Film / Achtergrond
special: Een interview met Erik Poppe

‘Er is niets zo mooi als een stad’

Eén van de publieksfavorieten van het Filmfestival Rotterdam dit jaar was de film Hawaii, Oslo, van de Noorse regisseur Erik Poppe. Een film over een dag in een grote stad waarbij verschillende verhaallijnen ingenieus samenkomen. Zes jaar zat er tussen zijn regiedebuut Schpaa en Hawaii, Oslo, maar dat betekent niet dat hij al die tijd heeft stilgezeten.

~

“Ik wil de tijd nemen om langzaam in het project te groeien. Voor mij is dat de enige manier; door te beginnen bij het begin en elke dag, zes dagen per week, vroeg op te staan en aan de film te werken. Ik wil proberen steeds iets nieuws te maken, om mezelf niet te kopiëren. Maar wanneer je iets doet dat je nog nooit hebt gedaan, kan het natuurlijk net zo goed fout gaan. Toch moet je als regisseur proberen dapper te zijn en nieuwe dingen uit te proberen. Ik ben er van overtuigd dat het publiek dat ook waardeert, al zal het resultaat niet altijd even goed zijn. Dat is het mooie van Europese films: filmmakers hebben hier vaak een stuk meer lef dan in Amerika.”

In welk opzicht is Hawaii, Oslo iets nieuws?

“Het verhaal is niet per se heel origineel, maar het is wel een nieuw verhaal. Je kunt er niet omheen dat alles dat je maakt, op een bepaalde manier schatplichtig is aan iets anders of doet denken aan een andere film.”

De film maakt deel uit van een trilogie over Oslo. Wat is er zo bijzonder aan deze stad?

“De trilogie gaat eerder over het leven in stad. Mensen die leven in een dicht bewoond gebied, daar gaat het om. In mijn ogen is er niets zo mooi als een stad en de verhalen die daaruit voortkomen.”

~

Was het moeilijk om aan een tweede film te beginnen na het grote succes van uw debuut?

“Succes is niet iets waar ik mij op focus wanneer ik een film maak. Zolang als ik plezier beleef aan het maken van films en het vertellen van verhalen, én zolang mensen mijn werk waarderen, vind ik niet dat ik me bezig moet houden met de vraag waarom dit zo is. Wanneer je steeds rekening probeert te houden met het publiek, verdwijnt het oorspronkelijke verhaal al snel naar de achtergrond. Zo wil ik niet werken.”

Maar zonder geld ben je als filmmaker ook nergens. Succes helpt daarbij natuurlijk wel…

“Natuurlijk is geld belangrijk, maar het maken van Hawaii, Oslo kostte relatief weinig: zo’n twee miljoen euro. Verzamel wat goede vrienden om je heen die vertrouwen in je hebben en je bent al een heel eind.”

De symboliek ligt er regelmatig nogal dik op, terwijl de toon over het geheel genomen erg realistisch is. Waarom?

“Het was inderdaad mijn bedoeling om een film te maken die ‘dik’ aangezet is. Ik heb bewust geprobeerd de Scandinavische manier van vertellen te verlaten. In plaats van een veilige, haast naïeve manier heb ik gezocht naar een film die meer richting de Spaanse manier gaat: als een opera. Meer muziek en meer zwaarte. Met Hawaii, Oslo heb ik de grens opgezocht tussen tè vet aangezet en nog nét toelaatbaar.”

Film / Achtergrond
special: Het 34ste International Film Festival Rotterdam

IFFR 2005 – deel 5

Met nog één dag filmfestival te gaan, is dit je laatste kans om een of meer van die onbekende meesterwerkjes nog snel te gaan bekijken. Veel van wat er te zien was komt later dit jaar in de bioscoop, maar er is net zo veel dat je waarschijnlijk nooit meer zult zien, of je moet toevallig een dvd tegenkomen. De redactie van 8WEEKLY heeft inmiddels zo veel gezien dat we als zombies rondlopen op de festivallocaties in Rotterdam en Groningen. Nog een dagje, en dan moeten we weer een jaar wachten…

Overzicht verslag IFFR 2005

In dit artikel:
The Green Hat | Bin-jip | 69 Sixty Nine | El cielo gira | Nobody Knows |
Pink Ribbon | Season of the Horse | Primer | Goddess | My Summer of Love | Casshern

The Green Hat (Lu mao zi)

(Fendou Liu • China, 2003)

~

Het regiedebuut van de Chinese Liu is een vreemde eend in de bijt. De film begint als een energieke actiefilm over drie bandieten, maar na een goed half uur wordt het trio achtergelaten en komt er een geheel nieuwe hoofdpersoon in beeld: een seksueel gefrustreerde politieagent. In de resterende speeltijd worden het drama van zijn onzekerheden, zijn ontrouwe vrouw en de confrontatie met de man die een verhouding met haar heeft, met veel zwarte humor uit de doeken gedaan. Liu heeft een imposant gevoel voor stijl, timing en acteursregie en maakt gebruik van uitstekende, op het witte doek debuterende toneelspelers. De opgewekte regisseur weet te vertellen dat het aanvankelijk de bedoeling was om drie verhalen in de film te verwerken, maar dat het laatste het niet gehaald heeft. Dat verklaart de onnatuurlijke cesuur, maar doet niets af aan dit schitterend en zelfverzekerd geregisseerde pareltje, dat overigens aangekocht is en later dit jaar in de bioscopen zal gaan draaien. (Paul Caspers)

Bin-jip

(Ki-duk Kim • Zuid-Korea, 2004)

~

Twee paar voeten op een corrupte weegschaal die 0 kilo aangeeft. De meisjesvoeten zijn van een fotomodel, de echtgenote van een gefrustreerde zakenman die zijn woede zowel op zijn golfballetjes als op zijn vrouw afreageert. De jongensvoeten zijn van een zonderlinge knaap die ’s nachts in verlaten huizen verblijft. Hij steelt niets, maar voltrekt slechts enkele eigenzinnige rituelen en neemt tijdelijk een gedeelte van de identiteit van de bewoner over. Als hij vertrekt, laat hij alles keurig achter. Op een dag ontmoet hij tijdens een van zijn ‘inbraken’ bovengenoemd fotomodel. Ze vluchten en blijven bij elkaar, want samen wegen ze niets. Hun zwijgzame samenzijn wordt wreed verstoord als ze op een nacht worden ontdekt. Het meisje gaat terug naar haar echtgenoot en de jongen komt in het gevang. Daar perfectioneert hij zijn techniek. Opnieuw verrast de Koreaanse regisseur Ki-duk Kim met een minimalistische fabel over verwrongen mensen op zoek naar tederheid. Humor en geweld wisselen elkaar af in deze pijnlijke, maar tegelijkertijd tedere film, die het verdient om de publieksprijs te winnen. (Martijn Boven)

69 Sixty Nine

(Sang-il Lee • Japan, 2004)

~

Lichtvoetig Japans vermaak biedt 69 Sixty Nine, een verfilming van de roman van cultauteur Ryu Murakami, over scholieren aan het einde van de jaren 60. De kleurrijke film biedt met al zijn vluchtige actie en humor een zeer energieke combinatie een sentimenteel tijdsbeeld en een verheerlijking van jeugdige dwaasheid. Met veel technische foefjes en overdreven humor maakte de Koreaans-Japanse regisseur Lee een flitsende, maar inhoudelijk lege publieksfilm. (Paul Caspers)

El cielo gira

(Mercedes Alvarez • Spanje, 2004)

~

Regisseur Alvarez keerde terug naar het kleine dorp waar ze meer dan dertig jaar geleden als laatste kind werd geboren. In El cielo gira legde ze met een minime crew en zeer beperkte middelen het leven vast van de slechts veertien overgebleven dorpsbewoners. De film is een registratie van het eenvoudige bestaan van deze oude mensen op het Spaanse platteland. Ze leven met elkaar en met de de dag, met de seizoenen die nog resten en hun herinneringen, zonder enkele illusie over hun eigen kleine plaats in de geschiedenis en in de wereld. Maar ook zonder drama en verbittering, en met een ontroerende menselijkheid. De trage, schilderachtige beelden laten je kijken naar iets wat gaat verdwijnen. Niet romantisch, wel realistisch, teder, waardig en vol mededogen. Prachtig, en terecht bekroond met een Tiger Award. (Ellen op de Weegh)

Nobody Knows (Daremo shiranai)

(Kore-Eda Hirokazu • Japan, 2004)

~

Vier Japanse kinderen in een tweekamerappartementje, met een uithuizige moeder die niet genoeg aandacht voor haar kinderen kan opbrengen. Hebben we hier te maken met een zielige rondgang langs hulpinstanties waarbij iedereen langzaam maar zeker getraumatiseerd raakt? Allerminst. Akira, met zijn twaalf jaar de ‘vader’, besluit dat het zonder moeder ook kan, als ze maar zuinig en stil doen, want de verhuurders weten niet dat er vier kinderen alleen in het gebouw wonen. De camera registreert feilloos hoe Akira zijn best doet om het huishouden draaiende te houden, terwijl alle hoop op terugkeer van de moeder langzaam maar zeker vervliegt. Gas, licht, water, alles wordt afgesloten, maar de kinderen blijven het steeds net redden. Je wilt de voorbijgangers voortdurend toeroepen dat ze iets moeten doen aan de verloedering van de vier, maar tegelijk weet je dan dat hun sprookje afgelopen is. Een spanningsveld dat je ruim twee uur gevangen weet te houden. (Els Bertens)

Pink Ribbon

(Fujii Kenjiro • Japan, 2004)

~

De wereld van de zogeheten pink films, Japanse softporno, wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in deze boeiende documentaire. De film biedt onder meer een interview met de inmiddels gelauwerde regisseur Kiyoshi Kurosawa, die zijn loopbaan met zulke films begon, een uitgebreide, verbijsterende blik op de choreografie van een verkrachtingsscene, en gesprekken met coryfeeen uit de vergane gloriedagen van de pink films. De kijker krijgt een interessant beeld van de geschiedenis van de roze films, de onmogelijke restricties waarmee de makers moeten werken en de creativiteit die daaruit voortvloeit, de enorme markt voor het product en de bizarre censuur die erop toegepast wordt. De auteursporno van weleer lijkt weliswaar verdwenen, maar wie deze twee uur durende documentaire gezien heeft, zal waarschijnlijk met heel andere ogen naar een Japanse seksfilm kijken. (Paul Caspers)

Season of the Horse (Ji feng zhang de ma)

(Ning Cai • China, 2005)

~

Een man op de steppen van Mongolië houdt van zijn paard. Dat is het simpele uitgangspunt voor een aangrijpend, maar neutraal gefilmd portret van een herder die geen herder meer mag zijn, en die achtereenvolgens zijn land, zijn kind, zijn vrouw, zijn paard en tenslotte zijn waardigheid verliest. Dit alles wordt door de camera vastgelegd zonder ook maar een moment sentimenteel over te komen. Integendeel, je krijgt juist bewondering voor de arme maar trotse herder die zo koppig weigert in te zien dat het leven zoals hij dat kende, voorbij is. Als hij na een vechtpartij in een bar gewond raakt, en vervolgens in Ghengis Khan-kostuum model moet staan voor een schilderij voelt de herder zichzelf belachelijk. Wanneer de schilder met rode verf het verband om zijn kop wat opleukt, is de ondergang compleet, maar de kijker weet beter: diepe eerbied is op zijn plaats. (Els Bertens)

Primer

(Shane Carruth • USA, 2004)

~

Het is ongelofelijk maar waar. De wiskundestudent Shane Carruth knutselde Primer voor $7000 op zijn computer in elkaar. Het resultaat was een behoorlijk ingenieuze, maar zeker geen foutloze film die duidelijk geïnspireerd is op de stijl van Darren Arnofsky’s π. De film begint heel plotseling. We horen een voice-over die op gebiedende toon iets inspreekt op een antwoordapparaat. “Ga zitten. Schrijf dit op,” eist de stem. Dan ontrolt zich langzaamaan het verhaal van Aaron (gespeeld door Carruth zelf) en Abe (David Sullivan) die in hun garage een verbluffende uitvinding doen: een tijdmachine. Af en toe geeft de voice-over commentaar. “Het geval was waardevol, daar waren ze zeker van.” Terwijl Abe en Aaron het apparaat in eerste instantie zien als een middel om veel geld te verdienen, worden hun tijdreizen steeds meer een experiment in de manipulatie en beheersing van het verleden. Aaron gaat zelfs zo ver dat hij via een van zijn dubbelgangers aan zichzelf probeert te ontsnappen, om zo een nieuw leven te kunnen beginnen. Langzamerhand wordt ook duidelijk wie de stem op het antwoordapparaat is. Die ontdekking vereist echter een goede concentratie en enig gepuzzel. Qua inventiviteit haalt de film het niet bij Memento; de puzzel blijkt relatief eenvoudig te zijn. Van een regisseur die met zo weinig geld zo’n overtuigende film kan maken, kunnen we echter nog heel wat verwachten. (Martijn Boven)

Goddess (Boginya: kak ya polyubila)

(Renata Litvinova • Rusland, 2004)

~

Hitchcock meets Madonna in Twin Peaks, opgetekend voor Vogue. Litvinova schreef voor Goddess het scenario, regisseerde, en zweeft zelf ook nog eens in de hoofdrol over het scherm als de intuïtieve, hooggehakte rechercheur Faina. Het resultaat is een detective, een thriller en een surrealistische videoclip in een. Het onsamenhangende verhaal wordt goedgemaakt door de art-directie en de soundtrack. Verpletterend veel stijl en schoonheid zorgen ervoor dat je blijft kijken, al vroeg ik me wel af wat de oogverblindende Litvinova me precies wil vertellen. Het gaat over liefde, zoveel is zeker. Dat is belangrijk genoeg, en daar denk ik in dit geval graag nog even over na. (Ellen op de Weegh)

My Summer of Love

(Pawel Pawlikowski • United Kingdom, 2004)

~

Het verhaal van My Summer of Love is eigenlijk behoorlijk standaard: een meisje uit de upper-class ontmoet een meisje dat aan de onderkant van de samenleving bungelt, ze worden verliefd op elkaar en beloven elkaar eeuwige trouw, totdat… Aanleiding genoeg tot artistieke en diepgravende bespiegelingen over standsverschillen en lesbische liefde, met een cynisch-komische ondertoon. Wanneer je het als kijker dan ook nog moet doen met schokkerige beelden die behoorlijk afleiden, vraag je je af wat My Summer of Love boven de middelmaat hijst. Het antwoord ligt bij God, althans: bij de broer van het arbeidersmeisje, die na zijn gevangenisperiode als een herboren christen door het leven gaat. De rol van Phil, die door acteur Paddy Considine overigens geen seconde wordt geparodieerd, is oneindig veel interesanter dan het wat dunne liefdesverhaaltje van de meisjes. Je zou zulke figuren vaker op het witte doek moeten zien. (Els Bertens)

Casshern

(Kiriya Kazuak • Japan, 2004)

~

Oorlogen tussen continenten, gentechnologie, veredeling van het menselijke ras, daaruit voortvloeiende mutantenopstanden en het einde van de mensheid. Omdat aan het verhaal van Casshern nauwelijks een touw vast is te knopen, kun je maar beter gewoon kijken. Ruim twee uur duurt dit spetterende science-fictionverhaal, dat er waanzinnig stijlvol uitziet: decors die doen denken aan het fin de siècle, waarin Star Wars– en Terminator-achtige gevechten zich afspelen. Dit alles wordt dan op een verbluffende wijze in beeld gebracht: Casshern ziet eruit als een woeste manga-strip. Gevechten bestaan uit shots waarin de strijders een pose aannemen, terwijl overbelichting en kleurverzadiging de bewegingen suggereren. Is die trukendoos genoeg om van Casshern een goede film te maken? Als je begrijpelijke verhaallijnen onbelangrijk vindt, kun je genieten van ruim twee uur visual candy. (Els Bertens)

Boeken / Fictie

Uitgehold proza

recensie: Dave Eggers - Hoe hongerig wij zijn

Er zijn vele vormen van honger. Echte honger, waarvan de maag opbolt tot een machteloze schreeuw om voedsel, is de meeste westerlingen onbekend. Wij hongeren naar succes, erkenning, liefde, macht en uniciteit. Onze honger is een luxueuze vorm van honger die voortkomt uit het feit dat we ons nooit zorgen hoeven te maken over die andere, maagsapverterende honger. De nieuwe verhalenbundel Hoe hongerig wij zijn van Dave Eggers gaat over deze honger, maar slaagt er nauwelijks in om de lezer van voedzaam proza te voorzien.

~

Dave Eggers verwierf met zijn debuutroman E.H.V.V.D.G (Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit) vrijwel onmiddellijk wereldfaam. Hij werd geprezen als een van de meest originele nieuwe Amerikaanse schrijvers. Terechte eer voor een boek dat, wat je er verder inhoudelijk ook van mag vinden, zonder twijfel een herinneringswaardig bravourestukje vormde, rijkelijk gevuld met ironie en experimenteel proza. Sinds die tijd heeft Eggers niet stil gezeten. Hij schreef een tweede succesvolle roman en richtte het experimentele en spraakmakende tijdschrift McSweeney’s op, waar veel jonge Amerikaanse schrijvers zich aan verbonden.

Smart-ass

Als nestor van het nieuwe Amerikaanse geluid heeft Eggers een reputatie hoog te houden. Hoe plezierig succes ook is, het is uiterst onaangenaam als je telkens weer aan verwachtingen moet voldoen. Het publiek dat je in eerste instantie de hemel in prees, laat je bij de eerste de beste miskleun net zo hard weer naar beneden tuimelen. Er moet gescoord worden. Wellicht is dat de reden dat Eggers zijn pen in fluweel wikkelde en een conventionele verhalenbundel schreef met weinig bravoure en nog veel minder ironie. Een doodgewone bundel eigenlijk, waarin het merendeel van de verhalen goed leesbaar is, maar kwalitatief gezien enigszins tegenvalt. Alleen enkele experimentele uitglijders herinneren nog aan de smart-ass die met zijn romans de wereld veroverde.

Censuur

Het flauwste ‘verhaal’ uit de originele Amerikaanse bundel is om onbekende redenen niet in de Nederlandse vertaling opgenomen. Veel viel er ook niet aan te vertalen aangezien het een verhaal is dat slechts bestaat uit de titel: There Are Some Things He Should Keep To Himself, gevolgd door vijf blanco pagina’s. Ook drie andere verhalen zijn niet in de vertaling opgenomen. Het lijkt wel of de uitgeverij de bundel gecensureerd heeft, alsof zij voor de lezer moeten beslissen wat wel en niet leesbaar is. Wat er ook mis geweest moge zijn met de weggelaten verhalen, ze horen er nu eenmaal bij en zouden dus ook vertaald moeten worden.

Voyeuristische toeschouwers

Hoe hongerig wij zijn kent verschillende mooie momenten, die echter telkens weer teloor gaan. In Rust rijden Tom en Erin een schaap dood. Zijn soortgenoten die langs de kant van de weg staan, staren verbijsterd naar de twee moordenaars. Ze veranderen daarbij langzaam in spookachtige aanklagers die Tom en Erin met de staart tussen de benen doen vertrekken. Je hoopt als lezer dat deze sluimerende paranoia tot uitbarsting komt, maar in plaats daarvan loopt het verhaal uit op de halfslachtige verkrachting van Erin door Tom. Tijdens deze gebeurtenis kijkt weer een ander stel schapen toe. Van ongemakkelijke aanklagers zijn de schapen in voyeuristische toeschouwers veranderd. Het verhaal komt niet geheel tot zijn recht doordat de schapen irrelevant blijken te zijn voor het verloop van het verhaal en doordat de halfslachtige verkrachting naar sensatiezucht riekt. Telkens als je denkt ‘hé, dit gaat de goede kant op,’ stort de boel uiteindelijk weer in elkaar.

Monoloog

De personages in Hoe hongerig wij zijn lijken exact op elkaar, ze leven allemaal in vrijwel hetzelfde milieu en houden er ongeveer dezelfde ideeën op na. Het is alsof de hele bundel bestaat uit een monoloog in verschillende variaties waarin telkens hetzelfde perspectief op de werkelijkheid wordt ingenomen. Nergens klinken tegenstemmen, nergens worden onderlinge verschillen op scherp gezet. Het meest ergerniswekkend gebeurt dit in de utopie die Eggers schetst in Je moeder en ik. Wat een hel moet deze utopische en ‘perfecte’ wereld zijn. Denkt Eggers met dit verhaal werkelijk een politiek manifest neer te zetten? Of meent hij het niet? Het moet haast wel een grap zijn, maar de lezer heeft allerminst last van lachkrampen na het lezen van deze nonsens. Dit verhaal is literatuur op z’n slechtst. Niet omdat het beroerd geschreven is (integendeel: de schrijver is zich er te zeer van bewust dat het wat dat betreft wel goed zit), maar omdat er in dit verhaal niets op het spel staat. Het is niks meer dan de opengesperde leegte van een gapend gezicht.

Holle mensen

De personages die Eggers creëert zijn vrijwel zonder uitzondering holle mensen, inhoudsloze papzakken die door het leven stuiteren zonder ooit gewicht te krijgen. Ze weten veel over zichzelf, maar ze zijn niets. Hun gezicht bestaat uit uitgeholde beenderen waar een strakgespannen stuk vel in een plichtmatige glimlach omheen is gespannen. Ze streven naar iets, maar ze weten niet waarnaar. Ze zijn vertwijfeld, maar ze weten niet dat ze vertwijfeld zijn. Ze leven, maar ze weten niet waarom. Dit menstype komt de literatuur vaker voor en kan op zichzelf tot uitermate interessant proza leiden. Het lukt Eggers echter niet om de tragiek en de problematiek van zijn personages aan het licht te brengen. Het blijven poppen die doelloos door het leven zwalken. Een gemiste kans, want er zit best potentie in sommige van zijn verhalen.

Kunst / Expo binnenland

Het zelfportret voorbij

recensie: Alias & Alibi. Alter ego's en klonen in de hedendaagse kunst

Een zelfportret van een kunstenaar is een redelijk bekend fenomeen. Al vanaf de zeventiende eeuw leggen kunstenaars zichzelf vast op doek of film. Een kunstenaar kan zich daarnaast echter ook verbergen achter een andere identiteit of een ander persoon en zich zo voorstellen aan de toeschouwer. Aan dit fenomeen besteedt het Fries Museum aandacht in de tentoonstelling Alias & Alibi.

Cees Krijnen, Steeplechase

Het leuke van de moderne kunsttentoonstellingen in het Fries Museum is dat daarin werken worden getoond van op dat moment internationaal befaamde kunstenaars. Een solo-expositie van een kunstenaar zou misschien te duur zijn en niet passen in het beleid, maar met deze thematische tentoonstellingen weet het museum interessant werk naar de Friese hoofdstad te krijgen. In de tentoonstelling Just Love Me (die overigens hoog eindigde in onze CRAZY 88 van 2004) waren het namen als Tracey Emin en Sarah Lucas die de aandacht trokken. In Alias en Alibi zijn het Cindy Sherman, Anthony Goicolea, Martin Kippenberger en Raymond Pettibon. Aan Goicolea werd vorig jaar aandacht besteed in R.A.M., terwijl Pettibon in 2003 een solotentoonstelling had in GEM in Den Haag en Kippenberger begin 2004 in het Eindhovense Van Abbemuseum.

Je kunt je afvragen of er in zo’n kleine tentoonstelling wel geld is om goede en belangrijke werken naar het museum te halen. Niet alle werken van grote namen zijn ook even interessant. Zo zijn de twee collages van Kippenberger op zich niet zo spannend, maar passen ze wel goed binnen de tentoonstelling, vooral omdat Kippenberger zich bezig hield met de verdeling van zijn persoonlijkheid in verschillende alter ego’s. Dan komt het Fries Museum er toch wel mee weg.

Robbie Williams

Paul M. Smith, Robbie Williams

Hoewel er geen catalogus is uitgegeven, is er veel aandacht besteed aan de kunsthistorische plaatsing van de werken en de informatievoorziening over de kunstenaars. Ook andere informatie over de tentoonstelling is gedegen, evenals de uitwerking van het thema. Alias & Alibi kent twee exponenten: aan de ene kant is het de kunstenaar die vorm geeft aan een alter ego, aan de andere kant is het de kunstenaar die kloont of gekloond wordt. Zo zijn er verschillende foto’s tentoongesteld uit de serie die Paul M. Smith maakte van Robbie Wiliams voor zijn cd Sing When You’re Winning (2001). Sommige werken lijken echter ook op een andere manier geïnterpreteerd te kunnen worden dan binnen dit thema. Bij het werk Steeplechase van Cees Krijnen vermeldt de zaaltekst dat het gaat om de moeder als muze. Het werk lijkt echter ook te verwijzen naar de complexe relatie tussen moeder en zoon en seksualiteit, of het oedipuscomplex.

Valse identiteit

Ook de bezoeker kan het alter ego van een kunstenaar worden. Dit gebeurt op de website davidstill.org gemaakt door een anonieme kunstenaar. Als websitebezoeker kun je de identiteit van David Still aannemen. Zo kun je per e-mail berichten onder zijn naam versturen of vertelt hij welke jeugdherinneringen je hebt, als je in zijn huid kruipt. Het vreemde is dat – behalve dan dat hij je zijn identiteit leent – David niet perse een heel interessant persoon is (hij werkt in de IT en woont in Almere). Het lijkt een omkering van hoe mensen soms onder een valse identiteit het net opgaan. Hier biedt iemand je zijn persoon aan, waardoor je niets meer zelf hoeft te verzinnen. Het heeft ook iets voyeuristisch, om rond te neuzen in iemands leven, zij het met toestemming.

Familie

Emmanuelle Antille, Wouldn’t It Be Nice (still)

In verschillende werken van de tentoonstelling vormt de familie een decor. Zo is er werk te zien van Bert Sissingh, die vooral bekend is door de foto’s van zichzelf en zijn ouders. Een ander voorbeeld hiervan is Wouldn’t It Be Nice van Emmanuele Antille. We zien een video van een lunch van haar familie, maar tussen de beelden van etende en pratende mensen door zijn een striptease te zien en twee zussen die op liefdevolle maar ook agressieve manier elkaars handen wassen. Deze intermezzo’s zijn fantasieën van de personen aan tafel of de alter ego’s van de familieleden, de andere zijde. De duizendmaal herhaalde en misschien saai wordende rituelen rond de wekelijkse lunch worden opgefrist door de vervreemdende beelden, die zich in de hoofden van de personen afspelen.

Gekloonde kunstenaar

Anthony Goicolea, Pool Pushers

Een van de kunstenaars van wie het erg leuk is om meer werk te zien is Goicolea. Op zijn bijzonder esthetische foto’s zien we Goicolea in verschillende poses terug. Hij kwam op het idee zichzelf te portretteren nadat hij zag dat hij er op foto’s vaak veel jonger uitziet dan in werkelijkheid. De foto’s zijn echter geen zelfportretten, het is namelijk niet Goicolea die hier verschillende keren staat afgebeeld. Op zijn foto’s zien we vaak jongens in de puberleeftijd die zich in ongemakkelijke situaties bevinden. De compositie is meestal erg strak en bijna geometrisch, zoals in Pool Pushers dat de expositie opent. Het is vervreemdend om Goicolea in verschillende poses terug te zien in de heldere gekleurde foto’s. De foto’s zijn hierdoor minder glamour dan de foto’s van Paul M. Smith, maar vormen meer een scène uit een absurde film.

Diversiteit

Het is vooral de diversiteit van werken die de tentoonstelling erg interessant maakt. De foto’s en video’s zijn afgewisseld met installaties en zelfs een beeldhouwwerk. Ondanks dat er van bekende kunstenaars niet altijd even interessant werk te zien, geeft de tentoonstelling een goed inzicht in hoe kunstenaars met deze thema’s bezig zijn en op welke manier het alter ego belangrijk is voor hun werk.

Film / Achtergrond
special: 34ste International Film Festival Rotterdam

IFFR 2005 – deel 4

.

Overzicht verslag IFFR 2005

In dit artikel:
Vital
|
Calvaire
|
Poetics Of Life
|
The Neighbor No. 13
|
Dead Man’s Shoes
|
Absolut
|
Innocence
|
Les revenants
|
Spying Cam

Vital
(Shinya Tsukamoto • Japan, 2004)

~

Shinya Tsukamoto is vooral bekend van hoofdpijn veroorzakende films als Tokyo Fist en Tetsuo. Zijn laatste werk is minder heftig, maar des te aangrijpender. Het verhaal draait om een geneeskundestudent (Tadanobu Asano) die bij anatomielessen zijn door zijn eigen toedoen overleden geliefde op de snijtafel krijgt. Zijn herinneringen aan het meisje en zijn groeiende fascinatie voor het ontleden van haar lichaam vormen de kern van een bizar kunstwerk, dat filosoferend over leven en dood de meest verontrustende en schitterende beelden biedt. Blauw is de kleur van Tsukamoto’s melancholieke, regenachtige werkelijkheid, terwijl zijn fantasiebeelden groen, zonnig en glashelder zijn. Tsukamoto’s (en Asano’s) obsessie met de destructie van het menselijk lichaam is moeilijk toegankelijk, maar bloedmooi en steevast fascinerend. (Paul Caspers)

Calvaire
(Fabrice du Welz • België, 2004)

~

Er zijn een paar basisregels in het horrorgenre. Neem in een donker bos nooit een onbekende afslag is er één van. De hoofdpersoon uit Calvaire droomt overduidelijk al van een roemvolle carrière al volkszanger, want hij lapt deze regel zonder een moment van twijfel aan zijn laars. Nu is deze film van de Belgische regisseur Fabrice du Welz ook geen horrorfilm, maar dat deze beslissing niet goed uit zal pakken, zien we al lang en breed aankomen. Nadat zijn auto het heeft begeven wordt Marc door een behulpzame, zij het wat vreemde jongeman begeleid naar het nabijliggende pension. Hier maakt hij kennis met Bertol, een eenzame pensionhouder (en voormalig artiest) die hem aanziet voor zijn vrouw. Met angstaanjagende gevolgen. Deze debuutfilm van Du Welz is er één die de kijkers verdeelt in twee groepen: zij die het verhaal absurd en walgelijk vinden, en zij die dit vermoedelijk ook vinden, maar hier niet voor weglopen en er juist van smullen. Calvaire is een fantastisch en luguber sprookje over de grens tussen mens en beest. Over de natuur die uiteindelijk altijd terugneemt wat haar is afgepakt. Maar bovenal is het een liefdesverhaal. Een heel ziek liefdesverhaal. (Marije Sietsma)

Poetics Of Life
(Verzamelprogramma)

~

“Everyone here could not get tickets for anything else,” gniffelen de Amerikanen achter me voor aanvang van de voorstelling. Ook ik zelf kwam pas na een paar jaar festivallen louter toevallig bij een verzamelprogramma terecht. Gemiste kansen! De programma’s bestaan vaak uit korte films van jonge filmmakers, zijn veelal verfrissend, gedurfd en altijd verassend. Poetics Of Life bood er vier, waarvan maar liefst drie wereldpremières: Dust (Turkije, 2004), een experimentele film over een stel dat letterlijk met elkaar worstelt in het stof. Eleni’s Olives (Cyprus/Engeland, 2005), een ontroerend verhaal van een meisje dat vriendschap sluit met een olijfboom ten tijde van de invasie op Cyprus. Apartman (Turkije, 2004), over de voorzichtige toenaderingspogingen tussen een jongen en zijn buurmeisje in de eenzame wereld die de grote stad kan zijn, en Dan-sok-pyung-hyung (Zuid-Korea, 2004), een hilarische, surrealistische schets waarin een kreukloze man zich afvraagt met welke klassieke componist hij de meeste indruk zal maken op zijn date. Laat ze maar dansen. Ik zat goed. (Ellen op de Weegh)

The Neighbor No. 13 (Rinjin 13-go)
(Yasuo Inoue • Japan, 2005)

~

Kinderen kunnen wreed zijn. In de eerste scène van The Neighbor No. 13 gieten een paar jongens zuur op het gezicht van Juzo, hun favoriete treiterobject. Alhoewel, treiteren? Regelrechte terreur, dat is de juiste omschrijving. Juzo ontwikkelt daardoor een alter ego, die pas jaren later – als hij zijn grootste pestkop opnieuw tegenkomt – tegen wil en dank naar boven komt. Als hij boos wordt. Dat klinkt als… Inderdaad, de Hulk. Vergeleken met deze No. 13 is het Marvel Comic-stripfiguur echter een grote, groene, knuffelbare lobbes. “Het is sterker dan ik,” huilt Juzo in de ene scène. Een paar minuten later wast hij het bloed van zijn buurman (een cameo van Miike Takashi) van zijn handen. Neighbor No. 13 heeft alles in zich om een geweldige, typisch Japanse horrorfilm te zijn: een boeiend verhaal en een schimmiger plot dan zijn Amerikaanse broertjes en zusjes. Helaas. Je leeft niet mee met Juzo, niet met No. 13 en niet met zijn slachtoffers. Het verhaal is behoorlijk eendimensionaal en ook het einde is niet de climax die je zou verwachten. Doodeng wil het dus niet worden. Daar helpt niets aan, ook de te pas en te onpas aanzwellende muziek niet. (Floortje Smit)

Dead Man’s Shoes
(Shane Meadows • Engeland, 2004)

~

Wanneer Richard in het leger zit, wordt zijn jongere broertje Anthony opgenomen in de groep van de lokale drugsbende. Niet uit naastenliefde voor de geestelijk gehandicapte medemens, maar voor hun eigen plezier. Ze laten hem kennismaken met verschillende soorten drugs en halen geintjes met hem uit waarbij ze regelmatig veel te ver gaan. Terug uit het leger werpt Richard zich op als reddende engel, of liever gezegd, als engel der wrake. Hij jaagt de leden van de drugsbende op, zorgt dat ze goed bang worden en begint dan aan het echte werk; één voor één rekent hij met de mannen af. Beelden van bloederige slachtpartijen worden afgewisseld met weidse shots van het Engelse landschap wanneer de band tussen de broers in beeld wordt gebracht. De inbreng van Paddy Considine is misschien wel de belangrijkste reden voor het slagen van deze film. Hij schreef mee aan het script en is bovendien verantwoordelijk voor de waanzinnige vertolking van Richard. Van sympathieke broer tot een ijskoude slachter en weer terug naar de sympathieke broer; Considine weet de kijker zonder meer te overtuigen. Dead Man’s Shoes is zo’n film die moeilijk te plaatsen is. Geen typische arthousefilm, maar zeker ook niet helemaal op zijn plek in de reguliere bioscoop. Maar voor hen die geen moeite hebben de gulden middenweg te bewandelen, is Dead Man’s Shoes zonder meer een aanrader. (Marije Sietsma)

Absolut
(Romed Wyder • Zwitzerland, 2004)

~

Absolut is een Zwitserse thriller over een jongeman die na een auto-ongeluk zijn geheugen van de dag van het ongeluk kwijtraakt. Op die dag zou hij een computervirus verspreiden dat de wereld zou kunnen veranderen. Wat er op die dag gebeurd is, wordt met behulp van een experimentele geheugentherapie langzaamaan duidelijk. Dit verhaal wordt tegen het einde wat onwaarschijnlijk, maar blijft tot op de laatste minuut wel razend spannend. Regisseur Wyder koos voor een zeer sobere, directe aanpak en maakte zodoende een uitstekende thriller, die zich helaas te onrealistisch ontwikkelt om een blijvende indruk achter te laten. (Paul Caspers)

Innocence
(Lucille Hadzihalilovic • Frankrijk, 2004)

~

“Magische, poëtische droom met elementen van een psychologische thriller en een vleugje horror.” Zo luidt de omschrijving van Innocence in de catalogus van het filmfestival. Magisch en poëtisch, ja. Zonder meer. Maar horror en thriller? Met die omschrijving kan ik het toch niet helemaal eens zijn. De film gaat van start met scène waarin een grafkist wordt omringd door jonge meisjes. Allemaal hebben ze dezelfde witte kleren aan. Alleen hun benen en middel komt in beeld. Wanneer ze de kist openmaken komt hier een blakend gezond meisje uit. Opgestaan uit de dood wordt ze met haar lotgenootjes gehuisvest in een oude school in een schitterend, ommuurd park. Spanning zit er zeker wel in Innocence. Niet van het thrillersoort, maar doordat een zekere verwachting wordt geschapen. Alles wijst erop dat de meisjes iets te wachten staat. Maar wat, dat wordt niet of nauwelijks duidelijk. Daarbij wijkt de soundtrack gevoelsmatig nogal af van hetgeen je te zien krijgt. Waar de beelden van spelende en dansende meisjes mooi, bijna hemels aandoen, is het geluid eerder sinister. Vrijwel continu is er getik van een klok, of gezoem van lampen te horen. Het resultaat is een duister sprookje in schitterende, als in Technicolor gefilmde, beelden dat aanzet tot napraten en filosoferen. Dat regisseuse Lucille Hadzihalilovic af en toe wel heel dik aangezette symboliek gebruikt, valt haar dan ook te vergeven. (Marije Sietsma)

Les revenants
(Robin Campillo • Frankrijk, 2004)

~

Zombiefilms heb je in soorten en maten. Zo kunnen de levende doden aan het moorden slaan, zetten ze in de meeste films met liefde hun mond in een sappig stuk mens en ze zijn zonder uitzondering angstaanjagend. Zo niet in Les revenants. De zombies zijn hier niet eng. Tenminste, niet op de manier waarop we ze kennen uit andere films. Twee uur lang komen overal op de wereld de doden tot leven. Ze zijn kerngezond en vrijwel niets wijst erop dat ze ooit onder de grond lagen. De film richt zich op de problemen die komen kijken bij een dergelijke massale terugkeer. Want hoe vind je zo snel onderdak voor zoveel mensen? En zijn familieleden geestelijk wel in staat om te gaan met de hereniging? Het uitgangspunt van Les revenants is zonder meer interessant, maar helaas weet de film niet tot het einde toe te boeien. Niet omdat het geen mooie beelden of interessante personages zijn, maar omdat een goede plot ontbreekt. Van het één op het andere moment komen de doden aanzetten, en zo verdwijnen ze ook weer. Het is alsof de regisseur zelf ook niet goed weet wat hij met al deze zombies moet. Het eind van de film wordt dan ook nogal afgeraffeld, met een anticlimax als gevolg. Les revenants werpt genoeg interessante vragen op om nog urenlang over na te praten, maar helaas zal de film zelf hierbij al snel nauwelijks nog ter sprake komen. (Marije Sietsma)

Spying Cam (Frakchi)

(Cheol-mean Whang • Zuid-Korea, 2004)

~

Getipt door kenners, in de competetie voor de Tiger Award. Deze Zuid-Koreaanse low-budgetfilm lost echter de hooggespannen verwachtingen niet helemaal in. Het uitgangspunt is intrigerend: twee mannen houden zich in een snikhete motelkamer op. Langzaam maar zeker wordt duidelijk wie ze zijn en waarom ze er zitten: de ene blijkt een politiebeambte die de ondergedoken andere beschermt. Ze doden de tijd door toneelstukjes naar Dostojevsky op te voeren en een buurmeisje te begluren. Wanneer de politieke achtergronden duidelijk worden en wanneer het duo overgeplaatst wordt, heeft de film aan kracht ingeboet en blijft de kijker met een niet helemaal tevreden zitten met vraagstukken over boete en schuld. Ook de goedkope vormgeving doet de film weinig goed, zeker niet als er wel ongepaste, deftige klassieke muziek aan toegevoegd wordt. Spying Cam is een intelligente en uitstekend geacteerde film, maar uiteindelijk onbevredigend. (Paul Caspers)

Muziek / Album

Niet bij het grof vuil

recensie: Flesh Made Sin - Dawn of the Stillborn

Dawn of the Stillborn is het nieuwe album van Flesh Made Sin en verdwijnt direct in de cd-speler zodra hij binnen is. Drie uur later draait-ie nog steeds rondjes in mijn stereo ondanks dat de totale tijd van dit schijfje maar krap 38 minuten telt. Ondertussen heb ik me nog niet eens bezig gehouden met hoe ik dit kleinood moet gaan recenseren.

~

Dawn of the Stillborn is de derde cd van dit Nederlandse thrash-gezelschap en wat direct opvalt als je dit album vergelijkt met de twee voorgaande cd’s (Scenery of Death en Masterwork in Blood) is de heldere productie. Waar de twee voorgangers nog enigszins dof klonken komt het geluid hier lekker vol uit de speakers denderen en dat komt de muziek absoluut ten goede. De gitaren zijn goed van elkaar te onderscheiden en de drums zijn lekker strak ingemixt. Het klinkt allemaal net even wat professioneler dan voorheen.

Oldschool

De beschreven professionele sound draagt ook zeker bij aan de agressie die de band neer weet te zetten. Want agressief klinken ze zonder twijfel! Ik kan me een interview in Aardschok herinneren waarin Kerry King van Slayer aangaf dat hij het aan de ene kant wel kon waarderen om als voorbeeld genoemd te worden door hedendaagse toonaangevende namen als The Haunted, maar dat hij de muziek soms toch wat te vrolijk vond. Wat hij van deze cd zou vinden weet ik niet, maar vrolijk klinkt het zeker niet. Sterker nog: de band doet met hun muziek juist sterk denken aan het oudere werk van Kings eigen band. Of de duidelijke gelijkenis met onder andere Slayer als negatief gezien moet worden weet ik niet, maar feit is dat de muziek niet heel origineel klinkt. De heren geven echter ook aan gewoon oldschool jaren 80 thrash metal te willen spelen en dat kan ze niet ontzegd worden. De cd zou niet hebben misstaan tussen albums als Show no Mercy van Slayer of Morbid Visions van Sepultura en een kijkje op de website van de heren laat ook links zien naar veel meer bands die in genoemde periode behoorlijk actief waren.

Not your average thrash

Toch heeft Dawn of the Stillborn genoeg andere invloeden die het geheel toch zijn eigen charme geven. Zo is de eerste naam die mij te binnen schiet als ik naar de vocalen luister namelijk Dissection. Dat is niet direct een thrashband te noemen, maar de vaak intens grommende uithalen van Twan van Geel doen me sterk denken aan nummers als Night’s Blood en Where Dead Angels Lie. Natuurlijk is het misschien niet helemaal eerlijk om alleen maar referenties naar andere bands te maken bij het luisteren naar Dawn of the Stillborn, maar het zijn niet de minste namen en naar mijn mening doen deze Tilburgers er ook absoluut niet voor onder. Ze weten interessante nummers neer te zetten die de aandacht goed vasthouden door het gebruik van tempowisselingen en lekker getimede breaks. Het is niet voor niets dat ik de komende dagen dit zilveren schijfje nog even wat rondjes ga laten draaien in m’n stereo.

Film / Films

Een kleurige wals

recensie: 2046

Wat maakt een film legendarisch? Het moge duidelijk zijn dat de inhoud van de film voor zoiets meestal niet zo belangrijk is. Er zijn fantastische films gemaakt die desondanks nooit tot een legende uitgroeiden. Voor een legende zijn er geruchten nodig, is waanzin niet onbelangrijk, en is tragiek een must. Zulke ingrediënten vinden we bij films als Apocalypse Now en Fitzcarraldo, waanzinnige projecten die zeeën van tijd en moeite opslokten. Ook de nieuwste film van Wong Kar-wai heeft een oneindig lange productietijd achter de rug en ook daarbij is sprake van legendevorming. Een legende kan echter ook negatief werken en ervoor zorgen dat een uitstekende film verketterd wordt.

~

Na In the Mood for Love, een prachtige ode aan het Hong Kong van de jaren 60, waren de verwachtingen hoog gespannen. Zou Kar-wai Wong in staat zijn dit meesterwerk te overtreffen? Iedereen wachtte in spanning af. De film liet echter nog even op zich wachten. Zo moest het filmfestival van Edinburgh op het laatste moment een vervangende film zoeken omdat 2046 nog steeds niet af was. Ondertussen kwam de geruchtenmachine op gang. Wong zou een groot deel van zijn filmmateriaal hebben vernietigd en nogal slordig met zijn cast zijn omgesprongen. Zeker is dat de film drie keer van cameraman wisselde en oneindig vaak opnieuw werd gemonteerd. Toen de film in Cannes eindelijk te zien was, viel hij het publiek nogal tegen. Iedereen had zo lang op deze film gewacht dat men zich bekocht voelde door het ingewikkelde en weinig consistente verhaal. Wat een teleurstelling. De legende keerde zich tegen Wong en hij moest zonder prijzen naar huis.

Androïden

~

De plot van 2046 is inderdaad moeilijk te volgen. De film begint in het jaar 2046 met beelden van een futuristische metro die maar doorraast, zonder te stoppen. De metro bevat een passagier en een aantal androïden die hem verzorgen. In de film komt de metro verschillende keren terug. Wat zich echter in eerste instantie lijkt te ontpoppen als sciencefiction waarin het Hong Kong van de toekomst centraal staat, is in feite een verhaal over het verleden. De futuristische metro komt uit een roman van de hoofdpersoon van 2046.

Kamer 2046

Alle lijnen van de film komen samen in kamer 2046. Het is de kamer waarin de schrijver en journalist Chow Mo Wan (Tony Leung) de geliefde ontmoette die hem sindsdien niet meer heeft los gelaten. Als hij jaren later weer een hotel met een kamer 2046 tegenkomt, wil hij die betrekken. Als de kamer echter niet beschikbaar blijkt te zijn gaat hij in de kamer ernaast, nr. 2047, wonen. Terugdenkend aan zijn eerdere liefde begint hij een romance met de vrouw die een tijdje later kamer 2046 betrekt. Ondertussen schrijft hij ook nog een roman die zich afspeelt in het jaar 2046 en feitelijk een reflectie is op zijn verloren geliefde.

De liefde

De film bestaat uit het complexe liefdesverhaal van Chow die we nog kennen uit In the Mood for Love. In bepaalde opzichten lijkt 2046 een sequel te zijn op deze eerdere film, het is echter eerder een variatie op hetzelfde thema. Terwijl In the Mood for Love ging over de liefde tussen de getrouwde Chow en zijn eveneens getrouwde buurvrouw (een liefde die niet geconsumeerd werd), is in 2046 de herinnering aan een soortgelijke gebeurtenis van essentieel belang. Vol weemoed denkt Chow eraan terug hoe hij de ‘ware liefde’ heeft laten lopen. Hij is iemand zich volledig door zijn verleden laat bepalen en nog steeds zwelgt in de verloren liefde van toen, waardoor hij opnieuw de liefde misloopt.

De verloren liefde is als een geheim dat je niet kwijt kunt raken. Het blijft je achtervolgen. Chow vertelt een parabel die hier naar verwijst:

Weet je wat ze vroeger deden als ze een geheim wilden bewaren? Ze gingen naar een boom op een berg, hakten er een gat in uit en zetten hun lippen eraan om het geheim erin te fluisteren. Daarna bedekten ze het gat met aarde.

Deze parabel, waarmee In the Mood for Love eindigde, wordt drie of vier keer in verschillende varianten herhaald. De voortdurende herhaling van deze parabel is kenmerkend voor Wong, als literair filmer. Iemand die voortdurend een poëtische universum in leven probeert te roepen.

Overdosis

Kar-wai Wong heeft in al zijn films de neiging om er oneindig veel details in te stoppen, het verhaal veel te ingewikkeld te maken en een treinladingen acteurs te gebruiken. Ook 2046 lijdt aan een soortgelijke overdosis en geeft de kijker houvast om iets van het verhaal te begrijpen. Toch is dit nauwelijks storend. In geen van de films van Wong is de plot essentieel voor de film. Hij maakt associatieve films, waarin het narratieve element van ondergeschikt belang is. Net zoals In the Mood for Love is 2046 in feite een kleurige wals die bepaald wordt door het beeld en het geluid. Het is deze wals die een geheel eigen wereld creëert waarin de ‘mood’ belangrijker is dan het verhaal. 2046 haalt het inderdaad niet bij In the Mood for Love, hij is echter mooi genoeg om je er enthousiast door mee te laten voeren.

Film / Achtergrond
special: Het 34ste International Film Festival Rotterdam

IFFR 2005 – deel 3

.

Overzicht verslag IFFR 2005

In dit artikel:
La nuit de la vérité
|
La fausse suivante
|
La mort du jeune aviateur Anglais
|
Hawaii, Oslo
|
The World
|
Zwarte zwanen
|
Brothers
|
Two Syllables Behind
|
La niña santa

La nuit de la vérité

(Fanta Régina Nacro • Frankrijk/Burkina Faso, 2004)

~

Schubben. Net als een python. Dat hebben de Nayak volgens dorpsgek Tomoto op hun armen. Wild gebarend trakteert hij een groepje kokende vrouwen op zijn verhalen over deze slang-mensen. Deze ‘monsters’ zijn echter leden van een rivaliserende clan. En voor deze ‘monsters’ staan de vrouwen te koken. Een feestmaal om de vrede te vieren na een jarenlange burgeroorlog. Feilloos legt de debuterende regisseuse Fanta Nacro met deze scène uit La nuit de la vérité de vinger op de zere plek. Hij illustreert met welke problemen veel Afrikaanse samenlevingen na genocide en burgeroorlog kampen. Hier moeten de Nayak, na jarenlang als monsters te zijn afgeschilderd, opeens onthaald worden als vrienden. Moet je vergeven of vergeten? En hoe moet dat als je bloedeigen zoon gruwelijk is afgeslacht door de mensen met wie je aan tafel zit? Alles tijdens de maaltijd krijgt daardoor een benauwende extra lading. Een nieuwe explosie van geweld hangt voortdurend in de lucht. Een drum, een dorpsgek: alles kan het wankele evenwicht verbreken. Door La nuit de la vérité word je meegezogen in een maatschappij waar angst en wantrouwen regeren. Het is daarmee een gruwelijke, maar vooral heel intense kijkervaring. (Floortje Smit)

La fausse suivante

(Benoit Jaquot • Frankrijk, 1999)

~

Regisseur Jaquot zelf was het niet eens met de vertoning van deze film tijdens zijn oeuvre-overzicht op het IFFR. Hij vond de bewerking van het boek van De Marivaux een te zware kluif voor een niet-Franstalig publiek. En toegegeven, het is een kluif. De Engelse ondertiteling schiet al per definitie tekort voor het oneindig complexe 18e-eeuwse Frans, en houdt bovendien het tempo maar nauwelijks bij. Het verhaal wordt opgevoerd als een toneelstuk – als bij toeval gespeeld door vijf acteurs in een leeg theater – en leunt dus zwaar op de dialogen. Voeg daarbij de traditionele kostuums met strikken en kwikken plus wat intriges rond een graaf, een gravin, een als man vermomde gravin en twee bedienden, en je zou toch gillend weglopen? Ik ben blijven zitten. Het geheel heeft zoveel vaart en raffinement dat je er ademloos van wordt. De acteurs, waaronder Isabelle Huppert, spelen de pannen van het dak. Ondanks de vele filmische elementen die toegevoegd worden aan het toneelstuk, laat Jaquot je geen moment vergeten – wat film meestal wel graag wil – dat je naar een spel zit te kijken. En toch word je gegrepen. Een gelukkig huwelijk tussen film en theater, heel bijzonder. (Ellen op de Weegh)

La mort du jeune aviateur Anglais

(Benoit Jaquot • Frankrijk, 1993)

Vlak voor haar dood vroeg Marguerite Duras aan haar vriend en regisseur Jaquot om haar te helpen met het maken van een film. In het kleine dorp Trouville had ze naast de dorpskerk een graf ontdekt van een in de oorlog gesneuvelde Engelse piloot. Nadat de dorpelingen het lichaam van de onbekende 20-jarige jongen uit het vliegtuig hadden bevrijd, werd hij met zorg begraven op een bijzondere plek. Ieder jaar werd er een ceremonie gehouden voor deze verloren zoon, en altijd waren er bloemen op zijn graf. De film is een getuigenis van deze wonderlijke geschiedenis. Duras’ stem leidt het oog van de camera, we zien het graf, de kleine kerk, de bomen en de horizon in de verte. We horen hoe ze het verhaal vertelt, en onderzoekt waarom het haar zo raakt. “Niet echt een verhaal,” zegt ze zelf, “ik heb niets in mijn handen.” Wel een moedig onderzoek, aan het einde van haar eigen leven, naar verlies, sterfelijkheid en mededogen. Soms wat raadselachtig en ontoegankelijk misschien, maar op een bijzondere manier ontroerend. (Ellen op de Weegh)

Hawaii, Oslo

(Erik Poppe • Noorwegen, 2004)

Lees hier het interview dat we met regisseur Erik Poppe hadden

~

Op een broeierige zomeravond in Oslo wordt een man aangereden door een ambulance. Al snel verzamelt zich om het slachtoffer een groep omstanders; mensen die meer met elkaar te maken blijken te hebben dan je op het eerste gezicht zou denken. Het is alweer een kleine zeven jaar geleden sinds de Noorse regisseur Erik Poppe een flink aantal prijzen in de wacht sleepte met zijn debuutfilm Schpaa. Maar, al liet zijn tweede film een tijdje op zich wachten, het resultaat is zonder meer de moeite waard. Vijf verhaallijnen zitten er in Hawaii, Oslo. Verhaallijnen die gaandeweg steeds dichter bij elkaar komen. De symboliek ligt er zo nu en dan wat dik bovenop, maar Poppe heeft precies de grens gevonden van het toelaatbare. Nergens worden de verwijzingen en toevalligheden vermoeiend; ze zetten eerder aan tot nadenken, een beschouwing over iets groters dan het ‘gewone’ leven op aarde. De acteurs krijgen stuk voor stuk de ruimte om te schitteren. Of liever gezegd, om een echt persoon neer te zetten. En zelfs al blijven sommige vragen onbeantwoord (want wat doet Leon eigenlijk in een inrichting? En waarom is Bobbie-Pop suicidaal?), het versterkt alleen de indruk die de film achterlaat van een momentopname. Hawaii, Oslo is ‘slechts’ het verhaal van een paar mensen, van één dag in een grote stad. (Marije Sietsma)

The World (Shi jie)

(Jia Zhang-ke • China/Japan/Frankrijk, 2004)

~

“Zie de wereld zonder Beijing te verlaten!” Dat is de jubelende slogan van attractiepark World Park. Werkneemster Tao (Zhao Tao) is de ene dag een stewardess, de volgende een indiase danseres. Ze wandelt in vijf minuten van Egyptische pyramides naar Londen Bridge. Omdat een paspoort in China een statussymbool is, is dit de wereld zoals Tao hem zal zien. The World van regisseur Jia Zhang-ke volgt de levens van Tao en haar collega’s. Zo levensecht als de inwoners zijn, met hun twijfel, ruzietjes en problemen, zo kitsch is hun omgeving, met de Twin Towers (“wij hebben ze nog wèl”) en de toren van pizza. Een interessant contrast. Het dwingt je de onderlinge verhoudingen ook op die manier te bekijken. Wat is echt en wat is namaak? De spanning ligt in onderlinge relaties en de karakterschets van deze Chinese generatie. Regisseur Jia Zhang-ke lijkt halverwege echter te schrikken van het gebrek aan drama. Naarmate de film vordert maakt het kleine leed steeds vaker plaats voor grote gebeurtenissen, zoals een sterfgeval en een bruiloft. Eeuwig zonde. Het geeft de film geen meerwaarde en hij duurt daardoor zelfs een half uur te lang. (Floortje Smit)

Zwarte zwanen

(Collette Bothof • Nederland, 2005)

~

Zonder ondersteunende muziek is een film vaak erg kaal. Minder spannend, minder emotie en vooral: minder af. Regisseuse Collette Bothof heeft dit buitengewoon goed begrepen. In haar film Zwarte zwanen speelt de soundtrack dan ook een belangrijke rol. Veel dialoog is er niet tussen de hoofdpersonen; de muziek zegt genoeg. De film draait om twee geliefden, Marleen en Vince. Vanaf hun eerste ontmoeting op het Spaanse strand zijn ze onafscheidelijk; hun liefde is allesomvattend en bijna angstaanjagend intens. Toch kost het Marleen moeite om te geloven dat hij net zoveel van haar houdt als zij van hem. Zowel het acteerwerk van Carice van Houten als dat van Dragan Bakema is zonder meer geweldig. Hun liefde, maar ook hun onmacht om los te komen van elkaar, wordt prachtig in beeld gebracht. Een gevoel dat nog eens versterkt wordt door het decor van een desolaat Spaans strand. Zwarte zwanen is zeker de moeite van het kijken waard. Het ietwat dramatische einde (vooral het moment waarop de zon achter de wolken verdwijnt) is Bothof dan ook ruimschoots vergeven. (Marije Sietsma)

Brothers (Brodre)

(Susanne Bier • Denemarken, 2004)

~

Zomaar opschrijven wat dit voor film is, is makkelijker gezegd dan gedaan. Indrukwekend, intimiderend bijna. In sommige films zitten momenten waar je liever niet naar kijkt, bijvoorbeeld het afsnijden van een pink in Zwarte zwanen. Hoe ongemakkelijk je gevoel ook is bij het zien van dit soort scènes, het haalt het niet bij de weerzin die je voelt wanneer de hoofdpersoon Michael uit Brothers wordt gedwongen zijn medegevangene om het leven te brengen met een metalen staaf. Het is lang geleden dat het zweet me zo dik in mijn handen stond bij het kijken naar een film. Michael, een majoor in het leger, en Sarah hebben hun leven prima op orde. Twee kinderen, een fijn huis en bovenal: ze hebben elkaar. Hun bestaan wordt overhoop gegooid wanneer het vliegtuig waarin Michael zich bevindt, in Afghanistan explodeert. Terwijl thuis iedereen na zijn begrafenis de draad weer probeert op te pakken, blijkt Michael toch nog in leven te zijn; als gevangene. Het gezin wordt uiteindelijk herenigd, maar niets is meer zoals het vroeger was. Met Brothers heeft Susanne Bier een film gemaakt die inslaat als een bom. (Marije Sietsma)

Two Syllables Behind (O dve slabiky pozadu)

(Katarina Sulajova • Slowakije/Tsjechië, 2004)

~

Vrijwel iedereen kent wel zo’n moment in zijn of haar leven, zo’n periode waarin je er alles voor over zou hebben om te weten wat je met jezelf aan moet. Dat je eindelijk wéét wat je precies wilt. Een goede studie, of toch maar gaan voor het snelle geld? Een veilig leven met een goedaardige partner, of toch liever een uitdagender leven in een ander land met onbeperkte mogelijkheden? Ook Zuzanna, de twintigjarige hoofdrolspeelster uit Two Syllables Behind staat op dit punt. Ze studeert kunstgeschiedenis, maar vult haar tijd vooral in de studio om televisieseries na te synchroniseren. Ze is op zoek naar een betere invulling van haar leven, maar wat ze ook doet, haar leven wordt er niet echt beter van. Zuzanna doet niet anders dan heen en weer rennen (zowel letterlijk als figuurlijk) en mensen aan het lijntje houden. Alles draait alleen om Zuzanna. Mede daardoor is het moeilijk sympathie voor haar op te brengen. Hoewel de film best aardige momenten kent, is de overheersende toon vooral nerveus en springerig. Een toon die in principe prima aansluit bij het verhaal, maar tegelijkertijd ook vaak net de grens overschrijdt en ronduit vermoeiend en irritant wordt. (Marije Sietsma)

La niña santa

(Lucrecia Martel • Argentinië/Spanje/Italië, 2004)

~

Langzaam schuifelt hij naar voren. Behoedzaam drukt hij zijn heup tegen haar billen in het rokje van haar schooluniform. De eerste paniek in haar – normaal bijna stuurse – blik maakt plaats voor iets peinzends. Is dit dan de goddelijke passie waar zij op de meisjesschool over leert? En wat is dan haar roeping? La niña santa is een film over seksualiteit en de onlosmakelijk verbonden hypocrisie. Alles in de omgeving van het schoolmeisje Amalia is broeierig. De bijbellessen over passie en devotie, waar tegelijkertijd geroddeld wordt over de amoureuze escapades van de jonge lerares. Het ranzig-foute jaren zeventig hotel waar Amalia woont en waar een invasie van hitsige oudere artsen de kamers bevolkt vanwege een congres. De wulpse en toch ingetogen lippen van dokter Jano die met Amalia’s moeder flirt èn stiekem tegen het meisje aanrijdt. Met een bijzondere kadrering geeft regisseuse Lucrecia Martel normale dingen een seksuele lading. De camera vangt details: een anonieme naakte rug, de verdwaalde haren in een nek. Impliciet, subtiel en daarmee vele malen erotischer dan de expliciete seks die ook op het festival te vinden is. (Floortje Smit)

Theater / Voorstelling

Koller heeft ons beet

recensie: Bekijk 't (Eric Koller)

Hij doet het met wat stevige muzieknummers, een paar attributen, het licht natuurlijk, en verder niets dan lijf en leden. Ja, zijn hoofd, dat verdient een aparte vermelding. Daar kan Eric Koller ook veel mee. Maar wát een onhandigheid, wát een gestuntel. Het eerste halfuur idioterie denk ik: “Wat moet dit worden?” En denk ik aan wat op zijn website staat: “Het is de Nederlandse Mr. Bean.” Aber hallo, wat moeten we met nog een Mr. Bean? En daarbij, theater is veel confronterender dan een videootje. Ik voel me persoonlijk beledigd als iemand pal voor mijn neus slappe grappen staat te maken. Grrrr, hoe stom kan een kunstenaar zijn? Maar Koller trekt zijn grappen door. Diep beledigend door. Zijn show heet niet voor niets Bekijk ’t. Nou, ik begrijp ’t. Hij gaat zo ver met zijn satire, dat hij intelligent wordt, verbluffend intelligent. En daarmee troost hij. Hij laat me genieten van zijn gezelschap. Al blijft het tot het einde toe een haat-liefde verhouding.

~

Kollers manier van doen is enigszins te vergelijken met wat ik zag bij Suzanne Boogaerdt en Bianca van der Schoot in hun Kerstpakket. Alle aandacht gaat uit naar expressie en beweging van gezicht en lichaam, er wordt niet gesproken. Maar waar Boogaerdt en Van der Schoot nog een decor hadden dat sfeer opriep, is bij Koller een decor geheel niet aan de orde. En vielen de attributen in Kerstpakket samen met de sfeer – wat overigens heel mooi paste bij de winterfeesttijd – Koller gebruikt zijn spullen als een verlengstuk van zichzelf. We moeten het met hem doen en met hem alleen. Stel je voor, anderhalf uur niets te bekijken dan een tergend lang lijf en een hoofd als een nerd, met een geweldige mond en uitpuilende ogen.

Sexy

Misschien is dat het dat Koller sexy maakt. Dat we het met hem móeten doen. Dat hij zo veel van zijn lichaam aan ons blootgeeft, zijn spieren, zijn reflexen, bij al zijn handelingen en inspanningen. Het begint al wanneer hij opkomt, in zijn lichte singlet en groene trainingsbroek. Die verhullen niets, ook niet dat wat hem duidelijk mannelijk maakt. Is het al op dit moment, dat de vier vrouwen achter mij beginnen met proestend te lachen, en met hun voeten beginnen te wiebelen (tegen mijn stoel)? Natuurlijk gaat Koller nog veel explicieter tekeer. Zo schiet hij per ongeluk een dartpijl weg met zijn (blote) kont en illustreert hij in optima forma hoe de bloemetjes en de bijtjes tot elkaar komen. Bijvoorbeeld door zijn ademgeur, via een lik met zijn tong, de lucht in te blazen.

De menselijke maat grijpt aan

Maar deze sketches zijn haast te shockerend om te ontroeren. De humor ervan is te intelligent, te doordacht. Het is de afwisseling met lichamelijke onhandigheid die Koller zo aangrijpend maakt. Want even na zo’n doordachte sketch botst hij, voor de zoveelste keer, met zijn voet of met zijn rolstoel tegen een paal die op de grond ligt. En zien we hem weer zwoegen, kop schuin omhoog en tong uit de mond. Het is die doorzettingskracht, dat knokken tegen beter weten in, de hardnekkigheid van de menselijke maat die ons voor hem inneemt. Zeg je “ja” tegen Koller dan zeg je “ja” tegen de mens.

Overstijgende potentie

De kunst van Koller is niet zozeer maatschappijkritisch als wel menskritisch. Zijn uitstraling wordt door ons allen herkend. Al was het maar door plaatsvervangende schaamte die we voelen, die hij ons laat voelen. Daar heeft hij ons beet. En dan heb ik het over zijn zwaartekrachtgrappen nog niet eens gehad. Zijn grip op het publiek kan zeker nog vaster, zijn grappen meer ingetogen, zijn triomf subtieler. Maar hij komt er zelf wel achter hoe, dat zie je gewoon. Bekijk ’t.

Je kunt kijken naar Bekijk ’t tot en met 19 maart 2005.

Theater / Voorstelling

Van der Zanden laat dubbel gevoel achter

recensie: Zwarte hond (Leon van der Zanden)

.

~

Leon van der Zanden werd afgewezen voor de toneelopleiding en studeerde daarom maar filosofie. Via theatersport raakte hij enthousiast voor het toneel en vanaf 1998 was hij regelmatig in het Nijmeegse café Diogenes te zien. Zijn eerste avondvullende show ging in 2002 in première. Deze show, Een coole snelle jongen met een zachte bruine vacht, is onlangs op dvd verschenen, net als zijn tweede programma met de verheffende titel Hoerenjong. Met Zwarte hond wil Van der Zanden definitief doorbreken. Daarvoor heeft hij gekozen voor het blikveld van een hond: “Van onder af ziet hij hoe we ons beter voordoen dan we zijn. Een hond hoort onze leugens en ruikt onze angsten.”

Pubers

~

Leon van der Zanden heeft in het begin van zijn voorstelling duidelijk moeite om het publiek mee te krijgen. Dit is te verklaren uit het feit dat er een groep storende pubers in de zaal zit die veel aandacht naar zich toe trekt. Van der Zanden herneemt zich echter snel en zet het groepje snel in de hoek. “Zijn jullie zeventien? Bij elkaar opgeteld bedoel je zeker?” Het publiek, dat zich duidelijk ook aan de meiden ergerde, ontvangt deze uithaal met een donderend applaus. Vanaf dat moment staat het publiek achter hem en kan hij helemaal los gaan. Regelmatig haalt hij scherp uit naar de pubers en houdt ze zo in bedwang. Een onverwachte climax ontstaat bij het afgaan van de eerder genoemde mobiele telefoon.

Rapnummer

Van der Zanden moet het vooral hebben van zijn overtuigende uitstraling. Het is best boeiend om een heel programma naar hem te kijken, maar hij gaat helaas wel regelmatig te lang door op een grap, terwijl de clou al duidelijk is. Zijn programma zou aan sterkte winnen als hij het tempo omhoog zou gooien. Hij onderbreekt zijn show een keer door zelf een rapnummer op te voeren. Dit nummer is een stuk minder interessant, maar het stukje waarin hij ingaat op de teksten van de grootste hits uit de negentiger jaren is daarentegen subliem. Ook de climax van Zwarte hond is fantastisch en sluit het programma perfect af.

Het gevoel dat na het zien van Zwarte hond blijft hangen is dubbel. Aan de ene kant slaagt Leon van der Zanden er in om snel en scherp in te spelen op zijn publiek. Dat heeft hij op deze chaotische avond in Den Haag duidelijk bewezen. Aan de andere kant mist hij wel snelheid, waardoor zijn programma net iets te langzaam is om een topper te worden.

Zwarte hond is nog tot mei 2005 te zien in heel Nederland.