8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel XII: Hip hop on Bones van KinematiX

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. In de komende aflevering van zondag 20 november heeft het duo KinematiX (Lucia Macari uit Moldavië en D. Riba uit de Oekraïne) een hele berg kunstvormen knap samengebracht in één project: Hip hop on bones.

In de komende aflevering van zondag 20 november heeft het duo KinematiX (Lucia Macari uit Moldavië en D. Riba uit de Oekraïne) een hele berg kunstvormen knap samengebracht in één project: Hip hop on bones.

~

Klinkt luguber, maar wat is het? Het is een serie elpees, een strip, een musical, beeldende kunst, hip hop, literatuur, pop, een film, theater en allemaal nog eens autobiografisch ook. Ai, complex… Laten we bij het begin beginnen: 2001, Chisinau, Moldavië. Een jonge vrouw loopt ’s nachts over straat naar huis na een avondje stappen. Ze wordt lastig gevallen door een groepje dronken jongens. Het loopt behoorlijk uit de hand en ze wordt het ziekenhuis in geslagen. Als ze haar verhaal doet bij de politie, blijkt ze daar te worden beschuldigd van valse getuigenissen.

Raps van strips

De vrouw, Lucia Macari, verhuist naar Nederland en maakt een stripverhaal over haar traumatische ervaring. Elk plaatje is een kleine collage, die doet denken aan de collages uit Monty Python. De gezichten van de hoofdpersonen zijn samengesteld uit de gelaatstrekken van verschillende Russische filmsterren.

D. Riba, gefascineerd door het hoge ‘straatgehalte’ van het verhaal van Lucia, legt al snel het verband met hip hop, zoals die is ontstaan in Amerikaanse getto’s in de jaren tachtig. En zo wordt het verhaal omgetoverd in een rap. In totaal worden er drie raps gemaakt. De eerste vanuit het oogpunt van Lucia zelf, de tweede vertelt hetzelfde verhaal vanuit de dader en de derde rap is het verhaal zoals de politieagent het ziet. Het is nu een muzikaal drieluik geworden.

Een spookachtig schouwspel

~

De raps zijn op drie verschillende elpees gezet, wat op zich al een ongebruikelijk medium is. Maar de elpees zelf zijn helemaal bijzonder. Ze zijn niet gedrukt op vinyl, maar gesneden uit de röntgenfoto’s die genomen zijn van Lucia’s gehavende schedel vlak na het incident. Deze manier van muziek uitbrengen is geïnspireerd op de methode die ze in de voormalige Sovjet Unie in de jaren zestig toepasten. Omdat vinyl te duur was, werden oude röntgenfoto’s gerecycled. Het was simpel, goedkoop en iedereen deed het. Vandaag de dag wordt het echter nergens meer zo gedaan; het was dan ook lang zoeken voordat Lucia een man in Amerika bereid vond om de raps op haar röntgenfoto’s te zetten. Het resultaat is van een verbazingwekkend hoge kwaliteit. Bij de tentoonstelling is een lichtbak bij de platenspeler geplaatst, in een kleine, donkere ruimte in de expositiezaal. De ronddraaiende schedel is een bijzonder en spookachtig schouwspel. De elpees zelf zijn verpakt in stripalbums: één over het meisje, één over de bad guy en één over de agent.

popclichés

De collages, de stripalbums en de röntgenfoto platen zijn momenteel te bezichtigen en te beluisteren in de Veemvloer in Amsterdam. Maar dat is nog niet alles. Op 6 december zal KinematiX een voorstelling geven in De Nieuwe Anita in Amsterdam. Het wordt een ongebruikelijke show waarin KinematiX Lucia’s verhaal vertelt aan de hand van verschillende popclichés. Het is bijzonder knap hoe Lucia en D. Riba met veel humor en fantasie een totaalkunstwerk wisten te creëren uit zo’n traumatische ervaring. Hoe ze dat hebben aangepakt kun je aanstaande zondag bekijken bij Nachtpodium.

Boeken / Fictie

Kleinzerige kampeerder

recensie: Verzameld Werk deel 5: Te oud voor kamperen? en andere verhalen

Ludieke actie: het Verzameld Werk van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon laten beginnen met deel vijf, en dan later dit jaar als opvolger nummer 14 uitbrengen. Een duidelijk statement van de bezorgers, die zich niet laten leiden door de chronologie en eerst het onbekende werk van de Aalsterse schrijver willen presenteren. In dit eerste en tegelijk vijfde deel vormt de novelle Menuet uit 1955 de hoofdmoot. Daaraan vooraf gaan de verhalen die later in onder meer Twee spoken werden gebundeld, en een koddige beschouwing over een kampeertocht in de Ardennen.

Maagpijn (1944), het eerste verhaal in Te oud voor kamperen? is niet Boons debuut. Op het moment dat hij het schreef had hij al twee romans in de boekhandel liggen, waaronder zijn met de Leo J. Krynprijs bekroonde debuut De voorstad groeit (1942). Naar het zich laat aanzien is het het autobiografische karakter van Maagpijn en de andere verhalen, dat de bezorgers heeft verleid tot opname, omdat ze daardoor zo mooi aansluiten op Menuet.

~

Maagpijn vertelt op onomwonden wijze hoe de schrijver, die als huisschilder de eindjes aan elkaar knoopt, in de oorlog met zijn maagkwaal van dokter naar dokter reist. Het levert een hilarisch en tegelijk diep tragisch verslag op van zijn hopeloze levensomstandigheden. Een lach en een traan, en dat op een zeer bizarre manier opgeschreven; een standaard tekstuele conventie als alineagebruik lijkt door Boon stelselmatig te worden genegeerd. De tekst grijpt je daardoor hardhandig bij de strot, een effect dat daarbij versterkt wordt door het meanderende en ‘Vlaamse’ taalgebruik. Boon springt zeer weloverwogen van de hak op de tak en laat zijn zinnen telkens op het nippertje níet ontsporen, wat van Maagpijn – naar analogie van de gelijksoortige romans – een ware conte fleuve maakt.

Tempobeul

Op jacht naar literaire wereldroem – het ging hem niet snel genoeg – kwam de tempobeul Boon al snel met een vervolg, dat in zijn kleine, Elsschottiaanse wanhoop nog aangrijpender is. Boon en zijn nauw verholen Jeanneke beginnen op aanraden van vrienden een uitleenbibliotheek, waarnaar het verhaal ook is genoemd. Voor het effect schildert hij op zeer uitvoerige wijze alles, maar dan ook echt alles wat mis kan gaan bij een dergelijke onderneming. In een veelzeggende stijlbreuk met het voorgaande verhaal gebruikt hij hier opeens wel weer alinea’s, waardoor zijn proza wat meer lucht krijgt.

Vooraleer we dan aan de hoofdmaaltijd kunnen beginnen, volgt eerst nog een amuse – de trekker van dit deel, dat daarom niet voor niets vernoemd is naar het weinig bekende Te oud voor kamperen? (1946). In kort bestek is dat het verslag van een nogal rampzalige kampeerpartij in de Ardennen, kort na de oorlog. De verteller, die zich vast had voorgenomen nooit te zullen gaan kamperen, slaat zich in gezelschap van vrouw en vrienden met enige moeite door de ontberingen en schrijft daar een opvallend sec verslag over, dat niet echt behoort tot de hoogtepunten uit zijn oeuvre. Meer dan een tussendoortje is het niet.

Godsdiensttwisten

~

Dan is Menuet van een geheel andere orde. Het verhaal is genoemd naar een langzame dans in driekwartsmaat, ditmaal uitgevoerd door een man in wie we veel van de schrijver zelf herkennen, zijn echtgenote (die ons ook al niet helemaal onbekend voorkomt) en het jonge dienstmeisje. De wisselwerking tussen dit drietal zorgt voor een broeierige spanning, die Boon op een heel bijzondere manier vormgeeft: bovenaan de bladzijden loopt als een lichtkrant in bovenkast één lange litanie van krantenkoppen over gruwelijke voorvallen. Opvallend daarin is het grote aantal berichten over verwilderde kinderen die ergens in een bos worden aangetroffen of anderszins worden verwaarloosd, evenals de vele berichten over moord, verkrachting en ander leed (“EEN VADER EN ZIJN ZOON STONDEN TERECHT WEGENS MOORD OP HUN VROUW EN MOEDER WIER HOOFD ZIJ MET EEN BEENHOUWERSMES AFSNEDEN EN DAARNA IN EEN OVEN VERBRANDDEN ‘OM EEN EINDE TE MAKEN AAN ALLE GODSDIENSTTWISTEN'”). Dat sluit dan weer mooi aan bij het grote thema van Menuet, namelijk de spanning tussen de dierlijke natuur van de mens en de maatschappelijke regels die hem trachten in te tomen. Onder de tekstbalk volgen dan in samenspraak de verhalen van achtereenvolgens man, meisje en vrouw, waarin opmerkelijk veel lust zindert. Deze wordt op een zeker voor die tijd bijzonder openhartige wijze beschreven, en staat in schril contrast met de vrieskelders waar de man op symbolische wijze emplooi heeft.

Dit eerste deel van Boons Verzameld Werk is goed verzorgd en voorzien van een uitgebreide verantwoording. Het bevat helaas geen noten, die toch redelijk op hun plaats zouden zijn geweest aangezien niet iedereen weet wat bijvoorbeeld het NSKK was, en waarom je er beter geen lid van kon zijn geweest. Niet alle teksten zijn in hun oorspronkelijke staat overgeleverd, waardoor de basistekst in enkele gevallen illusoir bleef en een reconstructie niet altijd mogelijk was. De bezorgers hebben dit ondervangen door in die gevallen een fragment bij te voegen. Te prijzen is verder het betaalbare paperbackformaat. Dat maakt Boons werk optimaal toegankelijk – en dat verdient deze merkwaardige en bovenal zeer grote schrijver zeker.

Boeken / Strip

Voorspelbaar

recensie: Taduc & Le Tendre - Chinaman: De Gehangenen // Lewis Trondheim - Mister I

De een is een deel uit een kwaliteitsserie van Dupuis, de ander is een experimentele strip van een doorgaans even experimentele auteur. Beide albums verschillen hemelsbreed van elkaar, maar ze delen een zekere voorspelbaarheid; bij beide delen weet je in feite al wat je te wachten staat. De Gehangenen van TaDuc & Le Tendre is namelijk een nieuw album in de al jaren lopende serie Chinaman, en Mister I van Lewis Trondheim lijkt wel heel erg op diens Mister O. In het geval van Chinaman pakt die voorspelbaarheid goed uit, bij Trondheim helaas iets minder.

Taduc & Le Tendre – Chinaman: De Gehangenen

~

In dit achtste deel van de serie Chinaman weten TaDuc en Le Tendre een origineel en onderhoudend verhaal neer te zetten, dat te lezen is als one-shot. Voor de vaste fans zijn er echter ook elementen uit vorige delen te herkennen. In dit avontuur worden twee nieuwe maatjes van Chinaman naar voren geschoven, die hij vermoedelijk in volgende delen weer bij zich zal hebben. Beiden lijken een waardevolle toevoeging voor de serie: Zed is een gokkende jongeman, die garant staat voor de komische noot. De ander, Horace, zorgt voor de nodige diepgang met zijn mysterieuze stilzwijgen en zijn voortdurende zelfmoordpogingen. Uiteindelijk wordt dat alles ook nog verklaard, al had Le Tendre dat wellicht beter voor een later avontuur kunnen bewaren: nu is het allemaal wel erg snel opgelost.

Perfecte afstemming

Toch heeft Le Tendre opnieuw voor een interessant verhaal gezorgd. Eigenlijk heeft Chinaman deze keer maar een bijrolletje in dit verhaal, vooral Horace en Zed staan in de schijnwerpers. In de bekende western-setting moeten de drie het opnemen tegen de bende van Wild Catty, een wulpse bandiete, maar eerst moeten ze tot elkaar zien te komen. Le Tendre werkt de nieuwe personages goed uit. Ze zorgen voor een leuk avontuur, dat dankzij de tekeningen van TaDuc ook een genot voor het oog is. Zijn tekeningen zijn realistisch en van zeer hoog niveau: de personages en de landschappen worden allemaal overtuigend in beeld gebracht, en ook de flashbacks zijn sterk uitgewerkt. Door een vreemde indeling van de plaatjes en wisselend kleurgebruik roept TaDuc een sfeer op die prima bij het verhaal past.

Voor liefhebbers van het werk van Le Tendre is dit album een aanrader, want hij is als vanouds op dreef. Ondersteund door de kwaliteitstekeningen van TaDuc is het een zeer geslaagd deel uit de serie Chinaman. Met Chinaman hebben Le Tendre en Taduc een personage gecreëerd dat je normaliter niet zal tegenkomen in een western en dát is tegenwoordig een opvallende prestatie.

Lewis Trondheim – Mister I

Altijd als er iets nieuws verschijnt van Lewis Trondheim, is het weer genieten van zijn originele ideeën en zijn over het algemeen zeer absurde verhalen. Met Mister I doet hij zijn reputatie helaas geen eer aan: het album is vooral een herhalingsoefening van het al jaren geleden bij dezelfde uitgever verschenen Mister O. Waar Mister O 30 pagina’s lang een ravijn probeerde te overbruggen, probeert Mister I voortdurend eten te pakken te krijgen. Hiervoor doet hij werkelijk alles wat hij maar kan verzinnen, maar nooit lukt het hem: in de meeste gevallen eindigt hij dood – net als Mister O.

Hetzelfde

~

Ook de paginaopbouw en de tekenstijl zijn weer hetzelde als voorheen: een ongelooflijk groot aantal miniscule plaatjes op een pagina, met als figuren allerlei simpele vormpjes met armen en benen. Dit is op zich leuk, maar het leest lastig en het speciale is er af, aangezien Trondheim al eerder zo te werk ging. De visuele humor doet sterk denken aan Donjon (de door Trondheim getekende welteverstaan) en dat is alleen maar positief te noemen, want als die humor er niet in zou zitten, dan zouden de verhaaltjes snel gaan vervelen. Ondanks de varierende settings is er namelijk sprake van een en hetzelfde idee, dat dertig keer wordt uitgewerkt – in feite een grote running gag dus.

Chinaman 8: De Gehangenen • Scenario: Serge Le Tendre • Tekeningen: Olivier TaDuc • Uitgever: Dupuis • Prijs: € 4.95 (softcover) • Pagina’s: 48 • ISBN: 90 314 2728 4

Mister I • Scenario & Tekeningen: Lewis Trondheim • Uitgever: Bries • Prijs: € 9,50 (hardcover) • Pagina’s: 32 • ISBN: 90 76708 33 9

Boeken / Achtergrond
special: 5. Armada

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige literaire tijdschriften. Vandaag nummer vijf: Armada.

De Wereldbibliotheek bestaat honderd jaar, en terecht. Het bedrijf begon met de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart en bracht later werk van auteurs als Dante, Goethe, Multatuli, Schopenhauer, Spinoza, Isabel Allende, Sándor Márai, Alberto Moravia en Susanna Tamaro. Ook heel bijzonder: De Wereldbibliotheek is één van de laatste serieuze uitgeverijen in ons land die nog zelfstandig zijn. Sinds tien jaar geeft de uitgeverij bovendien het kwartaaltijdschrift Armada uit.

Idealistisch project

~

Een particulier initiatief lag aan de basis van de uitgeverij. In 1905 begon ene Leo Simons de Maatschappij voor Goede en Goedkope literatuur. Een idealistisch project. Lezers konden abonnementen nemen op de uitgaven en zo op relatief voordelige wijze kennis nemen van hoogtepunten uit de wereldliteratuur (de naam wijst daar al enigszins op) en van werken over uiteenlopende onderwerpen van maatschappelijk belang. Honderden titels zijn het inmiddels, in een oplage van bij elkaar miljoenen.

Als uitvloeisel werd bovendien in 1925 de WB-vereniging opgericht, ter ondersteuning van wat de Winkler Prins noemt het ‘door de maatschappij ondernomen volksontwikkelingswerk’, wat dan ook weer een korting opleverde bij de aanschaf van boeken uit het fonds. Kom daar tegenwoordig maar eens om. Niet dat het altijd even voorspoedig ging, de uitgeverij spreekt zelf al van een historie met pieken en dalen, maar het is toch knap dat hij nog bestaat en bloeit als zelden tevoren, en daarbij nog steeds kwaliteit brengt. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

De Wereldbibliotheek geeft sinds tien jaar ook een eigen tijdschrift uit: Armada. Daarvan zijn inmiddels veertig nummers verschenen, over de meest uiteenlopende onderwerpen, met per editie een ander thema. Dat kan van alles zijn, waarbij de ondertitel Tijdschrift voor wereldliteratuur als leidraad en baken dient. Als je alle aangesneden onderwerpen beziet, valt daar enorm veel onder – wat logisch is, de aarde is nu eenmaal erg groot en vol met schatten, ook literaire en culturele. Armada houdt het bovendien niet strikt bij de literatuur, wat het wel zo interessant maakt.

Wagner

~

Een kleine greep uit de behandelde zaken geeft op zich al een aardig adequaat beeld van waar het tijdschrift zich mee bezighoudt: postkoloniale literatuur, indianen in de westerse beeldvorming, Arthur Schopenhauer, Richard Wagner en de kunst van het woord, exotisme in oost en west, censuur, wraak, de roman fleuve en in het laatste nummer van alles en nog wat over de romanschrijver, essayist en criticus W.G. Sebald, die dankzij recente vertalingen hier ernstig in de belangstelling staat.

De daarvoor verschenen editie over tuinen in de literatuur – met als titel O heerlijk paradijs – is een mooie kennismaking met de algehele sfeer waar het blad naar streeft. Die kenmerkt zich door breedte, diepte en toegankelijkheid. De breedte wordt gewaarborgd door het grote aantal verschillende deelnemers, die uit diverse hoeken commentaar leveren op het hen toegewezen dan wel zelf gekozen onderwerp. Het aardige is, dat de schrijvers en redacteuren zich daardoor eerder laten uitdagen dan intomen, wat een boeiende mengelmoes oplevert waarin voor ieders gading iets te vinden is.

Een overzicht in een notedop zegt eigenlijk al genoeg: Piet Gerbrandy analyseert de Laaglandse Hymnen, weer iemand anders schrijft over de Hongaarse schrijver (daar zijn we weer) Márai, er is proza van Erik Hartveld, Willem G. Weststeijn brengt een inleiding over de cultuur van de tuin in algemene zin, Anton Korteweg levert vier tuingedichten, Peter van Zonneveld drie, Ton van Strien belicht ‘de buitenplaats in de Nederlandse poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw’, van de zestiende eeuwse Spanjaard Luis de León zijn tuingedichten vertaald, van William Carlos Williams een gedicht over een mus en van Zola een prozafragment. Ieme van der Poel tuiniert met Colette, en dan is er ook nog aandacht voor de tuin in Japan en maken we kennis met de Surinaamse dichter Trudi Guda. Dat alles in een bestek van niet meer dan 120 bladzijden, een hele prestatie.

~

Niet alles zal naar ieders zin zijn, en strikt gesproken passen veel bijdragen uiteraard ook in concurrerende uitgaven. Maar alles bij elkaar is het een geslaagd amalgaam. Alles uit den treure bespreken is ondoenlijk. Naast de analyse van Gerbrandy – over Ter Balkt kan niet genoeg geschreven worden –, springt wat mij betreft de bijdrage van Lotte Jensen over Friese tuinpoëzie uit de zeventiende en achttiende eeuw eruit. Dit alleen al vanwege het feit dat je niet eens wist dat het bestond, wat weer moed geeft in deze zware tijden. Centraal staat de minor poet Klaas Pieters Hoeckstra, van wie in 1679 het verzameld dichtwerk verscheen waarin regels voorkomen over borsten die volgens Jensen van een ‘verpletterende stunteligheid’ zijn. Wat op zich alweer nieuwsgierig maakt, want wat een vreemde man moet dat zijn geweest.

Niet dat we veel over hem weten; Jensen meldt een aantal levensfeiten, en verder moeten we op de poëzie afgaan. Het weerhoudt haar overigens niet van lustig speculeren. Hoeckstra was straatarm en schreef zijn verzen, waarvan veel over zijn tuin, als excuus voor het vragen van een aalmoes aan hoge heren en dames, waarbij hij zich regelmatig volledig liet meeslepen. Dat heeft uiteindelijk nog effect gehad ook. We lezen zijn poëzie nog steeds, maar ook verscheen na zijn debuut als spoof een tweede druk vol spotverzen van andere dichters. Die overigens in het licht der geschiedenis nou ook weer niet zo hemelhoog boven de regels van Hoeckstra uitsteken als ze zouden willen. En in de eeuwen daarna zagen uiteenlopende lieden zich nog steeds genoopt tot het leveren van zonder uitzondering smalend commentaar, dus helemaal voor niets is het toch niet geweest. Hoeckstra leeft, sterker nog: hij is nooit dood geweest. Waar een literair tijdschrift al niet goed voor kan zijn.

Voorzaten

Uiteraard speelt de eigen voorkeur bij de waardering een belangrijke, zo niet een doorslaggevende rol. Een aanzienlijk deel daarvan komt in eerste aanleg onbewust tot stand; door visuele en tactiele sensaties die het oordeel sturen, de manier waarop het blad vorm heeft gekregen, aanvoelt, er uitziet. Armada heeft de vorm van een dunne paperback, is meer een boek dan wat je je in eerste instantie voorstelt bij een tijdschrift. Fijn rustig opgemaakt en voorzien van relevante illustraties, leest het bovendien aangenaam. De inhoud is vervolgens telkens weer een aangename verrassing. De redactie slaagt tot op heden in het aantrekken van boeiende en interessante medewerkers, die niet alleen allerlei wetenswaardigheden debiteren, maar ook en vooral kennis laten maken met voordien niet of slechts vaag bekende culturele fenomenen, wat in eerste aanleg ook het uitgangspunt was van de Wereldbibliotheek en dier voorzaten – waarmee de cirkel weer rond is.

Armada
– Losse nummers: € 11,00 (alleen per stuk verkrijgbaar)
– ISSN: 1384105X
– Uitgeverij Wereldbibliotheek
Armada verschijnt 4x per jaar.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Theater / Voorstelling

Vrije vogels in een relatie

recensie: Mussen & Zwanen (Carolina Dijkhuizen e.a.)

Mussen zijn collectief trouw. Ze doen het alleen met mussen, maar met welke mus maakt niet uit. Ze lijken toch allemaal op elkaar. Zwanen zijn ijdel en blijven trouw aan hun partner. Wij mensen kunnen de keuze maken: houden we het bij één partner of fladderen we rond? Dat is de vraag waar het in de relatiekomedie Mussen & Zwanen om draait.

~

Je moet wel heel veel passie voor je vak hebben, wil je – naast een intensieve rol in een grote productie – een maand lang op je vrije maandag in een klein theater een ander stuk spelen. Carolina Dijkhuizen, Marcel Jonker en Rutger le Poole uit de musical The Lion King staan al anderhalf jaar van dinsdag tot zondag op de planken als Nala, Pumbaa en Zazu in het Fortis Circustheater in Scheveningen. En deze maand spelen ze dus ook vier keer in Amsterdam voor de voorstelling Mussen & Zwanen, samen met vakgenote Leona Philippo (alternate in Aida).

Tegenpolen

Het verhaal draait om twee stellen die elkaar tegenkomen op een verjaardag. Esther en Aram zijn al jaren gelukkig getrouwd. Ze zijn wat zwaarmoedig van aard en leven samen vanuit de beschermende gedachte elkaar vooral geen verdriet en pijn te willen doen. Corine en Rick leven daarentegen onbezorgd, modern en hebben een open relatie. Corine maakt van haar privileges meer gebruik dan Rick. En niet zonder gevolgen. Snel na de eerste ontmoeting tussen de vier dertigers valt Aram voor de sexy en wulpse Corine. In alles is zij de tegenpool van zijn eigen vrouw. Op het feest waar ze elkaar ontmoeten, draagt Corine een sexy vuurrode jurk, terwijl Esther een opaalblauwe lange jurk met bijpassende hoofddoek aanheeft. Ook Rick en Aram verschillen als dag en nacht. Aram is de dikke werknemer en Rick is de gladde zakenman, strak in pak.

~

Deze botsing van tegenpolen brengt de nadelen en voordelen van zowel een mussen- als een zwanenbestaan in beeld. Zo vergelijkt Corine terloops een affaire met Lassie-rijst: het is chemische rotzooi, maar het lukt altijd en is snel klaar. Hoe mooi het ook klinkt, ook in een moderne vrije relatie is er jaloezie.

Modern hoorspel

Bijna tien jaar geleden werd Mussen & Zwanen voor het eerst op het podium gebracht door Haye van der Heyden. Na de première in 1997 kwam er snel een vervolg, Mussen & Zwanen II, en in het seizoen 2000-2001 werd ook deel drie, Eten & Dansen, uitgebracht. Alle delen zijn volgens dezelfde formule opgezet: minimal comedy met maximaal resultaat.

In het simpele decor van deze Mussen & Zwanen – een muur van kratten zonder bodem zodat je er doorheen kan kijken – schetsen de acteurs de omgeving als in een hoorspel. De geluiden van een dagje varen, zoals de kikkers in het bos, het kabbelende water en vogels worden achter de muur met aanwezige voorwerpen nagebootst. Een fles met water die naast de microfoon langzaam heen en weer wordt geschud, maakt het geluid van peddelende roeiers. Met weinig middelen geven de acteurs zo een treffend beeld van herkenbare situaties. Door een korte omschrijving van de plek en de nagebootste achtergrondgeluiden, kleur je als toeschouwer zelf de situatie en het decor in.

Herkenning

Het ontbreken van een groot decor maakt de acteurs afhankelijk van hun mimiek, de intonatie van de tekst en hun spel. Het viertal weet daarin te overtuigen: door de ironische toon en de komische terzijdes waarin de acteurs hun eigen en elkaars rol becommentariëren, vergeet je soms dat je publiek bent in een theater. Jij bent als stiekeme getuige aanwezig op het feest, of zit aan de waterkant terwijl de stellen langs varen. Deze maand zijn Nala, Pumbaa en Zazu uit The Lion King op maandag geen dieren met menselijke trekken, maar mensen met dierlijke lusten.

Mussen & Zwanen wordt nog op maandag 21 en 28 november gespeeld in het Werkteater in Amsterdam.

 

Muziek / Album

Doorgewinterde debutante

recensie: Martha Wainwright - Martha Wainwright

Het Nederlandse publiek kon al eerder dit jaar kennismaken met Martha Wainwright tijdens het festival Bazar Curieux, waar haar optreden tot een van de hoogtepunten behoorde. Nu is er haar debuutalbum, met de titel Martha Wainwright. Een album waar ze anderhalf jaar aan heeft gewerkt en waar met veel nieuwsgierigheid naar werd uitgekeken. Niet in de laatste plaats omdat ze de dochter is van folkartiesten Loudon Wainwright III en Kate McGarrigle. En dan is er ook nog haar bekende broer, rijzende ster en muzikaal wonderkind Rufus Wainwright.

Goed, het is een beetje flauw dat haar bekende familie er te pas en te onpas wordt bijgesleept. Maar het is moeilijk de beste mensen onvermeld te laten. Sterker nog: het wordt je vrijwel onmogelijk gemaakt. Zo speelt haar moeder op twee nummers mee en horen we broer Rufus ook meerdere malen voorbij komen. Haar vader doet niet mee op de plaat, maar die zingt ze dan wel weer toe in Bloody Mother Fucking Asshole.

Levenservaring

~

Een van de redenen dat het vrij lang geduurd heeft voordat haar eigen album er kwam, is dat ze nogal kieskeurig was bij het uitzoeken van de producer. Die vond ze uiteindelijk in de persoon van Brad Albetta, met wie ze zo’n achttien maanden aan haar liedjes werkte. Een andere reden die Wainwright achteraf geeft, is dat ze eerst wat levenservaring moest opdoen voordat ze definitief voor een muzikaal bestaan zou kiezen. Bij het beluisteren van de liedjes lijkt het alsof de zangeres in de jaren dat ze die ervaring opdeed, vooral veel hartzeer heeft opgelopen. Haar teksten zijn heel persoonlijk (ze zingt zelfs over de gedachte aan zelfmoord) en gaan veelvuldig over liefde en leed. Ondanks alle ellende klinkt er echter ook altijd hoop door.

Tijdloos

Met haar stem weet ze in elk nummer moeiteloos de juiste emotie op te roepen. Zo klinkt ze soms klein en kwetsbaar (Don’t Forget), dan schreeuwt ze wanhopig (Ball & Chain) en dan weer klinkt ze sterk en ongelooflijk kwaad (Bloody Mother Fucking Asshole). Welke toon ze ook aanslaat, ze weet altijd te ontroeren. Soms doet ze denken aan andere grote vrouwen in de muziek, zoals Kate Bush, Stevie Nicks, Joni Mitchell of Tori Amos. Maar Wainwright heeft bovenal een heel authentiek en tijdloos geluid. Zowel wat betreft haar eigen materiaal als haar vertolkingen van andermans werk.

Net als haar broer put ze dankbaar uit de rijke muziekhistorie. Haar vertolking van Whither Must I Wander (geschreven door Robert Louis Stevenson, auteur van ondermeer Dr. Jekyll and Mr. Hyde) is een goed voorbeeld van dat tijdloze. Hoewel de melodielijn duidelijk een negentiende eeuwse oorsprong verraadt, trekt Wainwright het nummer op geheel eigen wijze naar het hier en nu.

Dertien prachtige warme nummers op een album dat ontroert. Martha Wainwright is een krachtige, nieuwe stem in de folkscene en daarbuiten, en haar debuut is er een met klassieke allure. De familie kan trots op haar zijn.

Martha Wainwright opent 25 november en 26 november 2005 voor haar broer in respectievelijk de Stadsschouwburg Groningen en Paradiso Amsterdam. Ze staat de 29e in Rotown Rotterdam en op 1 december in de Melkweg Amsterdam.

Boeken

Mythes rondom Godfather ontsluierd

recensie: Harlan Lebo - The Godfather Legacy

Bijna iedereen heeft The Godfather-trilogie gezien. Het is niet zomaar een serie films, het is een begrip. De destijds nog onbekende regisseur en acteurs zijn inmiddels al decennialang supersterren. Vijfentwintig jaar na dato doet Harlan Lebo in zijn boek The Godfather Legacy een redelijk geslaagde poging om een compleet overzicht te geven van het wel en wee van dit filmfenomeen.

Mario Puzo’s The Godfather was in de jaren zestig een enorme bestseller. Toen bekend werd dat de roman verfilmd zou worden, was dat groot nieuws. Er deden vrijwel onmiddellijk allerlei verhalen de ronde: het miljoenenproject zou geregisseerd gaan worden door een vrijwel onbekende regisseur (Francis Ford Coppola), de maffia zou de producers bedreigd hebben, een van de hoofdrolspelers (Marlon Brando) zou voor enorme problemen hebben gezorgd terwijl een andere (Al Pacino) een vreselijk slechte acteur zou zijn, de studio zou de stekker er halverwege hebben willen uittrekken… bla, bla, bla… Zo veel verhalen en geruchten, zo weinig feiten. De Amerikaanse schrijver Harlan Lebo onderzocht het waarheidsgehalte van al deze verhalen, waarna hij probeerde feit en fictie van elkaar te scheiden.

Kritieke punten

~

Aan de hand van een groot aantal interviews met betrokkenen geeft Lebo in The Godfather Legacy een blik achter de schermen van de filmopnames. Zo brengt hij nauwkeurig de spanningen tussen verschillende betrokken partijen in beeld. Het heeft er inderdaad regelmatig op geleken dat de film er nooit zou komen. De studio nam een enorme gok met Coppola en van tijd tot tijd stonden de producers dan ook op het punt hem te ontslaan. Er liepen zelfs andere regisseurs op de set rond die het werk van Coppola onmiddellijk konden overnemen als de studio dat zou wensen. En het had inderdaad maar een haartje gescheeld of Al Pacino was nooit beroemd geworden als Michael Corleone, want alle eerste opnames met hem werden door de studio in de prullenbak gemieterd. Geen verrassingen dan? Jazeker wel. Zo blijken de geruchten rondom Brando larie te zijn; alle geïnterviewde betrokkenen prijzen zijn vriendelijke en ontspannen werkwijze. Tevens blijkt dat bedreigingen van de maffia nooit aan de orde zijn geweest (hoewel er wel gangsters op de set rondliepen).

Eenzijdig beeld

Het grote minpunt aan het boek is dat er erg weinig aandacht wordt besteed aan het tweede en derde deel van de trilogie. Dit is uiteraard wel logisch, omdat het succes van het eerste deel voor veel goed geplaveide wegen zonder obstakels zorgde, maar toch. Aangezien hierover juist minder verhalen de ronde doen, was het aardig geweest om een beeld te krijgen van de gang van zaken bij deel twee en drie. Ook over die opnames zijn er de nodige geruchten, zoals over een ruzie tussen Pacino en De Niro en bemoeienissen van de Amerikaanse overheid, maar hierover lees je niets. Dit doet gelukkig niet al te veel af aan het boek.
Lebo schrijft vlot en geeft een interessant en overzichtelijk beeld van alles wat er rondom de productie gebeurde. Verder is het voorzien van veel nog nooit gepubliceerde foto’s uit de Paramount-archieven. Voor de vele fans van deze trilogie is The Godfather Legacy een levendig en interessant boek.

Film / Films

Het mysterie van de twijfel

recensie: The Exorcism of Emily Rose

Halverwege de jaren ’70 van de twintigste eeuw stierf in Beieren de 23-jarige Anneliese Michel aan de gevolgen van ondervoeding. Haar strenggelovige ouders en twee priesters waren er van overtuigd dat het meisje bezeten was door demonen, maar de autoriteiten beschuldigden hen van dood door verwaarlozing. De ouders en de twee priesters werden veroordeeld tot zes maanden cel. Dertig jaar later verplaatsen schrijvers Paul Harris Boardman en Scott Derrickson de zaak van Beieren naar de Verenigde Staten: Anneliese Michel wordt Emily Rose.

~

Gezien de titel en het onderwerp is het onvermijdelijk om The Exorcism of Emily Rose te vergelijken met die andere, bijna legendarische film over duiveluitdrijving: The Exorcist uit 1973. Net als zijn voorganger is Emily Rose geen horrorfilm – hoewel die indruk door de trailers wel wordt gewekt. De film heeft de vorm van een rechtbankdrama waarin de advocaten van beide partijen proberen uit te zoeken wat zich heeft afgespeeld rond het meisje.

Twijfel

Maar omdat we vanaf het begin al weten hoe het met Emily afloopt, ligt het mysterie van de film niet in de vraag wát er precies is gebeurd. De nadruk ligt op het effect die de zaak heeft gehad op verschillende mensen, en dan met name op de advocaat (Laura Linney) van de duiveluitdrijvende priester (Tom Wilkinson). Aan het begin van de zaak (en de film) is ze rotsvast in haar agnostische opvattingen, gaandeweg begint ze steeds meer te twijfelen. De boodschap is uiteindelijk dan ook dat twijfelen niet verkeerd hoeft te zijn – zelfs niet voor een advocaat. Recht tegenover haar, zowel in de rechtbank als in zijn opvattingen, staat de christelijke openbare aanklager met de symbolische achternaam Thomas. Het potentieel interessante gegeven van de gelovige in een functie die zich alleen bezighoudt met feiten wordt niet goed uitgewerkt en Thomas blijft dan ook een karikatuur.

Waandenkbeelden

~

Waar William Friedkin The Exorcist filmde in een afstandelijke documentairestijl, is Emily Rose conventioneler en uiterlijk meer een Hollywoodproductie. Doordat we via flashbacks in het hoofd van Emily kruipen en zien wat zij ziet, wordt de film tegelijkertijd spannender en minder spannend: we weten als ‘objectieve’ kijker namelijk dat Emily’s visioenen waandenkbeelden zijn, hoe realistisch ze dan ook mogen lijken door de make-up en snerpende vioolmuziek. In The Exorcist was je nooit zeker van de aard van de krachten die het meisje Regan teisterden, wat de spanning alleen maar verhoogde.

Het is misschien niet helemaal eerlijk om Emily Rose te vergelijken met een meesterwerk van meer dan 25 jaar oud – de overeenkomsten èn verschillen zijn gewoon te duidelijk aanwezig. Emily Rose haalt het niet bij The Exorcist, maar dat hoeft ook helemaal niet. Boardman en Derrickson hebben een andere invalshoek dan Friedkin, en dat maakt Emily Rose in ieder geval tot een interessant studieobject.

Boeken / Fictie

Het begin van de code

recensie: Tom Egeland - Het einde van de cirkel

Het succes van De Da Vinci Code heeft heel wat mensen ertoe gebracht om ook in de pen te klimmen. De een schreef een soortgelijke roman, de ander een wetenschappelijke analyse over het boek en weer een ander een op de roman gebaseerde reisgids. Uitgevers, schrijvers, reisorganisaties, musea, je kunt het zo gek niet bedenken of ze profiteerden van het overweldigende succes van De Da Vinci Code. Zo ook Tom Egeland. Met Het einde van de cirkel heeft hij een roman geschreven die op veel vlakken opvallende overeenkomsten vertoont met De Da Vinci Code.

Zo bevatten beide romans raadsels rondom de geschiedenis van Jezus, besteden ze beide aandacht aan geheime genootschappen, en bevatten ze een albino in een leidende rol. En niet te vergeten: in beide werken is er de door Europa reizende wetenschapper, op jacht naar de oplossing van Het Raadsel.

Plagiaat

~

Je zou Egeland dus misschien wel van plagiaat kunnen betichten, ware het niet dat hij zijn boek al twee jaar voor het verschijnen van Dan Brown’s bestseller had gepubliceerd. Ten tijde van de publicatie van Het einde van de cirkel werd er echter nauwelijks aandacht aan de roman besteed. Het boek leefde zodoende lange tijd een onopvallend bestaan, tot het succes van De Da Vinci Code het nieuw leven inblies. Nadat aanvankelijk alleen Noorwegen van Egelands roman had kunnen genieten, volgden nu al snel Zweden, Denemarken, Finland en Brazilië. En nu dus ook Nederland. Met extra dank aan De Da Vinci Code.

Verschillen

Gelukkig zijn er naast de in het oog spingende overeenkomsten ook enkele verschillen tussen beide boeken aan te wijzen. Daar waar De Da Vinci Code zich richt op de kunstgeschiedenis, staat in Het einde van de cirkel de archeologie centraal. De hoofdpersoon Bjørn Beltø, een albino archeoloog, is ook niet te vergelijken met Dan Brown’s Robert – Indiana Jones – Langdon. En waar Brown’s bestseller van begin tot eind een spannende pageturner is, hanteert Tom Egeland een beduidend rustiger tempo. Maar dat maakt het boek er niet minder op. Wel anders.

~

Het begint allemaal tijdens een archeologische opgraving nabij het Varnaeklooster in Noorwegen, waarbij Bjørn Beltø toezicht dient te houden. Het Engelse onderzoeksteam stuit daarbij op een vreemd kistje en probeert dat het land uit te smokkelen. De oplettende en vasthoudende Beltø weet dat echter te verhinderen, en weet zelf het kistje te bemachtigen. Vervolgens zetten ‘onbekende machten’ alles op alles om het kistje weer van Beltø te ontvreemden. Zoals het een goed romanfiguur betaamt, weet Beltø echter van geen wijken en komt hij langzaam maar zeker achter de beweegredenen van de personen die achter het kistje aan zitten.
En dan blijkt dat het kistje een geheim bevat dat niet alleen te groot is voor Beltø, maar misschien wel voor de hele wereld.

Het is juist de rust van Het einde van de cirkel die het boek zo onderscheidt van De Da Vinci Code. Deze rust komt vooral tot uiting in het hoofdpersonage Bjørn Beltø, een serene kalmte uitstralende albino met een psychiatrisch verleden en soms bizarre gedachtengangen.

Ik kan de volgende seconden niet echt goed beschrijven. Eigenlijk gebeurt er niets meer dan dat hij lacht om mijn ironische grapje. Maar het is alsof zijn blik en lach ons uit het British Museum tillen en ons in een vacuüm zetten waarin de tijd stilstaat. … Woorden, stemmen, geluiden komen samen in een flits van herinneringen. Op hetzelfde moment klikt de realiteit weer terug op zijn plaats. … Ik denk: grote God, als dit weer gebeurt, moet ik als ik thuis kom dokter Wang bellen!

Kalme pageturner

De kalmte waarmee Beltø de problemen die hij ondervindt tegemoet treedt, maakt Het einde van de cirkel tot een aangenaam lezend boek. En hoewel er niet zoveel actie in zit als in Dan Brown’s succesroman, blijf je jezelf voortdurend afvragen wat er in het kistje zit en welke gevolgen de onthulling van dat geheim zou kunnen hebben. Ook hier wordt je meegezogen door je eigen fantasie over de mogelijkheden die bepaalde hypotheses over het geloof en de bijbel met zich meebrengen. En net als bij De Da Vinci Code heb je steeds de neiging het internet op te gaan om meer te weten te komen over geheime ordes en de bijbel. Zo’n onderbreking stel je echter voortdurend uit. Je wilt tenslotte weten hoe het verhaal afloopt. Stiekem blijkt Het einde van de cirkel toch nog een pageturner te zijn.

Boeken / Non-fictie

Een stoer mietje

recensie: Biografie: Charles Bukowski

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Het eerste deel in een reeks over de biografie: Charles Bukowski van Barry Miles.

Charles Bukowski was oorspronkelijk geen Amerikaan; hij werd geboren in het Duitse Aldernach. Zijn vader, een Amerikaanse soldaat van ingewikkelde Duits-Poolse komaf, en zijn Duitse moeder verlieten het Rijnland in 1922, toen Charles Bukowski twee jaar oud was. Het is een van de feiten die de schrijver en dichter Henry Charles Bukowski, roepnaam Hank, alleen vermeldde als het hem uitkwam in zijn als ’95 procent waar’ bestempelde verhalen.

Imago

~

Bukowski’s niet-Amerikaanse afkomst stond op gespannen voet met zijn imago als de belichaming van de onderwereld van Los Angeles, de stad waar hij zijn jeugd doorbracht en waar zijn meeste verhalen zich afspelen. Wat zijn publieke beeld betreft was Bukowski tegelijkertijd oprecht en een poseur. Het is de rode draad in Barry Miles’ biografie.

Miles, een beruchte ‘rock critic’ uit de jaren ’70, is momenteel in feite uitgegroeid tot de Geert Mak van de recente Amerikaanse en Britse (muziek-)geschiedenis. Hij schreef eerder de biografieën van de heilige drie-eenheid van de beatgeneratie: Ginsberg, Burroughs en Kerouac (waar Bukowski overigens niks van moest hebben). Ook is hij bekend geworden met andere populair-historische boeken als The Beat Hotel (opnieuw over dit drietal) en Hippie.

Miles, die Bukowski meestal als ‘Hank’ aanduidt, volgt de levensmystificatie van de auteur vanaf zijn moeizame jeugd in Californië tot aan zijn geheiligde laatste jaren. Bukowski was toen al zo legendarisch dat hij zijn vaste uitgever, de Black Sparrow Press, in 1980 kon dwingen tot een heruitgave van het werk van John Fante, de toen vergeten schrijver die zijn jeugdheld en grote voorbeeld was.

Makkelijk ging het allemaal niet. Bukowski’s ego werd in zijn puberjaren geknakt door een hanige vader die hem mishandelde, een kille klassiek-Duitse moeder met wie hij amper sprak en tenslotte door zijn extreme, de dokters verbazende acné, waarvoor hij wekelijks een doorpriksessie met de elektrische naald moest doorstaan. Hij moest het leven door met een gezicht vol littekenweefsel, inclusief dikke, halfgesloten oogleden, die hem later zijn beruchte grimmige, alwetende blik zouden geven.

High School Nazi

Als eenzame, lelijke puber begon hij ook te drinken en te vechten, iets waar hij zijn hele leven niet meer mee op zou houden. In het tweede hoofdstuk, getiteld High School Nazi, beschrijft Miles hoe Hank Bukowski in de jaren ’30 bovendien bij de lokale nazi-club ging – een fenomeen dat vaker voorkwam dan sommige Amerikanen tegenwoordig willen weten. Een explosief mengsel van haat voor zijn Amerika-minnende vader en de behoefte om zich af te zetten tegen de andere schooljongens, maakte hem tot een fanatieke fascist – overigens zonder iets af te weten van de bijbehorende rassentheorieën – die gretig de pro-nazi-krant de Los Angeles Examiner las.

Het is een van de interessantste en meest onbekende perioden uit het leven van Bukowski. Doordat Miles alles verklaart vanuit de sterke neiging van de schrijver om zich overal tegen af te zetten, blijft het hoofdstuk echter vooral aan de oppervlakte hangen. Hij schetst een wat triest, zij het waarschijnlijk dicht bij de waarheid liggend beeld van een man die in zijn oeuvre steeds bezig was de gaten en holle ruimtes op te vullen in zijn publieke imago van ’tough guy’. Want uiteindelijk was Bukowski een twijfelaar tot op het bot, die middenin zijn beroemde tijd on the road (eind jaren ’40) opnieuw als man van 26 voor twee jaar bij zijn ouders introk.

Tragikomische anekdotes

“Then began the legendary, mythical life of Charles Bukowski,” schrijft Miles aan het begin van het volgende hoofdstuk. En inderdaad zijn er vanaf die periode heel wat minder leemtes in het beeld van de ‘writer, poet and bum’ te vinden. Miles blijft bij zijn constatering dat “eerder 50 dan 95 procent” van de Bukowski-verhalen waar is, maar dat verhindert hem niet grote gedeelten van zijn biografie geheel of gedeeltelijk te baseren op ’s mans proza (vooral op zijn autobiografische werk Ham on Rye uit 1982), waarbij hij wel steeds fijntjes wijst op tegenstrijdige berichten.

Dat Bukowski’s proza eigenlijk alleen als bron van levensfeiten wordt gebruikt is het teleurstellende aan dit boek. We komen alles te weten over de woeste drinkgelagen en de bargevechten van ‘Buke’ (“Not Buck as in fuck, but Buke as in puke”), maar wat nou precies zijn betekenis is geweest voor de Amerikaanse literatuur, komt niet aan de orde. Verder dan dat Bukowski alles “heel precies en in de meest eenvoudige taal” wilde beschrijven, naar het voorbeeld van zijn helden Fante, Hemingway en Céline, gaat Miles’ analyse niet. Andere minpunten (minder belangrijk maar niettemin erg hinderlijk) zijn de slechte redactie van het boek, vol scheve komma’s, en het consequent fout spellen van Duitse woorden als Verein (Miles: ‘Verrien’) en bildungsroman (‘Bildensroman’).

De documentatie van die levensfeiten is dan weer wel zeer grondig en uitgebreid, en levert mooie, tragikomische anekdotes op. Zoals die van een als gebruikelijk straalbezopen Bukowski, die op een feestje in 1983 op ex-Mr Universe Arnold Schwarzenegger afstapt en hem de huid volscheldt:

You little piece of shit! You and your big shitty cigar, who do you think you are? Just because you make these shitty little movies, you’re nothing special, you megalomaniac piece of shit…

Bukowkski stierf begin ’94, Schwarzenegger is momenteel bekender dan hij en bovendien gouverneur van Hanks geliefde staat, Californië.

Dit soort passages maakt van Charles Bukowski vooral een prettig bladerboek, want ze hebben natuurlijk niets van doen met het schrijverschap. Ironisch genoeg is dat nu juist het gevolg van de levenslange pose van het stoere mietje Buke. De man overschaduwt zijn eigen oeuvre zodanig dat we, naar te vrezen valt, op een meer inhoudelijke studie van leven en werk nog wel even kunnen wachten.

Troosteloze lyriek

Ongeveer gelijktijdig met Miles’ biografie verschijnt bij De Bezige Bij een goedkope, geheel herziene heruitgave van twee van Bukowski’s belangrijkste romans: Postkantoor (Post Office, 1971) en Vrouwen (Women, 1978), beide voorzien van exact dezelfde inleiding door Joost Zwagerman. In Postkantoor introduceert Bukowski voor het eerst zijn alter ego Henry Chinaski. Chinaski weet rond de kerstdagen een baantje als kersthulpkracht bij de posterijen te bemachtigen. Reeds op de tweede dag scoort hij een lekkere wip en waant hij zich in het paradijs:

Maar ik moest aldoor maar denken: jezus, ’t enige wat die postbodes doen is brieven door gleuven schuiven en neuken. Dit is een baantje voor mij, reken maar van yes.

Dit schijnbare paradijs blijkt echter al snel een ware hel te zijn. In een rauwe, kale en gewelddadige stijl schetst Bukowski het hilarische, maar evengoed tragische leven van een postbesteller die op moet boksen tegen de tirannie van de betaalde arbeid.

In Vrouwen is Henry Chinaski uitgegroeid tot een schrijver van enig postuur die zijn dagen slijt met drinken, gokken, neuken en andersoortige dubbelzinnige genoegens. Het geheel vormt troosteloze lyriek vol drieste seks, die Bukowski in enerzijds meedogenloze en anderzijds dolkomische scènes op papier heeft gesmeten. Onder de titel There’s no Business verschijnt eveneens een bundeling van twee door Robert Crumb geïllustreerde verhalen: There’s no Business en Geef me je liefde.

Charles Bukowski • Postkantoor • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 10,00 (paperback) • 207 bladzijden • ISBN 90-234-1742-9

Charles Bukowski • Vrouwen • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 12,50 (paperback) • 407 bladzijden • ISBN 90-234-1743-7

Charles Bukowski & Robert Crumb • There’s no Business • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 3,50 (paperback) • 32 bladzijden • ISBN 90-234-1756-9

Zie ook in deze reeks: Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.