~
Het optreden was eigenlijk niet eens bijzonder goed. Het geluid stond veel te hard en beide gitaristen speelden nogal slordig. De bassist stond erbij als een levend standbeeld dat alleen zijn armen kon bewegen. Pete Doherty en Carl Barât dansten echter wild op het podium. De laatste had een leren jekkie aan, waarvan, met instemming van het aanwezige vrouwelijke publiek, de rits steeds verder openging. Er werd stevig gepogood. Na de reguliere set liep de zaal snel leeg, terwijl de band nog eens terugkeerde voor een onverwachte toegift. Het jasje ging uit en het concert werd één van mijn hoogtepunten van de editie.
Het begin
Terwijl de plaat al in 2002 uit was gekomen in Nederland werd Up the Bracket na Eurosonic met stip de favoriete walkmanplaat om in de ochtend mee naar buiten te nemen. Meezingend met de fijne “Take a tip from me”-koortjes in Vertigo en het hectische refrein van Horrorshow en meeknikkend op de rammelende gitaarriffs van publieksfavoriet Boys In The Band. De perfecte popsong Up the Bracket komt voorbij. Plus het bij fans van The Libs immens populaire zinnetje uit The Good Old Days: “If you’ve lost your faith in love and music, Oh the end won’t be long. Because if it’s gone for you then I too may lose it, and that would be wrong.” De band was toen al uitgeroepen tot hoop van de Britse rockmuziek.
Problemen
Na het verschijnen van het debuutalbum beginnen echter ook de problemen. Doherty raakt verslaafd aan drugs en wekelijks verschijnen roddelverhalen in de Britse pers. De beide frontmannen halen genoeg covers van tijdschriften als New Musical Express (NME) om tien huizen mee te behangen, en de vreemdste verhalen doen de ronde. Doherty heeft ingebroken in het huis van Barât, en werd daarvoor opgepakt; een gevangenisstraf volgde. Doherty probeert meermalen vergeefs af te kicken en reisde daarvoor zelfs naar een klooster in Thailand. Onverrichter zake keerde hij terug en wordt opgepakt voor verboden wapenbezit. Ondertussen werden de meeste concerten van The Libertines afgezegd of uitgesteld, waaronder de meeste in Nederland. Een optreden in de Melkweg in juni 2003 wordt verprutst, waardoor de meeste aandacht uitgaat naar het voorprogramma, het eerste optreden van de latere hype Gem. Er wordt besloten Doherty tot nader order uit de band te zetten, en er wordt getoerd met invaller Anthony Rossomando. Pete Doherty speelt ondertussen in zijn eigen band, Babyshambles.
Nieuw materiaal
~
Ondanks alle problemen wordt in de zomer van 2004 toch een nieuwe plaat van The Libertines aangekondigd. Voorafgegaan aan de cd werd de single
Can’t Stand Me Now uitgebracht. Het nummer heeft een sterk persoonlijke tekst, die de relatie tussen de beide protagonisten treffend beschrijft. “An ending fitting for the start. You twisted and tore our love apart (…) No, you’ve got it the wrong way round, you shut me up, and tried to blame it on the brown. (…) Have we enough to keep it together. Or do we just keep on pretending. And hope our luck is never ending…” De teksten van de songs zijn afkomstig van zowel Doherty als Barât. De tekst is dan ook een soort dialoog tussen hen. De release van het tweede album
The Libertines volgde in september. De tekst van
Can’t Stand Me Now bleek geen uitzondering. Veel songs op de plaat gaan over de ontstane situatie. Problemen die zelfs doorwerkten tot in de studio waar het album werd opgenomen. Daar waren bodyguards aanwezig om mogelijke ruzies tussen de heren te voorkomen.
Rammelend
Toch is de nieuwe plaat weer een succes. Hoewel sommige nummers nog harder rammelen als op Up the Bracket is het niveau van de songs nog steeds hoog. De genoemde single is hier een voorbeeld van, evenals Music When The Lights Go Out en The Man Who Would Be King. Waarvan de laatste de intro kopieert van Tell your King op het debuut. Ook de tekstlijntjes zijn weer erg moeilijk uit het hoofd te krijgen. Een mooi voorbeeld is het terugkerende zinnetje: “If I have to go, I will be thinking of your love” in Last Post on the Bugle. The Libertines bevat weer vele koortjes, die, samen met de rammelende gitaarsound, kenmerkend zijn voor de sound van de band. Soms klinken de songs enigszins onvoltooid en Doherty doet af en toe zijn best om zo vals en brabbelend mogelijk te zingen. Een heerlijk zorgeloos kabbelend liedje als What Katie Did doet echter al gauw een draak als Don’t Be Shy vergeten. Het laatste nummer op het album What became of the Likely Lads? is een finale verwijzing naar alle commotie rond de band, waarbij Barât en Doherty om beurten de ander “Please don’t get me wrong. See I forgive you in a song” toezingen. Zelfs het coverfoto toont een schijnbaar wankelende Doherty die overeind wordt gehouden door Barât.
Bazar Curieux
Wat volgde was een hernieuwde wereldwijde hype rond de band, voor zover die ooit was verdwenen. The Libertines gaven op 18 september een exclusief Nederlands concert op het Bazar Curieux festival in Nighttown Rotterdam. Zonder Pete Doherty, mèt Anthony Rossomando, gaf de band een vlammend concert in een afgeladen grote zaal. Vele Engelse fans waren naar de havenstad afgereisd, en zij waren (zoals gebruikelijk) degenen die zich lomp gedroegen en zelfs begonnen te moshen. Op twee songs na kwam het hele eerste album voorbij, maar ook het nieuwe materiaal werd niet geschuwd. De zang van Barât had, vooral in de eerste helft van de set, wel wat harder mogen staan. Aangezien Doherty er niet bij was, werden de tweede stemmen vervuld door bassist John Hassall en Rossomando, die deze taak amper aankonden. Laatstgenoemde vervulde zijn taak op gitaar echter een stuk beter. Toen Barât What Became Of The Likely Lads zachtjes aankondigde met “This is for my friend, he’s not here…”, werden we andermaal herinnerd aan het feit dat de band niet compleet was. Met zoveel goede songs is het misschien ook wel moeilijk een set neer te zetten die ik slecht zou vinden. En buiten sommige liedjes die hij op plaat zingt, heb ik Doherty op het podium eigenlijk niet echt gemist. The Libertines bestaan dus nog. Hopelijk komt het nog goed tussen de creatieve breinen in de band, anders heb ik volgend jaar een gat in mijn jaarlijstje.
De koers van het GEM
Tot en met 14 november is in het GEM (Museum voor Actuele Kunst, Den Haag, gevestigd in hetzelfde gebouw als het Fotomuseum, vlak naast het Haags Gemeentemuseum) de eerste museale solotentoonstelling te zien van de Franse schilder Bruno Perramant. Daarmee zou je de tentoonstelling als baanbrekend kunnen zien, en dat is ook precies wat het GEM tracht te doen bij het presenteren van hedendaagse kunst op internationaal, nationaal en Haags niveau.
Op de GEM website kunnen we lezen: “Baanbrekende solo- en groepstentoonstellingen belichten de nieuwste tendensen. Een grote diversiteit aan disciplines komt aan bod: (video)installaties, schilder- en beeldhouwkunst, multimedia, performance, film, fotografie, tekeningen, digitale kunst, design, etc. Behalve exposities vinden er ook activiteiten plaats als lezingen, discussies, performances, optredens, filmvertoningen en boekpresentaties”. Een beetje pretentieus misschien, maar eerlijk is eerlijk, het signaleren van de nieuwe tendensen (wat in eerste instantie misschien meer iets is voor een galerie) geeft een kunstmuseum bij uitstek de mogelijkheid om zich te profileren. Wanneer je de kop boven het maaiveld uitsteekt, is er geheid iemand die hem eraf wil slaan. Moet je daar rekening mee houden? Nee, je moet er allereerst van overtuigd zijn dat de koers die je vaart de enige juiste is. Zo ook het GEM. Maar nu we toch aan het azijn pissen zijn, doen De Appel (Amsterdam) en Witte de With (Rotterdam) eigenlijk niet iets soortgelijks? Is het GEM (opening in 2002) daarmee in feite niet mosterd na de maaltijd, hoe verdomd lekker die maaltijd ook is? De tijd zal het leren.
De plank misslaan
Met het signaleren van nieuwe tendensen loopt een museum het risico de plank finaal mis te slaan, denk maar eens aan het voorbeeld van Frans Haks die in zijn periode als museumdirecteur in het Groninger Museum met de ene na de andere opmerkelijke tentoonstelling op de proppen kwam. Het onderbuikgevoel, de intuïtie zo je wilt, was zijn voornaamste graadmeter, maar wie heeft er naderhand ooit nog iets gehoord van de kunstenaars die deelnamen aan tentoonstellingen als Business Art/Art Business? Iemand de tentoonstelling uberhaupt gezien? Daarnaast dient de vraag zich aan wat de achterliggende gedachte is achter het signaleren. Is het de educatieve taak, het tonen van de relevante nieuwe ontwikkelingen? Met andere woorden, is Perramant een hot item? De twijfel slaat toe. Of een tentoonstelling baanbrekend is, hangt voor een groot deel af van de kwaliteit van het tentoongestelde. Daarbij is de vraag in hoeverre de curator durft te experimenteren met de vorm van de tentoonstelling, in Nederlandse musea is dat over het algemeen bijzonder weinig het geval.
Geplaatst binnen de schilderkunstige traditie
Ook in het GEM zijn er veel witte muren in de traditie van het Witte Wanden museum zoals ook toegepast door Willem Sandberg in het Stedelijk Museum, waar hij in de periode 1945-1962 de scepter zwaaide. Niet vernieuwend, maar het geeft wel alle ruimte aan de tentoongestelde werken. In dit geval zijn dat ongeveer 80, uiteenlopend qua stijl en onderwerp. We kunnen de in 1962 in Brest geboren kunstenaar gemakkelijk plaatsen binnen de traditie van de figuratieve schilders, zoals ook Luc Tuymans en Sigmar Polke in dat hokje te vatten zijn, al zien we tussen de werken opmerkelijke onderlinge stijlverschillen. “De geschilderde landschappen herinneren aan negentiende-eeuwse schilderkunst in de trant van het realisme…de aftitelingen, daarentegen, vertonen sporen van van twintigste eeuwse abstracte tradities, zoals colour field painting,” aldus Roel Arkesteijn in de tentoonstellingscatalogus. De titel van de tentoonstelling, De tuin der Lusten, verwijst natuurlijk naar het schilderij van Jeroen Bosch, geschilderd in 1503-1504, waarmee Perramant zich nadrukkelijk in de schilderkunstige traditie plaatst. (Daarnaast bestaat een werk van Perramant meer dan eens uit verschillende doeken, vergelijkbaar met Middeleeuwse triptieken.)
De tentoonstelling
Je zou kunnen zeggen dat het is te zien dat deze tentoonstelling in het GEM Perramants eerste museale solotentoonstelling is. Niet alle schilderijen zijn namelijk krachtig genoeg voor de museale context. Te vaak heeft Perramant nog tekst nodig om zijn boodschap over te brengen, zo ook in het uit 2004 afkomstige Ou est notre coeur?, waarin Spiderman met zijn webslingers alle waarden en normen, de eigen identiteit van de landen behorend tot het verenigd Europa vast tracht te houden. Of het hem lukt? Geen idee. Hetzelfde verhaal geldt min of meer voor When Martin meets Bill uit 2004. Op het pastelkleurige doek (overigens olieverf op doek) zien we abstracte verfklodders en de tekst “Is. it depends on what ‘is’it”. Waarom zou je tekst gebruiken als je het ook met de kwast kunt verbeelden? Het antwoord laat zich raden, omdat de doeken an sich niet sterk genoeg zijn. Quasi-filosofische diepgang kunnen we missen als kiespijn. Doet de tekst in veel gevallen afbreuk aan het totaal? In mijn ogen wel.
Aan de andere kant, niet alles is irrelevant. Krachtig zijn vooral de geschilderde filmaftitelingen (al moet je de catalogus erop naslaan om erachter te komen dat het filmaftitelingen betreft) en de dromerige vrouwenportretten waarbij de figuren menigmaal lijken op te lossen tegen de achtergrond. Ook de serie Love story no 2 uit 2004 waarop een man en een vrouw in de bosjes met elkaar vrijen straalt die landelijkheid, die dromerigheid uit. De figuren van Perramant ogen daarbij vaak afwezig. De tijd zal leren of deze solotentoonstelling voor Perramant te vroeg kwam of niet.
Bruno Perramant - De Tuin der Lusten
Gezien in: GEM, Den HaagNog te zien tot: zondag 14 november 2004
Link: Haags Gemeentemuseum.nl
Misschien ook iets voor u
Een groene horzel zonder superkracht
Uit de vruchtbare akker die de DVD-markt heet, ontspruiten somtijds smaakvolle gewassen die voor grote sommen verhandeld kunnen worden. Maar sappig fruit lokt schijnbaar nutteloze en irritante insecten. Voor de etmoloog hebben sommige van die beestjes nog wel waarde, maar vaak ook vangt zo’n verzamelaar een ordinaire wesp (paravespula vulgaris) of strontvlieg (scatophaga stercoraria). The Green Hornet, zogenaamd ‘voor de verzamelaar’, is zo’n parasiet.
~
Laten we, voor uw recensent te hard van stapel loopt, bij het begin beginnen: toen Bruce Lee in 1973 stierf en de vraag naar zijn films explosief toenam, verknipten een stel geinponems een stuk of wat afleveringen van de oude en impopulaire televisieserie The Green Hornet, waarin de kleine kungfumeester een rol had als side-kick Kato. Vervolgens monteerden die slimme graaiers de knipsels met weinig aandacht voor continuïteit tot twee avondvullende films, om op die manier snel geld te verdienen.
Filter
De films op deze DVD zijn allerminst een zegen voor de kungfuliefhebbers onder ons, hoezeer de aanwezigheid van de Bruce Lee-documentaire The Legend Continues de fans ook van het tegendeel tracht te overtuigen. Van de slecht gechoreografeerde vechtscènes valt bijna niets te zien, omdat ze gefilmd zijn met een donker filter om een nachtelijk tijdstip te suggereren.
Pooier
~
‘Spul’
De films ademen evenveel sfeer uit als een kartonnen doos en bereiken een graad van samenhangendheid die alleen geëvenaard kan worden door een avond te zappen. Mocht u in een vlaag van verstandsverbijstering of verzamelwoede toch The Green Hornet dubbel-DVD gekocht hebben, dan raad ik u aan wat ‘spul’ te halen bij uw plaatselijke coffeeshop en daar eens flink van te inhaleren alvorens u de film start. Als dat niet alsnog een unieke kijkervaring oplevert, tuur dan enige tijd naar de metallic-groene hoes. Succes verzekerd.
The Green Hornet: Collector's Edition
Regie: William BeaudineJaar: 2024
Distributeur: Dutch Filmworks
Misschien ook iets voor u
Verboden liefde
Sommige filmmakers hebben, net als andere kunstenaars, een politieke agenda. Ze filmen keer op keer over dezelfde maatschappelijke thema’s, en doen dat met een vaak niet afnemende bevlogenheid. Ken Loach is zo iemand. De Britse filmmaker, al sinds het eind van de jaren 60 actief, is de ongekroonde koning van het sociaal-realistisch drama. In zijn films zie je ze nog: van die typische Britse achterstandwijken, met kleine arbeidershuisjes waarin probleemgezinnen wonen met werkloze, drinkende vaders en kinderen die op het slechte pad raken. Steevast krijgen ze de sympathie van Loach. De regisseur maakt over hen warme, menselijke films die de kijker naar de keel grijpen.
~
In navolging van zijn collega Stephen Frears, die met Dirty Pretty Things (2003) een film over hetzelfde onderwerp maakte, ontfermt Loach zich in Ae Fond Kiss… over de ‘onmogelijke’ liefdes tussen twee mensen met een verschillend geloof. Een problematiek die opnieuw actueel is geworden door de vele islamitische immigranten die West-Europa binnenkomen. Vroeger zei men over een relatie tussen een katholiek en een protestant: “Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.” Nu gaat dat spreekwoord op voor een relatie tussen christenen en moslims.
Muziek en religie
~
Duivels dilemma
Het knappe van Ae Fond Kiss… is dat Loach, ondanks de stereotiepe karakters in zijn film, een genuanceerd beeld geeft van zo’n verboden liefde. Dat blijkt uit het feit dat niet alleen Casim problemen krijgt met zijn geloof, maar ook doordat begrijpelijk wordt hoe het in een meer collectivistische gezinscultuur werkt. Casim staat voor een duivels dilemma: zijn hart volgen en bij Roisin blijven, of zijn familie niet teleurstellen en trouwen. Logisch dat hij die knoop niet zomaar door kan hakken. Logisch ook dat zijn ouders niet zomaar kunnen accepteren dat hun zoon niet de eeuwenoude tradities volgt. Logisch dat Casims zus Roisin opzoekt om haar te smeken hem te verlaten, in naam van hun familie.
Partij kiezen
Het maakt Loach’ film er alleen maar aangrijpender op. Je wordt niet gedwongen partij te kiezen, sterker nog, je kúnt geen partij kiezen omdat je voor beide partijen begrip hebt. Tegelijkertijd is de liefde van Casim en Roisin zo intens dat je hen niets anders gunt dan samen blijven. De enige die in Ae Fond Kiss… niet op begrip hoeft te rekenen is de bisschop die weigert Roisins brief voor een vaste aanstelling op school te ondertekenen. Hier rekent Loach af met de conservatieve krachten in eigen land, en laat hij ondubbelzinnig zien dat ook de westerse wereld haar geloofsdogma’s nog altijd niet van zich af heeft geschud.
Ae Fond Kiss...
Regie: Ken LoachJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Bloed, zweet en tranen
Het was een avondje pure rock. De trashband The Hunches heeft haar live-reputatie ten volle ingelost. Totale waanzin. Een zanger die de helft van het concert in het publiek ligt te rollen. Een gitarist die al bloedend de set uitspeelt. En dan hebben we het alleen nog maar over de stage-act. Opwarmertje voor The Hunches was Archie Bronson Outfit die met licht psychedelische garagerock nummers van hun debuut Fur speelde. Twee bands in Vera dus. Twee bands die eigenlijk weinig met elkaar te maken hebben. Het vrij melodieuze Archie Bronson Outfit tegenover de absolute trash van The Hunches. Even schril was het contrast tussen de introverte Archies en het extatische Hunches.
~
We waren wel benieuwd naar die jongens van Archie Bronson Outfit. Het verhaal gaat dat ze door de baas van het hippe Domino Records getekend werden op basis van anderhalf concert. Dit voorjaar kwam het debuut Fur op de markt, een album waarvan 8WEEKLY concludeerde dat het een in potentie erg goede band is, maar dat Fur wat te saai en weinig afwisselend is om van begin tot eind te boeien. Maar goed, als Domino Records-baas Laurence Bell de jongens tekent op basis van anderhalf concert, dan moet dat toch wat zeggen? Het eerste nummer (en ook de opener van Fur) beloofde veel: wat een lekker nummer is Butterflies! Groovy, hard en lekker: “I only need you!”. Maar dán; helaas kwam het er maar half uit. De Archies speelden strak de nummers van hun plaat, maar doordat ze nauwelijks een appearance hebben, blijft het vonnis over Fur ook hier overeind: hoewel er veel moois is te horen, is het toch een beetje te weinig om van begin tot eind te boeien. Nog steeds is Archie Bronson Outfit een band die in potentie een hoop moois kan gaan maken, maar ze zullen moeten werken aan de performance en de overbodige stukken inkorten of weglaten. (RV)
Maniakaal
~
Archie Bronson Outfit en The Hunches
Gezien op zondag 26 september 2004 in Vera, GroningenLink: The Hunches.com
Link: Vera Groningen.nl
Misschien ook iets voor u
Een boek vol plaatjes
Joost Swarte (1947) is zonder twijfel Nederlands meest internationaal befaamde striptekenaar en daarom reist er nu een tentoonstelling met de naam Leporello door Frankrijk en Duitsland. Het door De Harmonie en Oog & Blik uitgegeven gelijknamige boek is de catalogus van deze tentoonstelling.
Swarte is begonnen als striptekenaar, maar heeft zich de afgelopen 15 jaar vooral toegelegd op illustraties en grafisch ontwerp. Nadat hij in 1973 bij het Franse stripblad Charlie Mensuel was geïntroduceerd rees de ster van Swarte snel. Hij publiceerde bijvoorbeeld als eerste Nederlander in het Amerikaanse underground stripblad Raw, van Art Spiegelman, de enige striptekenaar die ooit de Pulitzerprijs won en in het uiterst prestigieuze literaire blad The New Yorker. Behalve met het maken van strips was Swarte ook actief in de rest van de stripwereld. Zo was hij medeoprichter van uitgeverij Oog & Blik en initiator van de stripdagen in zijn woonplaats Haarlem.
Klare lijn
Swarte tekent in de stijl die wordt aangeduid als de ‘klare lijn’. Deze stijl is ontwikkeld door Hergé, de geestelijke vader van Kuifje. De basis van deze stijl zijn de omtreklijnen van de afgebeelde personen en objecten. Deze zijn vrij dik en heel duidelijk, vandaar de naam. De tekeningen zijn vaak egaal ingekleurd, zonder veel weergave van de stoffelijkheid van het materiaal. Swarte beheerst deze klare lijn tot in de finesses en heeft er door de jaren heen een heel eigen gezicht aan gegeven. Helaas zijn in het boek niet veel oude voorbeelden te vinden, maar door vergelijking van het oudere werk met het nieuwere werk valt op dat de tekeningen vooral steeds hoekiger zijn geworden en dat Swarte zich beperkt tot basisvormen, zoals de cirkel, het vierkant en de driehoek. Dat hoekige is ook terug te vinden in de opzettelijk houterige bewegende figuurtjes.
352 plaatjes
~
Swarte of Not-so-Swarte?
Wat opvalt, is de gigantische verscheidenheid aan ontwerpen die Swarte door de jaren heen heeft gemaakt. Naast grafisch ontwerp zijn er namelijk ook heel andere dingen, zoals ontwerpen voor glas-in-loodramen, wandschilderingen, meubels en zelfs een compleet gebouw, theater De Toneelschuur in Haarlem. Dat brengt wel de vraag met zich mee wat dit nog met strips te maken heeft. Voor het glas-in-lood en de wandschilderingen is dat nog wel duidelijk. Swarte hanteert daarin dezelfde beeldtaal als in zijn strips en grafische ontwerpen. Het gebruik van de klare lijn, egale kleurvlakken en de hoekige vormen zijn allemaal terug te leiden naar het papieren werk.
~
Een beetje onduidelijk
Leporello is als boek echt een lust voor het oog, maar er is toch nog wel iets aan op te merken. Bij de plaatjes is niet direct een bijschrift geplaatst. De verklarende tekst staat daarom op een uitklapvel, dat door het om te klappen naast de afbeeldingen komt te liggen. De tekst hierop is helaas een beetje opsommerig, omdat alle beschrijvingen direct achterelkaar staan, waardoor je snel verliest waar je ook alweer was. Verder vertelt de tekst niet zo veel. Vaak wordt alleen de opdrachtgever genoemd, of een beschrijving van de tekening. Beiden zijn in de meeste gevallen niet bijster interessant of zelfs overbodig. De tekeningen uit de Humo, waarvan er veel zijn afgebeeld, hebben vaak een thema, maar dat wordt beslist niet prijs gegeven. Ook een beschouwing van het werk door een kunsthistoricus of stripkenner mist. Verder is het jammer dat de strippagina’s in de meeste gevallen zijn opgevat als illustraties en daardoor nogal eens verkleind zijn afgebeeld en daardoor minder leesbaar zijn. Maar dat zijn eigenlijk allemaal dingen die je meteen vergeet als je overdonderd wordt door het visuele genot dat je krijgt van de schat van materiaal in Leporello.
Prijs: 35,-
Bladzijden: 96
ISBN: 90 5492 115 3
Link: Joost Swarte.com
Misschien ook iets voor u
The Libertines bestaan nog
/ 0 Reactiesdoor: Koen ter Heegde0 SterrenEurosonic 2003. Ze speelden in Vera. De zaal aan de Oosterstraat in Groningen was een half uur voor de show al afgeladen vol. Er was flink wat persaandacht voor de band geweest na de debuutplaat Up the Bracket. Buiten stond nog een lange rij wachtenden. Net iets te lang bij Caesar blijven hangen. Het was koud. De portier wilde echter niemand meer binnenlaten, totdat er genoeg mensen het pand hadden verlaten. Meermalen werd door medewerkers omgeroepen dat het vol was. Langzamerhand kwam de begintijd 22:00 dichterbij. Als door een wonder mochten tenslotte nog twintig mensen binnenkomen. The Libertines waren net begonnen.
~
Het begin
Terwijl de plaat al in 2002 uit was gekomen in Nederland werd Up the Bracket na Eurosonic met stip de favoriete walkmanplaat om in de ochtend mee naar buiten te nemen. Meezingend met de fijne “Take a tip from me”-koortjes in Vertigo en het hectische refrein van Horrorshow en meeknikkend op de rammelende gitaarriffs van publieksfavoriet Boys In The Band. De perfecte popsong Up the Bracket komt voorbij. Plus het bij fans van The Libs immens populaire zinnetje uit The Good Old Days: “If you’ve lost your faith in love and music, Oh the end won’t be long. Because if it’s gone for you then I too may lose it, and that would be wrong.” De band was toen al uitgeroepen tot hoop van de Britse rockmuziek.
Problemen
Na het verschijnen van het debuutalbum beginnen echter ook de problemen. Doherty raakt verslaafd aan drugs en wekelijks verschijnen roddelverhalen in de Britse pers. De beide frontmannen halen genoeg covers van tijdschriften als New Musical Express (NME) om tien huizen mee te behangen, en de vreemdste verhalen doen de ronde. Doherty heeft ingebroken in het huis van Barât, en werd daarvoor opgepakt; een gevangenisstraf volgde. Doherty probeert meermalen vergeefs af te kicken en reisde daarvoor zelfs naar een klooster in Thailand. Onverrichter zake keerde hij terug en wordt opgepakt voor verboden wapenbezit. Ondertussen werden de meeste concerten van The Libertines afgezegd of uitgesteld, waaronder de meeste in Nederland. Een optreden in de Melkweg in juni 2003 wordt verprutst, waardoor de meeste aandacht uitgaat naar het voorprogramma, het eerste optreden van de latere hype Gem. Er wordt besloten Doherty tot nader order uit de band te zetten, en er wordt getoerd met invaller Anthony Rossomando. Pete Doherty speelt ondertussen in zijn eigen band, Babyshambles.
Nieuw materiaal
~
Rammelend
Toch is de nieuwe plaat weer een succes. Hoewel sommige nummers nog harder rammelen als op Up the Bracket is het niveau van de songs nog steeds hoog. De genoemde single is hier een voorbeeld van, evenals Music When The Lights Go Out en The Man Who Would Be King. Waarvan de laatste de intro kopieert van Tell your King op het debuut. Ook de tekstlijntjes zijn weer erg moeilijk uit het hoofd te krijgen. Een mooi voorbeeld is het terugkerende zinnetje: “If I have to go, I will be thinking of your love” in Last Post on the Bugle. The Libertines bevat weer vele koortjes, die, samen met de rammelende gitaarsound, kenmerkend zijn voor de sound van de band. Soms klinken de songs enigszins onvoltooid en Doherty doet af en toe zijn best om zo vals en brabbelend mogelijk te zingen. Een heerlijk zorgeloos kabbelend liedje als What Katie Did doet echter al gauw een draak als Don’t Be Shy vergeten. Het laatste nummer op het album What became of the Likely Lads? is een finale verwijzing naar alle commotie rond de band, waarbij Barât en Doherty om beurten de ander “Please don’t get me wrong. See I forgive you in a song” toezingen. Zelfs het coverfoto toont een schijnbaar wankelende Doherty die overeind wordt gehouden door Barât.
Bazar Curieux
Wat volgde was een hernieuwde wereldwijde hype rond de band, voor zover die ooit was verdwenen. The Libertines gaven op 18 september een exclusief Nederlands concert op het Bazar Curieux festival in Nighttown Rotterdam. Zonder Pete Doherty, mèt Anthony Rossomando, gaf de band een vlammend concert in een afgeladen grote zaal. Vele Engelse fans waren naar de havenstad afgereisd, en zij waren (zoals gebruikelijk) degenen die zich lomp gedroegen en zelfs begonnen te moshen. Op twee songs na kwam het hele eerste album voorbij, maar ook het nieuwe materiaal werd niet geschuwd. De zang van Barât had, vooral in de eerste helft van de set, wel wat harder mogen staan. Aangezien Doherty er niet bij was, werden de tweede stemmen vervuld door bassist John Hassall en Rossomando, die deze taak amper aankonden. Laatstgenoemde vervulde zijn taak op gitaar echter een stuk beter. Toen Barât What Became Of The Likely Lads zachtjes aankondigde met “This is for my friend, he’s not here…”, werden we andermaal herinnerd aan het feit dat de band niet compleet was. Met zoveel goede songs is het misschien ook wel moeilijk een set neer te zetten die ik slecht zou vinden. En buiten sommige liedjes die hij op plaat zingt, heb ik Doherty op het podium eigenlijk niet echt gemist. The Libertines bestaan dus nog. Hopelijk komt het nog goed tussen de creatieve breinen in de band, anders heb ik volgend jaar een gat in mijn jaarlijstje.
Misschien ook iets voor u
Met een beetje hulp
Een moeilijke tweede plaat voor The Thrills. Deze Ierse heren, die net doen alsof ze uit de achtertuin van The Byrds komen, maakten met hun debuut So Much For The City een ijzersterke indruk. Met broeierige perfecte popsongs, die de zomer nog net iets aangenamer maakten en je bijstonden tijdens de najaarsbuien. Let’s Bottle Bohemia is de titel van de opvolger, die waarschijnlijk niet toevallig tussen de zomer en de herfst werd uitgebracht.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Let’s Bottle Bohemia maakt bij mij niet hetzelfde los als So Much For The City. Ik krijg simpelweg niet zo veel en zo vaak kippenvel als van het debuut. Misschien is dat omdat de plaat wat minder diepgang lijkt te herbergen en daarbij wat minder natuurlijk klinkt. Het kan ook zijn dat ik steeds meer het idee krijg dat ik veel liedjes van The Thrills al vaker heb gehoord. Dat is altijd het gevaar wanneer je het geluid van je groep grotendeels baseert op stromingen uit het Verleden. Verleden met grote V.
Van Dyke Parks
En dat ligt er ook nog eens vrij dik bovenop, want wie komen we tegen op Let’s Bottle Bohemia? Van Dyke Parks, de man die meewerkte aan Smile van The Beach Boys en zich onlangs ook bemoeide met die prachtige reconstructie van Brian Wilsons Smile. Verder is R.E.M.-gitarist Peter Buck present op het nummer The Curse Of Comfort. Het is de Amerikaanse West Coast-traditie die de klok slaat. Met een beetje hulp van wat vrienden.
Gewoon mooi
Het zou echer onzin zijn te beweren dat dit een slecht album vol gejatte liedjes is. Integendeel: The Thrills blijven meesters in het schrijven van mooie popdeuntjes. En daar komt bij dat die jongens immer alles van zichzelf geven, wat altijd zorgt voor extra punten. De stem van Conor Deasy is weer net zo breekbaar als op So Much For The City en de strijkers, koortjes en andere arrangementen zijn weer uit de kunst. Gewoon een mooie plaat.
Geschreeuw om commercieel succes
Het is alleen dat sommige aspecten uit de muziek van The Thrills gewoon iets te veel voor de hand liggen. Dit minpuntje zal ze overigens geen financiële nadelen gaan opleveren, want Let’s Bottle Bohemia schreeuwt toch om enig commercieel succes, zonder dat The Thrills hier een knieval maken. Mijn zegen hebben ze; ik zou het niet erg vinden dit soort liedjes vaker op de radio te horen. Daar zou ik zelfs erg gelukkig van worden.
The Thrills
Album: Let's Bottle BohemiaMisschien ook iets voor u
Opkomen voor de kleine man
Michael Moore is altijd al een gedreven mannetje geweest. Begon hij aanvankelijk als journalist, al snel nam het activisme in hem het over. Met de documentaire Roger & Me uit 1989 kwam hij op voor de kleine man in Flint, Michigan, in Bowling for Columbine uit 2001 nam hij het op tegen de wapenwetten van Amerika en in Fahrenheit 9/11 was George W. Bush de klos. Voor iedereen die nou nog geen genoeg heeft van Moores strijd tegen de wereld, is zijn tv-serie The Awful Truth uit 1999 nu op dvd verschenen.
~
In The Awful Truth komt Moore wederom op voor de ‘de kleine man’ binnen de samenleving. Doet een verzekeraar moeilijk? Laat Disney haar personeel in te hete pakken rondlopen? Steunt een bedrijf de tabaksindustrie? Michael Moore schrikt nergens voor terug en stuurt zichzelf, een enorme kip of een kerstkoor bestaande uit kankerpatiënten zonder strottenhoofd er op af. Voor, tussen en na deze filmpjes zien we Moore voor een zaal vol trouwe fans waar hij de items aankondigt en zijn zegje doet.
Antiheld
~
Eentonig
The Awful Truth bestaat uit 24 afleveringen van een half uur. Probleem hierbij is dat na een paar afleveringen alles op elkaar begint te lijken. Dit valt des te meer op als je er een paar achter elkaar bekijkt op dvd. Moore hanteert elke keer weer dezelfde formule, dus na drie afleveringen wordt het eentonig. Dat is jammer, want hierdoor valt de kracht die de serie wel bezit – zoals de humor of juist de meer serieuzere stukken – gedeeltelijk weg.
Interactie
Misschien wel het leukste aan The Awful Truth is de interactie die Moore met het publiek heeft. Er hangt een informele sfeer waarbij ook ruimte is voor conversatie. Zo stelt Moore vaak vragen aan het publiek, dat verrassend leuke antwoorden klaar heeft liggen. Het zorgt voor een aantal onverwacht leuke momenten.
Boegeroep
The Awful Truth is een serie waarbij je het beste één aflevering per week kunt kijken. Op deze manier komen de afleveringen het beste tot hun recht en blijven de humor en acties ook daadwerkelijk grappig en gewaagd. Wanneer je de dvd aanschaft en eens lekker een aantal afleveringen achter elkaar kijkt, zul je merken dat de serie eentonig wordt. De humor wordt opeens een stuk minder grappig en het boegeroep van het publiek als er een rijk persoon in beeld komt, een stuk minder onschuldig.
The Awful Truth
Regie: Michael MooreJaar: 2024
Distributeur: A-Film
Misschien ook iets voor u
Verlangens en gedachten zonder gêne
De cover van het album toont ons een jonge vrouw. Tussen haar lippen, die zich tot een lieftallige glimlach plooien, bungelt een rode roos. Een hoektand, scherp als die van een vampier, is duidelijk zichtbaar. Mogen we u voorstellen: Cordelia. Of moeten we zeggen Ilah? In 1996 stelde Inge Liesbeth Alfonsina Heremans zich voor aan het grote publiek. Ze deed dit middels haar alter ego Cordelia. Een jonge vrouw die haar twijfels, verlangens en gedachten zonder enige gêne tentoonspreidt.
~
Cordelia leest haar bloem is een bundeling van het beste uit de eerste vier delen. Daarmee is niet alleen de ontwikkeling te zien van Ilah als persoon maar tevens als auteur. En dat maakt het nog interessanter. Om met het eerste te beginnen, het eertijds zo schuchtere meisje is opgegroeid tot een meer zelfbewuste echtgenote en moeder. Wat is gebleven zijn haar twijfels en, niet onbelangrijk, haar humor en zelfspot. Met name deze eigenschappen maken Cordelia zo onweerstaanbaar en sexy. Ongeremd geeft ze zich bloot, soms zelfs letterlijk, en speelt ze schaamteloos met haar eigen seksualiteit zonder dat het banaal wordt.
Borrelpraat
~
Openheid
Het tweede aspect betreft de vormgeving van de situaties. Waren de eerste tekeningen nog wat krasserig en schetsmatig, langzaam is er een ontwikkeling te zien naar een meer klare lijnvoering. Ook de inkleuring is subtieler geworden, waardoor het beeld de juiste openheid uitstraalt. Verder is er steeds meer interactie zichtbaar tussen de verschillende spelers. Samen met de eenzame overpeinzingen die regelmatig opduiken, vormen ze een mooi en interessant geheel.
Om kort te gaan is het te hopen dat Cordelia ons nog lang getuige laat zijn van haar openhartige en ontwapenende kijk op de wereld.
Prijs: € 14,95
Bladzijden: 109
Misschien ook iets voor u
Even slikken voor The Beatles
Daar is ie dan: het vermeende ultieme meesterwerk van Brian Wilson. Smile zou het majestueuze Pet Sounds uit 1966 nog naar de kroon steken, ware het niet dat de meester het zelf allemaal niet meer aankon. Hij stortte in en het materiaal kwam op de plank te liggen. Nou ja, honderdduizenden bootlegs lichtten een behoorlijk tip van de sluier op en ook het niveau van officieel uitgebrachte losse nummers als Good Vibrations en Surf’s Up (die afkomstig waren van de Smile-sessies) gaven te denken. Een plaat integraal van een dergelijke klasse zou Lennon & McCartney wel eens behoorlijk op de kast kunnen jagen.
~
Dode-Zeerollen
Alleen dat tweede deel al. Met de engelenkoren die ons via een aantal prachtige passages brengen tot het fenomenale Surf’s Up. Toegegeven, Wilsons stem is een beperking geworden. Vaak zingt hij te hard en staccato, al heeft hij wel een partij topvocalisten en –muzikanten om zich heen verzameld, die een ‘hell of a job’ volbrengen. Een liefdevolle restauratie van de Dode-Zeerollen van de muziekhistorie.
Legendarisch
Beach Boys-puristen zullen misschien niet meer zo zitten wachten op deze constructie. Wie echter onbevangen naar dit werk kan kijken, zal eenzelfde pracht ervaren als bij het luisteren naar bijvoorbeeld de laatste twee platen van die briljante Flaming Lips. Een album als kunstwerk en niet als verzameling liedjes. Smile meer dan vijfendertig jaar later zal niet als legendarisch de boeken in gaan, maar wel met een eervolle vermelding voor Brian Wilson, die zichzelf verbaasde over wat hij in zijn jonge dagen had vervaardigd. En wat betreft die speculaties: ik denk dat The Beatles toch echt wel een paar keer zouden hebben moeten slikken om vervolgens op zoek te gaan naar een overtreffende trap.
Brian Wilson
Album: SmileMisschien ook iets voor u