Muziek / Album

Ongrijpbare Finnen

recensie: Paavoharju - Yhä Hämärää

Dankbaar mogen we ze zijn, het Nederlandse distributiebedrijfje Clearspot, dat zich specialiseert in obscure muziek. Zonder hen lag er in ons land geen Dungen in de schappen en zou er hier nog nooit iemand hebben gehoord van Paavoharju. Dit Finse collectief komt namelijk met een ongrijpbaar debuutalbum op de proppen, dat wellicht het meest avontuurlijke en originele album van het jaar is.

~

Het duurt een flink aantal luisterbeurten voordat je ongeveer weet waar je naar luistert, en dan nog blijft het deels een raadsel. Het album opent met een geluidscollage van elektronische samples, toetsen en, neem ik aan, blazers. Mysterieuze klanken (noem het ambient), flarden van een melodieus patroon. Vijf minuten later beginnen de computerbeats (een vleugje Múm), snerpende geluiden, een akoestische gitaar en analoge keyboards die speelse melodieën produceren. Het geheel wordt begeleid door een indringende vrouwenstem die in het Fins zingt, maar eerder Oost-Aziatische invloeden verraadt.

Surreëel

Zo’n opening kan maar één ding betekenen: dit is een bijzonder album. De klanken van Valo tihkuu kaiken läpi keren terug in Ilmaa virtaa, maar dan in andere vorm: dit nummer is een soort deconstructie van de hoofdmelodie. De rest van Yhä Hämärää is gevuld met soortgelijk materiaal: een bizarre mengelmoes van stijlen en invloeden (elektronica, samplecollages en Finse folk sluiten hier naadloos op elkaar aan). Het is virtuoos, schijnbaar moeiteloos gespeeld en gezongen, en gedrenkt in een mysterieuze, hier en daar surreële sfeer. Puhuri opent met pianosamples en overlappende praatzang, maar ontpopt zich tot een indringende piano/zangcompositie die nog het meest lijkt op Sigur Rós in een minder bombastisch moment. Conventioneler, maar niet minder fascinerend, klinkt de band op Aamuauringon tuntuinen, een eenvoudig gitaarlied met opnieuw die mysterieuze stem en (voor ons) onbegrijpelijke teksten, en op afsluiter Musta katu, een melancholisch folkliedje.

Willekeurig

Het enige nadeel van dit wonderbaarlijke album is het gebrek aan structuur: een paar al te ontoegankelijke geluidscollages (Vitivalkoinen en On yhä hämärää) zijn als opvullers gebruikt en het geheel lijkt willekeurig samengesteld. Al te storend is dat niet, maar het is wel de reden dat Yhä Hämärää een moeilijk te bevatten plaat is in plaats van een instant-klassieker. Evengoed zul je lang moeten zoeken voor je op het westelijk halfrond even avontuurlijke en intrigerende muziek vindt.

Boeken / Fictie

De macht van liefde die voorbij gaat

recensie: Herman Leenders - De Echtbreukeling

De ellende van een echtscheiding. De onvoorstelbare woede en haat die er kunnen ontstaan bij twee mensen die eens geliefden waren. Herman Leenders schrijft erover in De Echtbreukeling, een boek dat op brute wijze het moment blootlegt waarop liefde plaatsmaakt voor haat.

K. is een wat ellendig figuur. Hij is schrijver, maar de laatste keer dat er iets van hem werd gepubliceerd is niet duidelijk. K. is jaloers op mensen die wél schrijven, bij wie de woorden gewoon komen bovendrijven. Behalve schrijver is hij ook echtgenoot en vader, een positie die pas belangrijk wordt als hij hem dreigt te verliezen. Vanwege zijn wat puberale ontevredenheid is K. geen personage met wie je meeleeft als hij door een zeer pijnlijke echtscheidingsprocedure gaat. Heeft hij het ook niet aan zichzelf te wijten? Dat het boek evengoed aangrijpend en ontroerend is, is te danken aan de kracht en snelheid waarmee Leenders zijn verhaal vertelt.

Knoop in je maag

~

K. is getrouwd met Frida, en vroeger hadden ze het heus wel fijn. Maar met de jaren is zij steeds neurotischer geworden, hij meer en meer ongelukkig, en het bed steeds groter. Je zou denken dat een scheiding dan voor allebei de juiste oplossing is, iets waarmee je de ander een plezier doet. Maar Frida maakt het K. niet gemakkelijk. Hij verlaat zijn huis, hij ziet zijn kinderen amper, maar nog is het niet genoeg; Frida lijkt K. kapot te willen maken.

De verwijten van Frida zijn eindeloos. Dat zijn boeken belangrijker voor hem zijn dan zij, dat hij nooit kan toegeven dat hij fout zit, dat hij nooit naar haar luistert. De monologen van Frida waarin ze tegen K. tekeergaat en hem vertelt wat er allemaal mis is aan hem zijn zo ontnuchterend, zo verschrikkelijk echt dat het lezen ervan bijna een maagkramp veroorzaakt. Een uitgeschreven ruzie waarbij onredelijkheid en zelfbeklag troef is, is geen pretje om te lezen. Zeker als het pagina’s lang doorgaat.

Je hebt gezegd: ik ben je gezaag beu. Het zit in mijn kop dat je dat hebt gezegd. Ik leef al acht uur met dat verwijt. Je hebt dat gezegd. Zwijg. Ik heb acht uur geleefd met die woorden. Voilà! Jij kunt ook dingen rechtzetten maar je doet het nooit. Nooit. Nooit. Nooit. Ik heb nooit de gelegenheid om dingen recht te zetten. Dat kan gewoonweg niet bij jou. En al die dingen waar jij voor wegloopt, dat zijn dingen die je jezelf aandoet. Ik sta daar buiten. Ik kan daar niets tegen inbrengen.

Ontsnappen aan de terror-echtgenote

Dat K. op een mooie dag besluit Frida voor eeuwig het zwijgen op te leggen blijft gedurende het hele boek een mogelijkheid. Maar het gebeurt niet. K. gaat door een verschrikkelijke depressie, hij wordt weer verliefd, en altijd op de achtergrond is daar Frida die zijn leven terroriseert. De taal van Herman Leenders, Vlaams dichter van onder andere de bundel Ogentroost, is zo krachtig en beeldend dat het boek een extra gelaagdheid krijgt. Het is de taal die het gemoed en de gevoelens van K. aan het papier doen vastkleven, en de wijze waarop dat gebeurt is zo pakkend en fascinerend dat je de terreur – Frida en de daarbij horende maagkrampen – voor lief neemt.
De voldoening van K., zijn zoete wraak, ontvouwt zich op de laatste paar pagina’s. Maar Leenders heeft in zijn boek al zo’n eindeloze droefenis geschapen, zulk uitzichtloos cynisme, dat ‘eind goed al goed’ al lang geen optie meer is.

Kunst / Expo binnenland

Rineke Dijkstra – Portretten

recensie: Oog in oog met mensen zonder masker

De Nederlandse cineast Bert Haanstra maakte in de periode ’56 – ’57 ter gelegenheid van Rembrandts driehonderdvijftigste geboortejaar de korte film Rembrandt schilder van de mens. Hiertoe plaatste Haanstra een reeks van Rembrandts geschilderde zelfportretten, ontstaan in een periode van veertig jaren, in chronologische volgorde en liet deze op film in elkaar overvloeien. Daarbij werden de ogen steeds op dezelfde plek in het filmbeeld geplaatst. Rond die kijkende ogen zag de toeschouwer Rembrandts gezicht geleidelijk aan ouder worden. Tegelijkertijd leek het alsof je ook Rembrandt persoonlijkheid kon zien ontwikkelen.

Olivier, Frans Vreemdelingen Legioen, Kamp Raffalli Calvi, Corsica (18 juni 2001)
Olivier, Frans Vreemdelingen Legioen, Kamp Raffalli Calvi, Corsica (18 juni 2001)

Aan deze zelfportretten van Rembrandt moest ik denken terwijl ik de fotoportretten van Rineke Dijkstra (Sittard, 1959) bekeek. Dijkstra volgt een persoon gedurende enkele jaren en maakt in deze tijdspanne regelmatig portretten van haar onderwerp. Zo fotografeerde ze van 1996 tot 2005 het – oorspronkelijk uit Bosnië afkomstige – meisje Almerisa, en van 2000 tot 2003 Olivier, een jonge rekruut van het Franse Vreemdelingenlegioen. Zowel op de frontaal (recht van voren) genomen portretten, als op de foto’s die driekwart, onder een hoek van 45º, geschoten zijn, blikt Olivier steeds recht in de lens. De fotoreeks toont op subtiele wijze zijn geleidelijk veranderende oogopslag en geeft daarmee iets van zijn persoonlijke ontwikkeling weer. Hiermee schaart Dijkstra zichzelf in een traditie van kunstenaars als Rembrandt van Rijn, Vincent van Gogh, August Sander, Dick Ket, Philip Akkerman en Koos Breukel. Kunstenaars die heel verschillend te werk gaan, maar wel met elkaar gemeen hebben dat ze met hun portrettenseries iets universeel menselijks bloot weten te leggen; de individuele kwetsbaarheid en existentiële onzekerheid.

Overzichtstentoonstelling

Deze winter is de reizende tentoonstelling Portretten van Rineke Dijkstra neergestreken in het Stedelijk Museum CS in Amsterdam. De 75 fotoportretten en twee video-installaties waren eerder te zien in Parijs, Winterthur en Barcelona. De tentoonstelling geeft een overzicht van het werk van Dijkstra dat ze vanaf begin jaren negentig tot nu maakte. Het is voor het eerst dat haar werk in zo’n brede samenhang wordt gepresenteerd. In Amsterdam is recent werk aan de tentoonstelling toegevoegd, onder meer enkele portretten die in het Vondelpark zijn gemaakt.

Pubers, moeders en soldaten

Vila Franca de Xira, Portugal (8 mei 1994)
Vila Franca de Xira, Portugal (8 mei 1994)

Rineke Dijkstra fotografeert uitsluitend mensen. Na een beginperiode waarin Dijkstra als commercieel fotograaf voor tijdschriften succesvolle zakenlieden portretteerde, ontstond haar behoefte om mensen zonder pose of masker te fotograferen. Dijkstra lijkt een voorkeur te hebben voor mensen in een ontwikkelings- of overgangsfase, zoals adolescenten in hun ontwikkeling naar volwassenheid; vrouwen die zojuist moeder zijn geworden, soldaten die hun eerste ervaringen opdoen met dienstplicht of oorlog, of een torero na afloop van een gevecht met de stier. Immers: na een grote inspanning of een intense ervaring laten mensen hun masker – waar elke persoon zich in meer of mindere mate achter verschuilt – sneller vallen.

Krachtig, stoer en verlegen

Begin jaren negentig kreeg Dijkstra internationale bekendheid met de serie adolescenten aan het strand. Deze jongeren zijn – net als de meeste andere modellen van Dijkstra – ten voeten uit geportretteerd. Andere portretten concentreren zich op gezicht en bovenlichaam. De achtergrond van de foto’s is in de meeste gevallen vrij neutraal; een witte muur, een blauwe lucht, zee en een strook zand- of kiezelstrand of een groene begroeide omgeving. Zoals de meeste portretten, zijn Dijkstra’s foto’s nogal statisch; er is geen handeling of actie van het onderwerp. Ze werkt met een groot formaat camera op statief. Tijdens het fotograferen wacht ze net zo lang totdat de personen hun aangenomen pose laten varen en hun masker laten vallen. De oogopslag en de houding van de geportretteerde drukken samen het karakter van de geportretteerde uit en dit varieert van krachtig, stoer en trots tot verlegen, onzeker of angstig. Meestal is het een mengeling van deze uitersten en dat maakt de foto’s zo boeiend. De geportretteerden zijn per definitie kwetsbaar. Wat wil je ook? Met je – bijna – naakte lijf in vol zonlicht, na de bevalling in zwangerschapsonderbroek of na een stierengevecht met de bloedspatten nog op je gezicht en de scheuren in je hemd?

Klassieke foto’s

Kolobrzeg, Polen (26 juli 1992)
Kolobrzeg, Polen (26 juli 1992)

Door het fotograferen vanuit een laag camerastandpunt en het gebruik van invulflitslicht is er geen schaduwwerking en komen de personen enigszins los van de achtergrond te staan, wat ze een bijna sculpturaal karakter geeft. Dijkstra weet de geportretteerden een tijdloze uitstraling en een bijna mythische allure mee te geven. Een Poolse Venus geboren uit het schuim van de zee, een Hermes met een grote rode zwembroek in klassieke contrapost-houding (ontspannen staand op één recht en één gebogen been), een roodharig elfje uit de Ukraine, een Portugese torero als een martelaar, kinderen als nimfen en bosgoden in het park. Tegelijkertijd zijn de fotoportretten door de kleding of accessoires heel eigentijds, en door het oogcontact dat de modellen maken en door hun kwetsbare uitstraling ook ontegenzeggelijk realistisch.

Genre portret

Dijkstra heeft het genre portret op eigen wijze en op hoog niveau uitgewerkt. Ze rekent de Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) tot een van haar belangrijke inspiratiebronnen. In formeel opzicht kunnen Dijkstra’s portretten zich voegen in de traditie van Sander. Decennia lang werkte Sander aan de fotoserie Menschen des 20. Jahrhunderts die hem van 1910 tot aan de jaren vijftig bezig hield. Hij portretteerde tienduizenden mensen van verschillende sociale klassen en met verschillende beroepen in hun eigen omgeving. Sander hanteerde een directe, technisch precieze werkwijze en tegelijkertijd wilde hij universele inzichten over de mens bloot leggen.

Oog in oog

De portretten van Dijkstra zijn op zijn sterkst als het model oogcontact maakt met de fotograaf en dus ook met de toeschouwer. Bij de meeste foto’s is dit het geval. Alleen in de serie Tiergarten kijken de mensen wat dromerig weg. De oogopslag van de geportretteerden lijkt ons inzicht te geven in hun psyche en dit kan worden beschouwd als universeel voor deze tijd, als condition humaine. Juist dit aspect verschaft de fotoportretten van deze Nederlandse fotograaf een internationale allure.

Kunst / Expo binnenland

Niet kiezen is ook een keuze

recensie: Choice

.

~

‘Pastoe’ is nog steeds de naam van het charmante gebouw dat valt in de categorie industrieel erfgoed, beloopbaar vanaf het Ledig Erf in Utrecht. Doorleefde baksteen, onafgewerkte oppervlaktes, niet weggewerkte leidingen vormen een nostalgische vitrine voor strak design: een beproefde combinatie. Binnen vinden we halverwege de showroom van het Dutch Design Center de in serie geschakelde tentoonstellingen Choice en (een deel van) Now and Again – waar je ook maar één toegangsbewijs voor nodig hebt. Choice blijkt te fungeren als onvermijdelijk portaal voor Now and Again, wat de naam van de tentoonstelling een wat ironische lading geeft.

Deze of Die? Dat is de vraag die je moet beantwoorden bij het binnengaan van de tentoonstelling. Twee poorten bieden toegang tot de tentoonstelling, maar hoe moet je kiezen? Wat zijn de verschillen? Zijn er twee tentoonstellingen? De poorten geven geen uitsluitsel, ze hebben beide even veel – als nietszeggende namen: ‘Deze’ en ‘Die’. Eenmaal binnen blijkt de keuze niet van levensbelang, we kiezen voor ‘Die’, en lopen de tentoonstelling rechtsom.

De tentoonstelling als illustratie van de bezoeker

Choice gaat ons geen antwoorden geven, maar wel veel vragen stellen en een spiegel voorhouden. De thematiek had zomaar kunnen leiden tot psychologische en sociologische verhandelingen over de consumerende mens – je ziet de schijfdiagrammen over welvaart en foto’s van verwoestende industrie al helemaal voor je.

~

In plaats daarvan worden we op abstracte zwart-witte panelen aangesproken door diverse beroemdheden die zich hebben uitgelaten over keuze, twijfel en consumeren. Op de grove, underlayment panelen, die naadloos aansluiten aan de sfeer van het gebouw, hangen deze citaten en vinden we afbeeldingen van zaken die door ons gekozen/geconsumeerd kunnen worden. Geen toelichting, geen belerende woorden, alleen hier en daar tussen de overdaad aan producten met stift geschreven argumenten als ‘zacht’, ‘goedkoop’ of ‘handig’. De argumenten zijn genummerd en suggereren honderden argumenten waarvan een willekeurige selectie is getoond.

Verderop in de tentoonstelling zijn de objecten van de panelen gesprongen en zijn diorama’s van producten gemaakt. Pringles, een bakfiets, een nephaardvuur. De combinatie van objecten, afbeeldingen, argumenten en citaten nodigt de bezoeker uit om na te denken over zijn eigen motivaties bij het maken van alledaagse keuzes die de markt sturen en daarmee de vorm van producten voor de toekomst bepalen. Maar de willekeur van de objecten roept bij ons ook een wedervraag op aan de samensteller: waarom deze, en niet die? Waarom de bakfiets en niet de Hummer? Wordt er door de maker stelling genomen door de keuze van de producten? Het is grappig om te merken hoe we gewend zijn aan tentoonstellingen met objecten waarvan de betekenis buiten kijf staat, het is even wennen aan dit ‘warenhuisaanbod’: we blijven hardnekkig zoeken naar patronen en betekenissen die er uiteindelijk niet zijn.

Defined areas of doubt and uncertainty

~

Na de gelikte designmeubelen in de Dutch Design Center-toonzaal is de ruwe en frisse vormgeving van Choice opwekkend. Twee flyers bieden wat meer houvast bij de nogal fragmentarische presentatie. De ene verklaart de vormgeving van de tentoonstelling, de ander is een manifest over consumentenkeuzes, en hierin wordt – in tegenstelling tot in de tentoonstelling – wel duidelijk stelling genomen. De consument bepaalt door zijn keuzes van vandaag de producten van morgen. Het aanbod wordt gevormd als antwoord op deze, vaak onbewuste vraag.

Stefano Marzano pleit voor een meer weloverwogen keuze, grotere duurzaamheid van producten, meer maatschappelijke betrokkenheid, juist ook in de kleine keuzes die we maken. Grote onderwerpen om over na te denken bij kleine dagelijkse keuzes tussen, zeg, Pringles en Doritos. Er rust een zware taak op de haastige consument die iedere aanschaf en handeling bewust zou moeten afwegen zonder voldoende informatie om dergelijke afwegingen te maken. Het citaat van Douglas Adams op de tentoonstelling verwoordt prachtig het dilemma van de consument: “We demand ridgidly defined areas of doubt and uncertainty”.

Choice is een kleine, fiere tentoonstelling. Uitdagend, verfrissend en gelukkig niet te geraffineerd. Halverwege heeft de bezoeker de mogelijkheid een uitstapje te maken naar de tweede, grotere tentoonstelling Now and Again – het mag, maar het hoeft niet.

Film / Achtergrond
special: Vier nieuwe Batman Special Editions op dvd

Een passend monument voor de vleermuis

~

Eerder dit jaar was Batman Begins een grote hit, zowel bij de critici als aan de kassa. Reden genoeg voor Warner Bros. om de vier eerdere delen uit de Batman-sage mooi op te poetsen en in speciale dvd-edities uit te brengen. Hoewel het aan de mooie uniforme hoesjes niet te zien is, verschillen de vier films enorm van karakter – en kwaliteit.

Ergens tijdens het audiocommentaar bij de eerste Batman zegt regisseur Tim Burton dat het belangrijk was om de realiteit achter het stripverhaal te vinden. Over Joel Schumacher, regisseur van de laatste twee delen in deze nieuwe Batman-collectie, wordt in één van de documentaires gezegd dat hij voor de opnamen steevast riep: “Onthoud goed: het is een cartoon!” De twee uitspraken staan lijnrecht tegenover elkaar en kenmerken de verschillen tussen de twee regisseurs en de wijze waarop ze met het bronmateriaal omgingen.

Meteen een hit

~

De geschiedenis van Batman begint in 1939, wanneer striptekenaar Bob Kane ter inspiratie in een schetsboek van Leonardo da Vinci bladert. Kane ziet een man met vleermuisvleugels en komt op het idee van de miljonair Bruce Wayne, die als kind zijn ouders vermoord zag worden en sindsdien de misdaad bestrijdt in een vleermuispak. Vanaf de eerste aflevering is Batman een hit, en sindsdien is hij – ondanks vele verschijningsvormen en interpretaties – niet meer weg te denken uit onze (pop-)cultuur.

Camp

Batman is in 1939 nog een eenzaam figuur die het moet opnemen tegen verschillende schurken, maar in de loop van de jaren veertig krijgt hij van de jonge acrobaat Robin hulp in de strijd tegen boeven als de Penguin, de Riddler, Catwoman en natuurlijk de Joker. Onder invloed van de moraalpolitie wordt de strip in de jaren vijftig en zestig steeds koddiger, uitmondend in de campy tv-serie die ook in Nederland razend populair was. Vanaf de jaren zeventig wordt Batman weer serieuzer, totdat hij in 1986 nieuw leven ingeblazen krijgt door schrijver/tekenaar Frank Miller (ook de schepper van Sin City) in het grimmige verhaal The Dark Knight Returns. Batman staat in het werk van Miller met twee benen in de gewelddadige hedendaagse wereld – een groot verschil met de kleurrijke en kinderlijke fantasiestrips van twintig jaar eerder.

Burton voor Batman

~

Het is deze gerevitaliseerde Batman die de aandacht trekt van Warner Bros. Na een paar scriptversies krijgt de studio een jonge filmmaker in het oog die geknipt lijkt voor de verfilming van de superheld, Tim Burton; ooit begonnen als animator bij Disney en daarna bekend geworden met zijn komedies Pee-wee’s Big Adventure (1985) en het kassucces Beetlejuice (1988). Burton ziet in Batman de verpersoonlijking van zijn eigen karakter: stil, teruggetrokken, een buitenbeentje. Hij herschrijft het script en begint halverwege 1988 met de productie van wat de grootste film van de jaren tachtig moet gaan worden.

Controversiële keuzes

Hoewel niemand de keuze van Jack Nicholson voor de rol van de diabolische Joker in twijfel trekt, is de casting van Michael Keaton (Burtons hoofdrolspeler uit Beetlejuice) een stuk controversiëler. Keaton, vooral bekend van zijn komische rollen, zou niet genoeg screen presence hebben – zeker niet tegenover een acteerkanon als Nicholson – en bovendien is zijn kin niet vierkant genoeg. Toch overtuigt Keaton uiteindelijk wél in de dubbelrol van Bruce Wayne en zijn gemaskerde alter ego. Hij legt diepgang en kwetsbaarheid in de rol die een gemiddelde actie-acteur niet had kunnen bereiken, hoe welgevormd diens kin ook zou zijn geweest. Desalniettemin wordt Keaton in vrijwel elke scène door Jack Nicholson van het scherm gespeeld, maar volgens Burton is dat het grote kernmerk van Batman. Hij hult zich niet voor niets in een zwart kostuum en opereert het liefste ’s nachts.

Grimmige sequel

~

Mede dankzij een uitgekiende publiciteitscampagne wordt Batman in de zomer van 1989 het grote succes waarop Warner Bros. had gerekend, en Burton krijgt dan ook carte blanche voor het vervolg. Hij neemt met Edward Scissorhands (1990) even adempauze, maar komt terug met het grimmige Batman Returns (1992). Batman vecht hierin tegen de mismaakte Penguin (Danny DeVito) en de sexy Catwoman (Michelle Pfeiffer), en velen hebben hierin de twee kanten van Batmans eigen karakter gezien: Batman de freak tegenover Batman de gekostumeerde misdaadbestrijder die maar wát graag in de schijnwerpers staat. Deze psychologische lading maakt Batman Returns de beste Batmanverfilming, in ieder geval tot aan Batman Begins. Toch moet het publiek weinig hebben van deze duistere Batman, en de studio gooit het roer om: meer lol, meer kleur en vooral een minder depressieve hoofdpersoon is het devies. Het is een keuze die de vleermuisman bijna om zeep helpt.

Mislukking

Want Burtons visie op Batman mag dan misschien wat aan de donkere kant zijn geweest, de kinderlijke actiespektakels die regisseur Joel Schumacher in 1995 en 1997 weet te fabriceren zijn een nieuw dieptepunt in de dan bijna zestig jaar oude geschiedenis van de superheld. Val Kilmer neemt in Batman Forever de rol van Bruce Wayne/Batman over van Michael Keaton, en een heel blik aan supersterren wordt opengetrokken voor de diverse bijrollen: Jim Carrey en Tommy Lee Jones als de schurken Riddler en Two-Face, Nicole Kidman als de door Batman geobsedeerde psychiater Chase Meridian en Chris O’Donnell als Robin. Helaas kan al het talent voor en achter de camera niet voorkomen dat Batman Forever een lege, lawaaierige en kinderachtige mislukking wordt. Het publiek lust echter wel pap van de primaire kleurtjes en onsamenhangende actiescènes en dus mag Schumacher meteen door naar sequel nummer vier.

Hersenloos

~

Net als Tim Burton doet ook Schumacher voor zijn tweede Batmanfilm een schepje bovenop de wereld die hij schiep in het eerste deel. In het geval van Batman & Robin betekent dat een volledig over de top, hersenloos en met foute humor doorspekt misbaksel. Schumacher geeft ruiterlijk toe dat de toon van de film nog meer op kinderen gericht wordt omdat dat meer speelgoed verkoopt. Val Kilmer ziet het niet meer zitten en draagt zijn kostuum over aan de nog slechts van E.R. bekende George Clooney. Mr. Freeze is de bandit du jour, gespeeld (onder een dikke laag make-up) door Arnold Schwarzenegger, terwijl de vleesmuisfamilie wordt uitgebreid met een meisje: Batman en Robin worden vanaf nu bijgestaan door Alicia Silverstone als Batgirl. Het is erg moeilijk om iets positiefs te zeggen over dit vierde deel. Zo moeten ook de acteurs hebben gedacht: niet één van de hoofdrolspelers heeft de moeite genomen een interview te doen voor deze nieuwe dvd-uitgave van Batman & Robin.

“I am Catwoman!”

Dat is wel anders bij de eerste twee delen uit de collectie: vrijwel iedereen is present, van Michael Keaton en Kim Basinger tot Danny DeVito en Jack Nicholson. Zelfs Sean Young komt aan het woord. Deze actrice zag de rol van Vicki Vale op het laatste moment aan zich voorbij gaan vanwege een ongeluk, en vertelt hoe ze zich uitsloofde voor een hoofdrol in deel twee: ze trok een rubber pak aan en sprong bovenop het bureau van de producent terwijl ze miauwde: “I am Catwoman!” De lange documentaire Shadows of the Bat: The Cinematic Saga of the Dark Knight is verspreid over de vier schijfjes en behandelt uitvoerig de totstandkoming van de films. De documentaire gaat, heel plezierig, niet te diep in op de technische kanten van het productieproces, maar is meer gericht op de impact van Batman als fenomeen. De geïnterviewde cast- en crewleden zitten vol boeiende anekdotes die uitstekend worden aangevuld met beelden van achter de schermen.

Meer extra’s

~

Naast hun aanwezigheid in de documentaire, hebben beide regisseurs hun films ook voorzien van audiocommentaar, en in het geval van Burton pakt dat helaas slecht uit. De man is geen prater: zijn woorden komen hakkelend en stotterend naar buiten, doorsneden met talloze you know’s en andere stopwoordjes. Schumacher is daarentegen een boeiende spreker die zijn redeneringen wél onder woorden weet te brengen en met veel zelfspot alle schuld voor de kwaliteit van zijn bijdragen op zich neemt. Voor de techneuten is er ook genoeg te genieten: alle details omtrent visuele effecten, muziek, kostuumontwerp en stunts zijn netjes per film ondergebracht in aparte featurettes zodat ze niet afleiden van de rode draad in de lange documentaire. Daarnaast kan de kijker nog uren zoet zijn met de talloze videoclips, ontwerpen, gesneuvelde scènes en andere extraatjes. De kwantiteit èn kwaliteit van het gebodene is overdadig maar niet overbodig en de schijfjes zijn zichtbaar met veel liefde samengesteld.

De kwaliteit van de vier Batmanverfilmingen tussen 1989 en 1997 is op zijn zachtst gezegd wisselend, uiteenlopend van grimmig en dreigend tot kinderachtig en onbenullig. Toch siert het de dvd-makers dat de vier films elk een bijzonder uitgebreide ‘Special Edition’ hebben gekregen. Het valt niet te ontkennen dat Batman in de afgelopen 65 jaar een enorme indruk heeft achtergelaten op de populaire cultuur. Deze dvd’s zijn dan ook een passend en liefdevol monument voor de gemaskerde superheld.

8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel XIII: over clichés en konijnen met Els Moors

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we een jong en nieuw cultureel talent presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. Voor de komende aflevering van zondag 27 november trokken we met dichteres Els Moors door Amsterdam. We spraken over haar opleiding aan de Rietveld academie, over haar binnenkort te verschijnen eerste bundel, over dichten ‘op café’ en over witte fuckende konijnen.

Els Moors studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Gent. Na haar studie combineerde ze vele baantjes, waaronder werk als freelance-jounaliste, een baan in een Gents café en een bestaan als ‘nachtburgemeesteres’. Maandelijks schreef ze een column over wat er gebeurde als het donker was en de mensen elkaar opzochten in het nachtleven van Gent. “Dat was achteraf bezien niet zo’n heel gelukkige tijd. Ik wist niet zo goed wat ik wilde. Ik wilde graag mijn brood verdienen met schrijven, maar ik zag niets in een voltijd baan als journaliste. Pas toen ik hoorde van de nieuwe opleiding schrijven aan de Rietveld academie in Amsterdam, wist ik: dat is wat ik wel wil.”

Clichés

Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam
Els Moors tijdens een optreden in café Helmers in Amsterdam

De Rietveld academie begon enige jaren geleden als eerste kunstacademie in Nederland met een aparte opleiding voor kunstenaars die iets met tekst en schrijvers die iets met beeldende kunst hebben. Tijdens haar opleiding leerde Els Moors vooral om afstand te nemen van datgene wat ze schrijft: “Eerst was alles wat ik schreef persoonlijk, het ging over de grote, belangrijke dingen in mijn leven. Nu weet ik dat die houding vooral clichés oplevert. Ik kan het schrijven nu zien als een spel. Ik speel dat ik heel serieus bezig ben, maar eigenlijk ben ik vooral bezig om mezelf te betrappen: te ontdekken wat ik liever niet zou zeggen, waar ik me voor schaam en wat ik achter zou willen houden. En juist dat schrijf ik op.”

Els Moors werkt graag in openbare ruimtes. De hortus, de dierentuin, kleine cafeetjes: ze zoekt plaatsen op waar ze ongestoord naar mensen kan kijken, en waar ze weet dat ze bekeken wordt: “Als ik thuis probeer te schrijven, ga ik de afwas doen. Als ik op café ben, ben ik daar speciaal om te dichten naar toe gekomen. Ik kan daar niets anders doen dan aan een tafeltje gaan zitten met mijn papieren en een kop koffie.” Want dichten is niet wachten tot je het juiste gevoel hebt, tot er iets is dat je raakt, dichten is vooral werken: ” ‘Dichterlijke inspiratie’ of ‘de gevoelige dichter’, dat zijn zulke clichés! Als je iets voelt, dan zit je midden in een ervaring, en dan heb je geen tijd om te dichten. En als je zou gaan zitten wachten tot het gedicht vanzelf komt, dan komt er niets.”

Rusteloosheid

Een andere stereotype trek van de dichter geldt dan weer wel voor Moors: ze moet alleen zijn om te kunnen werken. Ze gaat naar plaatsen waar mensen juist samen naar toe gaan om daar een paar uur lang in haar eentje te zitten werken, en dat is soms best confronterend. Het ongemakkelijke gevoel dat dat geeft, is voor Els Moors echter juist een belangrijk uitgangspunt: “Ik werk het beste als ik me rusteloos en een beetje boos voel, als ik me afvraag: ‘ik zit hier om te werken, maar waar moet ik nou beginnen?’. Dan lukt het me om alles los te laten en gewoon wat op te schrijven: losse observaties van wat er om me heen gebeurt, fantasieën, herinneringen aan eerdere momenten.”

Met de teksten die ze op zo’n middag schrijft, gebeurt nog veel voordat er uiteindelijk een gedicht klaar is. Ze laat haar werk vaak liggen, kijkt er na een maand of langer nog eens naar, schrijft dan verder en schrapt wat er niet meer toe doet. Laag voor laag ontstaat dan iets wat voelt als “één moment”, ook al bestaat het gedicht uit allerlei stukjes tekst die op losse momenten zijn geschreven. “Achteraf merk ik vaak dat ik dingen heb verbloemd, dat ik te terughoudend ben geweest. Ik probeer mezelf dan te pesten, net zolang tot ik het gevoel heb dat ik bijna te ver ben gegaan. Pas dan is een gedicht af.” Tenminste: voorlopig, want voor Els Moors zijn gedichten nooit ècht af. Het uitbrengen van een bundel is daarom ook niet alleen maar leuk. “Je werk krijgt een afgeronde vorm, en dat is best eng. De bundel krijgt een titel, de gedichten komen in een bepaalde volgorde te staan en er komt een kaft omheen: dat alles maakt dat mensen je werk op een bepaalde manier zullen lezen. Mensen stappen niet meer neutraal in een gedicht, en dat probeer ik juist altijd te bereiken.”

De konijnen

“Het gaat om de ervaring die je hebt tijdens het luisteren naar of het lezen van poëzie: ik wil altijd dat er iets gebeurt in een gedicht. Dat mensen haast ongemerkt worden meegetrokken, maar dat ze ook zomaar weer uit het gedicht gegooid kunnen worden.” Zoals in haar lange gedicht over witte fuckende konijnen: daarin combineert ze opzettelijk een platte uitdrukking met een inhoud die voor haar juist heel belangrijk is. “Aan het einde van De avonden van Gerard Reve spreekt de hoofdpersoon zachtjes tegen een klein speelgoedkonijntje, dat hij daarna onder zijn riem steekt. Dat vond ik zo’n krachtig symbool, ik wist dat ik daar iets mee wilde doen. En toen kwamen ‘de witte fuckende konijnen’ in mijn tekst. Die frase zegt op zich niks, maar het meeslepende ritme hielp me om onder woorden te brengen wat me op dat moment dwars zat.” Dat leverde een gedicht op waarin alledaags taalgebruik en herkenbare beelden worden gecombineerd met eigenzinnige symboliek, in een bundel vol verrassende, speelse observaties. Deze eerste bundel van Els Moors, Er hangt een hoge lucht boven ons, zal in januari 2006 verschijnen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Film / Films

Onvolledig sprookje

recensie: Harry Potter and the Goblet of Fire

Het is een goed jaar om Harry Potter-fan te zijn. Eerder dit jaar lag het zesde deel uit de boekenreeks in de winkels, en de herfst brengt de verfilming van het vierde boek, The Goblet of Fire, met zich mee. Na het zoetsappige eerste en tweede deel van Chris Columbus en het donkere The Prisoner of Azkaban van Alfonso Cuarón, maakte de Britse regisseur Mike Newell een sprookjesachtig vierde deel.

~

Hogwarts organiseert dit jaar het fameuze Triwizard Tournament, een magische wedstrijd bestaande uit drie zenuwslopende tests. Naast de leerlingen van Hogwarts doen de mooie meisjes van Beauxbatons en de stoere jongens van Durmstrang mee. De naam van Harry Potter komt op mysterieuze wijze terecht in de wedstrijdbeker, de Goblet of Fire. Nu moet hij zichzelf bewijzen tegenover de oudere en wel rechtmatig gekozen kampioenen van de drie tovenaarsscholen. Intussen loeren ook de liefde en de duistere Lord Voldemort naar Harry.

Boek

Het vierde boek is beduidend dikker dan de voorgaande delen, wat betekent dat er nog meer dan anders in geschrapt moest worden. Veel interessante plotwendingen komen zodoende in de film niet aan bod en meerdere personages zijn van de aardbodem verdwenen. Het is nergens storend, maar toch is het gemis merkbaar. Zo draait het in de film vrijwel alleen om het kampioenschap; de scènes waarin Harry (Daniel Radcliffe) strubbelt met de liefde zijn daardoor vooral vervelend en bijna hinderlijk.

Gesneuveld

Het eerste half uur komt er een stormvloed van nieuwe personages op de kijker af. Zo dient het wereldkampioenschap Quidditch, waar de film mee begint, enkel voor de introductie van enkele cruciale karakters. Dat is zonde, want de paar scènes die er wel aan besteed zijn, zien er mooi uit, waardoor je het gevoel krijgt iets te missen. Dat gevoel blijft de hele film rondspoken. Het lijkt alsof veel scènes wel gefilmd zijn, maar in de montagekamer gesneuveld zijn. Hierdoor kan zeker onduidelijkheid ontstaan voor degenen die niet bekend zijn met het boek. Zo lijkt Rita Skeeter (Miranda Richardson) er voor niets bij te lopen. Haar verhaallijn komt gewoonweg niet goed uit de verf.

Mad-Eye Moody

~

Gelukkig zijn de drie tests van het kampioenschap prachtig verfilmd. Vooral de tweede test, waarbij Harry de onderwaterwereld van de meermensen in moet, is visueel erg aantrekkelijk. Helemaal als je je bedenkt dat vrijwel alles virtueel is. Ook de volwassen bijrollen zijn weer aanlokkelijk. Gary Oldman, veel te kort in beeld, vertolkt weer de rol van Harry’s peetoom. Maar de show wordt gestolen door Brendan Gleeson, die een geweldige Mad-Eye Moody neerzet, Harry’s nieuwste leraar. Van de jonge acteurs doet vooral de Phelps tweeling het erg leuk als Fred en George Weasley. Emma Watson is beduidend slechter dan voorheen: haar Hermione is alleen maar aan het zeuren.

De grote finale van de film, met Ralph Fiennes als Voldemort, is spannend en meeslepend, en zorgt er voor dat de minpunten uit de film bijna vergeten worden. De boekenfans zullen steeds dingen missen, de filmkijkers worden op hun wenken bediend en krijgen een mooi sprookje voorgeschoteld. De film is eng en duister, maar ook grappig en kleurrijk. Beter dan de eerste twee delen, maar de film haalt het niet bij het derde deel.

Boeken / Fictie

Een ‘fascistische desperado’

recensie: Willem Frederik Hermans - Volledige werken deel 1: Conserve & De tranen der acacia's // Niet uit kwaadaardigheid: de scherpste polemieken

In Ik heb altijd gelijk liet Willem Frederik Hermans zijn hoofdpersoon Lodewijk Stegman Nederland typeren als ‘een gaskamer van verveling’. Een gaskamer waarin Hermans zelf graag de kampbewaarder speelde, zo suggereerden velen van zijn literaire vijanden. Veel vrienden heeft Hermans niet gemaakt in zijn triomftocht door de Nederlandse letteren: Hermans polemiseerde op leven en dood in de vaderlandse gezapigheid.

Een deel van zijn aversie tegen de wereld der ‘Mandarijnen’ (zoals hij de insiders in literaire kringen placht te noemen) zal zijn voortgekomen uit de moeite waarmee hij zijn eerste twee romans uitgegeven kreeg: Conserve en De tranen der acacia’s. Hoe ironisch is het dan ook dat deze twee romans nu met veel bombarie zijn uitgegeven in het eerste deel van Hermans Volledige Werken, dat bij De Bezige Bij is verschenen en dat met het laatste deel in 2015 vierentwintig delen zal omvatten.

Mandarijnen en Epigonen

~

Van het begin af aan vuurde Hermans, naast zijn strijd tegen de Mandarijnen, zijn gifpijlen af op de ‘Epigonen’: schrijvers zonder authenticiteit of originaliteit, in zijn tijd vooral navolgers van Ter Braak en Du Perron. Veel van deze polemieken zijn destijds verzameld in Mandarijnen op zwavelzuur. Dit boek vormt dan ook de body van de door Max Pam samengestelde bundel vol sarcastische hatelijkheden Niet uit kwaadaardigheid. Wél uit kwaadaardigheid, als je het mij vraagt. Aanvankelijk toch vooral een vreemde vogel in de literaire wereld, ontwikkelde Hermans zich in de loop van zijn leven namelijk tot een met scherp schietende rancunist. Hermans was ‘The great polarisator’, om Chaplin te parafraseren.

Het is een opvallende paradox (en wellicht de balk in Hermans’ oog) dat hij in zijn boeken vaak het zwart-wit denken aan de kaak stelde (zoals hij in De donkere kamer van Damokles en De tranen der acacia’s de grondeloze ambiguïteit van de verzetsheld schetst), maar in zijn polemieken niets liever deed dan de wereld indelen in goed en fout. Waarbij men natuurlijk moet beseffen dat alles wat hij een ander verweet, omgekeerd evenredig een veer op zijn eigen tooi was. Zo blijkt Hermans naast een rancuneuze toch ook een ijdele man.

En terecht, zou je haast zeggen. Er zijn weinigen in de Nederlandse literatuur geweest die de taal zo absoluut meester waren. In zijn polemieken beoefent Hermans als een volleerd drogredenaar de kunst van het op de man spelen. Een hele stoet vooraanstaande schrijvers en critici wordt samengedreven voor het hermansiaanse vuurpeloton. Daarbij zijn, zoals gezegd, vrijwel altijd dezelfde ingrediënten aanwezig: de persoon in kwestie is een Mandarijn en/of een Epigoon. Onder anderen zijn oude vriend, de dichter Adriaan Morriën, krijgt er van langs (“Hij is werkelijk aandoenlijk. Helaas heeft hij ook ideeën.”), wellicht omdat Morriën uitgever Meulenhoff destijds negatief adviseerde over Conserve. Morriën maakte daarop Hermans uit voor een ‘fascistische desperado’ en weer een vete was geboren.

Slechte schrijvers en katholieken

Een ander frequent gekapitteld slachtoffer was de schrijver Adriaan van der Veen. Zo laat Hermans in een buitengewoon naar artikel zien hoe vrijwel alle zinnen in Van der Veens roman Wij hebben vleugels inwisselbaar zijn: “Het proza van Adriaan van der Veen kun je in en uit elkaar halen als een meccanodoosje.” Of neem de karakteristieke aanvallen op de schrijver J.B. Charles, die volgens Hermans een ‘literaire gorilla’ was (het verwijt van het mandarijnschap) en zijn eerste kritische beschouwingen en novellen schreef “in een stijltje dat het midden hield tussen een proces-verbaal en een sportverslag” (het verwijt van het gebrek aan oorspronkelijkheid).

~

Waaróm men in ongenade viel bij Hermans, bleef vaak gehuld in duister. Zo kreeg de criticus Gomperts geregeld de grootste narigheid naar zijn hoofd geslingerd zonder duidelijk aanwijsbare redenen – wellicht door een paar kanttekeningen bij een verder positieve recensie van De tranen de acacia’s? Alleen Hermans kon het weten. Gomperts kreeg in ieder geval ongekend vaak de Epigonen-zwartepiet toegespeeld. “Nergens staan zoveel geslaagde zegswijzen die niet van H.A. Gomperts zijn, als in de schaarse stukjes van H.A. Gomperts.”

De katholieke schrijver Anthon van Duinkerken (“het piepertje van de paus”) waagde het om de ‘sexuele ontaarding’ in De tranen der acacia’s ter discussie te stellen: hij stoorde zich aan een paar al te expliciete vrijpartijen. Hermans zag het als een rechtse directe vanuit katholieke hoek, zo blijkt ook uit zijn polemiek tegen de Idil, een soort milde Nederlandse index die naar eigen zeggen niet verbood, maar boeken wel categoriseerde naar aanvaardbaarheid – Hermans boek kreeg (uiteraard) het label I, wat (dus wel) ‘verboden’ betekende. Daarop liet Hermans zijn protagonist Stegman in Ik heb aktijd gelijk weer allerlei lelijke dingen zeggen over het katholieke deel der natie, wat hem nog een beroemde rechtzaak opleverde.

Zuur gesteggel

Naast de voorgaande antagonisten had Hermans (wederom ‘uiteraard’ zou ik haast zeggen) een hekel aan de Nederlandse journalistiek, die volgens hem voornamelijk werd bevolkt door epigonen, mislukte schrijvers. Want deze mislukte schrijvers werden onvermijdelijk critici die alleen in staat waren het werk “der epigonen te prijzen”. Hier klinkt wel al te nadrukkelijk de frustratie door over het probleem om zijn eigen werk uitgegeven te krijgen. Maar ook de wereld van de wetenschap moest het ontgelden. Volgens Hermans kon de gemiddelde Nederlandse academicus het best vergeleken worden, “afgezien van enige vakkennis”, met “een baviaan in smoking, een zeeleeuw met een monocle en een aktetas”. Het oogt allemaal als het zure gesteggel op de vierkante meter waar na-oorlogs Nederland het patent op had. Gesteggel waar Hermans, nu terugkijkend, één van de exponenten van was, en waarmee hij feitelijk deel uitmaakte van de door hem verafschuwde bekrompenheid.

Een voorbeeld voor Hermans was waarschijnlijk Lodewijk van Deyssel, de polemist van de ‘Beweging van Tachtig’, die met zijn nog altijd fenomenaal retorische schotschrift Nieuw Holland de deur naar zijn voorgangers met een harde knal dichtsloeg. Toch heeft Hermans ook veel kritiek op van Deyssel in een stuk dat oorspronkelijk is gepubliceerd in de schoolkrant van het door hem bezochte Barlaeus Gymnasium: “Maar toch had hij dit sloopwerk gerust aan de ’tand des tijds’ over kunnen laten, temeer daar de grofheden waarin hij in verviel ons niet meer kunnen bekoren.” En laat de piepjonge Hermans hier nou een schitterende kwalificatie van zijn eigen schotschriften geven. Want dit is vooral wat overblijft na het lezen van Hermans eindeloze tirades: een murw gebeukt gevoel over zinloze vraagstukken.

Willem Frederik Hermans (samengesteld en ingeleid door Max Pam) • Niet uit kwaadaardigheid: de scherpste polemieken • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 23,50 (paperback) • Pagina’s: 392 • ISBN: 90-234-1859-X

Willem Frederik Hermans • Volledige werken deel 1: Conserve & De tranen der acacia’s • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: €35,00 (hardcover) • Pagina’s: 792 • ISBN: 90-234-1826-3

Boeken / Non-fictie

Kanttekeningen bij Kerouac

recensie: Biografie: Jack Kerouac

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Het tweede deel in een reeks over de biografie: Jack Kerouac van Karel Walsch.

Een biografie schrijven is lastig. Als het goed is kom je als biograaf om in het materiaal, en moet je allereerst een heldere lijn zien te kiezen en bepalen wat er af moet vallen, omdat het anders uit de klauwen loopt. Kies je dan ook nog voor een leven dat al vele malen eerder is beschreven, dan moet je bovendien iets origineels bedenken, anders is de overbodigheid nabij. Dat een biografie een boek is en dus ook nog eens een aangename leeservaring moet opleveren, is evident.

V.l.n.r. Cassady  (Dean Moriarty in 'On the road') en Kerouac (foto uit: Karel Wasch, 'Jack Kerouac')
V.l.n.r. Cassady (Dean Moriarty in ‘On the road’) en Kerouac (foto uit: Karel Wasch, ‘Jack Kerouac’)

Je hoeft niet lang te zoeken naar voorbeelden van prachtige en indrukwekkende levensbeschrijvingen. Iedereen zal zijn eigen voorkeuren hebben, maar het boek dat Richard Ellman schreef over James Joyce behoort zeker weten tot de top. Gedegen, dik, leesbaar en in de herziene editie ook nog voorzien van allerlei onbekende documenten. Beter kan eigenlijk niet.

Over de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac zijn ook van die dikke boeken verschenen, waarin alles bij elkaar genomen zo ongeveer wel alles staat wat we over hem zouden willen weten. Daar steekt de nieuwe Nederlandse bio die Karel Wasch over hem schreef met zijn 148 ruim geïllustreerde pagina’s wat schril bij af. Maar kom, dikte zegt niets over kwaliteit, dus onbevooroordeeld aan het lezen.

Boeiend en stoer

Dat viel zacht gezegd niet mee. Wasch heeft overduidelijk veel van en over zijn onderwerp gelezen, maar is niet in staat al die informatie op adequate wijze te presenteren. Veel te vaak doet hij dezelfde mededeling, soms zelfs binnen een bestek van enkele bladzijden, wat lichte irritatie oproept. Om zijn boek een persoonlijk tintje te geven – nemen we dan maar even aan – gooit hij er dan ook nog wat eigen ervaringen doorheen, waarvan wij ons dan weer afvragen wat we er mee aanmoeten:

Ook in Nederland bestond de politie uit reactionairen. Toen ik eens tegen een agent een opmerking maakte moest ik direct mee naar het hoofdbureau.

Reuze boeiend en stoer, maar wat het met Kerouac te maken heeft, blijft verborgen in de mist van het schimmenrijk. Wasch (1951) strooit vaker volkomen nutteloze zinnetjes door zijn relaas, soms op het lachwekkende af. Over de middelbare schooljaren van Kerouac schrijft hij:

Deze periode zou later leiden tot de novelle Doctor Sax. Of de saxofonist Lester Young Jack inspireerde de (sic) tot deze titel is nog maar de vraag.

Een vraag, die Wasch helaas zelf niet beantwoordt, want die is alweer in rap tempo verder. We komen de hele beatgeneratie tegen, in wisselende samenstellingen, zonder dat Wasch zich bekreunt om hun bijdrage aan of invloed op het werk van Kerouac.

Slordig

Op zich is het een aardige introductie voor mensen die niets weten van Kerouac en hun kennis op een niet te inspannende wijze willen aanvullen. Maar dan moeten ze wel over heel wat slordigheden heenstappen. Het genoemde boek Doctor Sax bijvoorbeeld heet verderop ineens Dr. Sax. Op zich is dat geen probleem, maar het getuigt niet van optimale inzet, die je van een biograaf wel mag verwachten. Aan (ver)taal-, spel- en andere fouten verder geen gebrek, aanstrepen dan wel markeren met kleine papiertjes tussen de bladzijden is ondoenlijk, daarvoor zijn het er eenvoudig veel te veel.

Dat mogen we ook uitgever Servo aanrekenen, waar ze overduidelijk gingen voor goedkoop, zodat een ter zake kundige redacteur geen optie was. Die had Wasch kunnen behoeden voor verkeerd gespelde namen en ander ongerief, en hem kunnen wijzen op het bestaan en gebruik van de komma. O, en een register zou ook handig zijn geweest.

Veel van al dat malheur is het gevolg van de enorme luiheid van Wasch, die niet alleen de moeite niet heeft genomen zijn tekst nog eens kritisch door te nemen, maar evenmin heeft opgezocht dat de bij hem anonieme ‘acteur’ die in Heart Beat uit 1980 de rol van Kerouac speelt, niemand minder is dan Nick Nolte. Daar moeten wij dan zelf weer achteraan. Een voorbeeld uit velen, en een bron van toenemende ergernis.

Dat terzijde, blijft de vraag welk gebruik Wasch voor zijn werkje in gedachten heeft gehad. Voor een biografie is het helaas wat mager, en de prangende vragen die je over Kerouac zou kunnen stellen komen nergens aan bod, dus dan komen we vanzelf terecht bij een inleiding voor nieuwsgierigen die wel eens iets meer willen weten over het onderwerp. Vroeger sprong bijvoorbeeld de Synthese-reeks daar handig op in. En die bood aanmerkelijk meer analyse.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

Saaiheid fraai verbeeld

recensie: Broken Flowers

De film Broken Flowers draait in z’n geheel om Bill Murray. De acteur is bijna de hele film in beeld en hoeft schijnbaar weinig te doen om de kijker op sleeptouw te nemen. Net als in Sofia Coppola’s Lost in Translation (2004) – waar hij een terechte Oscarnominatie voor kreeg – lijkt het wel alsof Bill Murray niet hoeft te acteren om dit voor elkaar te krijgen. Met minimale veranderingen in zijn gezicht kan hij de kijker doen geloven dat hij ook nu weer een tobbende, oude man speelt die alle levenslust is kwijtgeraakt. De acteur is wederom perfect ge(type)cast voor de nieuwe film van Jim Jarmusch.

~

Bill Murray speelt de gepensioneerde Don Johnston, miljonair geworden doordat hij ‘ooit iets met computers deed’. Zijn saaie leven bestaat nu uit het kijken naar oude films en het afspelen van klassieke muziek. Zijn vriendin vlucht uit onvrede het huis uit en zijn neergang lijkt onafwendbaar, totdat er een roze envelop op zijn deurmat valt. De envelop bevat een roze brief, waarin met rode pen staat beschreven dat Don een negentienjarige zoon heeft die nu naar hem op zoek is. De brief is afkomstig van een oude liefde, maar Don heeft geen idee wie dat kan zijn. Met behulp van zijn nieuwsgierige buurman Winston gaat hij achter de afzender aan, met enkele bizarre ontmoetingen tot gevolg. De confrontatie met zijn verleden is pijnlijk; ooit was hij een ware Don Juan en kon hij de vrouwen prikkelen, nu is hij een oude man en relativeert hij alles met een portie gortdroge humor. De melancholie straalt van hem af.

Toegankelijk

Het is een genot om naar Bill Murray te kijken. Zijn vertolking van Don Johnston is het toppunt van minimalistisch acteerwerk. Als hij tijdens een etentje met één van zijn oude liefdes vijf worteltjes aan zijn vork rijgt, blijft hij er even naar staren voordat hij die in zijn mond stopt. Zijn wenkbrauw gaat er eventjes bij omhoog. De kijker weet gelijk wat hij voelt: verveling en ongeloof. Zijn Don Johnston is een outsider, een zwijgzaam figuur tussen allemaal kleurrijke personen op vreemde locaties. Niet nieuw dus voor Bill Murray. Trouwens, ook niet voor Jim Jarmusch. Ontheemding is een thema in bijna al zijn films. Zo voelde Roberto Benigni zich als enige Italiaan tussen allemaal Amerikanen al onthecht in Down by Law (1986) en was Forest Whitaker in Ghost Dog (1999) al helemaal een outcast: hij kon alleen nog maar communiceren met duiven. Broken Flowers is zeker toegankelijker dan deze films, wat vooral komt door de voorspelbaarheid van het verhaal. De zoektocht van Don volgt een clichématige structuur, maar blijft wel boeien doordat de film moeiteloos balanceert tussen komedie en tragiek.

Jim Jarmusch heeft een vakkundige film gemaakt. Met Broken Flowers heeft hij saaiheid heel fraai verbeeld. Dat is, naast de aanwezigheid van Bill Murray, mede te danken aan enkele sterke bijrollen van o.a. Sharon Stone (als één van zijn vroegere vrouwen) en Jeffrey Wright (als Winston). Daarbij zorgt de luchtige Ethiopische muziek ervoor dat je vrolijk de bioscoop verlaat.