Muziek / Album

Zuiderhop

recensie: 't Hof van Commerce - Ezoa en niet anders

.

~

” ’t Hof van Commerce”, hoor ik mijn lezer denken, “ken ik dat niet ergens van?” Dat kan zeker. Ze hebben in Nederland twee bescheiden hitjes gehad, Kom mor ip en Zonder Totetrekkerie. Ze hebben ook een beroemde rapper in huis, Flip Kowlier, beter bekend van zijn singer/songwriter solowerk. En ’t Hof van Commerce stond 2003 op Lowlands, waar ze een erg swingend en grappig optreden weggaven. Inmiddels staan er al weer vier albums op naam van de ‘2 MC’s and one DJ’ (zoals ze zichzelf voor de gein met de Beastie Boys vergelijken). Qua geluid wijkt ’t Hof niet echt af van de lijn van de vorige plaat Rocky 7. Ezoa en niet anders staat vol met het Belgische equivalent van de momenteel zo populaire Nederhop, alleen is het net iets origineler en iets minder patserig. Aangenaam dus. De eerste zeven nummers vliegen werkelijk voorbij met fijne ritmes en pakkende vibes.

Kus m’n kloten!

Zo halverwege de cd lijken de heren even zat van hiphop te zijn en volgt er wat afwisseling. Het korte 20 Frang da Aufgeplakt is onvervalste electroclash die zo op een Lektroluv-cd had kunnen staan. Leegaert, samen met Brahim, een Vlaams-Marokkaanse zanger, heeft een zomerse reggae-vibe. Het zijn vreemde eenden in de Belgische bijt maar wel smakelijke. Helaas worden deze twee gevolgd door een nog raarder uitstapje, Super Commerce Bros., dat opgefokte dancehall blijkt te zijn. Om met de woorden van Kowlier te spreken: “Een welgemeende kus m’n kloten!” Totaal niet interessant en compleet overbodig. De rest van de plaat is gelukkig weer van het niveau dat we van de Belgen gewend zijn. Vooral In de Rayoeng is een heel fijn, swingend nummer, mede door de vocale medewerking van Gabriel Rios.

Kaviaar met appelmoes

Het klinkt over het algemeen allemaal erg fijn, ook al heb ik weer geen idee waar de heren het over hebben. Wanneer je de nummers vaker erg aandachtig beluistert en de titels achterop het hoesje leest, kun je echter in grote lijnen volgen waar de nummers over gaan (over hun fans, over het Vlaams en over kaviaar met appelmoes). Maar muzikaal gezien heeft Ezoa en niet anders al genoeg te bieden, dus laat de onverstaanbaarheid de gemiddelde liefhebber van nederhop niet weerhouden om deze Belgen eens een luisterbeurt te gunnen.

Theater / Voorstelling

Bezonken Rood: beklemmend en beklijvend

recensie: Bezonken Rood (Ro Theater)

In 1981 publiceerde Jeroen Brouwers de roman Bezonken Rood, over zijn herinneringen aan zijn moeder en zijn jeugd tijdens de oorlog in het jappenkamp Tjideng. Regisseur Guy Cassiers bewerkte dit boek bij het Ro Theater tot een theatermonoloog, gespeeld door Dirk Roofthooft. Deze voorstelling is nu geselecteerd voor Het Theaterfestival, waarin de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen te zien zijn.

~

Een man zit op een stoel, hij vijlt het eelt van zijn voeten. Het eeltvijlsel bewaart hij zorgvuldig in een tissue. Dan begint hij hortend en stotend te vertellen. Over zijn moeder die helemaal alleen is overleden in het verzorgingstehuis, en over hoe hij het niet kon opbrengen om bij haar crematie aanwezig te zijn. Over zijn lievelingsboek als kind. Over zijn onvermogen tot liefhebben en uiteindelijk over zijn ervaringen als klein jongetje met zijn moeder, grootmoeder en zusje in het jappenkamp. En over zijn angst die zo groot is dat zijn gezicht er vloeibaar van wordt. Geleidelijk aan wordt het de toeschouwers duidelijk met wat voor een man ze hier te maken hebben, en hoe hij door zijn ervaringen is geworden zoals hij nu is. “Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt”: met deze zin bevestigt hij steeds opnieuw de oorzakelijkheid van zijn levensloop.

Horizontale jaloezieën

In Bezonken Rood neemt het decor een belangrijke plaats in. De toneelvloer is leeg, maar tegelijkertijd vol. Tegen de achterwand hangen panelen met horizontale jaloezieën die als ze gedraaid worden het rode licht meer of minder fel doorlaten of juist reflecteren. Rechtsvoor hangt een kleiner paneel, met lamellen van matglas. Door het gebruik van de panelen als projectieschermen voor zowel live beeldmateriaal als meer sferische beelden, is het mogelijk om verschillende locaties subtiel in elkaar over te laten lopen. Guy Cassiers bewijst zich – samen met ontwerper Peter Misotten – wederom een meester in het toepassen van nieuwe media in het theater. Geluid en beeld vormen een organisch geheel. Toch miste ik in deze voorstelling de verpletterend eenvoudige, krachtige en poëtische beelden van The woman who walked into doors of de Proust-cyclus een beetje. Is dit gewenning of zijn de grenzen van video in het theater onderhand wel verkend?

Achteloosheid

~

Acteur Dirk Roofthooft houdt in zijn eentje het publiek gedurende twee uur in zijn greep. Zijn af en toe bijna achteloze spel werkt het ene moment ontregelend, het andere moment beklemmend. De achteloosheid zorgt voor een zekere lichtheid, wat dit zware verhaal zeker nodig heeft. Het is immers niet niets om een zo getormenteerde man zulke verschrikkelijke herinneringen aan honger, mishandeling en dood te zien oprakelen. Maar op de meest indringende momenten verdwijnt die achteloosheid en weet Roofthooft het publiek met zijn beklemmende spel diep te raken.

Toen het boek uitkwam ontstond er een felle discussie over de waarheid van het verhaal. Bezonken Rood werd door sommigen gelezen als een historisch verslag, en niet als een roman die weliswaar autobiografische elementen bevat, maar niet persé de werkelijkheid weergeeft. Voor de makers van het Ro Theater heeft deze vraag naar de waarheid niet gespeeld. Hun Bezonken Rood is een ode aan de vertelkunst, of dat nou in de literatuur, het theater of de film is. Het is een ode die beklijft.

Bezonken Rood is nog in november en december te zien in Nederland en België.

Boeken

Van de stomme film tot ‘La Vita è Bella’

recensie: Mary P. Wood - Italian Cinema

Vanaf het begin van het fenomeen ‘cinema’ heeft Italië in Europa een voortrekkersrol gespeeld. Fellini en Antonioni, de spaghettiwesterns en uiteraard het neorealisme; de ‘cinemaitalia’ heeft veel ijkpunten waar kleine filmlanden als Nederland terecht jaloers op zijn. De Britse universitaire docente Mary P. Wood geeft in haar boek Italian Cinema een overkoepelend, compleet beeld van de Italiaanse cinema van het prille begin tot het heden.

In tegenstelling tot veel andere geschiedschrijvers heeft Wood er voor gekozen om in Italian Cinema geen chronologische structuur aan te houden. Het eerste, en langste, hoofdstuk behandelt de hele Italiaanse filmgeschiedenis en beschrijft in grote lijnen de meest belangrijke en opvallende kenmerken. Van de stomme film, via de fascistische cinema tot aan La Vita è Bella – alle oude bekenden komen aan bod. Ook de relevante ontwikkelingen op sociaal-maatschappelijk vlak en hun invloed op het filmklimaat worden beschreven.

Relativerend

Na dit eerste inleidende hoofdstuk pakt Wood verschillende onderwerpen uit de rijke filmgeschiedenis en behandelt deze in aparte hoofdstukken. Zo analyseert ze de historische, epische films, waarmee Italië vooral in de eerste decennia van de filmgeschiedenis grote indruk maakte en een wereldwijde voortrekkersrol had. Uiteraard wijdt ze ook een apart hoofdstuk aan het neorealisme. Ze beschrijft het als een aparte stroming, maar relativeert deze claim direct weer. Want hoe invloedrijk deze stroming ook was, veel mensen weten niet dat de neorealistische films een ongelofelijk klein aandeel in de totale productie van Italiaanse films hadden. Veel fans van het neorealisme (geïnspireerde regisseurs, cinefielen, filmdocenten) dichten het een grotere rol toe dan het daadwerkelijk had. Verder geeft Wood aan dat het neorealisme pas een decennium later werd opgenomen in de internationale cinematografische canon.

Verplicht

~

Na het neorealisme bespreekt Wood in een wel heel mager hoofdstuk de Italiaanse auteursfilm. Wood denkt in tien pagina’s het belang van grote filmauteurs als Visconti, Fellini, Rossellini, Pasolini en Antonioni te kunnen aangeven en als ik dit mager noem, is het nog een understatement. Aan de andere kant zijn er al talloze boeken aan bovengenoemde grootheden gewijd, dus het zij haar vergeven dat ze ons meer informatie en een uitgebreide analyse onthoudt. Nadat Woord met sneltreinvaart de Italiaanse filmauteurs behandeld heeft, stelt ze in een verplicht aandoend hoofdstuk het gendervraagstuk aan de orde. Zelf ben ik geen groot voorstander van het genderdenken, omdat je naar mijn mening in bijna elke film alles kunt vinden wat je maar wilt (genderverhoudingen, discriminatie, seksualiteit, nazisme, etc.), zolang je met de door jouw gewenste bril naar een film kijkt. De reden dat Wood een hoofdstuk over gender heeft opgenomen in haar boek, heeft ongetwijfeld veel van doen met het feit dat Laura Mulvey, de Godmother van het genderdenken, haar collega aan het Birkbeck College is.

Academisch

Wood hanteert een opvallende academische schrijfstijl. Al haar beweringen worden goed onderbouwd, talloze boeken worden aangehaald en de tekst staat vol met noten en literatuurverwijzingen. Italian Cinema heeft hierdoor eerder het karakter van een academisch proefschrift dan een fijn leesboek voor de filmliefhebber. De één houdt erg van zo’n stevige stijl, een ander vindt dit niet prettig lezen.

Italian Cinema is geen boek voor iemand die meer te weten wil komen over Italiaanse films (qua inhoud en thematiek), maar geeft wel een gedegen schets van de filmsociologische achtergronden waartegen je Italiaanse films moet plaatsen. Wood is een gedegen verzamelaar van feiten over bezoekersaantallen, arbeidsrelaties en geschiedenis, en heeft dit alles gebundeld. Gezien het feit dat Wood uit alle andere boeken de belangrijkste informatie geselecteerd heeft, doet Italian Cinema wel wat denken aan een Best of... Als lezer heb je haast alles al wel een keer voorbij zien komen in de boeken van Wiegand, Landy of Bordwell & Thompson. Dit neemt niet weg dat Italian Cinema een mooi, compleet overzicht is met hier en daar leuke ‘kleine’ feitjes die je echt nog niet wist.

Italian cinema is te verkrijgen bij de gespecialiseerde boekhandel, te bestellen bij de uitgever of aan te schaffen via internet.

Boeken / Kunstboek

Een zoektocht naar Nederlandse identiteit in de kunsten

recensie: All that Dutch

Een jarenlang beleid van gastvrijheid en gulheid richting het buitenland in plaats van het stimuleren van Nederlandse kunst en cultuur heeft ervoor gezorgd dat Nederland nu de aansluiting met de internationale kunstwereld mist. In het kader van de Cultuurnota 2005 – 2008 is de discussie over het internationaal cultuurbeleid op de agenda geplaatst. Het is duidelijk dat het anders moet. Maar hoe? Het boek All That Dutch beschrijft visies van kunstprofessionals, wetenschappers en beleidsmakers uit binnen- en buitenland en bevat bijdragen van ondermeer Aaron Betsky, Chris Dercon, Boris Dittrich, Maria Hlavajova, Joeri van der Steenhoven en Bas Heijne.

~

In negenentwintig essays en gesprekken wordt besproken hoe Nederland zich kunstzinnig laat voeden door het buitenland en hoe Nederland zich in het buitenland presenteert als het om kunst gaat. De nadruk ligt op de vraag of politieke, economische of maatschappelijke criteria moeten meewegen in de beoordeling van Nederlandse kunst, of dat cultuur en kunst hier helemaal los van staan. De problematiek wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken, onderverdeeld in vier thema’s: cultuur en politiek, cultuur en economie, internationale reflectie en culturele reflectering. Deze thema’s komen in verschillende hoofdstukken aan bod.

Cultureel profiel

In het hoofdstuk Cultureel Profiel wordt geschetst hoe Nederland er op gebied van cultuurbeleid nu voor staat en waar de knelpunten zitten. Door recente politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zijn wij nu meer naar onszelf gaan kijken. Nederland is daardoor niet langer de vrijhaven van een aantal jaar geleden: in een zoektocht naar een eigen cultuur en identiteit sluiten we ons steeds meer af van de rest van de wereld. Nederland is naar binnen gericht, provinciaals en gesloten. We durven geen risico’s te nemen en betreden de buitenlandse markt met kwalitatief veilige kunst- en cultuuruitingen. In ons huidige subsidiesysteem krijgt iedereen wat: de nadruk ligt op consensus en niet op excellentie. De aandacht gaat daardoor teveel uit naar de grote groep en niet naar het topsegment. Het spreiden van geld over vele actoren maakt het beleid bovendien onzichtbaar en weinig effectief. Een ander nadeel van het subsidiesysteem is dat het de dynamiek, de urgentie en het conflict uit kunst en cultuur haalt. Er is niet genoeg ruimte voor het verlangen en de spanning die onontbeerlijk zijn de kunst. Het experiment moet terug en dit moet worden gesteund door een ander subsidiestelsel, aldus de teneur van de auteur in dit hoofdstuk.

Uit de interviews en essays valt bovenal op te maken dat Nederlandse kunstenaars te individualistisch zijn ingesteld; daardoor bestaat er niet zoiets als typisch Nederlandse kunst. Daarbij is Nederland niet langer blank en christelijk en zelfs niet langer alleen Nederlandstalig, en dit maakt de profilering naar buiten toe erg lastig, zo stellen de auteurs in het boek. Maar is dat juist niet een sterke kant, die pluriformiteit? Willen we dan alleen Rembrandt’s en Delft’s Blauw? Ik vind dat de veelzijdidgheid juist als een kans moet worden gezien en gestimuleerd moet worden. Kunstbeleid moet hierin meer met zijn tijd meegaan en niet vasthouden aan oude begrippen van wat goede kunst is.

Cultuur en politiek

In dit tweede hoofdstuk komt de vraag aan de orde of Thorbecke’s dogma – dat kunst geen regeringszaak is – nog wel opgaat. Zeker in het internationale kunst- en cultuurbeleid wordt deze vanzelfsprekendheid steeds vaker ter discussie gesteld. Het zou volgens enkele auteurs goed zijn als kunstenaars zich meer richten op de vraagstukken waar de politiek mee worstelt, en de kunstwereld intensief betrokken zou zijn bij de politiek en de samenleving. Cultuur zou daarmee wel eens steeds meer een politiek instrument kunnen worden. Dit is niet bij voorbaat slecht vinden de essayschrijvers, zolang de kunstwereld zelf maar haar eigenheid en kwaliteit bewaakt.

Niet alleen de houding van de kunstenaar ten opzichte van de politiek moet veranderen, ook de poltici moeten hun kijk op kunst aanpassen aan de eisen van deze tijd. Regeringen verwachten tegenwoordig specifieke resultaten van hun investeringen in cultuur; internationale culturele samenwerking wordt gezien als een aspect van de traditionele buitenlandse politiek. De politiek zou zich echter wat kunst betreft opener en flexibeler moeten opstellen. Er moeten meer gedurfde investeringen worden gedaan en culturele actoren dienen in het buitenland op zoek te gaan naar samenwerkingsverbanden. Cultuur kan misschien geen problemen oplossen, het kan wel openingen scheppen en tot meer begrip leiden. Zo kan de overheid investeren in diversiteit. Als voorbeeld van een geslaagd internationaal project verwijzen de autuers naar de recente tentoonstelling 400 jaar Nederland – Marokko, waarin de eeuwenlange culturele uitwisseling tussen Nederland en Marokko werd belicht.

Cultuur en economie

Nederland blijkt onvoldoende in staat de economische vruchten te plukken van een internationale culturele profilering, aldus de kenners die in dit hoofdstuk aan het woord komen. Cultuur vervult een cruciale rol in de kenniseconomie, want identiteit en betekenis zijn sleutelfactoren in het toevoegen van economische waarde aan producten en diensten. Een eigen cultuur versterkt immers de concurrentiepositie van een land of regio en trekt toeristen. Als de gesubsidieerde cultuur haar relevantie wil waarborgen dan moeten kunstenaars volgens de auteurs nieuwe wegen verkennen en zich richten op meer diverse publieksgroepen.

Beleidsmakers vrezen dat marktwerking uitingen van hoge cultuur afstompt, maar de economen in dit boek benadrukken daarentegen juist dat de markt voldoende culturele niches voor de elite schept en niet alleen ruimte biedt aan lage cultuur voor de meerderheid. Subsidies nemen volgens hen de passie en urgentie weg, de drang om verderop te kijken. De drive van winnaars wordt alleen bij concurrentie gestimuleerd. Dit lijkt me wel erg rigoreus voor iets kwetsbaars als kunst. Kunst moet zich ook kunnen ontwikkelen buiten de druk van de markt om; sommige kunst leent zich nu eenmaal niet voor commerciële doelen. Maar ik vind wel dat kunstenaars moeten proberen andere bronnen van inkomsten te genereren dan alleen de subsidie van de overheid. Ik ga ook mee in het argument dat concurrentie heel motiverend kan werken. Je kan kunst ook te veel vertroetelen en beschermen.

Internationale reflectie

De auteurs schetsen hier hoe Nederland in een internationaal perspectief kan worden gezien. Eén van de onverwachte effecten van globalisering is dat men de blik niet naar buiten, maar juist naar binnen richt. Mensen krijgen steeds meer vragen over hun identiteit en zien zichzelf niet langer als onderdeel van een groter geheel. Volgens enkele auteurs tonen te weinig kunstenaars lef om Nederlandse kunst naar een hoger niveau te tillen. Artistieke kwaliteit wordt in een internationale context gewaardeerd. In die omgeving wordt bepaald welke kunst relevant is voor actuele ontwikkelingen. Internationale beoordeling betekent dat er een belangrijke reflectie op en impuls voor cultuur uit Nederland nodig is. De aansluiting met het internationale podium moet daarom worden gestimuleerd. Het internationale beleid is nu gericht op Nederland en zijn eigen beleid en niet om de wereld juist in Nederland binnen te halen.

Er is ook een groot verschil wat betreft receptie in het buitenland tussen de kunstdisciplines. Toppers zijn niet vaak te vinden in de zogenaamde hoge kunsten als theater en beeldende kunst, maar bijvoorbeeld wel in toegepaste kunsten als architectuur en mode. Ook het Nederlandse design doet het goed in het buitenland. Volgens de schrijvers van All that Dutch mag Nederland zich op dat gebied dan ook sterker profileren.

Theoretici en ambtenaren

Vreemd genoeg komen er bijna geen kunstenaars, verzamelaars (er zijn er ook slechts vier in Nederland) en galeriehouders aan het woord in All That Dutch. Het zijn voornamelijk ambtenaren, beleidsmakers en politici die een bijdrage leveren. Het boek staat dan ook vol met de theoretische termen die het huidige Nederlandse cultuurbeleid drijvende houden, denk aan frases als “kwaliteit, inhoudelijke waarde en beleidsmodellen”.

Van de vijf redacteuren van All that Dutch die wel zelf in de internationale kunstwereld opereren zijn er vier actief als museumfunctionaris. De buitenlandse museumfunctionarissen die hier de vrijheid en steun van het Nederlands cultuurbeleid hebben genoten, laten zich vaak negatief over ons land uit. Het ‘Nederland Vrijhaven beleid’ is niet meer relevant en niet meer bruikbaar. Te veel beleidsmakers gaan niet met de tijd mee en blijven vastzitten in systemen van logge subsidiestromen. Geen enkel land kent zo’n extreem subsidiesysteem als Nederland. Er is ook geen land dat zo graag debatteert en dingen aan de kaak stelt als Nederland, zoals ook dit boek weer duidelijk maakt.

Weinig nieuwe inzichten

Opvallend is dat de ene auteur juist pleit voor een grotere, maar dan wel andere rol van de overheid en de andere auteur vindt dat subsidies alleen maar nadelen opleveren en pleit voor een grotere rol van de markt. De rode draad in dit boeket aan opvattingen is echter wel helder: de luiken naar het buitenland moeten weer open. De eigenzinnige kwalitatieve hoogtepunten dienen te worden gestimuleerd en geëxporteerd. Er moet meer ruimte komen voor innovatie en experiment, het kunstklimaat moet zich flexibeler opstellen en dit dient te worden gestimuleerd door het verminderen van regels. De overheid moet durven investeren in een oriëntatie op het buitenland en Nederland moet langs die weg weer een identiteit vinden.

Om deze verandering te realiseren moeten we onszelf eerst een spiegel voorhouden. Dit boek is een stap in de goede richting. Toch levert All that Dutch uiteindelijk weinig nieuwe inzichten op. Msschien moet de overheid gewoon de tips te harte nemen en lef tonen door in de koplopers te investeren en deze vol trots te presenteren aan het buitenland.

Muziek / Album

Zomerse geluiden

recensie: You shot me // The dangermen sessions volume 1

Hoewel het KNMI afgelopen maandag tot de conclusie kwam dat de zomer dit jaar eigenlijk best warm was, is de korte broek in juli en augustus maar weinig uit de kast geweest. Laat staan dat ik met een wit-biertje en ska-plaat in de zon kon zitten. Maar gelukkig kan het nu, op de valreep van de zomer, toch nog. Daarom twee zomerse ska-platen nog even belicht.

Mark Foggo’s Skasters – You shot me

~

Mark Foggo mag als langdurig in de Lage Landen (eerst Nederland, later België) verkerende Brit best een beetje als “eigen” worden beschouwd, ook al spreekt de beste man na al die jaren nog altijd geen woord Nederlands. De hobbels die veel Nederlandse en Vlaamse ska-bands op hun pad tegenkomen kent de ervaren Foggo echter niet, of hij neemt ze op zijn minst zonder al te veel moeite. Ter promotie van You shot me speelt de band bijvoorbeeld in Tsjechië, Ierland, Duitsland en Oostenrijk, iets waar veel Nederlandse en Vlaamse groepen alleen maar van kunnen dromen als ze weer eens naar een buurthuis op het platteland rijden.
Waar het verschil hem in zit? Ten eerste heeft Foggo een handvol zeer getalenteerde muzikanten om zich heen verzameld. Maar de aantrekkingskracht schuilt vooral in de volstrekte onzinteksten. Dat begint meteen al in het eerste nummer Doobeedoo, waarin in het refrein verschillende op elkaar rijmende muziekstijlen worden opgenoemd (zo is Motown soul gekoppeld aan rock’n roll). Rythm & Blues bleek echter moeilijk aan iets bestaands te verbinden, dus wordt maar wat bedacht: ‘doobeedoos’ (spreek uit als ‘doebiedoes’). En daar is dan ook meteen de titelverklaring van het nummer. Sprekend zijn ook frases als Feeling like a football lying on the ground: everybody wants to kick you around (Deadbeat) en I can’t drink, ‘cause you can’t drive (You can’t drive). You shot me is kortom een kwalitatief hoogstaande plaat die helemaal nergens over gaat.

Madness – The dangermen sessions volume 1

~

Minder interessant is het nieuwste werkje van Madness. In een soort van ode aan hun oude helden hebben ze een fikse greep in de ska-snoeppot gedaan en de lekkerste zoetjes eruit gezocht. Daar is op zich niets mis mee; zie Johnny Cash die op het eind van zijn leven enkele van de mooiste nummers uit zijn carrière opnam. Het verschil is echter dat Cash zowel zichzelf als die nummers opnieuw uitvond, terwijl Madness soms wel erg voor de hand liggende nummers (Shame & scandal van Lord Tanamo, Desmond Dekkers Israelites en Bob Marleys So much trouble in the world) in een weinig spannend of vernieuwend jasje weet te steken. Een positieve uitzondering op de voor de hand liggende keuzes is You keep me hanging on (Diana Ross en The Supremes), alleen is de bekende versie zondermeer leuker. Alweer een minnetje voor “The dangermen” dus.
De enige positieve uitwerking die The dangermen sessions volume 1 kan hebben is dat mensen die Madness uit de disco kennen, deze plaat kopen en zodoende uitgedaagd worden zich te verdiepen in de geschiedenis van ska, reggae en rock steady. Mocht je Shame & scandal echter al in zeven verschillende versies hebben, dan voegt deze weinig meer toe.

Boeken / Fictie

De keizer van de onzin

recensie: Haruki Murakami - De olifant verdwijnt

Na alle honderdnegentig bladzijden doorgenomen te hebben, komen we al snel tot een allesomvattende conclusie: Haruki Murakami is nog steeds een enorme mafkees. Met de verhalenbundel De olifant verdwijnt verbaast Murakami wederom zijn wereldwijde publiek met zijn absurde verhaallijnen en Japans-westerse logica. Korte verhalen vol vreemde gebeurtenissen zorgen voor hilariteit waar je mond van openvalt.

Het heeft even geduurd, maar twaalf (!) jaar na het uitkomen van het Japanse origineel heeft Jacques Westerhoven de Nederlandse vertaling van De olifant verdwijnt gepubliceerd. Wie al tijden snakt naar nieuwe Murakami-humor zal niet teleurgesteld worden door het resultaat. Sprookjesachtige onwaarschijnlijkheden spelen de hoofdrol in de korte verhalen over broodjesrovers, verdwijnende olifanten en TV-people. Haruki Murakami heeft zijn fantasie wederom de vrije loop gelaten en blijft trouw aan de schrijfstijl die hij hanteerde in zijn wereldwijde succes De jacht op het verloren schaap. De olifant verdwijnt is weliswaar meer van hetzelfde, maar weet toch weer te verassen.

Rijke fantasie

~

Kenmerkend voor de verhalen van Murakami is de diversiteit van de onderwerpen. Moeiteloos stopt de schrijver olifantenfabrieken, dansende dwergen en revolutionaire oorlogen in één verhaal en hij laat het geheel nog logisch overkomen ook. Murakami creëert in De olifant verdwijnt een wereld waarin droom en werkelijkheid met elkaar vermengd worden. Het resultaat is een komisch surrealisme waar je als lezer volledig in opgaat. De hoofdpersonen van de verhalen doen niets anders dan het beschrijven van hun ervaringen, en daar zijn ze puur objectief in. Zonder enige twijfel accepteren ze al het onwaarschijnlijke dat hen overkomt en deze ‘wat gebeurd is, is gebeurd’-houding grijpt de lezer al vanaf de eerste alinea bij de kladden:

In deze wereld is het mogelijk dat een slechte keuze tot goede resultaten leidt en een goede keuze tot slechte. Om een dergelijke absurditeit (…) te vermijden, is het noodzakelijk het standpunt in te nemen dat wij in feite helemaal geen keuzes maken, en in grote lijnen is dat het principe volgens welk ik mijn leven heb georganiseerd. Wat gebeurd is, is gebeurd en wat nog niet gebeurd is, nog niet.

Weinig veranderd

Wie bekend is met het werk van Murakami zal de overeenkomsten tussen De jacht op het verloren schaap en de verhalenbundel De olifant verdwijnt niet ontgaan. Murakami’s hoofdpersonen zijn over het algemeen vrijgezelle mannen van rond de dertig, die ietwat lui zijn en van een pilsje houden. Altijd komen ze in onwerkelijke situaties terecht en altijd accepteren ze op een zakelijke, objectieve manier wat hen overkomt. Verder zijn de gebeurtenissen die hen bezighouden altijd nét over the top. Vooral dit laatste terugkerende aspect maakt dat de verhalenbundel ondanks alle overeenkomsten geenszins saai is: elk verhaal ontpopt zich op een dusdanige onvoorspelbare manier dat de lezer zich telkens afvraagt welk hersenspinsel van Murakami centraal zal staan op de volgende bladzijde. Elk verhaal kan overal over gaan en meestal overtreft het onderwerp het meest vreemde dat je kunt bedenken.

Uniek

De olifant verdwijnt kan alleen maar omschreven worden als uitzonderlijk. De verhalenbundel bestaat uit een verzameling bovennatuurlijke gebeurtenissen, bekeken met een onvoorstelbare nuchterheid. Humoristische filosofie over burgerlijke onderwerpen leiden tot onwaarschijnlijke situaties en vice versa. Murakami is een fantast, komiek en begaafd schrijver en De olifant verdwijnt bewijst dit eens te meer. Hij verdient zonder twijfel de titel ‘keizer van de onzin’.

8WEEKLY

Het is weer theatertijd!

Artikel: Wat is er nog een keer te zien?

.

Foto: Anna Rottier
Foto: Anna Rottier

Eerst nog even de voorstellingen die we zagen tijdens de festivals deze zomer. Heb je het gemist, baal dan niet! Als je goed zoekt, zul je zien dat er nog een paar van die voorstellingen in de theaters te zien zijn. Even een kleine greep uit het festivalaanbod: Op hoop van zegen door Polly Maggoo zagen we op Over het IJ en is nog tot en met 24 september in de theaters te zien. Ook Zeeuwse nachten van het Volksoperahuis is nog wel even te zien. Op Boulevard zagen we Wende Snijders optreden met haar show Wende. Zij zal nog zeker tot en met juni volgend jaar in de theaters te zien zijn. Op Noorderzon trad Eboman op met de voorstelling Verknipt. Daar kan je van 22 september tot en met 9 november nog van genieten in de theaters. In Rotterdam liepen we op de Parade binnen bij de voorstelling De Varkensfabriek en bij Van Houts en de Ket die optraden met hun show Zere Benen. Beide succesvolle voorstellingen kom je ook regelmatig tegen in de theaterboekjes. Tot slot zagen we op de Parade in Amsterdam de voorstellingen: Extase, religion no problem door Suver Nuver, Blöd door Bellevue Theaterproducties en Via Rudolphi en Hypoklisma door V.I.G. Voor deze voorstellingen krijg je nog twee maanden de tijd om ze te bekijken.

Toneelgroep Amsterdam – De Kruistochten

Foto: Chris van der Burght
Foto: Chris van der Burght

Een aantal landelijke toneelgezelschappen en Nederlandse schouwburgen presenteert vanaf dit seizoen jaarlijks een serie ‘Topstukken’. Eén van die stukken is dit seizoen De Kruistochten. Een voorstelling die nu voor het derde seizoen op rij gespeeld mag worden. En terecht, al zeggen we het zelf.
Speelperiode: 14 januari tot en met 16 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Nationale toneel – Wachten op Godot

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

Een ander topstuk zagen we twee seizoenen terug: Wachten op Godot. Een bijzonder en zeker niet gemakkelijk stuk met hoofdrollen voor Mini (Karel de Rooij) en Maxi (Peter de Jong). Een voorstelling waar de tijd voor wordt genomen en waar je uiteindelijk tot de conclusie komt dat wachten heel lang kan duren.
Speelperiode: 14 september tot en met 19 november 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Montezuma’s Revenge – Pop Art

~

Karel de Rooij is ook verantwoordelijk voor de regie van Pop Art. Het resultaat mag er zijn. Gouden strotjes hadden de vijf heren van Montezuma’s Revenge al, maar nu is de aankleding, uitvoering en choreografie ook nog eens erg indrukwekkend en vooral magisch.
Speelperiode: tot en met 21 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

André Manuel – Lazarus

Foto: Martin Bosker
Foto: Martin Bosker

“Humor is een tumor met een toetertje”. Cabaretier André Manuel steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Het kan hem niets schelen als hij mensen kwetst. Dan hadden ze maar niet moeten komen kijken, straalt hij uit. Een overdonderende, sterke voorstelling.
Speelperiode: 9 september 2005 tot en met 16 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Fred Delfgaauw – Mozart

Foto: M. Brinkgreve
Foto: M. Brinkgreve

Met Mozart won Fred Delfgaauw de NRC Handelsblad Toneelpublieksprijs 2004-2005. Een reden om dit seizoen ook weer rond te trekken met deze bijzondere en adembenemende poppentheatervoorstelling.
Speelperiode: 5 oktober 2005 tot en met 29 januari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ro Theater – Proust 4

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

Proust 4: De kant van Marcel, zoals de volledige titel van deze voorstelling luidt, raakt het hart minder dan deel drie. Maar dat succesnummer overtreffen was dan ook wel een heel lastige opgave. Tijdens deel vier is vooral de huishoudster van Proust (Paul Kooij) aan het woord. Het is niet noodzakelijk om de andere delen gezien te hebben, maar als je dat wel wilt, hou dan je ogen open voor de Proust Marathon.
Speelperiode: 7 september tot en met 13 november 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Jochem Myjer – Yeee-haa!

~

Cabaretier Jochem Myjer is nog sneller dan tijdens zijn vorige show Adéhadé. Hoe komt hij toch zo druk!? Toch is hij nog steeds even grappig en gevat. Een krullenbol om van te houden. Ga hem zien en laat je verrassen. Je zal het niet vol kunnen houden om niet in de lach te schieten.
Speelperiode: 10 september tot en met 27 mei 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Toneelgroep Amsterdam – Het temmen van de feeks

Foto: Chris van der Burght
Foto: Chris van der Burght

Het temmen van de feeks is het derde deel van de huwelijkscyclus die Ivo van Hove regisseert bij Toneelgroep Amsterdam. Dit jaar volgt nog het slot, Perfect wedding, waar we ook veel van verwachten. Tot die tijd kan je in ieder geval nog gaan kijken naar de verrassende versie van deze Shakespearefeeks.
Speelperiode: tot en met 15 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Noord Nederlands Toneel – De getemde feeks

~

Ook het Noord Nederlands Toneel haalt hetzelfde stuk van Shakespeare weer uit de kast. We zagen deze versie in 2003. Een geslaagde voorstelling, die toen na een erg korte repetitieperiode opgevoerd moest worden. Regisseur Karina Kroft heeft nu alle tijd gehad om nog wat puntjes op de i te zetten.
Speelperiode: 20 januari tot en met 1 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Theater EA – Puin

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Een voorstelling over een broer en zus die vertellen over de dood van hun ouders en de gluiperige oom Henrie. Wij hadden wat kritiek op het spel van de broer. Wellicht zit de ingewikkelde tekst inmiddels wat meer in zijn hoofd en kan er wat vrijer worden gespeeld.
Speelperiode:9 december 2005 tot en met 2 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

John Buijsman – Een nacht uit het leven van de stad

Foto: Beer Buijsman
Foto: Beer Buijsman

De donkere verhalen in Een nacht uit het leven van de stad worden door middel van muziek met elkaar verbonden. De voorstelling wordt gebracht als muziektheater, maar daar is het wel wat magertjes voor. Het zijn krachtige en realistische monologen, uitgesproken door John Buijsman met een muzikale begeleiding, niets meer en niets minder.
Speelperiode: 12 januari tot en met 25 februari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Cirque Éloize – Nomade

Foto: Patrick Beauchamp
Foto: Patrick Beauchamp

Het Canadese theatergezelschap Cirque Éloize komt nog een keer terug naar Nederland met de voorstelling Nomade. Geen dieren, maar wel veel acrobaten, clowns en een slangenmens. Een indrukwekkend, niet alledaags circus.
Speelperiode: 21 september tot en met 16 oktober 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten – Antiquariaat Oblomow

Foto: Katinka Krijgsman
Foto: Katinka Krijgsman

Een voorstelling met veel imitaties en actualiteiten. Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten laten zich gaan en maken er wat moois van. De dialogen zijn vermakelijk en spits en de vlijmscherpe oneliners blijven je bij.
Speelperiode: 6 september tot en met 23 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joop van den Ende Theaterproducties – The Price

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

In The Price worden situaties geschetst waarin iedereen zich wel een keer zal kunnen herkennen. Het wordt op een menselijke, alledaagse en komische manier gebracht. John Kraaijkamp mag dan wel een glorierol hebben in het stuk en de mensen naar het theater lokken, maar wij vonden Victor Löw toch ook erg goed en passievol spelen.
Speelperiode: tot en met 16 oktober 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ashton Brothers – Ballyhoo

Foto: Leo van Velzen
Foto: Leo van Velzen

Ballyhoo betekent chaos, trammelant, drukte en spektakel. En dat is precies wat je als bezoeker krijgt. Pepijn Gunneweg, Pim Muda, Joost Spijkers en Friso van Vemde bewijzen met deze wervelende show dat hun eerste voorstelling, Tragiek van de Onderman, geen eendagsvlieg is geweest.
Speelperiode: 13 september 2005 tot en met 24 juni 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Leon van der Zanden – Zwarte hond

~

Vorig seizoen wist Leon van der Zanden ons nog niet helemaal te overtuigen. Aan de ene kant slaagt hij erin om snel en scherp in te spelen op zijn publiek. Aan de andere kant is hij net iets te langzaam en gaat hij soms wel erg lang door op een grap. Zou hij daaraan hebben gewerkt?
Speelperiode: tot en met 28 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

De praktijk – Hurly Burly

Foto: Joris van Bennekom
Foto: Joris van Bennekom

Lekker zwelgen in deze ellende, dat is het gevoel dat overheerst na het zien van deze zwartgallige komedie. Een avondje kijken naar vrienden die zichzelf naar de kloten helpen. Goed geacteerd, maar het stuk ligt wel zwaar op de maag.
Speelperiode: 13 oktober tot en met 29 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Jörgen Raymann – In Holland staat mijn huis

Foto: Daniel L. Istatia
Foto: Daniel L. Istatia

Deze theatervoorstelling vonden we teleurstellend. In Raymann is laat mag Jörgen Raymann dan misschien leuk zijn, maar tijdens dit avondvullend programma is hij soms wat langdradig en te grof. De snelheid en de originaliteit die hij tijdens zijn tv-shows heeft, mist hij in het theater.
Speelperiode: 4 november 2005 tot en met 12 juni 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

De Mexicaanse hond – De verschrikkelijke moeder

Foto: Ben van Duin
Foto: Ben van Duin

Deze voorstelling is best leuk, maar het ontbreekt aan een goede en vooral logische verhaallijn. Het spel van vooral Pierre Bokma en Kees Hulst, en de mooie muziek maken veel goed.
Speelperiode: 8 september tot en met 10 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Dood Paard en Monk – Zomernachtliefde

Foto: Sanne Peper
Foto: Sanne Peper

Zomernachtliefde is een energiek, fris, melig en brutaal toneelstuk. Het spel heeft een goed ritme en veel vaart. De acteurs schakelen perfect tussen beheersing en chaos. En natuurlijk ontbreken de Shakespeareiaanse teksten niet.
Speelperiode: 21 september tot en met 8 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ruben en Nathan – Integere types

Foto: Ingrid Wolff
Foto: Ingrid Wolff

Vanaf maart 2006 werken Ruben en Nathan aan hun tweede programma. Nu toeren ze nog snel even met hun voorstelling Integere types. Een leuk duo, dat vooral met zijn fantasierijke avonturenverhalen weet te scoren.
Speelperiode: 14 september 2005 tot en met 16 februari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joep Onderdelinden – Strak

~

Strak zijn de typetjes die Joep Onderdelinden neerzet. Geen BN-ers, maar eenvoudige, haast kinderlijke personen of dieren die dicht bij het publiek staan. Maar door het gebrek aan inhoud van zijn voorstelling weet hij de nieuwsgierigheid van zijn publiek niet te bevredigen.
Speelperiode: 6 januari tot en met 8 mei 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joop van den Ende Theaterproducties – The Lion King

Foto: Deen van Meer
Foto: Deen van Meer

Dit seizoen komt Van den Ende met nog een Disneyklassieker: Beauty and the Beast. Die voorstelling zal van theater naar theater trekken. In het Circustheater in Scheveningen blijft de musical The Lion King nog steeds genoeg bezoek trekken en het zal dan ook geen verrassing zijn dat het dierenspektakel ook dit seizoen nog te zien is.
Speelperiode: het hele seizoen nog.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Theater / Voorstelling

20 jaar lang aanstormend cabarettalent

recensie: Cabarestafette (Diverse cabaretiers)

Cabarestafette viert dit jaar het 20-jarig jubileum. Het publiek heeft in deze jaren kennis kunnen maken met zo’n 140 cabaretiers onder wie Bert Visscher, Hans Teeuwen, Theo Maassen en Sanne Wallis de Vries. De avond is opgebouwd uit drie optredens en is meer een festival dan een wedstrijd, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Iedere avond komen er allerlei vormen en stijlen van cabaret aan bod. Vanavond staat de meer traditionele vorm van Micha Wertheim, de kleinkunst van GEEN FAMILIE en de meer gedurfde vorm van Ilse Warringa op het programma.

De presentatie is zoals altijd in handen van de spitsvondige Jan J. Pieterse. Hij draagt tussen ieder changement kort voor uit eigen werk. Zijn frisse en grappige poëzie over het alledaagse leven past goed bij de avond. Na een gedicht te hebben voorgedragen gooit hij zijn boek als cadeau het dankbare publiek in. “Laat dat voorlezen maar, gooi meteen maar weg!”, aldus Pieterse.

Ilse Warringa

Ilse Warringa. Foto: Diana Wildschut
Ilse Warringa. Foto: Diana Wildschut

Het spits wordt afgebeten door Ilse Warringa, finalist van Cameretten 2003. Vanavond laat ze ons scènes zien uit haar avondvullende programma Bye Bye Blackbird. Ilses stijl is wrang en verwarrend. In een hoog tempo volgen bizarre sketches elkaar op met een duidelijke poging te shockeren. Helaas werkt dit soort confronterende humor hier meestal averechts. Het ligt er te dik bovenop en de onderwerpen zijn niet gelukkig gekozen. Deze lopen uiteen van een rampoefening met Moslims (gaap, haal de Moslims er maar weer bij) tot sekslessen voor kinderen. Het is allemaal erg platvloers, maar dat is duidelijk een bewuste keuze. Ze doet tussendoor een dansje met een klarinet, zingt hier en daar een liedje en vertelt het verhaal van de Kussenman. Dit laatste stuk is ook al zo’n vreemde eend in de bijt. Een tragisch verhaal, tussen al deze ludieke stukken. Ook is het geen verrassend verhaal als je dit theaterstuk van Martin McDonagh al kent.

Het publiek reageert niet erg enthousiast; een klein lachje kan er zo nu en dan wel af, maar echt schuddebuiken zit er niet in. Warringa is wel sterk in stemmetjes en typetjes; van kakmadam tot kindsmeisje en van clown die sekslessen aan kinderen geeft tot vals kreng. Ook heeft ze een goede zangstem, maar ze kan even goed vals zingen en dat is knap. Ze gaat voor verwarring, maar dat is meteen ook het slechte eraan: de coherentie is hierdoor verdwenen. Ilse Warringa lijkt nog zoekende naar haar eigen stem en stijl.

Bye Bye Blackbird is nog tot en met 19 mei te zien in de theaters.

Micha Wertheim

Micha Wertheim. Foto: Felix Kalkman
Micha Wertheim. Foto: Felix Kalkman

Micha Wertheim begint zijn show met een goochelact waarin hij hondjes van ballonnen maakt – en dan ook alleen maar hondjes. Wertheim won in 2004 het Leids Cabaret Festival. Al snel ontpopt hij zich op het podium als een arrogante artiest wiens roem naar zijn hoofd is gestegen. Dit is allemaal gespeeld, en ondanks de irritante zelfgenoegzaamheid blijft hij toch innemend. Al gaat dit trucje – want dat wordt het na verloop van tijd – wel op den duur vervelen omdat het de hele tijd terugkomt. Zo mag het publiek met zijn gewonnen beker op de foto (ja, hij heeft hem meegenomen en betast hem alleen met witte handschoentjes) en citeert hij uit lovende persberichten. Wertheim mag best laten zien dat hij meer in huis heeft en geen one trick pony is. Goochelen is bijvoorbeeld een terugkerend thema in zijn optreden en de show krijgt ook kracht door de vaart en de energie die de man uitstraalt. In het midden van de show zakt het heel even een beetje in, maar gelukkig herstelt hij zichzelf snel. Het publiek is enthousiast en Wertheim mag het meeste applaus van de avond in ontvangst nemen.

Micha Wertheim staat nog tot en met 31 maart in de theaters.

GEEN FAMILIE

GEEN FAMILIE
GEEN FAMILIE

GEEN FAMILIE bestaat uit Niels van der Laan en Jeroen Woe. In april 2005 won het duo het Concours om de Wim Sonneveldprijs. GEEN FAMILIE maakt voorstellingen die het midden houden tussen cabaret, toneel en muziektheater. De twee mannen zijn kleinkunstenaars in hart en ziel, en erg studentikoos. Je houdt ervan of niet en de teneur in de zaal is dan ook verdeeld. Ze zingen liedjes die wel erg in de buurt komen van Acda & De Munnik. Hier en daar hoor ik wel een hitje, zoals het nummer Dikke Doerak.

GEEN FAMILIE vertelt deze avond een verhaal over de boze Ralph. Ralph leidt een teruggetrokken bestaan in het huis van de nieuwe vriend van zijn moeder. Naast Ralph en de vriend komen er nog wat personages langs. Heel leuk gevonden is de rol van Toelichter, een personage dat tussendoor uitlegt wat er nu eigenlijk gebeurt. En dat is geen overbodige luxe, want het is allemaal erg versnipperd en qua verhaalstructuur niet echt boeiend. Gelukkig komt het verhaal aan het einde wel mooi samen, maar echt strak gebeurt het niet. Het is wel erg afwisselend; soms serieus, dan weer ludiek en zo nu en een liedje. Leuk, maar het kan allemaal wel wat gekker en meer overdreven. Het komt nu wat bescheiden, rommelig en bij vlagen zelfs knullig over.

GEEN FAMILIE gaat met een nieuwe voorstelling op tournee in het seizoen 2006/2007.

De Cabarestafette trekt door het hele land en is nog te zien tot en met 8 juni 2006. Elke avond is uniek, omdat er uit een bestand van 25 deelnemers steeds drie andere optredende cabaretiers met hun eigen stijl en vorm worden gekozen.

Muziek / Album

Joseph Marx’ Romeinse kastelen

recensie: Orchestral Music Vol. 4 – Romantisches Klavierkonzert / Castelli Romani

Een nieuwlichter is niet altijd een groot kunstenaar – omgekeerd is een groot kunstenaar niet per definitie een vernieuwer. Bach is een goed voorbeeld: een groots vakman, maar niet echt een innovator. Het omgekeerde zou je kunnen zeggen van Schönberg. Als ik de Oostenrijker Joseph Marx (1882-1964) in dit plaatje probeer in te passen, kom ik eerder uit aan de kant van Bach dan aan die van Schönberg. De man was zeer conservatief en week nooit meer echt af van het toonpalet dat hij in zijn vroegste jaren als componist gebruikte.

Dat is althans het gebruikelijke verhaal. Maar luisterend naar Marx’ muziek begin je aan dat vaak genoemde conservatisme te twijfelen. Natuurlijk, het is geen twaalftoonsmuziek. Maar anderzijds is het ook geen schaamteloze kopie van muziek uit de tijd van Tsjaikovski, waar veel van zijn collega’s zich tot in de jaren dertig aan schuldigmaakten.

Traditioneel, but different

Marx heeft goed geluisterd naar impressionisten zoals Ravel, naar Richard Strauss en vooral naar zijn Weense ‘buurman’ Erich Korngold. En net als die laatste moest hij inderdaad niets hebben van nieuwlichters zoals Arnold Schönberg. Maar dat betekende, net zoals bij Korngold, zeker geen slaafse navolging van de traditie. Dat veel schrijvers over muziek dat nog steeds voor zoete koek aannemen zegt meer over het succes van Schönbergs PR-oorlog, dan over hun vermogen om zelf naar muziek te luisteren.

Want je zult een stuk van Marx geen ogenblik verwarren met dat van iemand anders. Zo ook deze pianoconcerten, met een uitbundig gebruik van contrapunt, stekelige ritmes en een zeer afwisselende orkestratie – op het ene moment bijna voluptueus, dan weer heel sober.

~

Het eerste stuk, het Romantisches Klavierkonzert uit 1919, is precies dat: een groots opgezet, romantisch concert, met ongelooflijk virtuoze passages die in brede golven op de luisteraar afkomen. Concentratie is noodzakelijk om door het buitengewoon dikke bos de bomen nog te zien. Ik kan me zomaar voorstellen dat dit niet ieders kost is, omdat in de veertig minuten die het concert duurt de melodische lijnen niet altijd even duidelijk worden. Het is vooral een vehikel om de pianopartij goed te doen uitkomen; het orkest vormt de broeierige achtergrond waartegen de solist scherp afsteekt.

Het Romantisches Klavierkonzert werd eerder door Hyperion opgenomen met Marc-André Hamelin als solist en Osmo Vänskä als dirigent. Het opvallende verschil tussen Hamelins versie en deze met David Lively is vooral dat dirigent Sloane Marx’ breedsprakigheid nog eens aanzet, en dat komt de structuur van het geheel niet altijd ten goede. In de veel compactere versie van Vänskä waren de lijnen soms al moeilijk te volgen, maar hier wordt het af en toe wel heel erg lastig.

Romeinse rondgang

Maar alles, echt alles wordt goedgemaakt door de opname van Marx’ tien jaar later geschreven tweede pianoconcert met de titel Castelli Romani. Marx probeert hierin een rondgang door het oude Rome uit te beelden – de delen zijn dan ook genoemd naar Romeinse gebouwen: Villa Hadriana, Tuscanum en Frascati. Het is een dikke tien minuten korter dan het eerste concert en mede daardoor ook veel spannender. Maar ook het feit dat Marx veel van zijn melodieën uit de Italiaanse volksmuziek haalt draagt bij tot de samenhang. Volksmuziek kent over het algemeen een eenvoudige ritmiek, terwijl Marx juist neigt naar heel ingewikkelde ritmes. Het is dus juist het gemis van Marx’ volledige vrijheid dat het stuk ten goede komt.

Lively kan dit werk goed aan – geen moment klinkt het geforceerd, maar daarbij moet wel worden gezegd dat de eisen die dit werk aan de pianist stelt minder extreem zijn dan die van het Romantisches Konzert, waarvan de concurrentie (Hamelins opname voor Hyperion) duidelijk de betere versie afleverde. De begeleiding van Sloane en diens Bochumers is ook zeer behoorlijk, zij het niet briljant. Hetzelfde orkest voerde dit concert een aantal malen live uit, en is bovendien bezig om alle orkestwerken van Marx voor ASV op te nemen. Zet deze opname af tegen de eerste (met de Naturtrilogie) en het is duidelijk dat het orkest bezig is zich dit repertoire meer en meer eigen te maken.

Al heel lang was er behoefte aan een opname van Castelli Romani en het is heel goed dat die er nu eindelijk is. Het is gelukkig ook een heel goede opname, maar die van het Romantisches Klavierkonzert is desondanks niet van hetzelfde niveau als die van Hamelin. Lively en Sloane zijn duidelijk veel meer op hun gemak in Castelli dan in het Klavierkonzert. En het is dat stuk dat de aanschaf van deze CD meer dan rechtvaardigt.

Boeken / Fictie

Angst van de mens

recensie: H.G. Wells - The War of the Worlds

De wetenschap heeft het grootste deel van de mensheid nu gerustgesteld, maar lange tijd geloofde men massaal in een invasie van Marswezens. De Britse schrijver H.G. Wells speelde in het beruchte War of the Worlds (1898) in op die angst. Onlangs werd het boek opnieuw verfilmd. En aangezien een Hollywood-blockbuster de verkoopcijfers nooit veel kwaad kan doen, en omdat de vorige vertaling reeds een aantal decennia oud was, verscheen zijn bestseller pasgeleden in een nieuwe Nederlandse vertaling. Arie Storm, zelf schrijver, viel de eer te beurt het boek te vertalen.

In het rustige plaatsje Woking, ergens in Engeland, verschijnen de Marsbewoners voor het eerst. Ze worden gelanceerd in de richting van de aarde en komen daar neer in vreemde cilinders. Aanvankelijk vormen de nieuwe wezens geen probleem – ze bestaan, volgens de beschrijving van de ik-persoon, vooral uit hoofden, omdat ze al zover zijn in de evolutie dat ze alle overbodige lichamelijke vormen hebben afgelegd. Wanneer ze echter beginnen te sleutelen aan vreemde machines, neemt ieder exemplaar een schild en een driepoot aan, zodat ze nagenoeg onverslaanbaar worden. Bovendien storten meer en meer cilinders neer in het geteisterde land.

Overweging

~

Wells’ voornaamste doel is niet een sensationeel verhaal te schrijven. Door de verwijzingen van de ik-persoon, die het verhaal achteraf opschrijft, is al snel duidelijk waar het verhaal naar toe gaat. Belangrijker is de gedachte die Wells het boek meegeeft: alles waar we bang voor zijn, een invasie, uitroeiing, bewerkstelligen we zelf al tegenover anderen.

En voordat we hen te scherp veroordelen moeten we ons eerst maar eens herinneren welke meedogenloze en totale vernietiging onze eigen soort heeft uitgevoerd, niet alleen op dieren, zoals de verdwenen bizon en de dodo, maar ook op onze eigen lager ontwikkelde rassen. Zijn wij zelf zulke vredesdiscipelen dat we mogen klagen als de Marsbewoners oorlog voeren in diezelfde geest?

Deze boodschap is van alle tijden, want er gaat geen tijdsgewricht voorbij zonder een oorlog waarin mensen talloze soortgenoten ombrengen en de natuur onherstelbaar beschadigen; de Middeleeuwse kruistochten, de conflicten in het Midden-Oosten, het huidige terrorisme.

Merkwaardig hedendaags

Het feit in aanmerking genomen dat H.G. Wells het verhaal al in 1898 op papier zette (de gloeilamp was toen nog geen twintig jaar in gebruik), is War of the Worlds nog merkwaardig bij de tijd. Wells beschrijft dat de Marsbewoners technologisch gezien veel verder zijn dan de aardebewoners, in een schets die ook in een nieuw boek voor zou kunnen komen:

Het apparaat maakte de indruk van een metalen spin met vijf samengevoegde, beweeglijke benen en met aan het lichaam een buitengewoon aantal nauw samenwerkende hefbomen, stangen en tastende en grijpende tentakels.

Commotie

~

The War of the Worlds werd pas echt bekend toen in 1938 een hoorspel uitkwam dat gebaseerd was op het boek. Vele mensen geloofden de nieuwsberichten die in scène waren gezet, ze raakten in paniek en sloegen massaal op de vlucht zodat zelfs enkele wegen dichtslibden. Wells zelf beschrijft het heel anders. Zijn nuchtere Engelse personages blijven zo lang mogelijk gewoon thuis en verlaten pas terughoudend de huizen wanneer ze het nieuws niet meer kunnen ontwijken. Nog dagenlang na de inslag van de eerste cilinder zijn er mensen die de nieuwsberichten niet geloven, ook omdat die niet anders verspreid worden dan via kranten en mond-tot-mond-reclame.

Verfilmingen

H.G. Wells’ oeuvre omvat vele boeken, maar de reden dat The War of the Worlds daar de bekendste van is, is dat het boek al twee keer verfilmd is. In 1953 sleepte de eerste verfilming een Oscar voor de beste special effects in de wacht. Steven Spielberg regisseerde de versie die eerder dit jaar uitkwam. Beide films bevatten nogal wat dichterlijke vrijheden; The War of the Worlds anno 1953 speelde zich af in Amerika en Spielberg verving de rustige Engelse hoofdpersoon door een gescheiden man die zijn twee kinderen in een moordende autorit naar hun moeder moet brengen. En dus geldt voor The War of the Worlds wat voor zoveel verfilmde boeken geldt: het boek is beter.