Film / Achtergrond
special: Pixar Animation Studios

Het onwaarschijnlijke levensecht gemaakt

Een kleine bureaulamp, Luxo Jr. genaamd, speelt met een klein balletje tot de bal lek gaat. Het bureaulampje duikt ineen van verdriet. En net als de grote bureaulamp denkt dat Luxo Jr. nu wel rustig zal blijven staan, vindt de kleine een bal die wel tien keer zo groot is.

~

~

Het leek onwaarschijnlijk dat een koud en rationeel apparaat een warm en emotioneel filmpje kon maken, maar het lukte de maker van het beroemde filmpje Luxo Jr. John Lasseter in 1986. Met deze en een andere eerder gemaakte digitale vingeroefening, namelijk The Adventures of Andre and Wally B. (1984) liet Lasseter zien wat de mogelijkheden van computers waren en dat het mogelijk was leven uit een computer te halen.

Bureaulamp

De bureaulamp kennen we nu als het introductielogo van Pixar Studios, een animatiebedrijf dat het maken van volledig computergeanimeerde films inmiddels tot een kunst heeft verheven. Wat ooit begon als een technologietak van LucasFilm in 1979 is uitgegroeid tot een van de meest vooraanstaande animatiebedrijven, dat zich kan meten met de grootsten.

Toen het voormalig hoofd en oprichter van Apple Computers Steve Jobs samen met John Lasseter in 1986 de technologieafdeling van LucasFilm kocht, gokte hij erop dat specialisatie in computertechnologie en animatie hem rijk zou maken. Hij gokte goed. Pixar Studios zou de oude manier van animatiefilms maken, namelijk het intensieve handmatig tekenen, verdrijven van zijn monopoliepositie. De handgetekende animatietekeningen zouden plaatsmaken voor volledig door computers gemaakte animaties, waardoor Disney-klassiekers als Snow White and the Seven Dwarfs (1937) eindelijk eens achter in de kast belanden, waar ze tot in de eeuwigheid stof kunnen verzamelen.

Toy Story

~

Na een aantal jaren kleine filmpjes, te weten Red’s Dream (1987), Tin Toy (1988) en Knickknack (1989), en reclames te hebben gemaakt, lanceerde Pixar in 1995 in samenwerking met Disney zijn eerste lange film Toy Story. De 3D-animatiefilm ontketende een ware revolutie op het gebied van computeranimatie. Of het nu voor volledig geanimeerde films of voor goede special effects was, een beetje filmstudio moest een goede computeranimatieafdeling hebben om zich te kunnen meten met zijn concurrenten. De Woodies en de Buzz Lightyears – “To Infinity and Beyond!” – waren niet meer aan te slepen. De animatietechnieken deden Pixar in een klap in de top van de lijst van animatiebedrijven belanden.

Stil zitten

Sinds die tijd heeft Pixar niet stil gezeten. In samenwerking met Disney is het vermogen tot het produceren van kaskrakers onverminderd gebleven,. Achtereenvolgens werden A Bug’s Life (1998), Toy Story 2 (1999) en Monsters, Inc. (2001) grote kaskrakers. Ook op het gebied van de korte film blijft Pixar actief.

Als eerste is er het door critici gelauwerde Geri’s Game (1997), die samen met de grote kaskrakers Pixar tot animatiegigant bombardeerde. Geri’s Game is een prachtige korte film over een oude man en zijn schaakwedstrijd met zichzelf. Twee jaar daarvoor waren Woody en Buz nog gladde poppen. Een oud gezicht, oude handen en verfrommelde kleding laten zien dat Pixar het animeren van huid en kleding goed onder de knie heeft.

~

De andere korte animatiefilm is For the Birds (2000). Dit filmpje laat een aantal kleine vogeltjes op een electriciteitskabel zien, die een grote vogel niet in hun gezelschap willen hebben. De grote vogel wil vriendjes zijn met de kleine vogels en landt in hun midden. Doordat de vogel zwaar is, buigt de kabel door. De grote vogel laat los en de kleine vogeltjes worden als raketten aan de kabel gelanceerd. In deze animatiefilm is het de animators gelukt digitale veren te creeëren die de echte situatie proberen na te bootsen.

Toekomst

Pixar is nog lang niet uitgeanimeerd met titels als Finding Nemo (2003), The Incredibles (2004) en Cars (2005?). De Amerikaanse kaskraker Finding Nemo komt over twee weken, op 27 november, in Nederland uit. Het is een komische animatiefilm over de avonturen van de kleine clownvis Nemo en zijn vader. Volgend jaar oktober verschijnt The Incredibles, waarin ingezakte superhelden gedwongen worden hun oude beroep weer op te pakken om de wereld te redden. Cars moet een film worden over auto’s die hun kicks krijgen op de bekende Amerikaanse Route 66.

Alle films van Disney/Pixar hebben een sterke moraal, waar je je mateloos aan zou kunnen irriteren. Maar het gaat helemaal niet om de moraal. Die kennen we nu zo onderhand wel: wees lief en aardig voor elkaar, heb respect voor elkaar, en nog meer van dat soort softe gebazel. Wat belangrijk is, is de groep mensen die voor Pixar bezig zijn met de animaties. Het is toch geweldig om te zien hoe het Pixar lukt om toch iedere keer weer een lui-achterover-op-de-bank animatiefilm voor het hele gezin te produceren, die alle records breekt. En de strijd tussen de verschillende filmmaatschappijen is een lust voor het oog, vooral omdat deze op het filmscherm wordt uitgevochten.

Links

Voor meer informatie over de verschillende films van Pixar neem je een kijkje op hun website.

Film / Films

Sprookjesachtig schouwspel van Japanse meester

recensie: Spirited Away

Van Pokémon en Dragonball Z weten we alles, maar er zijn weinig grote Japanse films die doordringen tot op het Europese – laat staan het Nederlandse – witte doek. Spirited Away geeft echter een unieke blik op een andere cultuur, en een andere manier van filmmaken. Over vliegende draken en Stinkgoden in een badhuis.

~

In Azië is de Japanse regisseur Miyazaki beroemder dan Disney. De films van de Japanner worden beter bezocht én hoger gewaardeerd dan die van de Amerikaanse concurrent, en dit is Disney niet ontgaan: ze hebben de gehele film van Miyazaki overgekocht, nagesynchroniseerd en onder eigen vlag uitgebracht. In Japan werd Spirited Away de best bezochte film ooit. Maar ook internationaal kreeg de film het afgelopen jaar alle erkenning: Miyazaki schreef het filmfestival van Berlijn (Gouden Beer voor beste film) op zijn naam en is nu kanshebber op een Oscar voor beste animatiefilm.

Meer karakter

De kwaal waar de meeste grote animatiefilms van dit moment aan lijden is een totaal gebrek aan een goed verhaal. Met name Disney gaat daar keer op keer de mist in. Juist daarom zijn de Japanse speelfilms van Miyazaki zo verfrissend: eindelijk zijn er prachtig geanimeerde speelfilms waarin het verhaal iets gecompliceerder ligt dan bijvoorbeeld “het goede tegen het kwade”. De personages hebben meer karakter, en een voorgeschiedenis die vaak hun handelen bepaalt en verklaart.

Goddelijk badhuis

~

Ook in Spirited Away is dit het geval. Het tienermeisje Chihiro raakt verstrikt in een wonderlijke geestenwereld als ze met haar vader en moeder een verlaten pretpark betreedt. Haar ouders raken betoverd na het eten van magisch voedsel, en Chihiro staat voor de zware taak om hen én zichzelf te bevrijden. Ze weet een baantje te veroveren in een enorm badhuis, waar geesten en goden komen voor een verkwikkend bad (voor liefhebbers van de
Japanse cultuur: de figuren zijn Mononoke en Kami, goddelijke wezens uit de Sjintoïtische cultuur).

Geen echte schurk

Chihiro’s belevenissen in het badhuis doen het meest denken aan de avonturen van Alice in Wonderland. Het geestenrijk blijkt een prachtige, kleurrijke en soms griezelige wereld met eigen wetten en creaturen. En zoals gezegd bestaan puur “goede” of “kwade” wezens niet. De tovenares Yubaba is weliswaar een chagrijnig mormel, maar geen echte schurk.

Ongebreidelde fantasie

Spirited Away gaat – zoals veel films – over de moed, vriendschap en doorzettingsvermogen van een tienjarig meisje. Maar Miyazaki bekritiseert ook de strijd van de mens tegen de natuur – een terugkerend thema in zijn films. De echte kracht van de film ligt echter in de ongebreidelde fantasie van de makers. Het zal voor de meeste westerlingen even slikken zijn, maar als je bereid bent goed te kijken is Disney voorgoed verleden tijd.

Extra’s

Wat je ook van de film vindt, de dvd-release is zonder meer een teleurstelling te noemen: deze schijf bevat geen documentaires, geen audiocommentaar en geen schetsen, voorontwerpen of ander beeldmateriaal. We moeten het doen met slechts een paar Franse tv-spotjes en de Amerikaanse trailer. Een gemiste kans.

Boeken / Achtergrond
special:

Het fenomeen Duck

Donald Duck is misschien wel één van de meest essentiële iconen uit de Nederlandse jeugdcultuur van de vorige eeuw. En dat terwijl de eigenwijze eend uit de VS afkomstig is! Toch staat het vrolijk weekblad Donald Duck in 1952 aan de wieg van de jeugdemancipatie. Ruim 50 jaar later is het blad niet meer weg te denken: kinderen lezen ‘m letterlijk stuk, en studenten gaan wel op kamers wonen, maar blijven stiekem lid. Voor de één is Donald vermaak, voor de ander een jeugdliefde, en voor velen gewoon cult.

~

In 1952 geeft de uitgever van het damesblad Magriet het eerste nummer van Donald Duck uit. De strips worden gratis verspreid onder de jongeren. Zodra deze koters verslaafd zijn geraakt aan de avonturen van de eend, begint men voor de volgende nummers geld te vragen: 15 cent per stuk. Donald Duck is al snel ongelofelijk populair bij de jongeren, en dat kan natuurlijk niet. Ouders en leerkrachten trekken aan de bel, en proberen het grote publiek te waarschuwen voor de verderfelijke invloed die strips op onze jeugd hebben. Het mag niet baten. De oplage stijgt binnen een jaar van 150.000 naar 200.000. De jeugd ontworstelt zich aan de ijzeren greep van de volwassenen, en de geboorte van de jongerencultuur is een feit.

Tijdloos

~

In de Donald Duck verschenen in het begin hoofdzakelijk de avonturen van Donald Duck en de Grote Boze Wolf. Het blad werd deels in kleur en deels in zwart-wit uitgegeven, en zag er voor die tijd behoorlijk flashy uit. Niet alleen was het een zegen dat jongeren eindelijk openlijk strips konden lezen, in die tijd verschenen ook nog eens de beste verhalen over Donald ooit. Deze verhalen komen uit de koker van Carl Barks, de Duck-tekenaar bij uitstek. Zijn verhalen laten een fraai beeld van de samenleving midden twintigste eeuw zien, maar zijn tegelijkertijd tijdloos.

Eigen wereld

Door de jaren heen is de Donalds wereld steeds groter geworden. Hij woont met zijn neefjes in het door Cornelis Prul gestichte Duckstad. Al die jaren rijdt hij in hetzelfde autootje, heeft hij ruzie met buurman Bolderbast, is hij verliefd op Katrien, jaloers op Neef Guus en hoopt hij op de erfenis van Oom Dagobert. Naast zijn oude vrienden Mickey en Goofy heeft hij in Duckstad een eigen wereldje weten op te bouwen, met inwoners als de immer luie Gijs Gans, de verwarde uitvinder Willie Wortel en Oma Duck. Maar naast vrienden heeft Donald ook een hoop vijanden, zoals Govert Goudglans, Zwarte Magica en de immer ontsnappende Zware Jongens.

Het universum dijt uit

Door de jaren heen verschijnen er steeds meer vaste gasten in het blad. Naast de Boze Wolf maken we ook kennis met Broer Konijn, Tokkie Tor, Douwe Dabbert, Tom Poes en Hiawatha. Het zijn maar een paar namen uit een lange lijst. Verder verschijnen bijna alle Disney-tekenfilms in stripvorm in het weekblad. Ook zien we in de jaren ’80 de prachtige strip Van Nul tot Nu, waarin de geschiedenis van ons kikkerlandje wordt behandeld. In de jaren ’90 tekent Dick Matena stripversies van beroemde jeugdverhalen zoals Kruimeltje, Dick Trom en Pietje Bell.

Drie-eenheid

Hoewel de strip Donald Duck in eerste instantie voor kinderen bedoeld lijkt, blijven veel jongeren, al dan niet stiekem, de avonturen van de eend tot ver na hun tienertijd volgen. Donald Duck heeft een heerlijk simplistisch no-nonsense karakter over zich. Je weet vaak wel wat je kunt verwachten van een Duck-avontuur. Bovendien houdt de Nederlandse redactie van het weekblad strak vast aan de continuïteit van Carl Barks. Dit is in andere landen wel anders: zo is men in Italië op het compleet onzalige idee gekomen om van Donald een soort superheld te maken. Maar in Nederland blijft alles hetzelfde. Donald draagt immer zijn matrozenpakje (zelfs Suske en Wiske dragen tegenwoordig andere kleding), en de neefjes spreken nog altijd als een drie-eenheid. Laten we hopen dat dat nog lang zo zal blijven.

8WEEKLY

Mijn laatste…

Artikel:

Met dit stukje schrijf ik definitief mijn laatste Gossip. Het leek allemaal erg leuk: beetje roddelen over beroemdheden, maar al gauw bleek er niet zoveel aan. Er wordt naar mijn mening namelijk al meer dan genoeg gezeverd over de kneuzenkaravaan van Endemol, de wannabe-rotary uit Hilversum en de veel te veel verdienende sporters. Al snel had ik het gevoel dat het geven van mijn mening over beroemdheden net zo veel toevoegde als spugen in de Noordzee. Water zat.

~

Voor mijn allerlaatste Gossip heb ik besloten daarom een bekende Nederlander naar voren te halen die net als ik ook graag met grijzende vinger naar andere beroemdheden wijst: Jack Spijkerman. Voor ik dit ga doen wil ik even stellen dat ik al jaren een vaste kijker ben van zijn programma. De formule van Kopspijkers laat zien dat je nog steeds hoge kijkcijfers kunt halen zonder seks, zingende wannabe-idolen, voetbal of miljoenen prijzen. De publieke omroepen beschikken helaas veel te weinig over dergelijke goede programma’s en daar mag Jack best een pluim voor hebben.

Die pluim hebben Jack en zijn cabaret inmiddels via diverse prijzen gekregen. En of deze bevestiging van het succes de oorzaak is weet ik niet, maar de kwaliteit van het programma is dit jaar ruimschoots achteruit gegaan. De fragmenten en bloopers die Jack nomineert voor ‘de gouden knuppel’ zijn soms nog wel leuk, maar vaak ook een beetje gezocht. Hij moet soms erbij vertellen wat volgens hem fout gaat, anders valt het niet op. Het trieste dieptepunt was wel toen hij Maurice de Hond nomineerde. De Hond had een enquête afgenomen, en vertelde hoeveel procent op zus of op zo had gestemd. Als je die procenten zou optellen, dan zou je ruim boven de 100 uitkomen. Aangezien 100% het maximum is kon de Hond volgens Jack niet tellen. Het publiek reageerde tot verbazing van Jack nogal lauw op deze nominatie. Logisch, want iedereen weet dat je bij veel enquêtes ook meerdere antwoorden kan geven. In dat geval zouden de percentages van De Hond prima kunnen kloppen, en was er geen sprake van een fout of blooper.

Veel mensen hebben kennelijk hierop een mailtje gestuurd naar de redactie van Kopspijkers, want Jack kwam de daarop volgende uitzending met een zwak verweer. De antwoorden die je op de enquête van De Hond kon geven gaven toch wel aan dat meerdere antwoorden niet mogelijk waren? Hij gaf één voorbeeld, antwoorden A en B waren bijvoorbeeld niet compatibel. Dat antwoorden A en C wel weer samen gingen, daar ging Jack voor het gemak maar even aan voorbij. Vervolgens vertelde hij dat ze bovendien ‘een medewerker’ van De Hond hadden gesproken, en dat het toch echt om een foutje zou gaan. Dit zei Jack er de vorige keer nog niet bij, en dus heeft het publiek nog steeds gelijk dat het fragment van vorige week onzin was. Bovendien had Maurice zelf ook een mailtje gestuurd om te zeggen dat hij geen fout had gemaakt. Als ik de afweging moet maken wie ik moet geloven, De Hond of ‘de medewerker’ die Jack zou hebben gesproken, dan geef ik De Hond het voordeel van de twijfel.

Dit zo lezende zal Spijkerman waarschijnlijk denken; ach, dat is maar één voorbeeldje, zeikerd! Maar helaas, Ik heb er veel meer. Het onderdeel Kopspijkeren is verworden tot een ‘kijk eens hoe goed Jack de spijkers wel kan raken’. Het originele idee dat twee bekendheden tegen elkaar zouden spijkeren werkt niet. Diegene die de meeste hulp van Jack krijgt, wint. Het cabaret is vooral leuk dankzij Paul Groot, de andere leden komen steeds vaker niet uit de verf met hun typetjes. De door Jack aangekondigde Gouwe Ouwe-hits voor het muzikale intermezzo zijn vaker niet te zien dan wel. Meestal vindt Jack weer een reden om een uitzondering te maken en weer iets vaag muzikaals de bühne op te sturen.

Conclusie: de scherpte is er af. Youp van ’t Hek zei ooit eens dat als een feestje leuk is, je niet te lang moest blijven. Dan houd je de mooie herinneringen over. Hoe langer je voortborduurt op dezelfde formule, hoe saaier en voorspelbaarder iets wordt. Misschien is het beter om binnenkort te stoppen met Kopspijkers in zijn huidige formule, en dat Jack en zijn mensen weer met een fris nieuw programmaidee komen. Het is de hoogste tijd. Het doek moet vallen.

Theater / Voorstelling

Het feminisme voorbij

recensie: De getemde feeks

.

~

De Getemde Feeks staat bekend als één van de moeilijkste stukken van Shakespeare. Niet dat het nu zo’n ingewikkelde verhaallijn heeft, of dat het taalgebruik zo onbegrijpelijk is. Integendeel. Het probleem van dit stuk is dat het eigenlijk helemaal niet in deze tijd past. En dat doet het al een paar eeuwen niet.

Antifeministisch

Het verhaal van de dwarse Katharina die door de edelman Petruchio wel even getemd zal worden is zeer amusant, maar het is op het eerste gezicht een zeer antifeministisch stuk. Katharina wordt getemd en adviseert aan het einde van het stuk de vrouwen in het publiek wel even hoe zij zich tegenover hun man dienen op te stellen.

Als regisseur kun je daar op bepaalde manieren mee omgaan. Je kunt besluiten je aan Shakespeare aanwijzingen te houden en het stuk te spelen zoals het 400 jaar geleden geschreven is. Of je vertaalt het naar nu, en vertelt het verhaal zo dat de eindscene, waarin Katharina haar eindmonoloog over gehoorzaamheid geeft, in feite een spel is tussen haar en Petruchio met de andere karakters en hun echtgenotes als slachtoffer. Zo heb ik het in Engeland gezien, tot groot succes.

Corps

Deze versie van het NNT is zeer trouw aan Shakespeare, met slechts enkele wijzigingen in taalgebruik. Het feit dat Shakespeare nooit veel aanwijzingen over hoe iets moet worden gespeeld geeft blijkt met name in de eerste scènes van het stuk. Het begint vrij statisch en het duurt even voor alles op gang komt. Maar als publiek wordt je wel meteen in de actie gestort. Het is meteen duidelijk dat Katharina de feeks uit de titel is, en de mannen (Hortensio, Lucentio en Gremio) lijken zo uit een willekeurig studentencorps weggelopen te zijn; het type sigarenrokende, sherrydrinkende bankiers.

Gedurende het grootste deel van de voorstelling is De Getemde Feeks een succesvolle komedie die met name gedragen wordt door Yorick Zwart (Tranio en Grumio), Loek Peters (Gremio) en Ludo Hoogmartens (Petruchio). Kleine details, zoals het overdreven nette accent van Tranio als hij voor edelman moet spelen, en Petruchio’s gezichtsuitdrukkingen veranderen de karakters in zeer komische figuren.

Breken

Maar, ongeveer halverwege het stuk, als Petruchio en Katharina daadwerkelijk getrouwd zijn, wordt het grimmiger. De focus verschuift van het komische hofmaken van Lucentio en Bianca naar het harde breken van Katharina. Tegen die tijd begint het bij het publiek ook te knagen; dit is niet grappig meer. Goed, Katharina is een feeks, maar waar is die Lucentio nu eigenlijk mee bezig? En tegen de tijd dat Katharina haar monoloog geeft, zit het publiek een beetje ongemakkelijk te lachen. Katharina, gespeelt door Lotje van Lunteren, richt zich tot het publiek in die monoloog, en is nog alleen met Petruchio op het toneel. Petruchio, die goedkeurend, sigaarrokend, staat toe te kijken hoe Katharina zich in het stof werpt voor hem.

Is Karina Kroft erin geslaagd een snel, hard stuk te regisseren dat eerder de onderbuik dan het intellect aanspreekt? Ja. De Getemde Feeks is zeer geslaagd, zeker als je in aanmerking neemt dat het in slechts drie weken in elkaar is gezet. Ik kon niet aan de gedachte ontkomen dat dit dicht in de buurt komt van hoe Shakespeare’s stukken oorspronkelijk op de planken werden gebracht; een korte repetitietijd, spelers die een tweede rol op zich nemen door het opzetten van een maskertje, en de kleine vergissingen die daar bij horen. De Getemde Feeks is snel, komisch, en zelfs vertederend, en de paar foutjes zijn eigenlijk allemaal terug te brengen naar de tekst van Shakespeare.

De Getemde Feeks wordt nog tot en met 8 november gespeeld in de Machinefabriek. Meer informatie: www.nnt.nl

Film / Films

Charlton Heston overleeft de toekomst

recensie: The Omega Man & Soylent Green

Aaaah, de jaren zeventig: voor veel filmliefhebbers vormen de jaren tussen 1968 en 1979 nog steeds de bloeiperiode van de cinema. Easy Rider was de definitieve nagel in de doodskist van het studiosysteem en het begin van de Amerikaanse auteurcinema, waarin talenten als Martin Scorsese, Francis Coppola en vele andere goden zeer persoonlijke films maakten die ook nog eens goed werden bezocht. Zelfs de komst van de blockbuster in 1975 veranderde weinig aan de kwaliteit van de films: Jaws of Star Wars zijn oneindig veel beter dan moderne tegenhangers als Anaconda of The Phantom Menace.

~

Het leukste aan al die bekende en onbekende film uit de zeventiger jaren is de sfeer, waarvoor de Engelse taal het woord gritty heeft. Of het nu komt door de kwaliteit van het gebruikte filmmateriaal of de relatief vaak lage productiebudgetten, vrijwel elke film ziet eruit of hij zo van de straat is geplukt. Dat is ook zeker het geval met deze twee toekomstfantasieën die gelijktijdig door Warner op dvd zijn uitgebracht, en geheel terecht, want Soylent Green en The Omega Man vertonen nogal wat overeenkomsten. Zo speelt Charlton Heston in beide films de hoofdrol en spelen beide films zich af in de toekomst, hoewel er nergens een ruimteschip is te zien. In de trant van Huxleys Brave New World laten de twee films een pessimistische blik zien op een dystopische samenleving.

Godsdienstwaanzinnige albino’s

~

In The Omega Man uit 1971 speelt Heston Neville, een oud-militair die na het uitbreken van een wereldwijde epidemie de enige levende man op aarde denkt te zijn. Maar al gauw wordt duidelijk dat er sommigen zijn die door het virus zijn veranderd in een soort godsdienstwaanzinnige albino’s die alleen ’s nachts tevoorschijn komen. (Klinkt bekend? Dat kan kloppen, want het recente 28 Days Later volgt eenzelfde stramien.) Neville is een harde man die ondanks alles probeert te overleven in een nietsonziende maatschappij; zonder pardon maait hij iedereen neer die hem voor de voeten durft te lopen. The Omega Man is een prima film die profiteert van een paar goede hoofdrollen (naast Heston valt vooral Anthony Zerbe op als leider van de groep albino’s) en een boeiend verhaal (naar Richard Mathesons boek I Am Legend, dat momenteel opnieuw verfilmd wordt met Will Smith in de hoofdrol).

Levend archief

Maar Soylent Green, twee jaar later door Richard Fleischer gemaakt met opnieuw Heston in de hoofdrol, is nog beter. De titel is de naam van een soort voedsel dat van plankton gemaakt wordt, in een bomvol New York ergens in de nabije toekomst. Dieren en planten zijn vrijwel uitgestorven en voor rundvlees wordt op de zwarte markt grof geld betaald. Heston is de corrupte politieagent Thorn die tijdens het onderzoek naar de moord op een directielid van het bedrijf Soylent stuit op enkele duistere geheimen van de wereldwijde voedselproducent. Het mooie aan de film zijn de kleine details waarmee de toekomstige maatschappij wordt geschetst: de zwarte voedselmarkten, de totale onverschilligheid voor mensenlevens (relschoppende menigtes worden letterlijk opgeruimd met grote shovels), de zeldzame status van papier (waardoor sommige bejaarden bij justitie in dienst zijn als levend archief) en de uitvaartcentra waar je inslaapt onder het genot van natuuropnamen en je favoriete muziek van vroeger.

Honderd-en-een films

Twee prima films dus, die op dvd nog worden opgesierd door een paar boeiende extra’s. The Omega Man bevat de klassieke documentaire The Last Man Alive en een inleiding door drie van de medewerkers aan de film, terwijl Soylent Green vergezeld gaat van een audiocommentaar van regisseur Richard Fleischer en actrice Leigh Taylor-Young en een korte documentaire gemaakt rond de release van de film. Ook zijn er beelden te zien van het feestje dat MGM gaf voor acteur Edward G. Robinson omdat Soylent Green zijn honderd-en-eerste film was. Geen tot de rand gevulde special editions dus, maar wel twee bijna vergeten pareltjes uit die rijke periode van dertig jaar geleden.

Film / Films

The Lion King

recensie: The Lion King

Het was december 1994 en je zat in een donkere bioscoopzaal. Het Disneylogo kwam voorbij en toen werd het zwart. Je hoorde en zag niets. Maar net op het moment dat je je begon af te vragen of de film soms stuk was, werd je opgeschrikt door de eerste kreten Afrikaanse muziek en een roodgele zonsopgang. The Lion King was begonnen.

~

Er valt bijna niet over te twisten: The Lion King is de beste Disney-animatie ooit. En dat terwijl de film eerst als extra project gepland stond en Pocahontas alle prioriteit, de beste tekenaars en het meeste budget kreeg. Pocahontas faalde jammerlijk, maar The Lion King werd een enorm succes. Waarom?

Visueel hoogstandje

In de eerste plaats is de animatie natuurlijk geniaal. De openingsscène, met alle dieren die naar Pride Rock trekken om daar de nieuwe koning te aanschouwen, geeft je kippenvel. Details als water, mist, zonlicht, normaal heel moeilijk te tekenen, zijn strelingen voor het oog. Zelfs dingen die je alleen met een echte camera zou kunnen doen, zoals focussen, over de steppe vliegen en rond een obect cirkelen zijn in deze animatie verwerkt. Technisch ziet The Lion King er perfect uit.
De dieren in de film zijn voor het eerst in de geschiedenis van Disney echt als dieren getekend, niet als menselijke karakters met vier poten en een staart. Tegelijkertijd zijn deze dieren menselijker dan ooit, waarschijnlijk juist omdat ze er zo natuurlijk uitzien. Ze hoeven ook geen menselijke dingen te doen als rechtop lopen, in de handen klappen of iets met een poot optillen: hun menselijkheid is beperkt tot wat ze zeggen en denken.

De zin van het leven

~

Maar naast die visuele overdaad is het verhaal ook voor een groot deel verantwoordelijk voor het succes van The Lion King. Het verhaal werd (zeer) losjes gebaseerd op Hamlet en bevat elementen als verantwoordelijkheid, moed en hoop, thema’s die iedereen (bijvoorbeeld het kabinet Balkenende) aanspreken. Maar wie verder kijkt ziet dat ook zwaardere thema’s als dood en de zin van het leven behandeld worden: Koning Mufasa komt bij een “ongeluk” om het leven en zijn zoon Simba voelt zich schuldig. Hij vlucht en zou het liefst sterven, maar komt dan een tweetal tegen dat de oppervlakkige zijde van het leven vertegenwoordigt: Timon en Pumbaa, het duo dat het motto “Hakuna Matata” (“geen zorgen!”) eerbiedigt. Het blijkt niet genoeg voor Simba en hij worstelt met de vraag wat hij er nog toe doet. Op die vraag is gelukkig een antwoord te geven: Simba heeft wel degelijk een plaats in de kringloop van het leven, die hij uiteindelijk ook zal opeisen.

Toonbeeld van balans

Je kunt er lang of kort over uitweiden, maar één ding is zeker: The Lion King is het toonbeeld van balans: veel humor maar ook ernst, prachtige animatie en een goed verhaal, muziek die misschien wat al te gemakkelijk in het gehoor ligt maar zeker heel goed is. Feit is in ieder geval dat Disney die balans na The Lion King niet meer heeft kunnen evenaren. Pocahontas zat eveneens vol visuele overdaad, maar was te serieus, net als The Hunchback of the Notre Dame. Hercules was juist weer te luchthartig en commercieel, Mulan en Dinosaur waren te zoet en Tarzan werd veel te serieus aangepakt. Atlantis was enkel voor volwassenen. Het blijft kwakkelen.

Morning Report

Voor deze dvd-release heeft Disney weer een nieuwe scène in de film geplakt, net zoals ze dat eerder deden bij de SE van Beauty and the Beast. Wie zit daar op te wachten? Denken ze daar in Los Angeles soms dat niemand de film wil kopen als er niet iets nieuws op te vinden is?
Maar goed, de nieuwe scène heet Morning Report en hij is naadloos in de bestaande animatie gepast. Het is een humoristisch liedje en de animatie is niet te onderscheiden van de rest, maar het woord “overbodig” zingt harder door je hoofd dan Zazu. Het nieuwe stuk is echt geen verbetering van de bestaande film. Wanneer je de film opstart, krijg je trouwens automatisch de versie met nieuwe scène. Voor de originele versie moet je eerst via het setup-menu.

Extra’s

Beeld en geluid zijn vlekkeloos. The Lion King was voor Disney de eerste film die ze in Dolby Surround (5.1) uitbrachten, en dat spoor is via deze dvd te beluisteren, naast een speciale “home version”. Het beeld is opgepoetst en de kleuren en details spatten van het beeld.
Het audiocommentaar, van regisseurs Roger Allers en Rob Minkoff met producent Ron Hahn, is heel informatief en erg leuk. De drie mannen bespreken een flink aantal aspecten van de film: hoe het verhaal tot stand is gekomen (er is tot het laatst in geschoven en geknipt), technische details zoals computerprogramma’s en handmatige animaties, de stemmen van de acteurs en andere problemen. Een heel waardevolle track.

Doolhof

Op de eerste disc staan verder nog een drietal gesneuvelde scènes en een paar hele korte making-of-filmpjes. Er is nog een tweede disc, met daarop een karrevracht aan extra’s.
Die tweede disc is een doolhof. Onder de namen van de werelddelen vind je korte featurettes zonder play-all functie. Enige ordening op thema is nauwelijks te ontdekken. Onder de lijst met werelddelen staan kopjes als “Film”, “Verhaal”, “Toneel”, en “Muziek”. Het is raadzaam om die aan te klikken, want hier krijg je opnieuw de featurettes uit de werelddelen, maar dan wèl geordend. De filmpjes zijn veel te kort en bevatten te veel uitspraken als: “deze film was een fantastische ervaring was die zonder dit geweldige team niet was gelukt”. Je wordt er wee van. Een flink aantal spelletjes met Timon en Pumbaa moet ook het kinderspeelplezier verhogen, maar zijn slechts opvulling voor volwassenen. Onder het kopje “Toneel” zijn overigens een aantal zeer interessante (maar op MTV-tempo gemonteerde) beelden te zien van de musicalversie van The Lion King, die in Nederland in 2004 op de planken komt. Gaat die zien!

Dus?

De extra’s blijven steken aan de oppervlakte door hun geringe lengte en de versnippering. Een aantal lange documentaires hadden deze mijlpaal in de filmgeschiedenis veel beter tot zijn recht laten komen. Maar ondanks alles is deze special edition van The Lion King een absolute must-have. Prop die disc in je speler, doe de gordijnen dicht en draai de volumeknop van je surround-set helemaal open. Kies de originele bioscoopversie en laat je opschrikken door die eerste kreten Afrikaanse muziek en een roodgele zonsopgang. The Lion King zal je altijd kippenvel blijven bezorgen.

Boeken / Fictie

Voorbij de laatste woorden

recensie: Yves Petry - De laatste woorden van Leo Wekeman

Het is niet leuk een personage te zijn in een boek van Yves Petry. Zoveel mag na drie romans wel duidelijk zijn. De laatste woorden van Leo Wekeman, de laatste van de drie, is hier weer een mooi voorbeeld van. De westerse wereld draait door en Petry geeft haar nog een laatste zetje.

~

De laatste woorden van Leo Wekeman is het relaas van de ondanks zijn betrekkelijk jonge leeftijd van 35 jaar, al zo goed als uitgerangeerde journalist van het progressieve dagblad De Stem, Leo Wekeman. Het zit Wekeman niet mee. Na vijf jaar huwelijk is zijn vrouw vertrokken en tot overmaat van ramp heeft hij zijn werk dermate verwaarloosd dat zijn status als Amerikadeskundige (hij had per slot van rekening eens een lange reis ondernomen) op de tocht is komen te staan. De jonge goddelijke journalist Xavier Kingston (half Amerikaan, half Belg) bedreigt deze status en krijgt ook daadwerkelijk een interview met de president van de Verenigde Staten toegewezen. Dit heeft hij te danken aan hoofdredacteur en vierde schakel in het boek, Karel Schurmans: gescheiden, latent homofiel en zeer gecharmeerd van zijn beeldschone nieuwe werknemer.
Als ook Muriël, secretaresse van Schurmans en slachtoffer van Kingstons eigenwaan haar intrede doet, dan zijn alle ingrediënten voor het drama dat zich zal ontvouwen aanwezig. Want een drama zal het worden. In vijf hoofdstukken, die telkens door een ander personage worden verteld, wordt de ondergang van de Westerse beschaving pijnlijk duidelijk.

Idealen en intriges

Welk belang dient de moderne Europeaan immers? Werk? Schoonheid? Liefde? Ze komen er allemaal niet echt goed af in de visie van Petry. Wekeman slaat een aantal weken slaap over om zich zo in te werken in de materie, zodat het interview met de president van de VS alsnog naar hem zal móeten gaan. Zijn inzet wordt echter niet beloond. De schoonheid van Kingston lijkt te overwinnen, maar in het door de jonge god zelf vertelde hoofdstuk blijkt ook zijn schoonheid niet garant te staan voor een simpel en gelukkig leven. Liefde dan? Eva, Wekemans vrouw, lijkt dit ideaal boven alles te verheffen, maar vindt ook daar geen voldoening in. Het resultaat is een onophoudelijke stroom van intriges, want het enige haalbare ideaal is de macht over een ander. Het lukt iedereen: Eva denkt het morele gelijk aan haar kant te hebben in haar geschil met Wekeman, Schurmans oefent zijn hiërarchische macht uit, Kingston baat zijn schoonheid uit en Leo Wekeman denkt zijn collega’s te kunnen overbluffen met kennis en levenswijsheid. Maar iedereen mislukt. Het meest schrijnende geval is dat van Leo Wekeman. Hij belandt via een list alsnog op het interview met de president en probeert er een daad te stellen, maar schopt zo’n herrie dat hij regelrecht afstevent op zijn fin de carrière.

~

Wat blijft er na de mislukking over? Kennelijk moeten we tot de conclusie komen dat de mens een trieste soort is. Schijnbaar gelukkige huisvaders zoeken vluchtig seksueel genot op homoparkings en de vrouw die zo naarstig op zoek was naar de vurige, passievolle liefde blijkt best in haar oude lot te kunnen berusten, zolang er maar een zwangerschap in het verschiet ligt.

Pijnlijk

Yves Petry slaagt er – in dit door de Bezige Bij zeer slordig geredigeerde boek – wederom in om de keerzijde van de Westerse beschaving te laten zien. De constructie van zijn roman – het wisselde perspectief – zorgt ervoor dat je af en toe geconfronteerd wordt met een verrassende zienswijze, maar deze opzet is niet overal even geloofwaardig uitgewerkt. Zo drijven de hoofdstukken die verteld worden door Eva, Schurmans en Kingston vooral op de – op zich interessante – filosofietjes van Petry. Pas in het relaas van Leo Wekeman wordt het beeld echt pijnlijk. Na zijn laatste woorden is hij namelijk met stomheid geslagen en laat hij alles over zich heenkomen. De klanken van zijn ‘daad’ zijn dan al lang vervlogen.

8WEEKLY

Enough

Artikel: Joop Swart Masterclass 2003

Dit jaar organiseert World Press Photo voor de tiende keer de Joop Swart Masterclass (JSM). Tijdens deze JSM krijgen twaalf talentvolle internationale fotografen de kans om het één en ander op te steken van enkele prominenten in het vak. De Masterclass loopt van 1 tot en met 6 november. Hieruit vloeit een tentoonstelling voort met als thema: Enough.

~

De masters van de JSM zijn als gezegd prominenten uit de journalistieke fotografie. Zo is daar MaryAnne Golon, de beeldredacteur van Time Magazine. De andere Masters zijn: Peter Bialobrzeski, François Hébel, Roberto Koch, Manoocher, Nicole Robbers en Tom Stoddart. Tot de uitverkoren fotografen behoort onder andere Erik Refner, de winnaar van de World Press Photo in 2001.

Uiteenlopend

~

Ter voorbereiding op de masterclass maakten de studenten een foto-essay rondom het thema Enough. Het resultaat is een reeks zeer uiteenlopende reportages van bijvoorbeeld de Nederlandse Ilse Frech over moslimjongeren in de buitenwijken van Parijs en Marseille. Aan de hand van de reportages heeft François Hébel, directeur van het fotografiefestival Rencontres D’Arles, de tentoonstelling samengesteld. Over zijn concept zegt Hébel het volgende:

“The form in which the work is presented at Foam is an interactive exhibition where the visitor is placed in the position of a magazine editor. By allowing visitors to choose the material for five magazine spreads from 12 photographs, they are confronted with the difficulties of editing and with the subtleties and restrictions of what the images mean. It is possible at this final stage to either muffle or amplify the photographer’s voice.”

De tentoonstelling zal op 6 november 2002 om 17:30 worden geopend in het Fotografiemuseum Amsterdam (Foam). De opening wordt verricht door Gerrit Jan Wolffensperger, de voorzitter van World Press Photo. De tentoonstelling is open voor het publiek vanaf 7 november en duurt nog tot en met 11 januari 2004. Je hebt dus nog even de tijd.

Dagboek

Meer weten over de Masterclass? Op deze site zal elke dag een dagboek worden bijgehouden. Neem er eens een kijkje!

Locatie

Foam, Fotografiemuseum Amsterdam
Keizersgracht 609
Amsterdam

Data en openingstijden

7 november 2003 tot en met 11 januari 2004
Dagelijks geopend van 10:00 tot 17:00 uur
Donderdag en vrijdag tot en met 21:00 uur

Toegangsprijzen

Toegangsprijs Foam: € 5,00
Amsterdam pas/ museumjaarkaart: gratis
NS/Rabobank MJK/Stadspas/CJP: € 2,50

8WEEKLY

Nieuw in de eredivisie

Artikel: Ajax Club Football

Het is weer ouderwets oorlog in voetbalspelletjesland. FIFA en Pro Evolution Soccer staan elkaar als vanouds naar het leven, en TIF van Sony probeert de aansluiting bij de top te behouden. Dit jaar wordt de strijd nog interessanter omdat er een nieuwe speler in het veld in wil: Codemasters loopt zich langs de zijlijn warm. Ajax Club Football wil proberen de strijd met de toppers aan te gaan.

~

Mocht je naast Ajax Club Football in de winkels ook bijvoorbeeld Manchester United Club Football zien liggen, kijk dan niet raar op. Er zijn namelijk 17 versies op de markt! Op deze manier kunnen Man Utd of HSV-fans hun eigen versies kopen, en is de game voor elke Europeaan even aantrekkelijk. Want zeg nou zelf, zou jij als Nederlander per se Celtic Club Football gaan spelen? Een slimme zet dus van Codemasters. Als Feyenoord fan zou ik natuurlijk een heleboel grappen kunnen maken over Ajax in dit stukje, maar dat laat ik even achterwege.

Echte spelers

Qua verzorging kan Ajax Club Football met de beste mee. De spelers zijn uiterst herkenbaar, en de Amsterdam Arena is heel natuurgetrouw in de game geplaatst. Een groot pluspunt ten opzichte van bijvoorbeeld Pro Evolution Soccer is dat we eindelijk weer eens echte club en spelersnamen zien. Voor een voetbalgame vind ik het gewoon prettig als je met bestaande clubs en spelers kunt spelen, het geeft extra realisme. Naast de Nederlandse competitie kan je ook nog in een supercompetitie spelen, hierin zitten de andere Club Football-teams, en ook de bekendste stadions van Europa. Kijk, dat geeft de burger moed.

Een voetbalgame moet echter naast uiterlijk realisme ook een goede gameplay bieden. Dit kan op twee manieren. Je kunt net als FIFA voor de no-nonsense manier gaan en gewoon een simpele game met een hoog pick-up-and-play gehalte maken. Hiermee spreek je vooral de casual gamer aan, en dat is de belangrijkste (grootste) afnemersgroep van games. Je kunt ook grossieren in trucjes, special moves en realisme zoals PES, maar dan bereik je alleen de hardcore gamer. Ajax Club Football probeert de besturing van PES te combineren met de simpelheid van FIFA. Dit lukt echter niet helemaal.

Zweten

~

Het grootste probleem van de game is namelijk dat passeren nogal een opgave is. Bij zowel FIFA als PES zijn daar knopjes en foefjes voor, maar in Ajax Club Football heeft men dat een beetje over het hoofd gezien. Overspelen gaat gelukkig wel prima, en met een beetje oefening weten je spelers al snel de weg naar het doel te vinden. Toch is het erg jammer dat de gameplay een beetje onaf aan doet, net als de A.I. van de tegenstander. Het ene moment lijkt de tegenstander blindelings elke bal goed te spelen, om ‘m vervolgens een beetje knullig over de achterlijn te lopen.

Wie niet springt die is een…

Wel erg goed is het commentaar en supportersgeluid in de game. Wedstrijdcommentaar is altijd een tricky iets in een spel, en met name bij PES is het soms janken. Ajax Club Football heeft prima Engels commentaar, maar het is vooral het supporters gezang dat eruit springt. Men heeft goed onderzoek naar de diverse supportersgroepen gedaan. Op gezette tijden hoor je het publiek bijvoorbeeld zingen: “Ajax één wordt kampioen!” of “en wie niet springt die is een…”. Men was bij Codemasters wel zo slim om de laatste zin niet af te maken, maar wat ze er achter hebben geplakt kon ik niet helemaal opmaken. Het werkt in elk geval zeer sfeerverhogend.

Ajax Club Football moet je zien als een soort promovendus. Ze doen net een jaar op het hoogste niveau mee, en daarom mag je niet verwachten dat men direct mee doet voor de prijzen. Ondanks een niveau verschil met de grote twee (FIFA en PES) laat de nieuwkomer enkele leuke staaltjes voetbal zien. De presentatie is erg goed, de game ziet er gelikt uit, en ruikt en proeft echt naar Ajax.
Bovendien zit er een prachtige editor in het spel, waardoor je jezelf zeer realistisch kunt namaken. Eerlijk gezegd is dit de beste editor die ik tot nu toe in een voetbalgame zag. Jammer genoeg kun je geen complete teams editen, misschien een idee voor deel twee? Dat de gameplay ietwat achterblijft op PES en FIFA is duidelijk, maar ik heb me toch prima vermaakt met Ajax Club Football, ook al ben en blijf ik een Feyenoordfan.