Theater / Voorstelling

Beauty en het Beest heeft Disney niet nodig.

recensie: Maas theater en Dans - Beauty en het Beest

Beauty en het Beest laat zien dat oeroude sprookjes niet vastgeroest zitten in Disneyfilms, maar opnieuw verteld kunnen worden. In de handen van Moniek Merkx wordt het een verhaal over schoonheidsidealen en de kwetsbaarheid van een eerste liefde.

Beauty, geen Belle

Belle en het Beest, dat verhaal kennen we wel. Tenminste, dat dacht ik. Beauty en het Beest, de nieuwe familievoorstelling van MAAS en het Nederlands Kamerkoor, maakt duidelijk hoe sterk mijn beeld van het sprookje bepaald is door de animatiefilm. De twee nare zussen in deze versie zijn niet geïmporteerd uit Assepoester, maar zaten altijd al in het origineel. Gaston is daarentegen in geen velden of wegen te bekennen, en het meubilair blijft opvallend stil.

De grote lijnen van dit verhaal blijven echter dezelfde. Een verwende prins wordt vervloekt en moet zijn dagen slijten als weerzinwekkend monster, tot hij leert lief te hebben. Die grote liefde komt als het meisje Beauty zich vrijwillig laat opsluiten in zijn kasteel, in ruil voor haar gevangengenomen vader. Langzaam maar zeker groeit er een romance tussen de twee, en leren ze dat ware schoonheid van binnen zit.

Schoonheidsidealen

Deze wijze les is duidelijk niet besteed aan de zussen van Beauty, twee verwende beautyvloggers die de komische noot in de voorstelling vormen. Met zichtbaar spelplezier nemen Rosa van Leeuwen en Anneke Sluiters de pretenties van YouTubers op de hak. De jongeren in de zaal weten waar ze naar verwijzen en reageren hier direct op. De introductie van Beauty en het contrast tussen haar en haar zussen maakt vervolgens duidelijk waar deze voorstelling heen beweegt. Het gaat een stap verder dan de boodschap dat innerlijke schoonheid belangrijker is dan uiterlijk, en bevraagt de schoonheidsidealen waar meisjes mee te maken hebben. De zussen zijn de sprookjesprinsessen van YouTube: hypervrouwelijke, witte fashionista’s met een voorliefde voor nieuwe spulletjes. Beauty is alles wat dit benauwde fantasiebeeld buitensluit. We zien een in rode hoodie ravottende tomboy, gespeeld door de in Suriname geboren Gale Rama. Uiterlijke schoonheid, hoe onbelangrijk het ook mag zijn, is hier een stuk inclusiever dan we op onze schermen zien.

Verrassend herkenbaar

Naarmate de voorstelling vordert wordt duidelijk hoe complex de esthetiek is waar regisseur Moniek Merkx voor gekozen heeft. Aanvankelijk lijkt haar heldere, energieke bewegingsstijl de rode draad van deze voorstelling te vormen. Later komt daar de klassieke zang van het Nederlands Kamerkoor bij, die zich beter leent voor associatieve, stemmige scenes. Het balanceren van deze schijnbaar tegengestelde stijlen leidt in de tweede akte tot een wisseling tussen versnelling en vertraging. Het levert bij vlagen prachtige beelden op. Beauty’s tocht door het bos wordt mooi verbeeld door een groep kleine meisjes met rode tasjes, die onder het gezang van het Kamerkoor langzaam over het podium lopen, richting het onbekende.

Op den duur dreigen deze meer gestileerde scenes echter de vaart uit de voorstelling te halen. Bovendien missen er in dit tweede deel van de voorstelling een aantal stappen om de aantrekking tussen de personages begrijpelijker te maken. Want wat zien ze eigenlijk in elkaar? Waarom valt Beauty voor het stuntelige Beest, en waarom slaat de vijandschap van het Beest om in liefde? Pas tegen het eind worden deze vragen beantwoord, en komt de spanning in de voorstelling terug. In de iconische dansscene – hier bewerkt tot een heuse dance battle – wordt de chemie tussen Beauty en het Beest helder. We zien twee pubers op een ongemakkelijke eerste date, om vervolgens langzaam te ontdooien en te ontdekken dat ze zichzelf kunnen zijn bij elkaar. Het is een scene die menig toeschouwer, jong en oud, bekend voorkomt. Zo blijkt deze “tale as old as time” anno 2018 nog verrassend herkenbaar.

Theater / Voorstelling

Romeo & Julia van clichés verlost

recensie: Toneelgroep Oostpool – Romeo en Julia

Hoeveel eeuwen heeft het romantische liefdesverhaal van Romeo en Julia doorstaan? Het toneelstuk over twee geliefden uit rivaliserende families van de Engelse schrijver William Shakespeare kent zoveel bewerkingen, dat het lastig is voor theatermakers om er niet de zoveelste zoetsappige, voorspelbare voorstelling van te maken. Regisseur Marcus Azzini heeft daartoe een succesvolle poging gedaan.

Awkward!

‘Romeo, oh, Romeo, waar zijt gij?’ Dat is de grote vraag aan het begin van dit toneelstuk, want de knappe prins op het witte paard laat nog even op zich wachten. Als eerste komt acteur Thomas Cammaert ten tonele als de oude geestelijke Lorenzo, gehuld in een clowneske gele jumpsuit en een kartonnen kraag om zijn nek gespannen. Hij is overduidelijk de verteller, die maatschappelijke vraagstukken opwerpt en sarcastische, haast cynische opmerkingen heeft over het toneelstuk. Hij wordt opgevolgd door de twee jonge gezichten van Bart van den Donker (Benvolio) en Yannick Jozefzoon (Mercutio), die de beste vrienden van Romeo (Abe Dijkman) spelen. Van den Donker is een waar komisch talent en samen met de bewegelijke Yannick speelt hij een spel met de taal en werpt steeds nieuwe woorden op met een eigentijds tintje. Zo braakt Benvolio luidruchtig om het woord ‘awkward’ uit zijn mond te krijgen. Mercutio heeft echter een kritische houding gedurende het verhaal en laat geen klacht achter zich zonder het woord ‘kanker’ eraan toe te voegen. Aangezien de andere spelers ook steeds woorden als ‘teringlijer’ en ‘kanker’ blijven roepen, worden ze op den duur betekenisloos en gaat de kracht van zulke uitbarstingen verloren. Een ander die het woord graag in de mond neemt, is het personage Tebaldo (Chris Peters), het lievelingsneefje van Vrouwe Capuletti (Mirjam Stolwijk). Zij is op haar beurt een ferme carrièrevrouw, die haar dochter Julia (Diewertje Dir) probeert uit te huwelijken aan de apenhandelaar en graaf Parijs (Michael Muller), op wie ze stiekem zelf een oogje heeft. Haar rechterhand is de zoogster Donna, een komische driftige tante gespeeld door Eva van der Gucht.

Liefdevolle haat

Het verhaal van Romeo en Julia draait niet alleen om liefde, maar ook om haat. De liefde van Romeo en Julia is uiteindelijk gedoemd door de haat tussen hun families. De scheiding tussen die twee families is letterlijk doorgetrokken in het decor: op een bewegend rond plateau is de ene kant van het decor ingekleed met blauwe objecten en de andere kant versierd met rode. De Capuletti’s staan voor blauw, de Montague’s zijn rood. De kostuums van Mattijs van Bergen verduidelijken dit ook: het zijn eigentijdse en eigenzinnige kostuums . De mannen zien er verwijfd uit in hun jurkachtige gewaden en kakkerige muiltjes en de haren van Romeo zijn ingevlochten zoals dat bij een tienermeisje niet zou misstaan. Julia heeft echter een blauw jongensachtig broekje aan met een corset, dat goed past bij haar petite lichaam. Deze Julia is zeer kinderlijk gebleven en haar gedrag is naïef; Romeo wordt daarentegen gekweld door filosofische overpeinzingen en vraagt zich af wie hij is en wat hij met zijn leven moet – een echt twintigersdilemma.

Het toneelstuk lijkt vooral gericht te zijn op de jeugd; niet alleen getuigt de toevoeging van onderwerpen als Kendall Jenner, de pepsi-cola reclame en Game of Thrones daarvan, maar ook het taalgebruik dat bolstaat van de hippe, verengelste woorden. Daarnaast worden geschillen tussen de jonge familieleden uitgevochten in heuse dance battles. Bovendien lijken de Montague’s wel een gezellig herendispuut te zijn als ze al lachend en brallend partycrashen op het bal van Vrouwe Capuletti. Hier ontmoet Romeo dan eindelijk zijn Julia en daarna wordt het eeuwenoude verhaal min of meer gevolgd.

Vooral de intermezzo’s van verteller Lorenzo zijn een verrijkende toevoeging aan dit toneelstuk en hij krijgt de lachers gemakkelijk op de hand evenals zoogster Donna, die met haar opzettelijk dommige gedrag en antwoorden, een stereotypische komische figuur wordt.

Romeo en Julia van toneelgroep Oostpool is anders dan anders, maar zeker heel vermakelijk. De jonge acteurs hebben veel in hun mars en het spelplezier spat ervan af. Het is mooi om te zien hoe eindelijk afgerekend wordt met clichés, maar het einde van Azzini doet toch een beetje knagen.

Theater / Voorstelling

Musicalhelden aan het precisiewerk

recensie: SENF Theaterpartners en Kemna Theater – From Sammy with love

In From Sammy with love kruipen Nederlands meest geliefde mannelijke musicalhelden Freek Bartels en Stanley Burleson al dansend, zingend en swingend in de rol van topentertainer Sammy Davis jr. De zwarte artiest, die faam maakte met het nummer Mr. Bojangles moest in de jaren 60 en 70 de raciale opmerkingen doorstaan om te kunnen doen wat hij het liefst wilde: optreden. Bartels en Burleson nemen het publiek mee naar vroegere tijden en tonen hoe problematische én verrassende momenten in zijn leven, van Sammy zo’n passievolle performer maakten en een boegbeeld voor de Afro-Amerikanen. Hoewel de musical zeer vermakelijk is en de heren strak getimed werk afleveren, ga je er niet van swingen tot in je tenen.

Heart breaking American Dream

Wie de zaal inloopt, kan zomaar de wild enthousiaste Burleson tegen het springerige lijf lopen. De musicalster staat niet op de toneelvloer, maar plant zich gezellig tussen de toeschouwers op de eerste rij. Bartels komt nonchalant het podium oplopen, frutselend aan de knopen van zijn mouwen. Het losse karakter van de opening, kenmerkt ook de rest van de voorstelling. De auteurs springen namelijk gedurende de anderhalf uur durende voorstelling steeds uit de rol die ze spelen en worden weer zichzelf. De rolverdeling wordt bepaald aan de hand van een zwart bolhoedje. Wie het frivole hoedje op zijn hoofd heeft, speelt Sammy Davis jr. De ander vertolkt afwisselend de rol van grote vriend en idool Frank Sinatra, de vader van Sammy,  en Sammy’s vrouw May Britt.

In het begin is er wat onenigheid over die rolverdeling: wie mag als eerste Sammy spelen? Burlesons wint die eerste strijd op basis van zijn leuke kunstjes met de hoed. Dan begint de show. Sammy’s levensverhaal van zijn vierde tot aan (ongeveer) zijn 43ste levensjaar wordt door Bartels en Burleson verteld, bezongen en uitgebeeld. Het verhaal begint als één grote American Dream: een kleine, lelijke, zwarte jongen uit de wijk Harlem in New York weet zich te ontpoppen tot een ware cultheld in de muziek- en filmwereld, nadat hij jaren van leed heeft doorstaan. Beschermd door zijn vader, oom en dierbare oma – zijn moederfiguur na het vertrek van zijn eigen moeder – wordt de kleine Sammy behoed voor het racisme dat aan de orde van de dag is. Als Sammy in dienstplicht gaat tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden zijn ogen én oren pas geopend voor het geweld tegen de zwarte populatie. Medesoldaten sloegen hem regelmatig het ziekenhuis in, maar wilden hem wel iedere vrijdagavond zien optreden. De ‘witte mensen’ vonden Sammy fantastisch…op het podium. In het licht van de schijnwerpers was Sammy een ster, maar voor en na zijn optreden werd hij door de achterdeur naar buiten gesmokkeld. Door dezelfde deur als het afval…

Vleugje Sammy

In de musical wordt duidelijk neergezet hoe verongelijkt Sammy Davis jr. in zijn tijd is. De gehele musical krijgt een treurig randje doordat er zoveel medelijden met de artiest wordt opgewekt. Er is echter ook ruimte voor opgewektheid: Burleson en Bartels hebben grote danskunsten en ze slijten hun tapschoenen wild aan de grond. De dans waar zij zich geregeld alleen of samen (spiegelend aan elkaar) aan wagen, heeft het meeste weg van de jive. Op die momenten pakken ze de toeschouwer helemaal in, want dan krijgt het publiek een ‘vleugje’ van de in 1990 gestorven Sammy Davis jr. te zien. De twee musicalsterren lichten met z’n tweeën de gehele toneelvloer op die sober oogt. Het decor bestaat uit enkele stalen vierkante tafels, verlichte staven en borden met daarop foto’s uit Sammy’s leven. Hoewel sober overkomend, werkt het heel goed omdat het toch steeds gestileerd lijkt. Daarnaast is er een vierkoppig orkest in de ruimte aanwezig, die ook nog eens de stemmen van de Amerikaanse soldaten en Amerikaanse en Engelse presentatoren vertolken.

Bartels en Burleson tonen niet alleen Sammy, maar ook zichzelf in deze voorstelling. Ze maken een parallel tussen het leven van de artiest en dat van henzelf. Soms krijgt dit een iets te dramatische ondertoon en is de vergelijking vergezocht. Het feit dat de acteurs zelf ook – naar eigen zeggen – ‘halfbloed’ zijn, kan niet de enige overeenkomst zijn waar de hele musical op stoelt. De misère die de jonge Sammy meemaakte, is gezien zijn tijd, haast onevenaarbaar voor de twee heren die zich vergelijken met de grote ster. De verhalen die ze vertellen, zijn echter wel interessant en aandoenlijk om te horen. Niemand kan vermijden dat er een glimlach op zijn of haar gezicht komt bij het aanhoren van Bartels humoristische anekdote over zijn coming out tegenover zijn oma.

Het is spijtig dat het levensverhaal van Sammy niet tot een einde wordt gebracht. De toeschouwer blijft met veel onbeantwoorde vragen zitten. Het einde van de voorstelling lijkt dan ook onaf en vooral bij de eindscène gaat de eens zo flakkerde vlam als een dovende kaars uit. From Sammy with love biedt de toeschouwer veel mooie muziek en dans die het publiek ontroert, maar zorgt niet voor dat lange, extatische nagevoel dat je ervaart bij grootse musicals waar alle toeters en bellen uit de kast worden getrokken.

Boeken / Non-fictie

Wanderlust voor beginners én gevorderden

recensie: Ap Dijksterhuis - Wie (niet) reist is gek

Psycholoog Ap Dijksterhuis, bekend van bestsellers als Het slimme onderbewuste en Op naar geluk, heeft een onbeheersbare reisdrang. Als hij geen reisjes in het verschiet heeft, wordt hij naar eigen zeggen gek. Hoogste tijd om deze hobby onder de loep te nemen in Wie (niet) reist is gek.

De speling met het woord ‘niet’ in de titel doet vermoeden dat het boek evenzoveel gaat over waarom je wél moet reizen als over waarom juist niét. Dat is echter niet het geval. De reislustige Dijksterhuis zet aan de hand van een zestal motivaties uiteen waarom je vooral wel je rugzak zou moeten pakken om naar een ver oord te vertrekken. Deze motivaties lopen uiteen, van voor de hand liggende motivaties als inspiratie en het verruimen van de blik, tot minder vanzelfsprekende redenen als het feit dat de tijd langzamer lijkt te verstrijken wanneer je op reis bent. Door te reizen rek je immers de beleving van tijd. ‘Dagen lijken weken, weken lijken maanden.’

Voordelen van het reizen

Dijksterhuis kent veel positieve eigenschappen toe aan reizigers. Het zijn mensen die zich bijvoorbeeld beter kunnen inleven in zogeheten gelukzoekers. ‘Mensen die grenzen willen sluiten en bijeenkomsten van gemeenteraden ontregelen omdat ze geen asielzoekerscentrum willen, handelen uit onwetendheid en angst. Het zijn geen reizigers.’ Ook blijkt uit onderzoek dat mensen vrijgeviger zijn en meer vertrouwen in anderen hebben naarmate ze in meer landen geweest zijn. Kortom, van reizen word je een beter mens.

Reizen kan tevens een euforische ontheemdheid bewerkstelligen, aldus de psycholoog. Onderzoek toont aan dat het brein dopamine aanmaakt wanneer het erg snel moet werken. Een intensieve plek met een overvloed aan nieuwe indrukken kan dus een gelukzalig gevoel opleveren. Daarnaast is de mate van exoticiteit van de reisbestemming belangrijk. Zo is New York een intensieve stad, maar niet erg exotisch. De Nederlandse reiziger zal zijn heil buiten de Westerse wereld moeten zoeken om een maximaal gevoel van euforische ontheemdheid te ervaren. Steden als Dehli, Bangkok en Marrakesh zijn intens en exotisch en daardoor ideale reisbestemmingen.

Wegwee

De luchtige stijl is een van de redenen waarom de boeken van Dijksterhuis zo aanslaan. Toch is het jammer dat hij niet wat dieper ingaat op de materie. Hij illustreert de motivaties die hij geeft voornamelijk aan de hand van persoonlijke anekdotes. Achterliggende filosofieën en theorieën over reizen stipt hij wel aan, maar komen niet zo uitgebreid aan bod. Hierdoor mist Wie (niet) reist is gek de diepgang die het geheel naar een hoger niveau had kunnen tillen. Toch biedt Wie (niet) reist is gek een vermakelijke leeservaring, zowel voor de doorgewinterde backpacker als voor de fervente thuisblijver.

Boeken / Non-fictie

Geestdriftig protestants existentialisme

recensie: Søren Kierkegaard - Opbouwende toespraken in verschillende geest

In vlammende en ernstige geestdrift neemt Kierkegaard je mee in zijn opbouwende toespraken over datgene waarover eigenlijk niet te spreken valt. Desondanks vinde de zoekende mens zijn vervulling in het ware; God.

Het werk van de Deense filosoof Søren Kierkegaard valt in twee fases (schrijverschappen) onder te brengen. Zijn eerste schrijverschap, waarin hij vooral filosofische werken schreef, zoals Het begrip angst, Of/Of en Filosofische kruimels en zijn tweede schrijverschap waarin religieuze en vooral christelijke thematiek de boventoon voeren. In retrospectief staat Kierkegaard aan de basis van wat later de existentiële filosofie is gaan heten. Dit maakt zijn werk nog altijd actueel. De thema’s die hij aanstipt en de manier waarop hij schrijft over hoe te leven zijn aan de orde van de dag. Zoals het geluk waarover hij zegt: ‘De deur van het geluk gaat naar binnen toe open. Men kan ze niet openduwen door er tegenaan te stormen.’

Geestdriftig

Uitgeverij Damon brengt sinds 2006 elk jaar een nieuwe vertaling van een boek van Kierkegaard uit. Opbouwende toespraken is hun twaalfde uitgave. In Opbouwende toespraken staat het theologische centraal. De drie hoofdstukken vormen een uitgebreide uiteenzetting rondom een thema. Zo richt Een gelegenheidstoespraak zich vooral naar de christelijke lezer om slechts ‘dat ene’ te willen. Dat ene is voldoende om een vervuld leven te hebben, dat ene is het geloof in de (enige) waarheid: God.

De stijl die in deze toespraak gehanteerd wordt duurt het verdere boek en de andere twee toespraken voort. Een stijl die niet zo van deze tijd is en regelmatig een manisch karakter kent. Onvermoeibaar herhaalt Kierkegaard zich en cirkelt hij zin voor zin, alinea voor alinea naar de kern van zijn boodschap. Waarna hij even lijkt te pauzeren, op adem komt en opnieuw begint. Soms dichter naar zijn kern bewegend, soms afdwalend en al schrijvende en denkende zijn draad terugvindt. Hierin is duidelijk dat God voor Kierkegaard als een vuurtoren is, die in donkere nachten van dwaling uiteindelijk weer richting geeft.

Existentialistisch

Niet alleen manisch, soms ook tegenstrijdig en haast gespleten spreekt Kierkegaard over God. Er ontwikkelt zich een worsteling tussen Kierkegaard de existentialist (of filosoof) en Kierkegaard de theoloog. Bij de theoloog spreekt hij over God als zijnde een antropomorfe entiteit. Als filosoof krijgt God een meer mystieke invulling. In de mystiek is God veeleer een alomvattend weten, een onkenbaar, onuitspreekbaar ‘iets’ dat ons bezield. Deze meer mystieke benadering van God komt in de tweede toespraak naar voren, waarin hij zich het helderst uitdrukt.

In Wat wij leren van de lelies in het veld en de vogels in de lucht put Kierkegaard uit Mattheus 6:24, die een nuchtere, aardse, eenvoudige en universele boodschap vertelt. De lezer heeft dan inmiddels opgemerkt dat Kierkegaard een zeer ontwikkeld gevoel heeft voor beeldtaal en zijn hoogtepunt valt in deze tweede toespraak te lezen. De boodschap cirkelt rond het menselijk tekort dat zich uit in het nooit genoeg hebben. Hij die zich weet te laven aan het goddelijke en dit inziet in de eenvoud van de lelies of de vogels weet zich dus waarlijk rijk.

Protestants

Kierkegaard besluit zijn toespraken met Het evangelie van het lijden – christelijke toespraken. Hierin pleit hij voor een levenshouding die het lijden (de last die je tijdens je leven hebt te dragen) licht te maakt. Wederom is zijn antwoord op het dragen van een zware last, de beaming van God tot je toe te laten.

De Opbouwende toespraken zijn geen gemakkelijke kost, zeker niet voor de niet in Kierkegaard ingewijde lezer. Vaak is hij onnavolgbaar, lijkt te blijven hangen in z’n boodschap om vervolgens met ware pareltjes de lezer even te belonen voor diens voortploeterende leeswerk. Hierin speelt de knappe vertaling, die heel hedendaags aandoet, een aangename rol. Toch lijkt dit boek vooral voor de Kierkegaard liefhebber geschreven of voor de christen die twijfelt aan zijn geloof. In Kierkegaards kritische blik op de kerk zal het eigen zoeken en geloven mogelijk versterkt worden. De gemiddelde lezer is mogelijk al na dertig pagina’s afgehaakt.

kortweg
Boeken / Poezie

‘Dat de waarheid ontmoedigt, is veel minder bekend.’

recensie: Anton Kortweg - Het leven deugt niet. Althans op onderdelen
kortweg

Sinds 1971 publiceerde dichter Anton Korteweg dertien bundels. Nu is hij oud genoeg (1944) om vier keer gebloemleesd te kunnen hebben. En dat is nog buiten zijn verzamelbundel van 2015 gerekend. Zijn laatste bundel Het leven deugt niet. Althans op onderdelen lijkt een nawoord.    

Vrijwel al zijn werk is frivool gewapend met ironie, nogal vaak van de wat makkelijke soort. Dit wapen blijkt op leeftijd niet altijd meer toepasbaar en vertoont de scheurtjes van ongemakken die niet met zich laten spotten. Sommige gedichten in zijn bundel liggen op of iets voorbij de pijngrens.

Ongemakken

In het gedicht ‘Overal aan gedacht’ worden ‘ontijdig geëindigde varkens’ geruimd, wordt in publieke hallen eens in de week gezamenlijk gesmuld, ‘ook tijdens de kerstdagen’, en kan men, zo nodig, door een radioloog van een ballenbeschermer voorzien worden. Mooi, al die zorg. Zijn conclusie is dan ook: ‘het leven deugt. Althans op onderdelen.’ Kortwegs ironie heeft er indirect altijd al op geduid dat ongemakken zo ongeveer de dienst uitmaken.

De bundel kent drie onderdelen. Het eerste deel ‘Het ergst komt aan het begin’, zijn weemoedige herinneringen aan de jongensjaren van de dichter, en opent met ‘Het ergst’:

Je moeder heeft zich achter je gesloten.
Het huis is dicht. Je komt er nooit meer in.

Het een na ergst komt met het eind in zicht:
niets moois van vroeger raakt nog in je hoofd.
Geen aai over je bol, geen fluweelzacht konijn,
geen knuist in vaderhand, geen lange afscheidszwaai.

Vergeleken bij het gedicht ‘het eind’ en ‘je laatste adem’, wordt dat alles ‘een overkoombare kleinigheid’. Of is dat toch weer ironisch? Of tegelijk ironie en ook weer niet; ironie die met zichzelf in de knoop raakt?

Sjacherijnig

‘De stekels van de dag’, het tweede onderdeel, bestrijkt de moeizaamheid van de gevorderde leeftijd en draagt een misantropische teneur, die Korteweg ‘sjacherijnig’ zou noemen. De overgang naar het derde onderdeel is inhoudelijk vrijwel drempelloos. De betiteling ‘Even nog, en ik mag ook’ heeft geen verdere  uitleg nodig. Het motto van de bundel is een kwatrijn van Hölderlin dat veelzeggend ook de gemoedstoestand van Korteweg samenvat: ondanks alles heeft hij genoten, maar nu jeugd en hoogseizoen ver achter hem liggen, is hij er niet graag meer bij.

Gewoontjes

Korteweg is geen dichter van de eerste categorie, iets waar hij zich niet druk om lijkt te maken. Te vaak zijn zijn formuleringen, ironisch of niet, net even te weinig verrassend of origineel en daardoor wat gewoontjes.  Een gedicht is zelden af, bekent hij in een aantekening. Misschien door te weinig geduld om er wat meer op te broeden? Anders had hij vast in het gedicht ‘Zijn kop’ zijn ogen niet voor enkelvoud laten doorgaan.

Boeken / Fictie

Thriller en roman ineen

recensie: John Grisham - Het eiland

Meester-thrillerschrijver John Grisham heeft met zijn nieuwste boek Het eiland niet alleen een spannend boek geschreven. Het is tevens een roman met een mooi verhaal. De spanning wordt zorgvuldig opgebouwd en knettert niet uit ieder hoofdstuk.

Grisham is een begenadigd schrijver. Zijn schrijfstijl houdt je aan de bladzijden gekluisterd en zijn zinnen laten zich in sneltreinvaart lezen. Voor je het weet ben je weer een paar bladzijden verder en constateer je dat de tijd is omgevlogen. Dat kenmerkt een schrijver die een groot publiek weet aan te spreken.

Bijzondere boekwinkel

Dit nieuwe boek van Grisham, dat als genre de aanduiding ’thriller’ heeft meegekregen, leest eigenlijk als een heerlijk spannende roman. Het thriller-element openbaart zich vooral in de aanvang van het boek en de spanning wordt opgebouwd naarmate het einde nadert, totdat er een ontlading volgt. Als onderwerp heeft Grisham gekozen voor de wereld van bijzondere en waardevolle boeken.

Zoals van Grisham te verwachten is, duiken we hier de onderwereld in, waar boeken worden verhandeld die eigenlijk nooit te koop zouden mogen zijn. Om het verhaal beter te begrijpen legt Grisham uit hoe de boekenwereld in elkaar zit en hoe het komt dat Bay Books op Camino Island zo’n bijzondere boekwinkel is. De eigenaar Bruce Cable weet op innemende wijze zijn klanten aan zich te binden en schrijvers te lokken voor signeersessies. Cable heeft echter een bijzondere voorkeur voor vrouwelijke schrijvers. In de open relatie die hij met zijn levensgezellin heeft, passen escapades met andere dames. Toch houden de twee ook zielsveel van elkaar. Op deze manier heeft Grisham een thriller met een smeuïg randje geschreven.

Opwindende verhaallijnen

Het verhaal opent met de brute roof van vijf manuscripten van F. Scott Fitzgerald uit de Universiteit van Princeton. Ondanks dat de politie in de buurt is, weten de daders zich uit de voeten te maken.

Daarnaast volgt de lezer de verhaallijn over schrijfster Mercer Mann, die na een succesvol debuut kampt met een enorm writer’s block, en de relatie die ontstaat tussen haar en Bruce Cable. De spanning loopt hier op, omdat Mercer op een aparte missie is, terwijl de avances van Cable haar in tweestrijd brengen. De meesterverteller Grisham weet dit in een opwindend verhaal aan elkaar te schrijven, zonder de lezer de centrale verhaallijn over de manuscripten te laten vergeten.

Spannende roman

De boekwinkel van Cable is een prachtige winkel met veel aanzien. Dat het tevens als dekmantel dient voor het verhandelen van boeken die van een meer bijzondere afkomst zijn, heeft bijna niemand in de gaten. Toch weet Mercer in deze onderwereld door te dringen. De lezer kan zich hierdoor nog maar met een vraag bezighouden: wordt Cable hierdoor ontmaskerd voor de FBI?

Het eiland is een boek dat je zal verslinden en waarin je geniet van alle aspecten van het groot schrijverschap van Grisham. Het boek leest door zijn schrijfstijl makkelijk. De aspecten van een thriller zijn zeker voorhanden, maar de romanstijl is in dit geval de verpakking eromheen.

Boeken / Fictie

Klassieker in een nieuw jasje

recensie: Jean-Paul Sartre – De teerling is geworpen

Uitgeverij Meulenhoff brengt Sartre onder de aandacht met een nieuwe uitgave van De teerling is geworpen. Een korte roman over het hoofdthema van Sartres filosofie: vrijheid.

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) staat bekend als de grondlegger van het existentialisme. Deze filosofische stroming stelt het menselijke bestaan – de existentie – voorop. Ieder mens is vrij en draagt daarmee een individuele verantwoordelijkheid voor zijn eigen bestaan en handelen. In De teerling is geworpen laat Sartre op een ietwat tergende manier zien wat dit betekent.

Klein werk van een grote schrijver

Liefhebbers van de Franse filosoof kunnen blij zijn met de mooie nieuwe uitgave. De harde kaft, dikke bladzijden en redelijk grote letters zorgen voor een prettige leeservaring. En dat laat opnieuw zien dat Sartre naast filosoof een bekwaam schrijver was. De teerling is geworpen is vanaf de eerste scène spannend en dat blijft zo tijdens de rest van het bondige verhaal. In 1964 won Sartre de Nobelprijs voor Literatuur voor ‘de verreikende invloed die zijn werk heeft uitgeoefend op onze tijd’. Deze weigerde hij, uit angst – hoe kan het ook anders – zijn vrijheid te verliezen.

Vertroebeld zicht

Het verhaal gaat over Eva en Pierre, twee mensen die elkaar ontmoeten na hun dood. Ze zijn nog steeds dezelfde personen en wonen nog steeds in dezelfde stad, maar de levenden kunnen hen niet meer zien of horen, ze zijn toeschouwers geworden. ‘Het is verschrikkelijk om niets te kunnen doen’, verzucht Eva. Pas nu ze dood is, beseft Eva welke vrijheid ze voorheen had om wél iets te doen: de essentie van het leven, volgens Sartre. Maar precies dat heldere besef na de dood vervaagt wanneer Eva en Pierre nog één keer de kans krijgen om terug te gaan naar de wereld van de levenden. Andere zaken die tijdens hun dood zo banaal leken, krijgen hun zwaarte terug. Dat maakt het verhaal voor de lezer zo tergend. Je wil roepen: ‘Nee, blijf nadenken, gebruik je vrijheid!’ Maar tevergeefs.

Vrijheid in geworpenheid

Omdat Sartres filosofie bekend zal zijn bij nagenoeg elke lezer van deze klassieker is de loop van het verhaal vanaf het begin duidelijk. Maar dat maakt het niet minder aantrekkelijk om te lezen. Het is buitengewoon interessant te zien hoe een denker zijn diepgaande theorieën in een voor iedereen invoelbaar en meeslepend verhaal weet te gieten. De vraag blijft of we binnen de situatie waarin we geworpen zijn vrij kunnen zijn. De menselijke wilskracht staat immers niet op zichzelf, maar is altijd gesitueerd. Precies dat maakt het zo lastig. Sartre zegt niet voor niets dat we ‘gedoemd zijn tot vrijheid’.

Boeken / Achtergrond
special: De grote festivalavond van Wintertuinfestival 2017

Discussies over algoritmes

In een tijd waarin uitgevers experimenteren met big data en algoritmes, en het leesgedrag dankzij e-books gemonitord kan worden, rijst de vraag: ‘Is er nog een toekomst voor de vrije lezer?’ Het Wintertuinfestival probeert hier een antwoord op te vinden middels een uitgebreid programma met theater, debat en zelfs een fictieve rockdocumentaire.

Het Wintertuinfestival is een week lang durend festijn in november en vindt plaats in Nijmegen. Op de woensdag is er een kroegcollege, op donderdag een universiteitsprogramma, op vrijdag een presentatie van nieuwe talenten en op zondag een boekpresentatie.

8WEEKLY bezoekt op zaterdag de grote festivalavond in poppodium Doornroosje. Er zijn lezingen en interviews met onder meer Adriaan van Dis, Nina Polak, Erik Jan Harmens, Franca Treur en Kamagurka. Festivaldirecteur Frank Tazelaar opent de avond met de aankondiging van het thema: ‘Vanavond vieren we de vrije lezer!’

Jasper Henderson in gesprek met Adriaan van Dis. Foto: Studio Schulte Schultz.

Lezen in tijden van algoritmes

Het thema is uiterst actueel gekozen. De twee grote uitgeefconcerns VBK (van onder meer Atlas Contact) en WPG (onder andere De Bezige Bij) raakten het afgelopen jaar allebei in opspraak vanwege experimenten met algoritmes en big data. Hierbij komt de nadruk sterk op het voorspellen van verkoopsuccessen te liggen. Het resultaat is dat er bijna geen ruimte meer is voor financiële risico’s, zoals het uitgeven van debutanten en poëzie.

Hoewel het thema interessant is, geeft het festival er helaas een deprimerende twist aan. Tijdens de zaterdagavond wordt er een behoorlijk dystopisch beeld over de toekomst van de vrije lezer geschetst. De vraag die het meest gesteld wordt, is: ‘Maakt u zich zorgen over de toekomst?’

Adriaan van Dis, in de Rode Zaal geïnterviewd door redacteur Jasper Henderson, reageert heel nuchter: ‘Er wordt al sinds Aristoteles geklaagd over de jeugd en lezen hoort nu eenmaal bij een klein clubje. Men koopt minder boeken tegenwoordig, ikzelf ook.’ De zorg van Henderson dat we te veel gestuurd worden door webshops die ons boeken adviseren (‘Anderen lazen ook…’) weet Van Dis ook te relativeren. Een halve eeuw geleden werd het publiek immers ook al beïnvloed door radioprogramma’s die boeken aanraadden.

Nikki Dekker in gesprek met Jet Steinz en Toef Jaeger. Foto: Studio Schulte Schultz.

Gevaren voor de vrije lezer

In een andere zaal worden Jet Steinz (auteur en commentator van de Bestseller 60 in de Volkskrant) en Toef Jaeger (redacteur bij NRC Handelsblad) geïnterviewd door radiomaker Nikki Dekker. Het gesprek verloopt in eerste instantie hetzelfde als eerder bij Adriaan van Dis. De grote concerns komen ter sprake, maar persoonlijk hebben ook Steinz en Jaeger niet het gevoel dat de vrije lezer in het geding is. Ze voelen zichzelf vrij om te kiezen wat ze lezen.

Maar wanneer Dekker doorvraagt, blijken ze toch beiden wel gevaren te zien. Steinz vreest voor de afleiding van internet en sociale media, die ervoor zorgen dat mensen minder boeken gaan lezen. Jaeger ziet gevaren in de plannen van VBK, omdat die het uitgeefbeleid kunnen gaan bepalen. Hierdoor kan er minder ruimte voor creativiteit en literaire experimenten ontstaan.

Fata Nirvana

Fata Nirvana. Foto: Studio Schulte Schultz.

Originele performances

Op het Wintertuinfestival staat ieder jaar een divers programma met lezingen en interviews, maar er is ook ruimte voor performances. In de Loading Dock van Doornroosje worden normaal gesproken de bussen van de artiesten uitgeladen, maar vanavond vindt hier een zeer betoverende voorstelling plaats. Corinne Heyrman maakte haar performance speciaal voor deze laad- en losruimte. In deze koude, kale ruimte vertelt ze over een vrouw die op zoek gaat naar haar donorvader.

De locatie, de kou en de rekwisieten geven een absurde indruk, maar tegelijk is het verhaal dat ze vertelt heel menselijk en puur. Een prachtig contrast. De link met het festivalthema is niet geheel duidelijk, maar de performance vormt wel een fijne tegenhanger van de deprimerende gesprekken die binnen in Doornroosje plaatsvinden.

De Paarse Zaal wordt afgesloten met een fictieve rockdocumentaire over de band Fata Nirvana. Deze ‘documentaire’ wordt live uitgevoerd door Koen Frijns, Gerjon Gijsbers en Marc van der Holst. Ze vertellen over de opkomst en neergang van de band die ‘anti-kubistische’ liedjes schrijft, zoals ‘Picasso you’re an asshole’ en ‘Mother please don’t cry, it makes your face look weird’. Een geweldige, absurde voorstelling waarin een originele persiflage wordt gegeven op het verhaal van veel rockbands.

Angst voor het onbekende

Het thema is een interessante keuze en de afzonderlijke programma’s zijn de moeite waard, maar doordat de discussies op elkaar lijken ervaar je als bezoeker een constante déjà vu. Daarnaast wordt er voor de eigen parochie gepreekt, omdat een belangrijke speler in de discussie, de eerdergenoemde uitgeefconcerns, ontbreekt. De vrije lezer wordt niet gevierd, maar moderne technieken worden gevreesd. Het is jammer dat er op de zaterdagavond van het Wintertuinfestival weinig aandacht is voor een positieve invalshoek, voor de mogelijkheden die de digitale revolutie kan bieden.

8WEEKLY bezocht op het Wintertuinfestival op 25 november in het Doornroosje te Nijmegen.

WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor
Kunst / Expo binnenland

WeerZien

recensie: WeerZien - Museum De Pont
WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor

“O, kijk achter je!”, riep iemand enthousiast. De een stond te kijken naar U.M. (1994-’95) van de Vlaamse kunstenaar Thierry De Cordier en wilde de ander wijzen op a, a, a, … (1989-’92) van dezelfde kunstenaar.

Beide beeldhouwwerken zijn momenteel te zien op de tentoonstelling WeerZien in Museum De Pont in Tilburg. Een museum dat doorgaat als het meest Belgische van de Nederlandse musea, al 25 jaar. En dat is iets wat ook nu weer opvalt. De Pont introduceerde onder meer werk van kunstenaars als Berline De Bryckere en Luc Tuymans in Nederland. Ze zijn nu, 25 jaar later, weer terug en dat is een vreugdevol weerzien.

Van De Bryckere zijn, in de nabijheid van de twee genoemde werken van De Cordier, de potloodaquarellen Het hart uitgerukt (1997-’98) te zien. Een ascetisch stukje, met verder Catherina’s Room (2001) van Bill Viola, in de voormalige wolspinnerij die dankzij een groot legaat van jurist en ondernemer Jan de Pont, onder de directie van Hendrik Driessen, met zijn team kon worden ingevuld als museum van hedendaagse beeldende kunst.

U.M., museum de pont, tilburg, weerzien,Thierry De Cordier

U.M. (Paal), 1994-1995, Thierry de Cordier, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.

Monumentaal

Niet alles is ascetisch, maar veel is wel monumentaal. Met name de grote hal vraagt er om. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Grosse Geistern (1996-2000) van Thomas Schütte; zes Michelinmannetjes van gepolijst aluminium (die al in 1998 in De Pont waren te zien) en een groot deel van de ruimte vullen. Of voor het in 1992 speciaal voor de hal gemaakte Glas/Staal/Beton van Gerhard Merz, dat nu ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan opnieuw is geïnstalleerd.

In de intiemere wolhokken terzijde van de hal valt ook veel moois te zien. Soms hangen er touwen voor, zodat je er niet in kunt, behalve bij Richard Serra’s Gutter Splash Two Corner Cast (1992), dat op zichzelf al imponerend genoeg is en het betreden van het hok tegenhoudt. Serra maakte het destijds voor de openingstentoonstelling. Het werk bestaat uit twee stapels van drie uit lood gegoten hoeken.

sky mirror, anish kapoor, museum de pont, weerzien, tilburg

Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto:

Niet vergeten

Vergeet vooral niet de installatie Menschlich (1994) achter het restaurant te bekijken. Een installatie die bestaat uit 1200 portretfoto’s van slachtoffers en daders van en uit de Tweede Wereldoorlog, waaruit in negen van de tien gevallen niet duidelijk is wie goed en kwaad was. Het zijn soms Kafka-achtige, grote ogen die je aankijken, je het werk intrekken en je als het ware bevragen. Jammer is dat videogeluiden van even verderop doordringen.

Vergeet ook niet bij binnenkomst en/of bij het verlaten van het gebouw de speciaal voor de jarige Pont gemaakte sculptuur van Anish Kapoor te bekijken. Sky Mirror (for Hendrik) heet het. Zes meter hoog roestvrij staal waarin de hemel wordt weerspiegeld, behalve op mistige dagen, wanneer er condenswater op het staal zit. De sculptuur is neergezet in een watertuin, ontworpen door Sophie Walker. Het is het eerste werk van Kapoor in de Nederlandse publieke ruimte. Het museum had al vanaf 2012 Vertigo (2008) in de collectie, een al even indrukwekkend werk bestaande uit een licht gebogen, spiegelend vlak dat alles op z’n kop toont. Ook nu valt het te zien.

De Pont heeft met Sky Mirror een mooi ‘cadeau’ gekregen en geeft het publiek op haar beurt met de tentoonstelling WeerZien ook een geweldig, origineel cadeau. In 25 jaar is De Pont immers vanuit het niets uitgegroeid tot een museum met een collectie en tijdelijke tentoonstellingen die je als liefhebber van hedendaagse kunst niet mag missen.

Kleine afbeelding onderaan: Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.