plots opkomende inspiratie blanco notitieboeken, zoals die door kunstenaars wel gebruikt worden om te kunnen tekenen. Hij neemt ze bijna overal mee naartoe, om zijn ideeën in op te schrijven. “Ik neem ze alleen niet mee naar de kroeg, dat gaat me te ver.”

Serieuze grap

In het studiejaar 2000-2001 werd Dee samen met Petra Else Jekel verkozen tot eerste huisdichter van de RUG. Het huisdichterschap was een initiatief van de Groningse Universiteitskrant UK. Dee: “Het was een uitdaging om in opdracht te schrijven over onderwerpen die te maken hadden met de universiteit. Eigenlijk zag ik het huisdichterschap als een grote grap, maar wel een serieuze grap. Ik ben er echt serieus mee bezig geweest.” Zoals nu gebruikelijk is geworden hoort bij het huisdichterschap ook een bundel met alle gedichten die tijdens de functie zijn geschreven. Dee en Jekel brachten de bundel Dubbelblind uit. Dubbelblind betekent dat twee wetenschappers hetzelfde experiment los van elkaar doen.

Het huisdichterschap heeft Dee geen windeieren gelegd. Hij kreeg naamsbekendheid, die iedere dichter natuurlijk wil hebben. Toch is het Dee niet naar het hoofd gestegen. Ondanks de publicaties na het huisdichterschap is Dee niet bezig met het feit dat hij bekend is in de wereld van de poëzie, maar eerder met de verhouding tussen hem en de wereld. Naast de serieuze gevolgen die het huisdichterschap Dee hebben opgeleverd, leverde het ook grappige situaties op. “Ik werd bijvoorbeeld een keer geboekt door iemand die alleen maar wist dat ik de eerste huisdichter van de Universiteit was. Die man dacht dat ik heel oud was, van voor de oorlog, of zo.”

Kut- en klotegedichten

~

Op dit moment is Dee met een aantal dingen bezig. Begin januari 2004 komt de bloemlezing genaamd Kutgedichten uit. Daarin staan Nederlandse dichters die iets schrijven over het vrouwelijk geslachtsdeel. Als vervolg is het de bedoeling dat er een jaar later een bloemlezing genaamd Klotegedichten uit gaat komen. Dee: “Die bundel moet allerlei gedichten over kloten gaan bevatten. Vergeleken met Kutgedichten is die bundel moeilijker te vullen. Het bespreken van het vrouwelijk geslachtsdeel is blijkbaar meer ingeburgerd dan om kloten te bespreken.” De roman is nog niet zover gevorderd, en Dee kan er dan ook niet veel over uitweiden. Met de roman wil hij eens zien of hij ook proza kan schrijven. De nieuwe dichtbundel, die al grotendeels klaar is, komt hoogstwaarschijnlijk november 2004 uit. Het streven van Dee is om iedere twee jaar een gedichtenbundel uit te brengen. “In 2002 kwam mijn debuutbundel 3D – schetsjes van onvermogen uit, dus in 2004 wordt het tijd voor een nieuwe bundel”, aldus Dee.

In een aantal publicaties over Dee wordt gezegd dat hij een performance poet is. Dee: “Er bestaat helaas een hokjes-cultuur in onze maatschappij. Iemand die zijn poezie op het podium voordraagt, wordt vaak al snel een “performance poet” genoemd.” Zelf vindt Dee dat zijn gedichten het beste gelezen kunnen worden. Als hij het dan toch voordraagt, vindt hij dat hij de mensen moet vermaken, dus dan moet het ook goed voorbereid zijn. “Ik vind dat als je een gedicht voordraagt dat je dan niet je boekje voor je neus moet houden, maar dat je ook echt het publiek moet vermaken. Daar hebben ze tenslotte voor betaald. Voor mij is het voordragen van mijn gedichten een feestje. Je vermaakt je publiek. Je krijgt te eten en te drinken. Oh ja, je krijgt er ook nog eens voor betaald.”

Spontaan

Voor Dee is spontaniteit heel belangrijk. “Ik sta mezelf niet toe gekunsteld te zijn. Als ik bijvoorbeeld over iets uit mijn privé-leven op dit moment zou schrijven dan zou het gekunsteld en te gestileerd worden. Daarom put ik vaak uit ervaringen die ik eerder heb opgedaan.” Daardoor ontstaat een grote kloof tussen zijn privé-leven nu en de gedichten, zowel qua tijd als beleving.

~

In zijn bundel Waardeloos (2000) begint Dee met het gedicht Toe vertel een verhaal:

zal ik jullie vertellen
over mijn angsten en mijn eenzaamheid
gepaard gaande met mijn drankmisbruik

zal ik jullie vertellen
hoe verveling, zinloosheid en vergankelijkheid
mijn toekomst telkens weer in kaart brengen

zal ik jullie vertellen
over mijn clichés, waanzin en problemen
tot jullie oud en lelijk van het huilen zijn

zal ik dat vertellen
of zal ik maar weer gewoon
mijn pik laten zien?

~

Het gedicht gaat over de oppervlakkigheid van de maatschappij, zoals Dee het ziet. Dee: “Ik denk dat je zelf het leven zin moet geven, maar dat is natuurlijk ook nog maar een farce. Ik vind niet dat het slecht is om geen doel te hebben in je leven. Het kan juist erg bevrijdend zijn om gewoon even doelloos door het leven te gaan.” Volgens Dee wil de moderne maatschappij niet meer werken voor geluk. Men wil een extase bereiken zonder er al te veel moeite voor doen. Vandaar dat er veel house parties worden gegeven en pillen worden gebruikt. Dee: “Ikzelf schotel geen hapklare brokken voor aan het publiek. Ik probeer ze te vermaken, maar ook aan het denken te zetten.”

Shock value

Op de vraag of hij zijn expliciete woordkeus – “pik” in het bovenstaande gedicht – doet om te shockeren, antwoordt hij: “Ik dacht altijd dat ik in een afgestompte maatschappij leefde die niet meer te shockeren viel. Het gebruik van dat soort woorden doe ik niet uit shock value, maar gewoon omdat ze er horen. Ik ben niet iemand die met opzet woorden gebruikt om mensen te shockeren.”

8WEEKLY

Zwaar trainingsschema

Artikel: Pro Evolution Soccer 3

Pro Evolution Soccer 2 was volgens vele die hard gamers hét voetbalspel van vorig jaar. De concurrent FIFA was niet realistisch genoeg, terwijl PES2 de ultieme voetbalervaring zou bieden. Zelf was ik toch meer FIFA-fan, puur omdat deze game wat overzichtelijker, gebruiksvriendelijker en toegankelijker was voor mensen die niet 24 uur per dag gamen. Tenslotte wil je ook wel eens een potje spelen tegen een vriend, en bij PES2 was de drempel voor newbies gewoon te hoog.

~

In PES3 heeft men getracht het één en ander voor de ‘gewone’ gamers onder ons wat toegankelijker te maken. De trainingmodus is verbeterd. Niet alleen kun je hier de nodige vaardigheden en trucjes leren, maar ook PES-jes verdienen: punten waarmee je allerhande items kunt unlocken in de game. Om die PES-jes te verdienen moet je natuurlijk de diverse trainingsoefeningen met goed gevolg afleggen. Om PES3 in de vingers te krijgen is training onontbeerlijk. Anders dan FIFA beschikken de spelers over moves die tot in perfectie moeten worden uitgevoerd, anders gaat het mis en staat je speler mooi voor schut. Dit zorgt er voor dat Pro Evolution Soccer 3 over een zeer laag ‘pick-up-and-play’ gehalte beschikt.

Kaarten

~

Het voetbalgedeelte is prima, als je het spel eenmaal in de vingers hebt. Net als in het echt kun je het spel beïnvloeden door een enorm offensief aan te zwengelen, of als een broedende kip je voorsprong te gaan verdedigen. Bij FIFA vervalt het spel nog wel eens in herhalende aanvalspatronen, terwijl de mogelijkheden bij PES3 groter zijn. Er lijden dus nu meer wegen naar Rome. Wel is het uiterst moeilijk om een speler de bal af te pakken. Tackles moeten zeer precies worden ingezet, anders schop je zomaar een speler omver en heb je weer een gele kaart te pakken. Want wat kaarten betreft zijn de scheidsrechters in PES3 niet kinderachtig.

Licenties

PES2 moest het qua licenties, beeld en geluid afleggen tegen FIFA, en ook met PES3 is dat niet anders. De landenteams zijn redelijk in orde, maar er zijn echt veel te weinig clubteams in het spel aanwezig. En bovendien zijn de meeste ook nog enorme verbasteringen van bestaande clubteams. PSV en Ajax zijn terug te vinden onder vreemdsoortige fantasienamen, terwijl Feyenoord wel gewoon te spelen valt onder haar echte naam. Normaal gaan verbasteringen van spelersnamen vaak niet verder dan het veranderen van een paar klinkers, maar nu heeft men zich wel heel erg lopen uitsloven. Dat wordt dus weer klussen met de (zeer uitgebreide) editor.

Masters league

PES3 beschikt over een ‘Masters league’ waarin de die hards zich pas echt kunnen onderscheiden. Naast gewoon voetballen moet je hier de taken van een manager op je nemen, en je actief met spelersaan- en verkoop gaan bezighouden. Goede resultaten zorgen ervoor dat spelers wel oren hebben naar een positie in jouw team. Met mindere resultaten kun je je positie op zowel de ranglijst als de transfermarkt echter verspelen. Dit geeft het spelen van PES3 weer een extra dimensie, en het is een optie die eigenlijk gewoon in alle voetbalgames zou moeten zitten: puntje voor Konami!

Conclusie

PES3 is een behoorlijke verbetering geworden ten opzichte van het eerste deel. De drempel voor newbies om aan dit spel te beginnen is wat lager geworden, mits hij eerst in zijn eentje gaat oefenen. Daar staat tegenover dat het spel nog steeds niet geschikt is als ‘buddy game’. Een geoefend speler slacht een nieuweling nog steeds met kinderlijk gemak af, en daardoor is het spel niet echt geschikt voor casual gamers die een avondje met zijn allen willen gamen. Ben je naar zo’n spel op zoek, hou het dan bij FIFA. Zoek je een spel waarbij je het onderste uit de kan moet halen, dan is PES3 wel wat voor jou.